10
Banks liep een beetje misselijk van de helikoptervlucht achter Winsome aan door de gangen van het ziekenhuis naar de afdeling Intensive Care die pal tegenover de grote, moderne operatiezaal lag. Winsome had tijdens de vlucht geprobeerd hem in het kort te vertellen wat er tijdens zijn afwezigheid allemaal was gebeurd, maar de helikopter maakte zoveel kabaal dat ze oorbeschermers moesten dragen en het was vrijwel onmogelijk om een normaal gesprek te voeren.
Banks voelde zich ook een beetje verdoofd, wat deels werd veroorzaakt door slaapgebrek en de jetlag, maar deels ook door het nieuws over Annie. Hij moest ervoor zorgen dat hij zo snel mogelijk weer in zijn normale doen kwam, maar op de een of andere manier lukte het hem maar niet om zijn lichaam of hersenen zover te krijgen dat ze zich aanpasten. Het gevolg was dat het net leek alsof alles een klein beetje uit de maat liep, bewegingen aan de rand van zijn blikveld leidden zijn aandacht af, harde geluiden deden hem opschrikken en hij kreeg langzaam maar zeker ook een stekende hoofdpijn. Als hij dan toch ging instorten, dacht hij, was dit er natuurlijk wel de beste plek voor.
Vlak bij Annies kamer kwam een kleine, gespierde vrouw met stekeltjeshaar naar hen toe. ‘Inspecteur Banks? Brigadier Jackman?’
Banks bleef staan. Hij dacht wel dat hij haar ergens van kende, maar kon zich niet herinneren welke naam bij het gezicht hoorde. Had ze slecht nieuws voor hen?
‘U weet vast niet meer wie ik ben,’ ging ze verder. ‘Ik ben agent Nerys Powell van het arrestatieteam. Ik maakte deel uit van de eenheid die het huis van de Doyles is binnengegaan.’
Banks had geen flauw idee waarover ze het had, maar kennelijk zei het Winsome wel iets. ‘Ik ken jou wel,’ zei ze. ‘Ik heb je weleens op het hoofdbureau gezien en je was afgelopen maandag ook bij de bespreking.’
‘Daar zitten we de laatste tijd vrij vaak, ja,’ zei Nerys. Ze keek Banks aan. ‘Moet u eens horen, inspecteur,’ zei ze, ‘de agent die de wacht houdt bij de deur wil me niet in Annies kamer toelaten. Zij was vol lof over u. Zou u me willen laten weten hoe het met haar gaat?’
‘Waarom wil je dat weten?’ vroeg Banks. Hij hoorde zelf dat hij kortaf klonk, maar dat kwam alleen doordat hij dolgraag langs haar wilde om bij Annie te komen.
‘We hebben samen aan deze zaak gewerkt. Ze was erg aardig voor me. Dat is alles. Het is… het valt me allemaal nogal… zwaar. Ik voel me een beetje verantwoordelijk.’
‘Het valt mij ook zwaar,’ zei Banks. Hij drong zich langs haar heen. Toen draaide hij zich half om. ‘Ik zal je op de hoogte houden, agent Powell. Dat beloof ik. Ga nu maar naar huis en zorg dat je wat uitrust.’
De Intensive Care had ruimte voor zestien patiënten, maar door de aanwezige gordijnen en kamerschermen hadden ze toch een zekere privacy. Banks liep met knikkende knieën naar Annies bed. Zoals ze daar tussen de witte lakens lag te midden van alle apparaten en slangetjes oogde ze ontzettend klein, breekbaar en levenloos. De monitoren piepten echter heel regelmatig en de ledlampjes brandden allemaal. Hij meende te zien dat haar bloeddruk 139/81 was en haar hartslag 72, wat bij zijn weten helemaal niet slecht was. Waarschijnlijk was deze zelfs lager dan die van hem. Naast het bed stond een verpleegkundige die een van de slangetjes bijstelde en Banks vroeg haar of hij Annies hand mocht vasthouden.
‘Heel even dan,’ zei ze.
