9
Banks zat al sinds woensdagmiddag vijf voor vijf in het vliegtuig en toen het eindelijk ophield met rondcirkelen boven Heathrow en de langzame afdaling inzette, was het op zijn horloge drie uur in de ochtend. Buiten was het helder en licht. Banks had geen oog dichtgedaan – dat deed hij nooit aan boord van een vliegtuig – maar had tenminste geen alcohol gedronken; hij had gehoord dat onthouding hielp om jetlag tegen te gaan. Het eten was afschuwelijk geweest en het filmaanbod al niet veel beter. Hij had een tijdje in De Maltezer valk zitten lezen tot zijn ogen te moe werden, en toen zijn iPod tevoorschijn gehaald en naar Angela Hewitts uitvoering van Bachs pianoconcerten geluisterd. De omgevingslawaai onderdrukkende koptelefoon die hij voor de reis had aangeschaft, was peperduur geweest, maar was het geld dubbel en dwars waard. De muziek klonk helder en duidelijk, terwijl de rest slechts zacht murmelend op de achtergrond hoorbaar was. Op de een of andere manier had Bach tijdens de vlucht een kalmerende, ontspannende uitwerking op hem die andere muziek niet had.
Al snel volgde het verzoek om alle elektronische apparatuur uit te zetten, gevolgd door de informatie dat het op dat moment in Londen donderdagochtend vijf over elf was en dat het er ongeveer achttien graden Celsius was. Banks borg zijn iPod en koptelefoon op, en pakte zijn boek nog even om de laatste minuten door te komen. Gelukkig was het niet verboden om tijdens de afdaling het ouderwetse gedrukte woord te lezen. Nog niet.
Toen ze vanuit het oosten de afdaling inzetten, zag hij tussen de wolken door onder hen Londen liggen: de kronkelende Theems, de groene flard van een groot park, Tower Bridge, drukke straten en groepjes gebouwen, een vertrouwde aanblik die glansde in het felle zonlicht. Het was zo te zien een prachtige dag, maar het enige wat hij wilde was in bed kruipen. Hij had in de West End een hotelkamer gereserveerd en was van plan het weekend in Londen te blijven om een paar oude vrienden op te zoeken voordat hij op maandagochtend met de trein naar het noorden zou teruggaan. Hij hoopte dat de hotelkamer klaar was wanneer hij aankwam.
Het vliegtuig hobbelde over de landingsbaan en na een lange rit over de grond bleef het naast de vliegtuigslurf van de gate staan. Binnen de kortste keren schuifelde Banks met andere vermoeide reizigers door de kilometerslange gangen naar de paspoortcontrole. De rij bij het EU-loket was niet lang, dus was Banks al snel aan de beurt om naar de beambte te lopen en zijn paspoort te overhandigen. Ze vergeleek de foto met zijn gezicht, haalde het document door de computerscan, keek nog eens goed en draaide zich toen om. Twee potige mannen die op de achtergrond de zojuist gelande passagiers in de gaten hielden, kwamen naar hen toe.
‘Meneer Banks? Als u even met ons wilt meekomen,’ zei een van hen op een toon waaruit duidelijk was op te maken dat het geen vraag was.
‘Wat is er…?’
‘Alstublieft, meneer.’ De man pakte hem bij zijn arm en haalde hem uit de rij.
Banks had dit zelf talloze keren bij anderen gedaan – hoewel onder totaal andere omstandigheden – en wist dus dat hij geen antwoord hoefde te verwachten. Misschien dachten ze wel dat hij een terrorist was. Misschien gingen ze hem wel waterboarden. Ze konden met hem doen wat ze wilden en hij kon er helemaal niets tegen beginnen. Grote kans dat het iets te maken had met die MI6-kwestie van eerder die zomer, dacht hij. Hij had er toen een ongelooflijke rotzooi van gemaakt en er ook een paar heel gevaarlijke vijanden bij gekregen. Die lui hadden een olifantengeheugen; ze vergaten nooit iets. Was dit soms hun manier om hem terug te pakken voor wat hij had gedaan? Hoe serieus meenden ze het eigenlijk? Wat het ook was, ze zouden niet toestaan dat hij iets zei totdat ze waren aangekomen waar ze naartoe gingen. Hij voelde paniek opwellen in zijn borstkas; zijn hart bonsde en het kostte hem de grootste moeite om adem te halen. Ook voelde hij zich slap en draaierig door de jetlag en het slaapgebrek. En de angst.
Ze namen hem mee door een gang die naar de bagageband leidde; daar gingen ze door een zware deur aan de linkerkant waarop stond aangegeven ALLEEN GEAUTORISEERD PERSONEEL. Na nog een paar bochten en hoeken in schemerige, bedompte gangen bereikten ze een kantoordeur waar niets op stond. Een van de mannen deed de deur open en de andere zorgde er met een vriendelijke, maar ferme zet in zijn rug voor dat Banks naar binnen ging. Toen ging de deur achter hem dicht.
