2
‘Goed,’ zei assistent-hoofdcommissaris McLaughlin toen iedereen in de vergaderruimte van het hoofdbureau van de westelijke divisie een zitplaats had gevonden. ‘Het huis in Laburnum Way is verzegeld. Erin Doyle is in hechtenis genomen en Juliet Doyle is bij haar man in het ziekenhuis. Ik hoef jullie waarschijnlijk niet te vertellen dat we er een gigantische puinhoop van hebben gemaakt, dames en heren.’
McLaughlin had een vergadering belegd om een verklaring te vinden voor wat er zojuist was gebeurd en om te bepalen wat er nu moest worden gedaan en door wie. De kamer was afgeladen en er hing een gespannen sfeer. Hoewel er zich nog geen media bij het bureau hadden gemeld, voelde Annie de spanning in de lucht, hoorde ze het drummen van de tamtam al en zag ze de rooksignalen omhoogkringelen.
De AT-agenten zagen er in hun effen grijze T-shirts en camouflagebroeken uit alsof ze net uit de dichtstbijzijnde sportzaal kwamen. Annie zag dat ze gelijk had gehad, want één lid van het team was inderdaad een vrouw. Ze had haar een paar keer gezien op het politiehoofdkwartier van het graafschap in Newby Wiske toen ze daar was, en ze hadden elkaar toen kort, maar beleefd gegroet. Ze had echter niet geweten dat de vrouw was opgeleid tot AT-agente. Gelukkig had het hoofdbureau van de westelijke divisie de afgelopen tijd vrijwel geen gebruik hoeven maken van hun diensten. Er werkten vrij weinig vrouwen bij het korps en Annie nam aan dat ze wel erg goed moest zijn om deel te mogen uitmaken van het AT. De opleiding was loodzwaar en de lat lag erg hoog. De vrouwelijke agent had heel kortgeknipt, piekerig donker haar met daaronder een hartvormig gezicht met grote ogen, een kleine mond en een vrij donkere huid. Ze was klein, maar had een massief, gespierd bovenlichaam alsof ze veel aan krachttraining deed. Annie ving haar blik en knikte haar bemoedigend toe. Ze schonk Annie een grimmig en tegelijk verlegen, begripvol lachje en wendde haar hoofd af.
Een van de teamleden, een jong uitziende knul die Annie niet kende en die veel bleker was dan de rest, kauwde op het uiteinde van een balpen. De hand waarmee hij de pen vasthield beefde en je hoefde echt geen genie te zijn om te begrijpen dat hij degene was die had geschoten, het huis uit was komen rennen en in de border met vaste planten had overgegeven. Hij zag eruit alsof hij hooguit achttien was, maar Annie wist dat hij tegen de dertig moest zijn, want hij had de opleiding afgerond en de psychologische tests ondergaan die vereist waren voor een AT-agent.
‘Ik neem aan dat jullie allemaal weten wat er nu gaat gebeuren,’ ging McLaughlin verder toen iedereen een kop koffie voor zich had staan. ‘Ik draag de zaak over aan hoofdinspecteur Chambers van het Bureau Interne Onderzoeken en dan gaat het balletje rollen. Zodra we een algemeen beeld hebben, zullen we proberen te beslissen hoe we het beste verder kunnen gaan. Reg?’
Chambers schraapte zijn keel, leunde achterover in zijn stoel en legde zijn pen op zijn notitieblok. De knopen van zijn gilet spanden zich strak over zijn borst en buik. Annie vond dat hij de ietwat lachwekkende uitstraling had van een personage uit een roman van Dickens. Ze had ooit een paar weken met Chambers gewerkt en heel snel in de gaten gekregen waarom het BIO in Amerikaanse televisieprogramma’s altijd de ‘rattenstal’ werd genoemd.
‘Dank u, assistent-hoofdcommissaris,’ zei Chambers. ‘Laten we eerst maar even de feiten op een rijtje zetten, goed? Wie heeft het AT erbij gehaald?’ Hij sprak met Londens accent en dacht kennelijk dat hij hierdoor ontzettend chic klonk.
‘Dat heb ik gedaan,’ zei Gervaise. ‘Ons was verteld dat er een illegaal vuurwapen was aangetroffen in de slaapkamer van Erin Doyle in het huis van haar ouders in Laburnum Way. Juffrouw Doyle is daar onder de hoede van haar vader gebleven en haar moeder is het wapen bij ons komen aangeven.’
‘Lovenswaardig.’ Chambers schreef iets op en vroeg toen aan Gervaise: ‘Was er een reden om aan te nemen dat iemand in het huis gevaar liep?’
‘Nee,’ antwoordde Gervaise.
‘Of dat het wapen een bedreiging vormde voor iemand?’
‘Een geladen vuurwapen vormt altijd een bedreiging. Er was echter geen reden om aan te nemen dat Erin en Patrick Doyle van plan waren het wapen tegen elkaar of tegen iemand anders te gebruiken. Ze waren er beiden van op de hoogte dat Juliet Doyle, respectievelijk moeder en vrouw, naar het politiebureau was gegaan om de vondst te melden. Ze wisten dat we zouden komen.’
Chambers wreef langs de zijkant van zijn neus en kuchte. ‘Ik heb begrepen dat de dochter erg overstuur en kwaad was, omdat het wapen in haar kamer was gevonden?’
‘Uiteraard,’ zei Gervaise.
‘Maar u gelooft dus niet dat ze bang was voor de gevolgen en dat ze het wapen had kunnen gebruiken om te ontsnappen?’
Gervaise nam rustig de tijd voordat ze antwoord gaf. ‘Volgens mij had ze geen flauw idee van de mogelijke gevolgen,’ zei ze ten slotte. ‘Dat geldt voor een heleboel mensen in die situatie. Ze beseffen domweg niet dat ze iets verkeerds doen door een vuurwapen in huis te bewaren, ongeacht hoe het in hun bezit is gekomen. Ze hebben het immers niet gebruikt. Ik betwijfel of ze in de gaten had dat ze een ernstige misdaad beging. Waarschijnlijk verwachtte ze eerder een bedankje, omdat ze het van de straat had gehouden. Als ze er al van op de hoogte was natuurlijk.’
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Chambers.
‘Ik wijs er slechts op dat we in dit stadium in het onderzoek totaal geen bewijs hebben dat Erin Doyle ook maar iets te maken heeft met het wapen dat haar moeder op haar kledingkast heeft gevonden.’
‘Wilt u nu soms beweren dat het daar door iemand anders is neergelegd?’
‘Ik zeg alleen maar dat we het nog niet weten,’ zei Gervaise. Annie kon merken dat ze haar ergernis probeerde te onderdrukken.