Dus zat Banks daar een tijdje met haar slappe hand in de zijne, terwijl Winsome op een afstandje achter hem stond. De andere hand zat in verband gewikkeld en werd samen met haar gewonde schouder door een strakke mitella op zijn plek gehouden. Op de rug van haar gezonde hand zat een infuusnaald met tape vastgeplakt waarop verschillende slangetjes waren aangesloten. Banks zag dat ze naast de medicijnen die ze ongetwijfeld kreeg toegediend ook bloed en een of andere heldere vloeistof, waarschijnlijk een zoutoplossing, kreeg. Om haar vinger zat een gele klem die eveneens naar een apparaat leidde en het zuurstofgehalte in haar bloed mat. De onderste helft van haar gezicht ging schuil achter de slang in haar mond en de tape die hem op zijn plek hield. Haar ogen waren dicht. Haar witte hand voelde warm aan in de zijne, maar er zat geen kracht in, geen levenslust. Zijn hele wereld bestond op dat moment alleen maar uit die ene kleine ruimte, begrensd door het regelmatige op en neer gaan van de pomp die haar van lucht voorzag. Als hij goed keek, zag hij haar borst zacht op de maat rijzen en dalen.
Banks merkte dat er achter hem iets bewoog en toen hij zich omdraaide, zag hij een tengere, Aziatische man staan. Hij leek nauwelijks oud genoeg om al een medische opleiding te hebben afgerond, maar in plaats van de knalblauwe ziekenhuiskleding die artsen in opleiding droegen en van wie Banks er tijdens de wandeling door de gangen naar de Intensive Care heel wat was tegengekomen, had hij een antracietkleurig pak met een wit overhemd en een stropdas aan.
‘Zo is het wel genoeg,’ zei de verpleegster. Ze legde even een hand op Banks’ schouder. ‘Dit is meneer Sandhar. Hij is de beste chirurg van ons traumateam en heeft de patiënt geopereerd. Wilt u misschien even met hem praten?’
Banks bedankte haar, kuste Annie op haar voorhoofd en liet haar alleen. Meneer Sandhar nam Banks en Winsome door een heel nieuwe doolhof van gangen mee naar een kleine spreekkamer. Er stond maar één stoel, dus Banks en Winsome namen naast elkaar plaats op de behandeltafel. Het dunne papier dat er overheen was uitgespreid, knisperde zacht toen ze gingen zitten. Op een poster aan de muur stond de bloedcirculatie afgebeeld. Naast Sandhars stoel stond een weegschaal.
‘Kunt u het ons in begrijpelijk Engels vertellen?’ vroeg Banks.
Sandhar glimlachte. ‘Natuurlijk. Het is misschien moeilijk te geloven, maar we doen heus ons best om medisch jargon waar mogelijk voor vrienden en familie naar lekentermen te vertalen. Het is echt niet onze bedoeling om verwarring te zaaien.’
‘Dat is fijn om te horen.’
‘Misschien is het gemakkelijker als u mij vragen stelt? Ik kan me indenken dat u dat zo gewend bent.’
‘Tja, ik hoef u natuurlijk niet aan een verhoor te onderwerpen,’ zei Banks, ‘maar ik wil best vragen stellen, als u dat liever hebt. Kunt u me allereerst vertellen wat er precies is gebeurd?’
‘Mevrouw Cabbot is tweemaal beschoten. Eén kogel heeft haar in de borst geraakt en zich door de middelste kwab van haar rechterlong geboord; de tweede kogel heeft haar linkerschouderbeen geraakt, is daar gefragmenteerd en heeft het bot verbrijzeld. Ze heeft vermoedelijk geluk gehad dat geen van beide kogels haar lichaam heeft verlaten, hoewel dat op zich wel weer een hele reeks andere problemen met zich meebrengt.’
‘Zoals?’