Het kantoor was groter, schoner en beter ingericht dan hij had verwacht, maar er waren geen ramen en een kleine ventilator op het bureau verspreidde langzaam de muffe, klamme lucht. Banks was verbaasd om te zien wie er achter het bureau zat. Misschien had hij beter moeten weten. Hoofdinspecteur Richard Burgess had op een of andere manier banden met de Special Branch en had Banks eerder die zomer geholpen met een zaak, dezelfde zaak waardoor Banks zo nerveus was geworden over dat veiligheidsgedoe van zo-even. Bij de aanblik van Burgess ontspande hij zich een beetje en ging zijn hart weer iets rustiger kloppen, maar toch was er iets niet in de haak, want brigadier Winsome Jackman was ook in de kamer aanwezig. Wat deed zij hier in vredesnaam?
‘Gaat het, Alan?’ vroeg Burgess. ‘Je ziet een beetje een pips.’
‘Ik word niet elke dag door beveiligingsmensen van de luchthaven opgepikt bij de paspoortcontrole. Wat is er verdomme allemaal aan de hand?’ Banks besefte dat Dirty Dick maar van een klein gedeelte van wat er eerder die zomer was voorgevallen op de hoogte was en dat Winsome zelfs helemaal niets wist, dus ze konden ook niet weten wat voor beelden er allemaal door zijn hoofd schoten of hoe diep de angst was geweest die hij had gevoeld toen de twee potige bewakers in burger hem zonder uitleg meenamen. Na alles wat hij had meegemaakt, had hij er geen enkele moeite mee om te geloven dat er mensen door diezelfde gangen waren meegenomen van wie verder nooit meer iets was vernomen.
‘Neem even een slokje,’ zei Burgess. Hij schoof een fles Laphroaig en een plastic bekertje naar hem toe. ‘Sorry, ik heb geen glas voor je. Dit is toch nog steeds je favoriet, hè?’
‘Ik wil eerst weten wat er aan de hand is.’
‘Sorry van dat ontvangstcomité,’ ging Burgess verder. ‘Het kon nu eenmaal niet anders. Ik mag me daar niet vertonen. Ze hadden geen flauw idee wat er achterzat. Ze deden gewoon wat hun was opgedragen. Zo pakken ze dat hier nu eenmaal aan. Winsome legt het je wel uit.’
‘Wat hun was opgedragen? Door wie dan? Winsome?’
‘Schenk nou eerst even wat voor jezelf in en ga zitten,’ zei Burgess. ‘Vooruit. Neem maar van mij aan dat het helpt.’
Hoewel hij een paar jaar geleden van whisky op rode wijn was overgestapt, deed Banks wat Burgess hem aanraadde. Hij rook de bittere, turfachtige malt, en voelde dat zijn keel werd dichtgeknepen en zijn huid gloeide, maar het lukte hem toch om een slokje te nemen. De warmte stroomde door zijn aderen. Hij kon hier best weer aan wennen. ‘Nou, vertel op. Wat is er aan de hand?’
Winsomes gezicht stond ernstig en Banks begon te vrezen dat Tracy, Brian, zijn vader of moeder iets was overkomen. Zo vertelden ze je namelijk dat er een sterfgeval in de familie was. De bezorgde toon, een drankje, een stoel, de begrafenisstemming.
‘Het spijt mij ook,’ zei Winsome, ‘maar ik denk echt dat dit de beste manier was. Hoofdinspecteur Gervaise wist met welke vlucht u zou terugkomen en meneer Burgess was zo vriendelijk om te helpen met de luchthavenbewaking. Anders stond ik nu met een bordje met uw naam erop in de aankomsthal.’
‘Volgens mij had ik je zonder bordje ook heus wel gezien, Winsome. Vooruit. Vertel op. Wat is er?’
‘Het gaat om Annie,’ zei Winsome. Ze boog zich een stukje naar voren. ‘Er is geen gemakkelijke manier om u dit te vertellen. Ze is…’
‘Annie? Wat is er met haar? Zeg het nu maar.’
‘Annie is neergeschoten.’
Banks zakte achterover in zijn stoel en drukte zijn handen tegen zijn warme wangen. ‘Neergeschoten?’
‘Gisteravond. Ik wilde niet dat u het in een krant zou lezen. Het heeft zelfs de voorpagina gehaald. Daarom… nou ja, als u de centrale hal was ingelopen… dan had u het misschien…’
Banks stak automatisch een hand uit naar de Laphroaig, hield het bekertje bij zijn mond en nam een grote slok. De vloeistof gleed brandend naar binnen, maar hielp hem wel zich te concentreren. ‘Hoe ernstig is het?’
‘Heel ernstig,’ zei Winsome. ‘Ze hebben haar vader al gewaarschuwd.’
‘Maar ze leeft dus nog wel?’
‘Ja. Het is echter kantje boord. Een van de kogels heeft haar rechterlong geschampt en heeft een klaplong veroorzaakt. De long en borstholte zijn volgelopen met vocht. Ze heeft het ziekenhuis maar net gehaald.’
‘Eén kogel?’
‘Ze is twee keer geraakt. Eenmaal in haar borst en eenmaal in de schouder. De tweede kogel heeft het sleutelbeen verbrijzeld. Dat zal de nodige problemen opleveren met bewegen, maar ze zeggen dat het na verloop van tijd volledig kan genezen. De chirurgen zijn vrijwel de hele avond met haar bezig geweest. Misschien is er nog een operatie nodig.’
‘Grote god,’ fluisterde Banks. ‘Hebben jullie degene die het heeft gedaan te pakken gekregen?’
‘Nog niet… Wat we tot nu toe weten is een beetje onduidelijk.’