‘Brigadier Haggerty van de balie heeft me verteld dat mevrouw Doyle naar inspecteur Banks vroeg,’ zei Chambers met een steelse blik op Annie. Annie wist dat Chambers en Banks elkaar niet mochten en dat ze sinds de reorganisatie waarbij Chambers’ afdeling naar het politiehoofdkwartier van het graafschap was verplaatst, meer dan eens de degens hadden gekruist.
‘Inspecteur Banks is een van mijn beste politiemensen,’ zei Gervaise. ‘Toevallig is hij net op vakantie.’
‘Buitengewoon verlof was het toch?’ vroeg Chambers met een zelfvoldaan lachje. ‘We weten toch allemaal dat hij de laatste tijd geen medicijnen meer gebruikt?’
‘Een welverdiende vakantie,’ zei Gervaise met opeengeklemde kaken. Ze keek naar Annie. ‘Volgens inspecteur Cabbot vroeg mevrouw Doyle in eerste instantie inderdaad naar inspecteur Banks. Waar wilt u daarmee naartoe?’
Chambers draaide zich om naar Annie. Zijn ogen vernauwden zich tot spleetjes. ‘Het klopt dus?’
‘Ja,’ zei Annie.
‘Enig idee waarom?’
‘Blijkbaar waren ze vroeger buren en zijn ze ook nadat inspecteur Banks uit de wijk verhuisde bevriend gebleven.’
‘Waarom zou ze speciaal naar hem hebben gevraagd?’
‘Omdat ze hem kende. Ik denk dat ze verwachtte dat hij met haar mee naar huis zou gaan om het wapen op te halen en naar het bureau te brengen.’
‘In plaats van de correcte procedure te volgen?’
Annie schoof ongemakkelijk heen en weer op haar stoel. ‘Ik denk dat inspecteur Banks’ eerste prioriteit zou zijn om de druk op de situatie te verlichten,’ zei ze, ‘en ervoor te zorgen dat niemand iets overkwam.’
‘En dat zou met onze prioriteit – de correcte procedure – niet kunnen worden bewerkstelligd?’
‘Met alle respect, maar het is niet aan mij om kritiek te leveren op de procedure en ik weet zeker dat wat inspecteur Banks ook had gedaan hij beslist binnen de grenzen van het aanvaardbare zou zijn gebleven.’
‘Ik zou die overtuiging graag met u delen,’ zei Chambers met een opgetrokken bovenlip.
‘Tja, we zullen het nooit weten, hè?’ zei Annie. ‘Hij was hier namelijk niet, dus blijft het giswerk.’
‘Zo kan het wel weer, inspecteur Cabbot,’ zei Chambers.
Annie wierp hem een minachtende blik toe.
‘Erin en Patrick Doyle verwachtten in wezen dus dat een oude vriend van de familie zou langskomen, de dochter streng zou toespreken en vervolgens voorgoed met het vuurwapen uit hun leven zou verdwijnen?’ vervolgde Chambers. ‘Probleem opgelost.’
‘Dat zou ik niet per se willen zeggen,’ wierp Annie tegen. ‘Ik weet niet wat ze precies verwachtten. Er is echt geen enkele aanleiding om aan te nemen dat inspecteur Banks op de een of andere manier de wet zou ontduiken of zou proberen om Erin Doyle te beschermen tegen vervolging voor een misdrijf dat ze mógelijk had begaan.’
Chambers grijnsde honend. ‘Tja, dat zullen we nu wel nooit weten, hè, inspecteur Cabbot? Hij was hier immers niet.’ Op zijn gezicht lag altijd een uitdrukking van afkeer, had Annie opgemerkt, alsof hij net iets heel onaangenaams had geroken of ingeslikt. Ze had het gevoel dat hij haar met zijn ogen uitkleedde wanneer hij naar haar keek. Zijn huid had wel wat weg van het glimmende roze plastic van een speelgoedpop en zijn lippen waren vol, nat en rood. Annie had veel zin om haar tong naar hem uit te steken, maar wist zich te beheersen. Dat zou kinderachtig zijn. In plaats daarvan glimlachte ze liefjes naar hem en dronk ze wat van de bittere, lauwe koffie.
‘Hier schieten we niet echt iets mee op, Reg,’ kwam McLaughlin tussenbeide, die, zo vermoedde Annie, zich heel goed bewust was van Chambers’ tekortkomingen. ‘Het gaat er hier niet om wat er onder andere omstandigheden zou kunnen zijn gebeurd. Zeker niet in dit stadium.’
‘Nee, assistent-hoofdcommissaris,’ zei Chambers met een nijdige blik op Annie. ‘Neemt u het me niet kwalijk. Ik probeerde alleen maar een algemene indruk van de gebeurtenissen te krijgen. Heeft iemand naar het huis van de Doyles gebeld om met de vader te praten en een beter idee van de situatie te krijgen?’
Gervaise zweeg even. ‘Wij dachten dat een telefoontje misschien te veel ophef zou veroorzaken, aangezien Erins moeder ons al had verteld dat haar dochter erg overstuur was, en dat Erin en haar vader zaten te wachten tot inspecteur Banks contact opnam.’
Chambers fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ook al is dat standaardprocedure voordat we met man en macht uitrukken?’
‘Zullen we het even hebben over het incident zelf, Reg?’ zei McLaughlin.
‘Wat u wilt.’ Chambers keek naar de jonge AT-agent. ‘Agent Warburton, kunt u ons in het kort in uw eigen woorden vertellen wat er heeft plaatsgevonden in Laburnum Way? Beperk u tot de feiten en hou het eenvoudig. Maak het niet mooier dan het is.’
‘Ja, hoofdinspecteur,’ zei Warburton, die in de houding ging zitten, als zoiets tenminste mogelijk was. Hij beschreef hoe het team had staan wachten, terwijl de wijkpolitie op de deur klopte en hun aanwezigheid aankondigde.
‘Maar er deed niemand open, klopt dat?’
‘Dat klopt.’
‘Hoeveel tijd verstreek er volgens u tussen de eerste keer dat de agenten hun aanwezigheid meldden en het moment dat jullie de deur openbraken?’
‘Dat is moeilijk te zeggen, hoofdinspecteur,’ zei Warburton. ‘Onder zulke omstandigheden kan tijd zich heel raar gedragen.’
‘Ik geef toe dat tijdwaarneming door extreme spanning kan worden beïnvloed,’ zei Chambers, ‘maar u kunt me toch wel een ruwe schatting geven? Seconden? Minuten? Uren?’
‘Hooguit een paar minuten.’
‘Een paar minuten? Goed. Een minuut kan heel lang duren.’
‘Ja, hoofdinspecteur.’
‘En hebt u in die tijd ook iets gehoord?’
‘Iets gehoord?’
‘Ja, binnen in het huis. Geluiden? Een ruzie of iets in die geest.’
‘Op een bepaald moment dacht ik dat ik stemmen hoorde. Pratende mensen.’