Sandhar sloeg zijn ene been over het andere en legde zijn handen in zijn schoot. ‘Ik heb begrepen dat de ambulance binnen tien minuten per plekke was, wat werkelijk fantastisch is voor het platteland en helemaal bij een acuut spoedgeval als dit,’ zei hij. ‘Degene die het alarmnummer heeft gebeld, heeft waarschijnlijk het leven van de patiënt gered. Voor zover ik weet is de beller nog niet opgespoord, maar dat lijkt me meer een taak voor jullie dan voor ons. Toen de ambulancebroeder arriveerde, had de patiënt al een aanzienlijke hoeveelheid bloed verloren, maar het valt onmogelijk te zeggen hoeveel bloed ze nog meer zou hebben verloren als het wapen krachtiger was geweest of de kogels het lichaam hadden verlaten. Is er alleen een ingangswond, dan behoudt de huid namelijk een bepaalde elasticiteit en sluit hij zich om de plek waar de kogel het lichaam is binnengedrongen.’ Hij deed met zijn duim en wijsvinger een kogelgat na dat zich sloot. ‘Dan stroomt er maar heel weinig bloed weg.’
‘Annie heeft dus geluk gehad dat de kogels in haar lichaam zijn blijven steken,’ herhaalde Banks. ‘Oké. Dat is dan zeker het goede nieuws. Hoe zit het met de andere problemen?’
‘De meeste bloedingen van mevrouw Cabbot waren inwendig en het ontsnapte vocht oefende druk uit op haar longen waardoor deze zich niet konden uitzetten.’ Hij bewoog tijdens het praten opnieuw zijn handen en zette zijn palmen bijna helemaal tegen elkaar alsof hij op het punt stond te applaudisseren of de beweging van een blaasbalg probeerde na te bootsen. ‘Daardoor heeft ze een klaplong opgelopen en u kunt zich vast wel voorstellen dat ze als gevolg daarvan ernstige ademhalingsproblemen heeft gekregen. Als de andere long was gestopt met functioneren was ze gestorven voordat de ambulance arriveerde. Gelukkig was dat niet het geval. De ambulancebroeders hebben razendsnel gehandeld, en bezaten de juiste kennis en apparatuur om de situatie onderweg onder controle te houden. In het ziekenhuis van Eastvale is het gelukt haar toestand te stabiliseren en vervolgens is ze hierheen gevlogen.’
‘Ze redt het toch wel?’ zei Banks. ‘U hebt het probleem toch verholpen? Met de operatie, bedoel ik.’
Sandhar zweeg even. ‘We hebben haar inderdaad geopereerd. Ik moet echter benadrukken dat de patiënt nog lang niet buiten levensgevaar is. Het kan nog steeds beide kanten op gaan.’
‘Wat bedoelt u daar precies mee?’
‘Op dit moment woedt er een enorme strijd in haar lichaam. Als ze sterk genoeg is, wint ze die. Op dit moment kan niemand echter zeggen hoe het zal aflopen.’
‘Ze is heel sterk,’ zei Banks.
De arts knikte. ‘Dat is mooi. Ze zal haar kracht heel hard nodig hebben.’
‘Wanneer kunt u iets meer zeggen?’
‘De komende vierentwintig uur zijn heel belangrijk. We houden haar constant in de gaten om te zien of er verbetering of verslechtering optreedt. Momenteel kunnen we verder niets meer doen en moeten we afwachten. Het spijt me.’
‘Kunnen wij dan misschien iets doen?’
‘Als u gelovig bent, zou u kunnen bidden.’
‘En als ik niet gelovig ben?’
‘Dan moet u er het beste van hopen.’
Victor Mallory was na een paar drankjes bij de lunch en de lekkere joint die hij na thuiskomst had gerookt, aangenaam high. Hij had net Toru Takemitsu’s I Hear the Water Dreaming in de cd-speler gedaan en stond op het punt om even te gaan liggen en een dutje te doen toen er werd aangebeld. Als hij al had gelegen, zou hij waarschijnlijk niet eens hebben opengedaan, dacht hij. Het kon echter belangrijk zijn. Misschien kwam Jaff de auto wel terugbrengen of had de bekoorlijke Marianna van de golfclub besloten toch van zijn aanbod gebruik te maken. Hij liep naar de voordeur.