‘Waar is ze nu?’
‘In het Cook Academisch Medisch Centrum in Middlesbrough. Het ziekenhuis van Eastvale beschikt niet over de juiste faciliteiten om zulke verwondingen te behandelen.’
‘Er worden ook niet zoveel mensen neergeschoten in Eastvale,’ merkte Banks op.
Er viel een korte stilte. Burgess stak een hand uit naar de fles Laphroaig en Banks zag dat hij een blik van verstandhouding uitwisselde met Winsome.
‘Wat is er?’ vroeg Banks. ‘Is er soms nog iets?’
‘Het is niet in Eastvale gebeurd,’ zei Winsome. Ze keek op haar horloge. ‘Luister, wilt u nu misschien naar Middlesbrough om haar te zien? We kunnen op weg naar buiten uw koffers afhalen bij de bagageband en dan vertel ik u onderweg alles wat ik weet. Er staat een helikopter klaar…’
‘Een helikopter?’
Burgess schraapte zijn keel. ‘Dat was wel het minste wat ik kon doen, kerel. Ik had om een Learjet gevraagd, maar met het budget van tegenwoordig…’ Hij grijnsde zwakjes.
Banks staarde hem een tijdje aan, liet het restje whisky door zijn bekertje wervelen en dronk het toen op. ‘Bedankt,’ zei hij. Hij hief het lege bekertje even omhoog en zette het toen op de tafel. ‘Ook hiervoor.’
Burgess knikte zwijgend, stond op en deed de deur open om even een paar woorden te wisselen met de twee bewakers die nog steeds in de gang stonden te wachten. ‘Zij lopen even met jullie mee.’
Winsome stond ook op.
‘Oké,’ zei Banks. ‘Laten we dan maar gaan.’ Hij bleef in de deuropening staan. ‘Nog één vraagje. Als Annie niet in Eastvale is neergeschoten, waar dan wel?’
‘In Gratly, inspecteur,’ zei Winsome. ‘In uw serre.’
Tracy ontwaakte uit een angstaanjagende droom die zich snel terugtrok in haar onderbewuste zodra ze haar ogen opendeed, en was meteen klaarwakker en bang. Ze kon niet zeggen hoe laat het was. Ze was zeker even ingedommeld, bedacht ze. Aan de stand van de zon te zien die ze tussen de kale dakspanten en de gaten in de stenen muren door ontwaarde, vermoedde ze dat het halverwege de ochtend was. Haar gezicht en arm deden pijn, ze voelde zich vies en verlangde naar een douche, maar het ergste van alles was dat ze heel dringend naar de wc moest.
Ze zaten in een vervallen schuur. Hoewel het dak grotendeels was verdwenen en er grote stukken van de muren waren ingestort, bood hij tenminste een beetje beschutting tegen de nacht en, wat eigenlijk het belangrijkste van alles was, een plek waar ze zich tijdens de vroege ochtenduren konden verstoppen en ongezien bleven. Ze hadden geen eten bij zich en Tracy merkte opeens dat ze ook vreselijk veel honger had.
Jaff sliep nog; hij snurkte zo nu en dan pruttelend, en lag te woelen op de harde ondergrond. Hoe deed hij dat toch? vroeg Tracy zich af. Haar handen en voeten voelden verdoofd aan door het touw dat hij in de kofferbak van Vics auto had gevonden en had gebruikt om haar vast te binden. Ze kon zich niet eens ver genoeg bewegen om de dikke, zwarte spin te verjagen die over haar blote middenrif kroop. Ze gruwelde van spinnen. Het kriebelde en volgens haar genoot hij van het onbehaaglijke gevoel dat hij haar bezorgde, ook al wist ze natuurlijk best dat dit belachelijk was. Straks beet hij haar nog. Hij weigerde gewoon om weg te gaan.
Ze had de hele nacht paniekaanvallen afgeweerd door heel diep adem te halen, maar nu ze de voortgang van de spin gadesloeg, kreeg ze weer het gevoel dat ze elk moment een zenuwinzinking kon krijgen. Ze wist dat Jaff haar nu echt zou vermoorden als ze weer problemen veroorzaakte. Hij duldde haar aanwezigheid alleen maar, omdat ze hem misschien nog van pas kon komen. Hij had nu het gevoel dat hij niets meer te verliezen had. Hij had Annie al neergeschoten en waarschijnlijk ook gedood, en Joost mocht weten wie hij nog meer had neergeschoten met het pistool dat Erin had meegenomen. Annie had het gehad over iemand die Marlon Kincaid heette, dus misschien had Jaff hem ook wel neergeschoten. De enige uitweg die ze kon bedenken was het open heidegebied op vluchten zodra de gelegenheid zich voordeed, en dat kon niet zolang haar handen aan een paal zaten vastgebonden en haar enkels waren geboeid.