‘Hadden ze ruzie?’
‘Dat durf ik niet te zeggen, hoofdinspecteur. Het klonk gedempt.’
‘Maar het kan zijn dat ze met stemverheffing spraken?’
‘Dat denk ik wel, ja. Ik kon het niet horen.’
‘Goed. Wat gebeurde er toen?’
‘Toen duidelijk werd dat niemand de deur kwam opendoen, vonden wij het noodzakelijk om de deur open te breken. Agente Powell en ik, bedoel ik. Sinds de eerste melding kon er van alles zijn gebeurd. Misschien hield het meisje haar vader wel onder schot. Misschien wilde ze hem wel neerschieten.’
‘Niemand twijfelt aan uw beoordelingsvermogen, jongeman,’ zei Chambers. ‘Hoewel de pers daar wellicht enigszins vooringenomen ideeën over heeft.’
‘Ik vind dat ik in overeenstemming met de wet heb gehandeld, hoofdinspecteur, en ook met mijn opleiding. Ik zou het weer zo doen…’
‘Ja, ja. Het is al goed. Bespaar ons de rechtvaardiging voor uw handelen, agent Warburton. Wat gebeurde er nadat jullie het huis hadden betreden? U bent toch aan de voorkant naar binnen gegaan, samen met agente Nerys Powell, als ik me niet vergis?’ Chambers keek even naar agent Powell en uit die korte blik kon Annie duidelijk opmaken dat hij de aanwezigheid van een vrouw in het team afkeurde. Ze werkten allebei in het politiehoofdkwartier van het graafschap. Misschien was dit niet hun eerste aanvaring.
‘Ja,’ zei Warburton. ‘Agente Powell en ik gingen het pand binnen, zoals ons was opgedragen.’
Nerys Powell schonk hem triest een bemoedigend lachje.
‘Wat gebeurde er toen?’
‘De gang was heel lang en donker. Het was overdag, maar er kwam geen daglicht naar binnen.’
‘Had u een zaklantaarn bij u?’ vroeg McLaughlin.
‘Ja, hoofdinspecteur. Aan mijn riem.’
‘Hebt u die aangedaan?’
Warburton antwoordde niet meteen. ‘Nee,’ zei hij ten slotte. ‘Daar was gewoon geen tijd voor. Het ging allemaal zo ontzettend snel. Toen we binnenkwamen, drukte ik de lichtknop op de muur in, maar het peertje ging kapot.’
‘Vertel me eens wat er toen gebeurde.’
Warburton dronk wat water en wreef met beide handen over zijn gezicht. ‘Precies op het moment dat we langs de trap door de gang liepen, ging aan het eind van de gang aan de rechterkant een deur open. Ik wist uit de briefing dat het de deur naar de keuken was en de keuken was de plek waar het… waar meneer Doyle en zijn dochter volgens onze informatie zaten te wachten. Met het geladen vuurwapen. Ik hoorde iets kraken. Opeens stond er een gedaante in de gang, meer een schim eigenlijk, en ik had durven zweren dat hij met een zwaard of zoiets naar me zwaaide alsof hij ons elk moment kon aanvallen. Zoals ik net al zei, was het er nog steeds erg donker. Onze ogen hadden nog geen kans gehad om zich aan te passen en we hadden geen tijd om onze zaklamp te pakken. We wisten natuurlijk dat er een geladen wapen in het pand aanwezig was en ik… ik reageerde gewoon zo snel ik kon, meneer; dat zou iedere agent hebben gedaan.’
‘U vuurde dus een schot af?’
‘Ik schoot met mijn tasergun, hoofdinspecteur. Ja. Dat is wat we volgens onze instructies horen te doen wanneer we worden geconfronteerd met iemand die met een zwaard of een mes zwaait.’
‘Maar voor zover u wist was het wapen dat u daar moest ophalen toch een vuurwapen en was het aangetroffen in het bezit van Erin Doyle, niet van haar vader?’
‘Dat klopt. Het was echter heel goed mogelijk dat hij het in handen had gekregen.’
‘En dat hij opeens besloot om er voor de lol mee op een politieagent te schieten? Houdt u zich alstublieft aan de feiten, agent. U had het over een zwaard, niet over een pistool. Een zwaard dat in werkelijkheid een wandelstok was.’
Warburton slikte iets weg. ‘Tja, hoofdinspecteur. Strikt genomen wel, natuurlijk. Ik…’
‘Strikt genomen? Ik zou het heel interessant vinden om te horen hoe u het anders wilde noemen. Had meneer Doyle volgens u een reden om u aan te vallen met een zwaard? Of zelfs maar een wandelstok?’
‘Nee. We – ik – reageerde puur op de omstandigheden en deed wat ik volgens mijn opleiding moest doen. Er was geen tijd om te gissen. Misschien had hij zich voorgenomen om zijn dochter te verdedigen? Misschien was het na het vertrek van de moeder naar de politie tot hem doorgedrongen dat het meisje de gevangenis zou ingaan? Of misschien voelde hij zich bedreigd, omdat het allemaal niet zo verliep als hij had verwacht? Ik zou het u echt niet kunnen zeggen. Ik handelde instinctief.’
‘Zijn dat de gedachten die op dat moment door uw hoofd schoten of zijn het verklaringen die u naderhand hebt bedacht?’
‘Ik had niet echt tijd om dat soort dingen te bedenken. Niet op dat moment. In zo’n situatie waarin je snel moet handelen, val je voornamelijk terug op wat je bij de opleiding hebt geleerd. Dan gaat het niet om nadenken, om redenen zoeken. Dat doe je later pas.’
‘Waar mikte u op?’
‘Op de borstkas, hoofdinspecteur. Daar is het lichaam het breedst. Je gaat er gewoon niet van uit dat een taser iemand doodt.’
‘Dat weet ik, maar het is al eens eerder voorgekomen. U wist niet dat het gewapende agenten tegenwoordig wordt aangeraden om hun taser op een arm of been richten in plaats van de borst?’
‘Het was donker, ik voelde me bedreigd en ik wilde niet het risico lopen dat ik miste, hoofdinspecteur.’
Chambers schraapte zijn keel. ‘Hebt u enig idee waarom het zo lang duurde voordat er in het huis iemand in beweging kwam en jullie gedwongen waren de deur open te breken?’
‘Nee.’
‘Was u ervan op de hoogte dat meneer Doyle inspecteur Banks verwachtte, een oude vriend die alles zou komen oplossen?’
‘Nee, hoofdinspecteur, daar was ik niet van op de hoogte.’
‘Wist u dat hij na een recente knieoperatie met een wandelstok liep?’