Zodra hij de deur had opengedaan, begreep hij dat hij een fout had gemaakt en hij wenste uit alle macht dat hij hem weer kon dichtdoen. Hij zou de aanblik van de twee mannen die daar stonden nooit prettig hebben gevonden, of hij nu high was of nuchter. Hun aanwezigheid zou geheid alleen maar ellende opleveren. In zijn paniek probeerde hij nog om de deur dicht te gooien, maar hij was veel te traag en ze drongen met het grootste gemak de gang binnen. Waarschijnlijk hadden ze anders gewoon de deur ingebeukt, bedacht hij. In zijn werk kwam hij van tijd tot tijd akelige types tegen en hij had ontdekt dat hij zich over het algemeen wel uit de meeste penibele situaties kon kletsen, maar deze keer was hij daar niet zo zeker van. Ze zagen er niet uit alsof ze goed konden luisteren.
De kleinste met het rossige haar en het slechte gebit had wel wat weg van een speedjunkie en Victor moest niets van speed of speedjunkies hebben. Die waren hem te wild en onvoorspelbaar. Daarom produceerde hij alleen xtc en fijne, ouderwetse psychedelica als lsd, mescaline en psilocybine. Daar was tegenwoordig weliswaar geen bijzonder grote afzetmarkt voor, maar wat hem betrof overtroffen ze met gemak speed en crack, en ook het soort mensen met wie je in dat wereldje te maken kreeg. Mensen zoals deze twee. Het had zonder enige twijfel met Jaff te maken, die lang niet zo kieskeurig was over wat hij gebruikte of wat hij verkocht om aan geld te komen.
‘Heren, kom binnen,’ zei hij. ‘Doe alsof jullie thuis zijn.’
Blijkbaar hadden ze geen gevoel voor humor. Ze duwden hem ruw de woonkamer in en namen de ruimte snel in zich op. De kleinste van de twee doorzocht de rest van het huis om te zien of er nog iemand anders was en de grote kale staarde intussen zwijgend naar de moderne kunst aan de muren: reproducties van Dalí, Hockney, Magritte, Rothko. Na een tijdje keerde de kleinste terug en ze trokken de zware gordijnen dicht, deden de staande lamp aan en gingen, overduidelijk ervan overtuigd dat ze alleen waren met hun prooi, aan de slag.
‘Zet eerst maar eens even die teringherrie uit,’ zei de grote, kale man. ‘Ik moet er bijna van poepen.’
Victor zette niet-begrijpend de cd-speler uit. ‘Ik vind het wel mooi,’ zei hij. ‘Het is echt heel rustgevend wanneer je…’
‘Ik zou je bijna ook vragen om die verdomde schilderijen om te draaien,’ zei de man zonder naar hem te luisteren. ‘Die hebben ongeveer hetzelfde effect op mijn darmen. Helaas hebben we geen tijd om aan te klooien. Ciaran?’
De man met het rossige haar kwam naar voren, gebaarde dat Victor moest plaatsnemen op een van de eettafelstoelen, bond zijn benen vervolgens met dikke, grijze tape vast aan de poten en snoerde zijn armen vast op zijn rug. Ten slotte wikkelde hij de tape om Victors bovenlijf waardoor hij stevig tegen de rugleuning zat gebonden.
Victor bleef passief en stil onder dit alles. Hij wilde niet dat ze de indruk kregen dat hij lastig ging doen. Er bestond een kansje dat hij dit allemaal droomde en dat alles zou verdwijnen zodra hij zijn ogen dichtdeed. Hij probeerde het, maar dat gebeurde niet. Ze hadden zijn mond niet dichtgeplakt, dus hij nam aan dat ze hem het een en ander wilden vragen, wat op zich een goed teken was. De paranoia bouwde wel op en hield zijn ingewanden stevig in de houdgreep, maar zolang hij kon praten, was er hoop. Een vlotte babbel, dat zei iedereen altijd over Victor. Meiden vielen in bosjes voor zijn charme. Dit hoefde niet per se verkeerd af te lopen.
‘Ziezo,’ zei de kale toen Victor stevig zat ingesnoerd. ‘Je weet het misschien wel niet, maar één ding dat ik door de jaren heen heb geleerd is dat het geheim van angst niet het toebrengen van pijn is. Integendeel zelfs. Het gaat om het vooruitzicht van pijn. Daarom pakken we het als volgt aan.’ Hij haalde iets uit het kleine koffertje dat hij naast zich op de bank had gezet en legde het op de lage glazen salontafel. ‘Weet je wat dit is?’
‘Een uurglas?’