Terwijl ze zat te wachten tot Jaff wakker werd, huilde Tracy zacht. Ze verlangde naar haar vader. Misschien had hij haar inderdaad genegeerd en haar verwaarloosd ten gunste van Brian, misschien begreep hij haar helemaal niet en kon hij geen greintje medeleven opbrengen voor haar mislukking, misschien had hij gewoon niet in de gaten wat het voor haar had betekend, zeker in vergelijking met het succes van haar broer, maar dat kon ze hem eigenlijk niet kwalijk nemen. Dat wilde ze ook niet eens meer. Hij had zijn eigen leven en ze wist dat hij het sinds het vertrek van haar moeder echt niet gemakkelijk had gehad. Niet dat ze het haar moeder wél kwalijk nam, hoor. Alleen was de baby haar wel een beetje rauw op het dak gevallen. Een kleuter inmiddels. Een halfzus. Ze had zelf echter ook wel iets liever en begrijpender mogen zijn. Dat zou ze alsnog doen, als ze hier natuurlijk ooit uit wegkwam.
De vogels waren vroeg begonnen en de kakofonie van hun verschillende zangstemmen hield de hele ochtend aan. Tracy’s blaas werd met elke seconde pijnlijker, maar ze was niet van plan zich zo te verlagen dat ze het in haar broek deed. Ze hoopte al urenlang dat ze het geluid zou horen van een naderende tractor of een ander voertuig voordat Jaff wakker werd, maar tot dusver had ze alleen de vogels maar gehoord. Niet één menselijke stem zelfs. Ze zaten te ver bij de weg vandaan. Alsof een boer of een paar wandelaars ook maar een schijn van kans hadden tegen Jaff en zijn pistool, dacht ze. Als er al iemand naar hen toe kwam, dan ging deze vast en zeker zijn dood tegemoet. Ongeveer een uur eerder meende ze dat ze een helikopter hoorde overvliegen, maar hij was te ver weg geweest om hen door het kapotte dak te kunnen zien. Misschien kwam hij straks wel terug. Als er een helikopter was, waren er ongetwijfeld ook anderen die hen zochten, te voet of per auto.
Het was niet eenvoudig geweest, maar het was hen uiteindelijk toch gelukt om de auto te verstoppen. De muur was net hoog genoeg om hem vanaf de weg aan het zicht te onttrekken en ze hadden er een laag takken en bladeren bovenop gegooid. Niet dat hij daar lang onopgemerkt zou blijven. Binnenkort zou er heus wel iemand door dat hek lopen en hem daar vinden. Met een beetje geluk gebeurde dat snel, hoopte Tracy, en zou de politie daaruit opmaken dat ze ergens op de heide moesten zijn.
Ze waren op een paar kilometer van de plek waar ze de auto hadden achtergelaten op de schuur gestuit en omdat de zon al opkwam, had Jaff besloten dat ze zich daar een tijdje zouden schuilhouden. Tracy had toen al in de gaten gehad dat hij geen oplossing kon bedenken, dat hij niet wist hoe hij zich uit deze situatie moest redden. Zonder auto was hij helemaal nergens. Wat zou hij nu willen doen? De hele dag in de schuur blijven zitten en dan over de heide verderwandelen zodra het weer donker werd? Jaff had de vorige avond twee keer bijna zijn enkel gebroken omdat hij struikelde over heidewortels of pollen springerig gras, dus hij stond vast niet te springen om dat nog eens te doen. In dit tempo deden ze er dágen over en sloot het politienet zich ongetwijfeld steeds strakker om hen heen. Inmiddels was het hele land waarschijnlijk naar hen op zoek, hoopte Tracy. Ze begreep echter wel dat ze dat beter voor zich kon houden. Als Jaff dit zelf nog niet had bedacht en niet begreep wat de gevolgen van zijn daad zouden zijn, ging zij het hem echt niet vertellen. Hoe langer ze op de heide rondzwierven, hoe groter de kans dat ze kon ontsnappen of dat ze werden gevonden.
Tracy rukte nog een laatste keer aan de touwen, maar ze gaven geen millimeter mee; ze kwamen alleen maar strakker te zitten en deden daardoor nog meer pijn. De spin rolde van haar buik en krabbelde weg. Ze voelde dat er warme tranen over haar wangen rolden. Waarschijnlijk had Jaff iets gemerkt, want hij deed opeens zijn ogen open en hees zichzelf overeind in een zittende houding; hij was overduidelijk met stomheid geslagen, zag Tracy, en wist waarschijnlijk niet meer waar hij was. Op dat moment had hij iets van een verdwaald klein kind, een aanblik die tot voor kort reden voor haar was geweest om hem in haar armen te willen nemen en hem over zijn haren te strijken. Nu wilde ze het liefst zijn hoofd inslaan met een flinke kei en zo hard ze kon wegrennen. Als ze de kans kreeg, zou ze het doen ook. Ze zocht op de grond naar een losse steen. Misschien kreeg ze een kansje wanneer hij haar losmaakte.
‘Ik moet naar de wc,’ zei Tracy.
Jaff wreef in zijn ogen. ‘Ga dan.’
Tracy schoof onbehaaglijk heen en weer. ‘Dat kan niet. Je hebt me vastgebonden. Het doet pijn.’
Kennelijk moest hij daar even over nadenken. Toen stond hij op en kwam hij naar haar toe. ‘Waag het niet om iets uit te halen.’
‘Echt niet.’
Hij maakte eerst rustig haar voeten los en knielde toen achter haar neer om haar handen los te maken; hij rolde het touw zorgvuldig op en stopte het terug in de sporttas. Het was wel duidelijk dat hij het opnieuw wilde gebruiken, dacht Tracy, en dat hield in dat hij haar voorlopig niet zou neerschieten. Helaas waren er geen handige stenen voorhanden om hem bewusteloos te slaan en zou het haar bovendien toch nooit lukken om een verrassingsaanval uit te voeren.