‘Nee, dat wist ik niet, hoofdinspecteur.’ Warburton keek naar zijn leidinggevende, hoofdinspecteur Mike Trethowan van het AT-kader, die hem bemoedigend toeknikte. Trethowan was een ervaren hoofdinspecteur van een jaar of vijftig met een gedrongen, militaire bouw en een rode huid die Annie altijd in verband bracht met een hoge bloeddruk. Hij kwam echter altijd vrij rustig over, dus ze betwijfelde of dat de werkelijke oorzaak was. Misschien verbrandde hij gewoon snel in de zon. ‘Die informatie kwam bij onze briefing niet ter sprake,’ zei Warburton.
Chambers keek naar Gervaise. ‘Ik neem aan dat jij hier ook niet van op de hoogte was, Catherine?’
‘Nee,’ zei Gervaise. ‘Juliet Doyle had ons niet verteld dat haar man met een stok liep. Ik vermoed dat ze veel te gestrest was vanwege haar dochter.’
‘De reden is niet relevant. Dit had een wezenlijk onderdeel van de briefing moeten zijn. Een wézenlijk onderdeel. Je kunt mensen niet op basis van onbetrouwbare informatie de strijd in sturen. Het kan het verschil betekenen tussen leven en dood.’
Gervaise sloeg haar armen over elkaar. Annie wilde opmerken dat Tony Blair zich tijdens de oorlog met Irak ook weinig gelegen had laten liggen aan onbetrouwbare dossiers, maar bedacht dat dat op dit moment waarschijnlijk niet goed zou vallen. Ze werd zeker volwassen, dacht ze; ze stak haar tong niet uit en ze hield haar mond ook al stijf dicht.
Chambers legde zijn pen op het schrijfblok. Dat stond vol krullerige, spinnenwebachtige hanenpoten, zag Annie, waarvan de meeste loos gekrabbel leken. ‘Volgens mij kunnen we de bespreking nu wel afronden,’ zei hij. ‘Er zijn heel veel losse eindjes en nog veel meer onbeantwoorde vragen. Dit is slechts het begin.’
‘Nog één ding,’ zei Gervaise.
Chambers trok een wenkbrauw op. ‘En dat is?’
Gervaise negeerde hem en keek assistent-hoofdcommissaris McLaughlin aan. ‘Is het ons toegestaan om Erin Doyle te ondervragen? Voordat de kwestie vertroebeld raakt?’
Chambers sputterde tegen. ‘Ik zie niet in waarom dat…’
McLaughlin liet Chambers niet uitspreken en keek van hem naar Gervaise en terug. ‘Ik begrijp het probleem,’ zei hij. ‘Het gebruik van de taser is duidelijk iets wat door jou en jouw afdeling dient te worden onderzocht, Reg. Dat zal de onafhankelijke klachtencommissie van het korps ongetwijfeld ook eisen.’
Chambers knikte instemmend.
‘Daarnaast,’ ging McLaughlin verder, ‘zitten we met het vuurwapen zelf, de reden dat het AT-team bij het huis van de familie Doyle was. Je bent het vast wel met me eens, Reg, dat dit iets is wat apart moet worden onderzocht. We moeten zo snel mogelijk zo veel mogelijk informatie zien te achterhalen over het wapen en waar het vandaan komt, en volgens mij is ons eigen korps daar minstens net zo geschikt voor als welk ander korps dan ook. Of denk jij daar misschien anders over?’
‘De standaardprocedure schrijft iets anders voor.’
‘De standaardprocedure schrijft voor dat iemand anders het handelen van agenten Warburton en Powell en de rest van het AT-team dient te onderzoeken, dat is inderdaad zo, maar volgens dezelfde procedure is het niet per se een vereiste dat iemand van buitenaf het vuurwapen onderzoekt waarmee dit allemaal is begonnen en waarvoor wij erbij zijn gehaald. We kunnen nog niet eens aantonen dat er een onweerlegbaar verband bestaat met Erin Doyle.’
‘Maar de twee zaken houden absoluut verband met elkaar, assistent-hoofdcommissaris.’
‘Ja, natuurlijk houden de zaken verband met elkaar,’ zei McLaughlin. Hij keek naar Gervaise. ‘Waar is het vuurwapen nu?’
‘Op weg naar het forensisch instituut in Birmingham.’
McLaughlin knikte.
‘Ik sta erop dat ik aanwezig mag zijn bij alle gesprekken die worden gevoerd met betrekking tot deze kwestie, en tot de leden van het arrestatieteam en eventuele anderen die iets te maken hebben met het afvuren van de taser,’ eiste Chambers op hoge toon.
‘Kijk, daar ga je al, Reg,’ zei McLaughlin, terwijl hij een vaag glimlachje liet doorschemeren, ‘je noemt het nu al “deze kwestie”. Voor mij schept dat verwarring. Enerzijds hebben we te maken met een tasergun die door een agent in dienstverband is afgevuurd en anderzijds met de vondst van een geladen vuurwapen in de slaapkamer van een jonge vrouw. Ik wil graag weten waar dat wapen vandaan komt, wat de voorgeschiedenis ervan is, of het bijvoorbeeld ooit is gebruikt bij het plegen van een misdrijf en niet in de laatste plaats hoe het in vredesnaam in Erin Doyles slaapkamer verzeild is geraakt. Nu ben ik me er terdege van bewust dat er een verband is – de agenten waren daar ten slotte om het wapen op te halen – maar bij mijn weten is het pistool in “deze kwestie” niet gebruikt, of heb ik dat verkeerd? Niemand heeft toch in Laburnum Way een schotwond opgelopen? Voor zover ik heb begrepen, is het wapen waar het ons om te doen is voortdurend in een theedoek gewikkeld geweest, vanaf het moment dat agent Powell het meenam tot het moment dat we het naar Birmingham zonden. Dat toont het logboek duidelijk aan.’
‘Laten we wel wezen,’ merkte Gervaise nu op, ‘zodra de media hier lucht van krijgen, is het hek natuurlijk van de dam. Dan worden we allemaal onder een vergrootglas gehouden – niet alleen vanwege de afgeschoten taser, maar ook vanwege het geladen pistool – en dan wordt alles nog meer vertroebeld dan het nu al is. Dan worden er vragen gesteld in het parlement, volgt er een onderzoek door het ministerie van Binnenlandse Zaken, komt er een overheidsrapport…’
‘Ja, ja,’ zei McLaughlin. Hij wreef over zijn voorhoofd. ‘Dat besef ik heel goed, Catherine. Daar hoef je me echt niet aan te herinneren. Ik besef ook dat het hoofdinspecteur Chambers weinig kan schelen hoe ik erover denk. Ik heb hier echter wel nog steeds de leiding en ik heb er geen enkel bezwaar tegen dat je Erin Doyle verhoort, zolang je je beperkt tot de kwestie van het vuurwapen en ervoor zorgt dat ze juridische bijstand heeft. Hoe eerder, hoe beter.’