‘Ook bekend als tijdglas of zandloper. Zie je die vorm? Daarom zeggen ze weleens dat vrouwen een figuur als een zandloper hebben. Wist je dat?’
Dat wist Victor inderdaad, maar hij wilde liever niet al te slim overkomen op deze mannen. Hij had al eerder met zulke types van doen gehad en was erachter gekomen dat ze bij het eerste teken van intellectuele superioriteit nog kwader en dus ook agressiever werden. Een opleiding op een privékostschool en een bul van Oxbridge waren in deze omstandigheden beslist geen pre. ‘Nee,’ zei hij dus. ‘Dat wist ik niet. Ik noem het altijd een uurglas.’
‘Als je hem omdraait, stroomt het zand door dat kleine gaatje van de ene glazen bol in de andere. Eigenlijk heel slim bedacht. Ik kan er soms wel uren naar kijken. Natuurlijk duurt het geen uren. En eigenlijk loopt het zand ook helemaal niet, want het heeft nu eenmaal geen pootjes, dus waarom ze het dan een zandloper noemen weet ik verdomme niet, en eigenlijk klinkt het net als landloper en dat lijkt me helemaal geen compliment voor vrouwen, dus waarom ze een vrouwenfiguur dan met een zandloper vergelijken, snap ik ook niet, maar goed, het is nu eenmaal zo, hè? Kijk, misschien vind je dit wel veel interessanter. Ciaran?’
De andere man haalde uit hetzelfde koffertje een groot opgerold etui, legde het naast de zandloper op tafel en liet het openrollen.
‘Dit is Ciarans verzameling chirurgische instrumenten,’ ging de man verder. ‘Niet dat hij chirurg is of zo, hoor. Hij heeft nooit Latijn gehad, of wel, Ciaran?’
‘Dat gaat over een rechter,’ zei Victor.
‘Hè?’ vroeg de kale man, die Victor nu met een lege blik aanstaarde.
‘“Hij had rechter kunnen worden, maar had nooit Latijn gehad.”’ Nog voordat de woorden zijn mond uit waren, had Victor er al spijt van. Er sprak een veel te superieure houding uit. Waar dacht hij in vredesnaam dat hij mee bezig was door het door die boerenpummel gebruikte citaat te verbeteren?
‘Waar heb je het goddomme over?’
‘Sorry. De sketch. Met Peter Cook en Dudley Moore.’
De twee mannen keken elkaar vragend aan en schudden hun hoofd. ‘Het zal wel,’ zei de kale. ‘Goed, zoals ik dus al zei voordat ik zo onbeschoft werd onderbroken is dat onze Ciaran geen chirurg is. Eerder een amateur. Hij vindt de instrumenten gewoon gaaf en experimenteert er ook graag mee. De verzameling is een beetje een allegaartje, er zit geen systeem in en het is samengesteld naar Ciarans persoonlijke voorkeur.’ De kale man pakte de vlijmscherpe, glanzende instrumenten een voor een op. ‘Kijk, ik weet dus niet wat dit allemaal voor dingen zijn, maar ik weet wel dat sommige ervan worden gebruikt bij dermatologie. Weet je wat dat is? Zo’n slimme knul als jij met een universitaire opleiding met Latijn en zo zou dat toch moeten weten. Nee? Dat betekent dat ze scherp genoeg zijn om een oogbal mee te pellen. Dat geeft toch een heel nieuwe betekenis aan de uitdrukking “iemand de ogen uitsteken”, vind je ook niet? Er zitten ook instrumenten bij die zijn bedoeld om diepere sneden aan te brengen, dwars door lagen vet of spier heen. En dan zijn er nog dingen die de randen van wonden openhouden of de onderliggende organen en weefsel opzij houden, zodat artsen hun werk kunnen doen en hun handen erin kunnen steken of er dingen uit kunnen rukken.’ Hij hield een gebogen instrument omhoog. ‘Chirurgische haken met verschillende vormen en groottes. Klemmen, die het bloeden vertragen. De meeste scalpels zijn zo scherp dat ze in het begin waarschijnlijk nauwelijks pijn doen, een beetje alsof je jezelf snijdt bij het scheren, want dat voel je ook bijna niet. Na een tijdje slaat de pijn echter toe. Een vertraagde reactie. Het bloed vloeit dan natuurlijk al. Dat spuit dan natuurlijk alle kanten uit, zou ik zo zeggen.’