Na een tijdje kwam Tracy wankelend overeind. Ze sprong een paar keer op en neer, en wreef over haar polsen om de bloedcirculatie weer op gang te krijgen. Door de beweging deed haar blaas nog meer pijn. Ze draaide zich om en maakte aanstalten om naar buiten te lopen.
‘Waar denk jij dat je naartoe gaat?’ zei Jaff.
‘Naar buiten.’
Jaff schudde zijn hoofd. ‘Ik ben niet van plan jou ook maar één seconde uit het oog te verliezen. Zeker niet na die stomme streken van je van gisteravond.’
‘Ik wil graag wat privacy hebben.’
‘En ik wil een bord vol spek met eieren en een pot warme koffie, maar helaas zit het er allebei niet in. Als je moet pissen, doe je dat maar hier.’
‘Draai je dan in elk geval even om,’ smeekte Tracy.
Jaff sloeg zijn armen over elkaar. ‘Nee.’
Ze probeerde hem met haar ogen te dwingen om zijn blik af te wenden, maar de druk was gewoon te groot. Uiteindelijk was zij degene die als eerste wegkeek, en ze draaide zich met een gloeiend gezicht van schaamte om, liet haar spijkerbroek zakken en ging op haar hurken zitten.
George Fanthorpe vertoonde zich liever niet in het openbaar met Darren en Ciaran, maar ontving hen ook niet graag bij hem thuis, al helemaal niet wanneer Zenovia en de kinderen daar waren. Hij deed zijn best om zijn gezin en zijn werk zo goed mogelijk van elkaar gescheiden te houden, en wanneer ze zich wél in het openbaar vertoonden, zoals nu tijdens de lunch in de Wheelwright’s Inn even buiten het dorp, dan stond hij erop dat Darren een trui met een col droeg die de tatoeage in zijn nek bedekte, en dat Ciaran een pak aantrok en zijn haar kamde. Op die manier konden ze tenminste nog enigszins voor geloofwaardige zakenrelaties doorgaan.
Gelukkig had de Wheelwright’s Inn een privékamertje en was de eigenaar meneer Fanthorpe altijd graag ter wille, zolang hij maar van tevoren belde. Fanthorpe was tenslotte zo’n beetje de lokale landjonker, ook al ontbrak het hem aan een officiële titel, de heer en meester van het dorp, en de dorpelingen bejegenden hem met de nodige eerbied en zetten zelfs soms hun pet af wanneer hij voorbijkwam. Het was een rol die hij graag speelde en hij was niet van plan dat in gevaar te brengen door te riskeren dat iemand ontdekte hoe hij aan het geld kwam om zijn legale bedrijven te runnen, zoals het zuivelbedrijf dat hij bezat en dat een groot aantal veeboeren in de regio ondersteunde. Om nog maar niet te spreken van het land in de omgeving dat hij tegen een redelijke prijs aan boeren verhuurde.
Toen het eten was besteld en ze alle drie een pint Sam Smith’s Old Brewery Bitter voor zich hadden staan, kwamen ze ter zake. Fanthorpe snakte naar een sigaret, maar er mocht tegenwoordig niet meer worden gerookt in pubs, zelfs niet in het privékamertje. Je mocht verdomme nergens meer roken. Zenovia stond zelfs niet toe dat hij in zijn eigen huis rookte. Het huis dat hij nota bene zélf met zijn eigen geld had betaald. Nu had hij alleen het tuinschuurtje nog maar, een vervallen, muf, halfdonker, stoffig ding, niet direct een passende plek voor een multimiljonair om drie of vier keer per dag naartoe te moeten vluchten voor een peuk en een blik op The Economist.
‘Goed, mannen, wat hebben jullie tot dusver ontdekt?’ vroeg Fanthorpe nadat hij zijn keel had gesmeerd en de schuimsnor van zijn bovenlip had geveegd.
Darren bracht hem op de hoogte van hun bezoekje aan de flat van Jaff en het huis van zijn vriendin, waar ze een babbeltje hadden gemaakt met Rose Preston. Zoals gewoonlijk zei Ciaran niets en knikte hij alleen maar zo nu en dan.
‘Hij is er dus inderdaad tussenuit geknepen,’ luidde Fanthorpes conclusie.
‘Daar lijkt het wel op.’
‘Met een van de huisgenoten van zijn vriendin?’
‘Inderdaad.’
‘Die smerige, leugenachtige schoft. Nou ja, er moet toch vrij gemakkelijk achter zijn te komen wie ze is.’
Darren schraapte zijn keel. ‘Ehm, dat weten we al, baas.’
‘Dat is heel mooi. Ik zal maar niet vragen hoe je dat weet. Je hebt toch niemand pijn gedaan, Ciaran?’
Ciaran glimlachte scheef. ‘Nog niet.’
‘Braaf zo.’
‘Ze noemt zichzelf Francesca,’ zei Darren, ‘maar Rose heeft ons verteld dat haar echte naam Tracy is. Tracy Banks.’
‘Tracy Banks?’ herhaalde Fanthorpe. Hij schoot opeens overeind. ‘Tracy Banks, zeg je?’
‘Klopt, baas. Hoezo?’