‘En mijn verzoek om daarbij aanwezig te mogen zijn?’ onderbrak Chambers hem, die probeerde zo veel mogelijk van zijn waardigheid te redden.
Voordat McLaughlin erop in kon gaan, werd er zacht op de deur geklopt. Annie wist dat de assistent-hoofdcommissaris nadrukkelijk had aangegeven dat ze niet mochten worden gestoord, dus ze keek er niet van op toen hij nors snauwde: ‘Wat is er?’
Harry Potter opende met een grimmig gezicht de deur op een kier en stak zijn hoofd om de hoek. ‘Het spijt me dat ik u stoor, hoofdinspecteur,’ zei hij tegen Gervaise, ‘maar het ziekenhuis vond dat u het moest weten. Het gaat over meneer Doyle. Patrick Doyle. Hij is tien minuten geleden overleden. Het spijt me, hoofdinspecteur.’
Toen Tracy Banks die avond rond halfzes thuiskwam van haar werk, was ze verhit, moe en chagrijnig. Het verkeer op Otley Road stond bijna helemaal tot aan The Original Oak vast en haar bus had er bijna een uur over gedaan om de korte afstand vanuit het centrum kruipend af te leggen. Het was ook nog een vervelende dag geweest in de boekwinkel. Die avond kwam er een heel bekende misdaadauteur in de winkel langs en ze had een groot deel van de dag aan de telefoon gehangen om exemplaren van zijn oudere titels los te peuteren bij een aantal onwillige uitgevers, boeken die weken geleden al waren toegezegd, maar nog steeds niet waren gearriveerd. Nou ja, dat was haar probleem niet meer. Ze konden de pot op, dacht ze. Dat mocht Shauna, de bedrijfsleider, lekker oplossen. Zij mocht na afloop tenslotte ook met de schrijver en zijn entourage mee voor een luxe diner en een trits gratis drankjes bij Maxi’s. De enige dingen die Tracy nu wilde, waren een joint en een beetje rust. Ze hoopte dat Erin nog steeds bij haar ouders thuiszat. Het weekend was zonder haar aanwezigheid heerlijk ontspannen geweest en Tracy had totaal geen behoefte aan een nieuwe ruzie.
Ondanks de overwoekerde tuin zag het huis er veel indrukwekkender uit dan het was, vond Tracy altijd wanneer ze over het pad naar de degelijke, zandstenen gevel liep waarin de ramen met verticale spijlen waren afgezet. Het telde drie slaapkamers, voor ieder van hen één, een gemeenschappelijke badkamer en toilet, een grote woonkamer met een hoog plafond en een tochtig erkerraam. Het kostte een vermogen om het ’s winters te verwarmen, want er was geen dubbel glas. De keuken was groot genoeg om als gemeenschappelijke eetruimte dienst te doen, ook al kwam het zelden voor dat ze met zijn drieën aten.
Gelukkig konden Tracy, Rose en Erin het meestal wel vinden samen, ook al kon je waarschijnlijk nergens drie personen in één pand vinden die zoveel van elkaar verschilden als zij. Erin was slordig en nonchalant, en maakte overal waar ze kwam een enorme bende. Rose was een beetje een boekenwurm en hoewel ze haar spullen meestal wel aan kant hield, viel de rommeligheid in huis haar zelden op en leefde ze heel tevreden in haar eigen wereldje. En Tracy, tja, ze wist niet zo goed hoe ze zichzelf moest omschrijven, behalve dan dat ze tegenwoordig vaak heel boos was, meestal om niets in het bijzonder, en lichtelijk ontevreden over wat het leven haar te bieden had. Nee, eerlijk gezegd niet lichtelijk, maar juist heel erg. Zo hoorde het helemaal niet te zijn, wat dat ‘zo’ ook mocht betekenen. Ze heette trouwens geen Tracy meer; de meeste mensen noemden haar tegenwoordig Francesca.
Ondanks de onderlinge verschillen hadden ze met zijn drieën best lol en op de een of andere manier werkte het, ook al was Tracy tot de ontdekking gekomen dat zij uiteindelijk altijd weer degene was die de rotzooi schoonmaakte en opruimde, eenvoudigweg omdat ze er depressief van werd, niet omdat ze zo netjes van aard was. Ze hadden het er meer dan eens over gehad en de anderen hadden beloofd beter hun best te zullen doen, maar het bleef een probleem. Rose deed tenminste nog zo nu en dan een poging wanneer ze eraan dacht.
Rose was nieuw en had de plaats ingenomen van Jasmine, die vier maanden geleden was vertrokken omdat ze ging trouwen. Tracy kende Erin al vanaf het moment dat ze naar Eastvale was verhuisd en ze als kleine kinderen naast elkaar in dezelfde straat woonden. Ze waren even oud, hadden samen de openbare scholengemeenschap en de universiteit bezocht, en woonden nu allebei in Leeds, waar ze allebei bepaald niet het soort baan hadden dat zijzelf, of hun ouders, in gedachten hadden gehad.
Toen Tracy de woonkamer binnenkwam, sprong Rose op om haar sigaret uit te drukken. Er mocht in huis niet worden gerookt en Rose ging meestal naar de achtertuin, dus Tracy had meteen in de gaten dat er iets aan de hand was. Een emotionele crisis kon ze er nu echt niet bij hebben.
‘Wat is er?’ vroeg ze.
Rose ijsbeerde over de vloerbedekking heen en weer, iets wat ze nog nooit eerder had gedaan. ‘De politie is hier vandaag geweest.’
‘De politie? Wat wilden ze?’
Rose bleef even staan en keek haar aan. ‘Ze hebben het hele huis doorzocht.’
‘Het hele huis doorzocht? Ze hebben toch niet…?’
‘Nee. Rustig maar. Het ging hun vooral om Erins kamer en zo te zien hadden ze haast.’
‘Maar waarom dan? Wat zochten ze?’
‘Dat wilden ze niet zeggen.’
Tracy streek met een hand over haar haren. ‘Jezus,’ zei ze. Ze stond op en liep naar de keukendeur. ‘Ik moet echt een stickie hebben.’
‘Dat gaat niet,’ riep Rose haar na.
‘Wat bedoel je?’
‘Dat gaat niet. Ik… ik heb het doorgespoeld.’
‘Doorgespoeld! Rose, er was nog minstens vijftien gram uitstekende wiet. Waarom…’
‘Nou, stel nou eens dat ze waren teruggekomen en alle blikken en potten hadden opengemaakt? Jij was er niet. Je weet niet hoe het is om de politie over de vloer te hebben die overal rondsnuffelt en allerlei vragen stelt. Ze hebben zo’n manier van je aankijken alsof ze geen woord geloven van wat je zegt.’