Terwijl de kale man praatte, voelde Victor dat de moed hem in de schoenen zonk en zijn hart sneller begon te kloppen. Hij wist hoeveel schade en pijn zulke instrumenten konden veroorzaken. Zelfs de tandreiniger joeg hem al de stuipen op het lijf. Zijn mond was droog en zijn huid klam. ‘Waarom doen jullie dit?’ zei hij schor. ‘Wat willen jullie van me? Ik heb niets gedaan. Jullie hoeven dit echt niet te doen.’
Ciaran was druk in de weer met de instrumenten die hij een voor een liefkozend optilde en zorgvuldig met een wit doekje poetste.
De kale man keek glimlachend toe. ‘Een echte perfectionist. Ik zeg heel vaak tegen hem dat hij niet zoveel moeite hoeft te doen, omdat ze toch weer onder het bloed komen te zitten, maar toch poetst hij zijn instrumenten elke keer weer opnieuw. Zou hij gewoon een optimist zijn? Misschien denkt hij wel dat hij ze deze keer niet hoeft te gebruiken.’
‘Dat hoeft ook echt niet,’ zei Victor. Hij likte met zijn tong langs zijn lippen. ‘Hij hoeft ze niet te gebruiken. Wat willen jullie van me weten? Ik zal jullie alles vertellen. Als het om geld gaat, mogen jullie alles pakken.’
‘We willen jouw geld niet en ik geloof best dat je ons heel veel zult vertellen,’ zei de kale man. ‘Ik weet echter ook zeker dat je vast wel begrijpt dat we moeten vaststellen dat je ons ook werkelijk alles vertelt wat we moeten weten en niet alleen wat we willen weten. Er is een subtiel verschil daartussen.’
‘Ik zal jullie de waarheid vertellen.’
De man lachte. ‘Hoor je dat, Ciaran? Hij zal ons de waarheid vertellen. Dat is een goeie. Waar hebben we dat toch eerder gehoord?’
‘Wat bedoel je?’ Victor kon inmiddels weer zo helder nadenken dat hij zorgelijk constateerde dat de kale man Ciaran zonder aarzelen bij zijn naam noemde, als dat tenminste zijn echte naam was. Dat kon toch nooit veel goeds betekenen? ‘Ik zal heus niets zeggen. Ik zal niemand iets vertellen,’ voegde hij er voor alle duidelijkheid aan toe.
‘Nee, dat klopt,’ zei de kale man. ‘Zie je die tang en scalpel daar? Die zijn heel goed tegen een losse tong.’
Victor slikte iets weg. Zijn tong voelde opeens veel te groot aan voor zijn mond.
De kale man klapte in zijn handen. ‘Nou ja, dat komt straks pas. Nadat we het punt hebben bereikt dat er geen terugkeer meer mogelijk is, zoals ik dat graag noem. Laten we eerst maar eens beginnen, hè? Even kijken hoe het gaat. De eerste vraag is toch goed voor tien punten? Zo’n hoogopgeleide knul als jij kent University Challenge natuurlijk wel. Eens zien hoe ver we komen zonder meteen naar de zware, onaangename middelen te grijpen.’
‘Ik vind het prima,’ zei Victor.
‘Mooi. Het gaat als volgt.’ De man draaide de zandloper om en het zand stroomde langzaam door het piepkleine gat in de andere glazen bol. ‘Ik weet niet precies hoe lang dit duurt,’ zei hij. ‘Eerlijk gezegd heb ik de tijd nooit opgenomen. Zolang het zand stroomt, zal Ciaran zijn instrumenten niet gebruiken. Dat is de hoeveelheid tijd die je hebt om me de antwoorden te geven die ik zoek. Begrepen?’
‘Ja. Ja. Alsjeblieft. Toe dan. Vraag me dan iets. Schiet op.’ Victor gluurde naar het zand. Dat stroomde veel sneller dan volgens de wetten der natuurkunde was toegestaan, daarvan was hij overtuigd, want het stroomde in een schrikbarend tempo door het gaatje.