‘Fuck. Het is natuurlijk een vrij veelvoorkomende naam, maar als ze is wie ik denk dat ze is, dan is ze de dochter van een smeris. Alan Banks. Inspecteur Alan Banks.’
‘Uit Eastvale?’
‘Die ja. Herinner je je hem nog?’
‘Nu weet ik het weer,’ zei Darren. ‘Ciaran en ik hebben een paar jaar geleden onderzoek gedaan naar zijn familie. Ik kon de naam niet meteen plaatsen.’
‘Zoals jullie vast wel weten, hebben de heer Banks en ik in het verleden een aantal keer de degens gekruist. Ik zorg er altijd voor dat ik zo veel mogelijk over mijn vijanden weet. Hij heeft overigens nooit iets kunnen bewijzen. Hij heeft me nooit iets kunnen maken, maar toen hij een paar jaar geleden bij de plaatselijke CID zat, liep hij naar mijn smaak iets te dicht om me heen te snuffelen. Dat weten jullie allebei vast nog wel. Hij is tegenwoordig de op een-na-hoogste politieman van het hoofdbureau van de westelijke divisie, onder die nieuwe vrouwelijke hoofdinspecteur. Gervaise. Hij heeft een bepaalde reputatie. Hij is zo te horen nogal een vrijbuiter en dat is ook de reden dat er wordt gezegd dat hij het nooit tot hoofdinspecteur zal schoppen. Hij houdt zich niet altijd aan de regels, werkt niet altijd volgens het boekje.’
‘Des te beter voor ons dus,’ zei Darren. ‘Wilt u dat we even met hem gaan praten?’
‘Met Banks? Ben je nu helemaal gek geworden? Dat zou als een rode lap op een stier werken. Nee, nee, we laten hem hier lekker buiten. Het laatste wat we willen is dat de politie meer te weten komt dan ze nu al weten. Op dit moment hebben ze geen enkele reden om met ons te komen praten. Ik zeg alleen maar dat we voorzichtig moeten zijn. Als zijn dochter erbij betrokken is, kan dat meer problemen veroorzaken dan we in eerste instantie dachten. Hij gaat beslist over de rooie. Het kan aardig uit de hand lopen.’
‘En dat meisje met wie we hebben gesproken? Die Rose? Zij herinnert zich ons vast wel. Moeten we haar definitief de mond snoeren?’
‘Ik wil niet dat jullie nu al iemand de mond snoeren. Hou je gedeisd. Misschien hebben ze al met haar gesproken en anders is ze misschien te bang om iets te zeggen. Hoe dan ook, dat doet er niet toe. Het is nu zaak dat we alert blijven.’
Jelena, het Tsjechische serveerstertje, kwam hun eten brengen. Ze moest twee keer heen en weer lopen, en Fanthorpe flirtte zoals gewoonlijk met haar en gluurde verlekkerd naar haar kont toen ze heupwiegend wegliep. Darren en Ciaran waren kennelijk niet in haar geïnteresseerd. Dat waren ze nooit. Soms zette Fanthorpe weleens vraagtekens bij het tweetal. Eerlijk gezegd zou hij er helemaal geen bezwaar tegen hebben om een halfuurtje of zelfs een uurtje te rollebollen met de fraaie Jelena, maar hij wist precies hoe ver hij kon gaan. Tijdens zijn ‘zakenreizen’ kreeg hij voldoende kansen om vreemd te gaan. Het was nergens voor nodig om het zo vlak bij huis te doen. In deze omgeving was hij een zeer gerespecteerd gezinshoofd en het was in zijn eigen belang om dat zo te houden. Dus hield hij het bij flirten en trok hij daar de grens. Hij vroeg zich echter wel af of ze misschien zin had om de komende week even met hem op en neer te gaan naar Londen; diner in The Ivy, een show in de West End.
‘De ellende is,’ zei Darren, die Fanthorpes aandacht daarmee weer op het gespreksonderwerp vestigde, ‘dat als zij inderdaad die Tracy Banks is, ze is overgelopen naar de donkere zijde. Ja, toch?’
‘De donkere zijde? Jaff? Is dit soms een of andere stomme grap of zo?’
‘Nee.’ Darren begreep er echt helemaal niets van.
‘Want het is dus echt niet grappig.’
‘Nee, baas. Wat ik eigenlijk bedoelde is dat Jaff niet iemand is die je normaalgesproken in verband brengt met nette meisjes.’
‘Nee, misschien heb je wel gelijk, nu je het zo stelt,’ zei Fanthorpe. ‘Hij is door en door slecht. Maar ja, met die jonge meiden van tegenwoordig weet je het maar nooit. Sommigen vinden dat nu eenmaal spannend. Je vraagt je toch af waar ze hun hersens hebben zitten.’
‘Tussen hun benen, zou ik zeggen,’ zei Darren.
‘Zeg, pas een beetje op je woorden. Ik heb zelf dochters.’
‘Zo bedoelde ik het…’
‘Pas gewoon een beetje op je woorden, oké?’
‘Sorry, baas. Hebt u het nieuws vandaag al gezien?’
‘Daar ben ik nog niet aan toe gekomen,’ zei Fanthorpe, die het nieuws meestal oersaai vond, behalve het financiële. Het ging trouwens toch altijd over sport, seks en politiek. Of criminaliteit.