En of ik weet hoe dat is, dacht Tracy. Ik heb bijna twintig jaar met zo iemand in één huis gewoond. Dat wist Rose natuurlijk niet. Rose hoorde bij haar nieuwe leven. Ze had tegen Rose gezegd dat ze Francesca Banks heette, omdat ze Tracy een ontzettend suffe naam vond, en haar verteld dat haar vader gepensioneerd ambtenaar was, een voormalige bureaucraat, een ouwe zak, en dat haar moeder in Londen woonde, waarvan in elk geval de helft waar was. En als een erfgename die haar fortuin geheimhoudt om er zeker van te zijn dat niemand om de verkeerde redenen verliefd op haar wordt, had Tracy ook nooit rondgebazuind dat Brian Banks van The Blue Lamps, die met hun nieuwste cd hoog in de hitlijsten stonden en die door iedereen werden getipt als favorieten voor een Mercury Prize, haar broer was. Omdat ze als kind al bij hen over de vloer kwam, wist Erin het natuurlijk wel, maar ze had beloofd om Tracy’s geheimen te bewaren en mee te doen aan het bedrog, omdat ze het wel gaaf en lollig vond.
‘Allemachtig,’ zei Tracy. Ze ging weer zitten. ‘Vijftien gram wiet.’ Ze liet haar hoofd in haar handen zakken. ‘Heb je enig idee wat dat me heeft gekost?’
‘Neem wat te drinken,’ bood Rose opgewekt aan. ‘Er is nog wat gin over.’
‘Ik wil verdomme geen gin.’ Eerlijk gezegd moest Tracy niet zoveel hebben van alcohol of de invloed ervan. Ze dronk alleen maar omdat haar vriendinnen dronken. Soms dronk ze te veel; dan wiebelde ze op haar hoge hakken door het centrum van de stad, stond ze in steegjes en achterafstraatjes te kotsen, en belandde ze uiteindelijk in een onbekend bed. Ze dronken allemaal mixdrankjes, net gekleurde limonade, maar dan met een flinke kick. Tracy gaf de voorkeur aan een lekkere joint en soms xtc. Een onschuldig verzetje.
‘Moet je horen,’ zei Rose, ‘het spijt me echt ontzettend, maar ik was doodsbang. Ik stond te trillen als een gek, omdat ik bang was dat ze het tijdens hun zoektocht zouden vinden. Jij zou precies hetzelfde hebben gedaan. Ik wist zeker dat ze zouden merken dat ik zenuwachtig was en dan zouden denken dat ik iets te verbergen had. Ik heb het spul direct na hun vertrek door de wc gespoeld. Het spijt me. Ze konden zo terugkomen. Ze kunnen nog steeds terugkomen.’
‘Oké,’ zei Tracy, die genoeg had van het onderwerp. ‘Oké, laat ook maar. Hebben ze je ook vragen gesteld?’
‘Het was hun alleen om Erin te doen en het ging alleen maar om vage, algemene dingen, of ze een vriendje had, wat ze precies deed, wie hier nog meer woonde.’
‘Zochten ze haar? Vroegen ze of jij wist waar ze was?’
‘Nee.’
‘Heb je mijn naam genoemd?’
‘Ik moest wel, hè? Ze komen er toch wel achter dat jij hier ook woont.’
‘En Jaff?’
‘Nou ja, hij is toch haar vriend? Ik moest hun wel vertellen wie hij was. Waarom zou ik dat niet doen?’
‘Jezus mina. Heb je hun ook zijn adres gegeven?’
‘Ik weet zijn adres helemaal niet. Ik weet alleen dat hij aan het kanaal woont. Denk je dat het iets met hem te maken heeft?’
‘Waarom zou het iets met hem te maken hebben?’
‘Weet ik veel,’ zei Rose. ‘Ik weet dat jij hem leuk vindt, maar ik heb hem altijd een beetje onbetrouwbaar gevonden. Die opzichtige kleding en auto van hem, al die sieraden en dat dure Rolex-horloge. Hoe komt hij aan al dat geld? Hij heeft iets waardoor het me helemaal niet zou verbazen als de politie interesse voor hem heeft, dat is alles; er is gewoon iets aan hem wat niet helemaal klopt. Het gaat vast om drugs.’
‘Zou kunnen,’ zei Tracy. Ze snapte best wat Rose bedoelde. Ze koesterde eigenlijk dezelfde vermoedens over Jaff, maar had ook een oogje op hem en het kon haar niet schelen dat hij misschien een beetje onbetrouwbaar was. Hij had in elk geval wel altijd wiet of iets te snuiven bij zich. En dat onbetrouwbare was juist iets wat Tracy ontzettend aantrok, die brutale, roekeloze uitstraling van een bandiet. Dat vond ze juist wel spannend. Dat was ook meteen een deel van het probleem. Hij was niet alleen knap, slim, een echte charmeur en misschien een beetje crimineel, maar ook nog eens Erins vriend.
Misschien had het politiebezoek inderdaad iets met Jaff te maken. In dat geval moest ze hem waarschuwen, hem laten weten wat er was gebeurd. Er bestond een goede kans dat ze eerder bij hem was dan de politie. Wat had die achterlijke trut van een Erin verdomme uitgehaald? Wat het ook was, het moest in Eastvale zijn gebeurd, in het huis van haar ouders, want Rose had gezegd dat ze daar naartoe was gegaan. Tracy hoopte dat haar eigen vader dit niet te horen zou krijgen, maar toen schoot het haar te binnen dat hij ergens in een ander deel van de wereld de wonden van zijn verbroken relatie zat te likken. Ze wist niet eens waar hij precies uithing, alleen maar dat hij pas de week erop zou terugkomen.
‘Hebben ze verder nog iets gezegd?’ vroeg ze.
Rose fronste haar wenkbrauwen. ‘Alleen maar dat ze een huiszoekingsbevel hadden en het huis mochten doorzoeken. Ze hebben me het laten zien, maar ik kreeg niet de kans om het te lezen. Er had wel van alles kunnen staan. Terwijl de anderen boven waren, bleef een van hen hier beneden; hij snuffelde een beetje in de laden en onder de kussens en zo, maar echt grondig was hij niet. Zoals ik net al zei, ging hun belangstelling vooral uit naar Erin. Ik mocht niet eens mee naar boven. Godzijdank hebben ze niet in de kruidenpotjes en zo gekeken. Ik was doodsbenauwd dat ze monsters zouden nemen of aan het basilicum zouden ruiken.’
‘Ik vraag me eigenlijk af waarom ze dat niet hebben gedaan,’ zei Tracy. ‘Als ze op zoek waren naar drugs, zou je toch denken dat ze die dingen juist extra goed onderzoeken? Het is nou niet bepaald de allerbeste verstopplaats, een potje met “basilicum” op het etiket.’