‘Kalm aan, Victor. We hebben geen haast. Er is tijd genoeg.’
‘Alsjeblieft. Vraag me dan wat jullie willen weten. Begin dan.’
‘Wat we móéten weten.’
‘Ook goed. Wat jullie móéten weten, dan.’ Victor staarde van het omlaaggutsende zand naar de glanzende kromme chirurgische haak die Ciaran aan het poetsen was en had het liefst geschreeuwd: Schiet nou verdomme toch een beetje op! Hij voelde dat zijn darmen zich openden. Hij zei niets.
‘We beginnen met de vragen waarop we het antwoord al denken te weten. Op die manier weten we meteen of je liegt. Een soort lakmoesproef dus. Ben jij bevriend met Jaff McCready, ja of nee?’
‘Ja.’
‘Mooi. Een uitstekend begin. Is hij hier kort geleden nog geweest?’
‘Ja, laatst nog. Maandag, geloof ik.’
‘Goed gedaan. Wat wilde hij van je?’
‘Een paar dagen van auto ruilen.’
‘Heb je dat gedaan?’
‘Ja. Hij is een vriend van me. Hij zat in de nesten. Wanneer een vriend in de nesten zit, dan help je hem toch?’
‘Zeer lovenswaardig. Wat is het merk, de kleur en het nummerbord van jouw auto?’
Victor vertelde het hem.
‘En verder?’
‘Ik begrijp het niet.’
‘Wat wilde hij verder van je?’
‘Niets.’
‘Foei toch, Victor.’ De kale man tikte tegen de zandloper. Daardoor leek het zand nog sneller te gaan stromen. ‘De tijd is bijna om.’
‘Oké! Oké dan! Hij wilde een blaffer hebben.’
‘En heel toevallig had jij er nog eentje liggen?’
‘Ik kan er altijd aan komen. Ik regel er weleens een voor iemand. Dat wist Jaff.’
‘Dus heb je hem een pistool gegeven?’
‘Ik heb hem er een verkocht. Een Baikal. Met een geluiddemper.’
‘Het merk interesseert me niet. Je verspilt kostbare tijd. Was dat alles?’
‘Ja, dat zweer ik.’
‘Waar is hij nu?’
‘Dat weet ik niet. Hij is gewoon weggereden. Ik heb niet eens gezien welke kant hij op ging.’
‘Waar ging hij naartoe?’
‘Dat zeg ik toch net. Dat weet ik nie…’
‘Victor, je hebt niet ontzettend veel tijd meer. Als ik jou was, zou ik me bij de waarheid houden.’
‘Ik… Hij… hij zei dat er buiten in zijn auto een meisje zat te wachten.’
‘Tracy Banks?’
‘Ik zou het niet weten. Ik heb haar niet gezien en hij heeft haar naam niet genoemd. Ik dacht eigenlijk dat zijn vriendin Erin heette, maar met Jaff weet je het nooit.’
‘Een rokkenjager?’
‘Ja.’
‘Waar gingen ze naartoe?’
‘Hij zei alleen maar dat ze een paar dagen gingen chillen in het huis van haar vader ergens op het platteland, zodat hij een paar dingen kon regelen en daarna wilde hij naar Londen.’
‘Waar in Londen?’
‘Dat weet ik niet. Eerlijk waar niet. Dat zei hij niet.’
‘Victor…’
‘Waarom zou ik daarover liegen?’
‘Dat weet ik niet. Je tijd zit er bijna op. Ik zou in jouw positie absoluut niet liegen. En toch lieg je, of niet soms?’
Victor likte over zijn lippen. ‘Luister, in Highgate woont een vriend van hem. Een gozer die Justin heet. Ik heb hem maar één keer gezien. Hij doet aan mensensmokkel en allerlei andere akelige ellende. Totaal niet mijn ding. Ik weet niet wat zijn achternaam is. Jaff zei dat Justin hem wel zou helpen als het erop aankwam. Met een vals paspoort en zo. Dat is alles wat ik weet. Echt waar.’
‘Highgate is een grote wijk.’
‘Sorry. Meer weet ik niet.’