‘Er is gisteravond een smeris neergeschoten in Swainsdale. Ze geven weinig details vrij, alleen maar dat het om een vrouw gaat, een inspecteur, nota bene, en dat ze op dat moment geen dienst had. Het gerucht gaat dat ze het niet gaat redden.’
‘Jaff?’
‘Tja, dan moet hij wel ergens een ander pistool hebben opgedoken, als zijn vriendinnetje inderdaad het exemplaar had meegenomen dat hij had.’
‘Dat is voor hem geen enkel probleem,’ zei Fanthorpe. ‘Een vriend van hem importeert ze met vrachtladingen vol tegelijk uit Litouwen. Baikals met een geluidsdemper. Goedkope rotzooi, als je het mij vraagt. Omgebouwde luchtdrukpistolen. Nou vraag ik je. In de juiste handen kunnen ze echter wel de nodige schade aanrichten. Nee, een blaffer is geen enkel probleem. Niet voor Jaff.’ Fanthorpe wreef over zijn stoppelige kin. ‘Ik heb altijd gedacht dat onze Jaff niet helemaal spoorde, ook al hield ik van hem alsof hij mijn eigen zoon was. Iets te onafhankelijk naar mijn smaak. Het zou me ook helemaal niet verbazen als hij hier en daar een paar eigen dealtjes had lopen, een paar ijzers in het vuur heeft waarvan wij niets afweten.’
‘Dat is ons probleem toch niet?’
‘Nu wel. Door zijn gedrag is het wel degelijk ons probleem geworden. Hij heeft iets van me gejat en nu wordt hij door de politie gezocht. Dat zint me totaal niet. Hij bezorgt ons publiciteit en aandacht die we niet kunnen gebruiken. Zodra de politie aan de deur komt, zal iemand vroeg of laat zijn mond voorbijpraten. Op dit moment vertrouw ik Jaff niet langer tot ik hem zie. Hij is tot alles in staat. Kijk bijvoorbeeld maar hoe verrekte humeurig en onvoorspelbaar hij is. En ook opvliegend. Net een vat buskruit dat elk moment kan ontploffen. Nee, ik wil niet dat Jaff vrij rondloopt. Dat gedoe rond Tracy vormt echter weer een heel nieuw probleem. Weet je zeker dat die neergeschoten agent er iets mee te maken heeft?’
‘Dat moet toch haast wel?’ zei Darren. ‘Dat deel van het land, Swainsdale, dat is toch zo’n beetje met kranten dichtgeplakt? Daar gebeurt nooit wat. En nu opeens dit allemaal. Het zou wel heel toevallig zijn als het niet met elkaar te maken heeft. Of niet soms?’
‘Jaff?’
‘Het zou mij niets verbazen,’ zei Darren. ‘U zei het net zelf al. Hij is een ongeleid projectiel.’
‘Dus jij denkt dat die dochter van Banks met hem is gevlucht?’
‘Puur voor de lol, vermoed ik. Ik durf te wedden dat hij haar ook regelmatig een flinke beurt geeft. Onze Jaff een geile bok. Misschien vindt ze zo’n rouwdouwer wel lekker?’
‘Wat een godvergeten idioot.’
‘Hij is op de vlucht. Net een wild dier. Hij denkt niet helder na, reageert niet rationeel, is wanhopig.’
‘Nou, dat geeft ons wel een voorsprong, hè?’ zei Fanthorpe, terwijl hij een paar stukjes krokant deeg van zijn vis peuterde. De weke, witte vis eronder rook naar frituurvet. Het smaakte ook niet helemaal zoals het behoorde te smaken en zijn maag borrelde al sputterend. Misschien moest hij toch de raad van zijn huisarts maar eens opvolgen, en van de drank en vet eten afblijven. ‘Een voorsprong. We houden dus het hoofd koel, blijven rustig en beheerst. Of niet, heren?’
Beide mannen knikten.
‘Mooi. Waar is die politieagente precies gewond geraakt?’
‘Dat weet ik niet, baas. Ze zeiden alleen maar dat haar verwondingen levensbedreigend…’
‘Dat bedoel ik niet, stomme sukkel. Waar in Swainsdale? Eastvale? Helmthorpe? Lyndgarth?’
‘Dat hebben ze niet gezegd.’
‘Gewiekst.’ Fanthorpe nam een slokje van zijn bier, nam een hap van zijn fish-and-chips die nu al iets beter smaakten, en zei toen: ‘Goed, volgens mij is de situatie dus als volgt. Ik denk dat onze Jaff samen met Tracy Banks op de vlucht was of zich ergens in Swainsdale schuilhield. Hij is natuurlijk gevlucht vanwege de aanklacht wegens verboden wapenbezit die hem ongetwijfeld met dank aan zijn vriendin te wachten stond en die, zoals wij weten, niet alleen goed is voor een celstraf van vijf jaar, wat op zich al erg genoeg is, maar ook nog eens de belangstelling van de politie wekt, iets wat een knul in Jaffs wereldje helemaal niet kan gebruiken. Hij is er dus vandoor gegaan en heeft iets van mij meegenomen, iets bijzonder waardevols. Bovendien had hij ook de vijftigduizend pond nog die hij bij mij had moeten inleveren. Aangezien Alan Banks werkzaam is bij het hoofdbureau van de westelijke divisie in Eastvale denk ik dat we gerust mogen aannemen dat het om dezelfde Tracy Banks gaat. Op een of andere manier is een van de lokale dienders hen op het spoor gekomen en heeft Jaff, malle, aandoenlijke, impulsieve klojo die hij is, haar met een pistool neergeschoten. Dat betekent dus dat Tracy Banks met hem onder één hoedje speelt of plotseling een blok aan zijn been is geworden. Ik vermoed dat laatste. Ze bezorgt hem hoe dan ook oponthoud.’