Rose schokschouderde. ‘Ze hebben het in elk geval niet gedaan. Misschien ging het wel om iets anders. Het kwam namelijk niet echt over als een drugsinval. Niet dat ik weet hoe die in hun werk gaan, hoor, maar ze hadden geen drugshonden bij zich en volgens mij hadden ze ook een beetje haast. Het leek wel alsof ze naar iets speciaals op zoek waren, met name in Erins kamer. Waarom bel je haar niet even? Je hebt het nummer van haar ouders toch?’
Tracy knikte. Ze kende het nummer uit haar hoofd. Ze wist ook dat de telefoon van de Doyles nummerherkenning had en het nummer van iedereen die belde opsloeg. Opeens drong het tot haar door dat het er helemaal niet toe deed. De politie was hier al geweest. Ze wisten al dat Erin in een huis in Leeds woonde. Ze kenden Tracy’s naam natuurlijk ook, haar echte naam, en wisten dat zij hier eveneens woonde. Er werden echt geen slapende honden wakker gemaakt als iemand vanaf dit nummer belde en naar Erin vroeg. En misschien kon meneer of mevrouw Doyle haar iets vertellen.
‘Jij was hier vrijdagochtend toen ze langskwam om haar spullen op te halen,’ zei Tracy. ‘Hoe gedroeg ze zich toen? Heeft ze iets gezegd wat jij vergeten bent aan mij door te geven?’
‘Nee. Ze was woedend, meer niet. Ontzettend chagrijnig. Ze zei helemaal niets, behalve toen ik vroeg waar ze naartoe ging en toen zei ze alleen maar dat ze een paar dagen naar huis ging. Toen stormde ze weg.’
Dat klonk alsof Erin over haar toeren was, dacht Tracy. Ze liep naar de gang, nam de hoorn van de haak en draaide het nummer van Erins ouders. De telefoon ging over; na een tijdje nam iemand op en hoorde ze een mannenstem.
‘Hallo,’ zei Tracy. ‘Spreek ik met meneer Doyle?’
‘Met wie spreek ik?’
‘Bent u meneer Doyle, de vader van Erin?’
‘Ik wil graag weten met wie ik spreek. Wie ben je?’
Tracy hing op. Het was Patrick Doyle niet. Ze herkende de klank van de stem van een politieman uit duizenden. Waarom nam een politieagent de telefoon van de Doyles op? Waar waren Erins vader en moeder? Diep binnen in haar woelde een onrustig gevoel dat als een klamme, winterse kou door haar vlees naar buiten drong. Er was iets mis, misschien wel heel erg mis, en Erin was niet de enige die erbij betrokken was. Ze griste haar zwarte spijkerjack en schoudertas van de kapstok in de gang en stak haar hoofd nog even om de hoek van de deur van de woonkamer. ‘Ik ga even weg, Rose. Maak je geen zorgen. Gewoon rustig blijven, oké?’
‘Ja maar, Francesca, je kunt me niet zomaar in de steek laten. Ik ben hartstikke bang. Stel nu dat…’
Tracy brak Rose’ protest af door de deur dicht te trekken. Op de een of andere bizarre manier lukte het haar bijna om zichzelf wijs te maken dat Rose helemaal niet tegen háár praatte. Ze heette immers niet echt Francesca?
Later die middag zat Erin Doyle als een triest hoopje in het kantoor van hoofdinspecteur Gervaise; haar asblonde haar, dat duidelijk zeer vakkundig was geknipt, hing in nonchalant warrige lokken over haar schouders, haar wangen zaten vol tranen, ze had donkere plekken onder haar ogen van het huilen en een ziekelijk bleke huid. Haar gezicht stond knorrig en haar vingernagels waren tot op het vlees afgekloven. Juliet Doyle had gezegd dat Erins kledingkeuze en uiterlijk er in het afgelopen halfjaar enorm op vooruit waren gegaan, maar daar was nu niet veel van te zien.
Juliet Doyle was naar Harriet Weaver gegaan, een vriendin en overbuurvrouw van haar in Laburnum Way. De verstandhouding tussen moeder en dochter was zo gespannen dat Erin beter ergens anders kon logeren. Patricia Yu, de agente die het gezin begeleidde, was al op zoek naar onderdak ergens in de omgeving, en zou later het contact onderhouden tussen de Doyles en de politie. Na haar verhoor zou Erin vrijwel zeker op borgtocht door de politie worden vrijgelaten. Ze konden haar na de gebeurtenissen rond haar vader moeilijk in bewaring stellen. Om te beginnen zouden de media dan door het lint gaan en daarnaast zag Annie ook wel in dat het bijzonder gevoelloos zou zijn om het meisje na de dood van haar vader de nacht in een cel te laten doorbrengen, zelfs als de politie tijdens het ophanden zijnde verhoor dingen ontdekte die het bewijs vormden van haar betrokkenheid.
Zowel hoofdinspecteur Gervaise als assistent-hoofdcommissaris McLaughlin vond dat het verhoor het beste in de relatief aangename omgeving van Gervaises kantoor kon plaatsvinden. Erin had pas een paar uur geleden te horen gekregen dat haar vader dood was en een groezelige verhoorkamer leek hen geen geschikte plek.
Er zaten maar vier mensen in de ruime kamer. Gervaise zat in het politiehoofdkwartier van het graafschap te vergaderen met McLaughlin en de hoofdcommissaris, dus nu zat Annie op de stoel van de hoofdinspecteur tegenover Erin, die aan de andere kant van het bureau zat. Er was een extra stoel gehaald voor Erins advocaat, Irene Lightholm, en voor hoofdinspecteur Chambers, aan wiens verzoek om erbij aanwezig te zijn gehoor was gegeven. Annie hoopte maar dat die dikke hufter haar niet steeds zou onderbreken. Datzelfde gold ook voor Irene Lightholm, die als een roofvogel met haar kromme neus op de punt van haar stoel zat. Haar hagelwitte notitieblok lag op de geplooide grijze stof van haar rok die haar dunne bovenbenen bedekte.
Er was afgesproken dat Annie als Gervaises assistent de ondervraging zou leiden, en ze was volgens de gemaakte afspraken verplicht zich te beperken tot de kwestie van het geladen pistool en alles wat te maken had met de dood van Erin Doyles vader of de handelingen van het AT te vermijden. Ze zou voortdurend voorzichtig moeten laveren en had het idee dat het niet gemakkelijk zou worden. Zoals McLaughlin al eerder had opgemerkt, waren de twee zaken nauw met elkaar verbonden. Annie had het gevoel dat alles haar tegenzat: de mentale toestand van het arme meisje, de zeer alerte advocaat, Chambers met zijn geniepige oogjes. Het leek haar het beste alles maar te negeren. Ze zou zich op Erin concentreren, rustig blijven en gewoon doorgaan. Ze handelde de formaliteiten zo snel en geruisloos mogelijk af, en stak van wal.
‘Ik vind het heel erg van je vader, Erin,’ zei ze.
Erin zei niets. Ze staarde naar het bureaublad en beet op een vingernagel.
‘Erin? Ik moet echt even met je praten. Ik begrijp heel goed dat je overstuur bent en naar je moeder toe wilt, maar kun je alsjeblieft eerst een paar vragen beantwoorden? Dan mag je daarna weg.’
Erin mompelde iets. Ze kauwde nog steeds op haar vingernagel, dus het viel niet mee haar te verstaan.
‘Wat zei je?’ vroeg Annie.
‘Ik zei dat ik helemaal niet naar mijn moeder toe wil.’
‘O, nou, ik weet wel dat ik bij de mijne zou willen zijn,’ zei Annie. Als ik haar nog had, dacht ze.
‘Ze heeft me erbij gelapt,’ zei Erin. Ze legde haar gevouwen handen nu handenwringend op schoot. Ze tuurde nog steeds naar het bureaublad en haar stem klonk zacht, waardoor de woorden moeilijk te onderscheiden waren. ‘Hoe zou u zich in die situatie voelen?’
‘Ze deed wat haar het beste leek,’ zei Annie.
Erin wierp haar een vernietigende blik toe. ‘Logisch dat u dat zegt.’
‘Erin, dat is niet waarover ik met je wilde praten, hoeveel verdriet je er ook van hebt of hoe akelig je je ook voelt. Ik wil graag dat je me het een en ander over het pistool vertelt.’
Erin schudde haar hoofd.
‘Hoe kom je eraan?’
‘Ik weet er helemaal niets van af.’
‘Waarom heb je het met je mee naar huis genomen en het boven op je kledingkast verstopt?’
Erin haalde haar schouders op en peuterde aan een vingernagel.
‘Wie heeft je dat pistool gegeven, Erin?’
‘Niemand.’
‘Iemand moet het je toch hebben gegeven? Of heb je het zelf gekocht?’
Erin gaf geen antwoord.
‘Bewaar je het misschien voor iemand?’
‘Nee. Hoe komt u daar nou weer bij?’
Annie besefte dat ze geen steek opschoot en had ook niet het idee dat daar in korte tijd verandering in zou komen. Het was allemaal nog te rauw en verwarrend. Ze kwam in de verleiding om het gesprek te beëindigen en Erin naar het hotel of de B&B te sturen, die Patricia Yu voor haar had geregeld, maar daar was ze te volhardend voor. ‘Was het iemand in Leeds?’ vroeg ze.
Geen antwoord.
‘Je vriend misschien?’
‘Ik heb geen vriend.’
‘Och, kom nu toch,’ kwam Chambers tussenbeide. Hij probeerde vaderlijk te klinken. ‘Zo’n knap, jong meisje als jij?’ Hij klonk als een vieze oude man, vond Annie.
Erin negeerde hem met de zwijgende minachting die de vraag verdiende. Aan haar houding en lichaamstaal kon Annie wel zien dat haar gevoel van eigenwaarde op dat moment heel laag was en dat ze zichzelf zeker niet als een ‘knap, jong meisje’ beschouwde.
Annie keek Chambers afkeurend aan en vervolgde. ‘Ja, natuurlijk wel. Geoff heet hij toch? Wil je dan niet dat hij weet waar je bent?’ Annie kon de blik die Erin haar toewierp niet goed plaatsen. Ze ging verder. ‘Heeft Geoff jou dat pistool gegeven? Is dat soms de reden dat je niet over hem wilt praten?’
Erin zei nog steeds niets.
‘Ben je bang voor hem? Is dat het? Ik zou ook bang zijn voor iemand die een geladen vuurwapen in huis had.’
‘U begrijpt er echt helemaal niets van.’
‘Help me dan. Ik wil het juist graag begrijpen.’
Geen reactie.
‘Allemachtig, hier schieten we echt totaal niets mee op,’ gooide Chambers eruit.
‘Ik heb het gedaan,’ zei Erin. Ze fluisterde en vermeed nog steeds hun blik.
‘Wat heb je gedaan, Erin? Het pistool mee naar huis genomen?’ vroeg Annie. Ze boog zich naar voren om het antwoord te kunnen verstaan. Dat was echter niet nodig. Erin schoot overeind, keek haar recht aan en sprak met een heldere, maar trillende stem.
‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik heb hem vermoord,’ zei ze. ‘Mijn vader. Het was mijn schuld. Ik…’
‘Zeg, wacht eens even,’ brulde Chambers. Hij keek naar Irene Lightholm, die geboeid op het puntje van haar stoel was blijven zitten in plaats van haar cliënt op te dragen om haar mond te houden.
Erin schonk geen aandacht aan Chambers en de advocaat. Annie had het gevoel dat ze iets kwijt wilde voordat ze alle controle verloor. Het deed er niet toe tegen wie ze het had; het moest haar gewoon van het hart. ‘Het is mijn schuld. Wat mijn vader is overkomen.’ Ze gluurde van Chambers naar haar advocaat. ‘We hoorden gebons op de deur en luide stemmen die riepen dat we open moesten doen. Mijn vader vroeg mij om open te doen, omdat zijn knie pijn deed en hij door alle stress ook pijn op zijn borst had gekregen. Angina. Ik… ik zei dat hij kon oprotten. Ik zei dat hij me verdomme kon uitleveren als hij dat dan per se wilde, dat ik dat niet kon voorkomen, maar dat ik het verrekte om zelf de deur open te doen voor de Gestapo die me kwam halen.’ Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en begon te huilen. ‘Ik heb het gedaan,’ zei ze tussen haar vingers door. ‘O, ik hoop dat God me vergeeft. Ik heb hem vermoord. Ik heb papa vermoord. Het is allemaal mijn schuld.’
Irene Lightholm had eindelijk haar tong teruggevonden. ‘Ik neem aan dat u wel begrijpt dat mijn cliënt erg van streek is door de dood van haar vader,’ zei ze. ‘Ik heb begrepen dat ze niet in staat van beschuldiging is gesteld en voor zover ik het kan zien hebt u daar ook niet voldoende bewijs voor. Daarom ben ik van mening dat we dit gesprek nu meteen dienen te beëindigen en dat u mijn cliënt op borgtocht moet vrijlaten.’
‘Dat ben ik helemaal met u eens,’ zei Chambers. ‘Dit gesprek is beëindigd. Per direct.’
Annie vroeg zich af of hij eigenlijk wel in de gaten had dat hij de verdediging steunde. Ze negeerde hen beiden, liep om het bureau heen, bukte voorover en sloeg een arm om Erins schouders. Ze had weerstand verwacht of een agressieve reactie, maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan drukte Erin haar gezicht tegen Annies schouder, greep ze haar stevig vast en snikte ze hartverscheurend.