‘Tenzij hij haar neerknalt en ergens dumpt.’
‘Dat is inderdaad een mogelijkheid,’ zei Fanthorpe. ‘Hij heeft inmiddels echter vast en zeker wel in de gaten gekregen dat ze hem goed van pas kan komen. Jaff is niet achterlijk. We moeten hem vinden voordat de politie dat doet, anders zien we de goederen nooit meer terug.’
‘En het geld ook niet,’ voegde Darren eraan toe. ‘Laten we het geld ook niet vergeten. Dat belandt dan natuurlijk onder de matras van een of andere smeris. Waar moeten we beginnen? Swainsdale is verrekte groot en ook verrekte leeg.’
‘Jaff kennende,’ zei Fanthorpe, ‘is hij op weg naar Londen. Hij is op en top een stadsjongen. Hij heeft veel contacten in Londen, een uitgebreid vriendennetwerk. Je zou ervan staan te kijken hoeveel van die lui crimineel zijn. Hij kent mensen die tegen het juiste bedrag zonder vragen te stellen alles voor hem kunnen regelen wat hij nodig heeft. Dat is de bevolkingslaag waar hij zelf ook uit komt, vergeet dat niet. Hij heeft altijd gedacht dat hij beter was dan jullie en ik. Hij moet daar natuurlijk wel eerst zien te komen. Ik neem aan dat hij een auto heeft. Je kunt in dat deel van het land niet zonder een auto onder je kont. Zijn eigen auto zal hij niet gebruiken. Hij wil natuurlijk niet dat elke patrouillewagen in de regio naar zijn nummerbord uitkijkt.’
‘Misschien heeft hij er wel een gejat,’ opperde Darren.
‘Dat zou hij alleen maar doen als hij zeker wist dat de eigenaar een paar dagen weg was, zodat hij hem voorlopig niet als gestolen zou opgeven. Ik snap echter wel wat je bedoelt. Nu weet ik heel toevallig dat hij een maatje heeft in Leeds, ene Victor Mallory. Toevallig is dat tevens de leverancier van de Baikal. Ik heb hem zelf een paar keer ingehuurd voor een losse klus. Niets belangrijks. Ze hebben samen op school gezeten. Zo’n chique homotent. Eton, Harrow, zoiets. Goed, het is dus dikke mik tussen die twee. Mallory woont een stukje ten noorden van de rondweg van Leeds, vlakbij Harrogate Road, waar al die golfclubs zijn. Alwoodley, iets in die geest. Volgens welingelichte bronnen is hij net zo fout als Jaff en niet alleen in verband met pistolen. Hij schijnt ook heel handig te zijn met reageerbuisjes.’
‘Alwoodley, dat is toch dicht bij het vliegveld?’ merkte Darren op. ‘Misschien is Jaff wel op een vlucht naar Benidorm of zo gestapt.’
‘Doe niet zo stom, Darren. Hij kan helemaal niet op een vliegtuig zijn gestapt. Nergens. Niet met de bagage die hij bij zich heeft. Tegenwoordig moet iedereen op vluchthavens door een scanapparaat. Ze kunnen zelfs zien wat je voor ontbijt hebt gehad.’
‘Sorry, baas. Dat was ik even vergeten.’
‘Nee. Waar hij ook naartoe wil, hij zal ernaartoe moeten rijden en hij moet het spul hier in het land zien kwijt te raken, tenzij hij zijn zaakjes natuurlijk beter op orde heeft dan ik verwacht en zijn eigen netwerk van koeriers en smokkelaars heeft, wat ik echter ten zeerste betwijfel. Hij zou natuurlijk de gok kunnen wagen en met de bus of trein reizen, maar waarschijnlijk is hij bang dat ze alle stations al in de gaten houden. Ik vermoed dus dat hij in een auto rijdt die niemand kent. Daarom wil ik dat jullie het volgende doen. Jullie gaan bij die Victor Mallory langs. Ik geef jullie zo zijn adres. Pak het discreet aan. Zorg dat hij jullie alles vertelt wat hij weet en bel me dan op het prepaidtoestel. Het prepaidtoestel dus, hè, niet de vaste lijn. Kijk ook of je erachter kunt komen waar die agente precies is neergeknald. Als Jaff dat op zijn geweten heeft, hebben we tenminste een aanwijzing over de route die hij mogelijk volgt. Ik denk echter dat hij op weg is naar Londen.’
‘Misschien is hij daar allang,’ zei Darren.
Fanthorpe klapte in zijn handen. ‘Nou, des te meer reden om meteen aan de slag te gaan, hè? Vraag op weg naar buiten even aan Jelena of ze me nog een pint wil komen brengen en ook een bord met van die roomsoesjes.’ Misschien was dit wel een goed moment om haar te vragen of ze zin had om een paar dagen met hem weg te gaan, gewoon een leuk uitje zonder dat ze er meteen iets achter moest zoeken.