‘Misschien lukt het Ciaran wel om iets meer uit je los te krijgen?’
Victor rukte aan de tape, maar het haalde niets uit. ‘Ik weet echt niet meer dan dit.’
De kale man tuurde een tijdje peinzend naar het zand en zei toen: ‘Wat denk jij ervan, Ciaran?’
Ciaran staarde Victor voor zijn gevoel een eeuwigheid aan. Het zand gleed weg door het kleine gat. Het was nu bijna helemaal op. Victors mond was zo droog dat zijn keel pijn deed toen hij probeerde te slikken. Als dit nog veel langer zo doorging, zou hij vast en zeker gaan huilen en om genade smeken.
‘Neuh,’ zei Ciaran. Hij rolde het etui met instrumenten op. ‘Niet de moeite waard. Hij weet echt niet meer.’ Victors mond viel open.
De kale man pakte de zandloper op en stopte hem in zijn koffertje. ‘Dat was op het nippertje, Victor,’ zei hij. Hij liep naar Victor toe en woelde door zijn haar. ‘Heel erg op het nippertje. We zullen je nu maar weer alleen laten met die vreselijke muziek van je. Vergeet niet dat we weten waar je woont. Ik neem aan dat ik je niet hoef te vertellen wat er gebeurt als wij hier op de een of andere manier last mee krijgen, hè?’
Victor schudde zijn hoofd.
‘Brave knul.’ De kale man sloeg Victor twee of drie keer speels tegen zijn wang, maar wel zo hard dat het pijn deed en zei: ‘Ciaran.’
Ze deden het licht uit en liepen naar de deur.
‘Maken jullie me niet eerst los?’ vroeg Victor met een timide stemmetje.
De kale man bleef in de deuropening staan. ‘Dat lijkt me geen goed idee,’ zei hij. ‘Straks glijdt Ciarans hand met het scalpel nog uit. Die tape is net een extra laag huid. Ik weet het goed gemaakt.’ Hij haalde de rol tape uit het koffertje en sneed er met een zakmes een korte strook af. ‘Dit zal je tegen jezelf in bescherming nemen. Maak je maar geen zorgen. Vroeg of laat komt er heus wel iemand langs. Dat gebeurt namelijk altijd.’
‘Maar hoe moet ik dan uitleggen…’
De man plakte de tape over Victors mond voordat hij zijn zin kon afmaken. ‘Gebruik je fantasie maar, Victor. Gebruik je fantasie.’ Op weg naar buiten bleven ze even bij de cd-speler staan om hem weer aan te zetten en toen vertrokken ze.
Banks vond ziekenhuizen altijd heel deprimerend en nu hij in de cafetaria naar mensen zat te kijken die even een korte pauze namen van het ziekbed van hun zieke kind, een familielid dat kanker had en op sterven lag of lag te dementeren op de geriatrische afdeling, maakte dat het er ook niet veel beter op. Het stel aan het tafeltje naast hem besprak de bijwerkingen van een prostaatoperatie. Banks deed zijn best om zich ervoor af te sluiten en zich te concentreren op wat Winsome hem aan het vertellen was. De koffie was gelukkig wel goed en hij had een stoot energie gekregen van de KitKat die hij erbij had genomen. Het was ver na lunchtijd, maar hij had niet echt trek. Na de aanblik van Annie die daar zo roerloos had gelegen en de informatie die hij van Winsome en meneer Sandhar had gekregen, zat slaap er voorlopig ook niet in. Een verpleegkundige had hem verteld dat Annies vader Ray per trein op weg was vanuit St. Ives.
‘Goed, uit wat je me tot dusver hebt verteld, begrijp ik dat Annie is neergeschoten toen ze naar mijn cottage ging om de planten water te geven,’ vatte Banks het samen. ‘Was het dan niet bij haar opgekomen dat Tracy daar misschien wel met haar vriendje kon zitten?’
‘Waarschijnlijk niet. Ik weet vrij zeker dat ze dat niet dacht, want anders had ze wel back-up meegenomen.’
‘Tenzij ze natuurlijk dacht dat ze Tracy of mij moest beschermen,’ zei Banks somber. ‘Tenzij ze niet wilde dat iemand anders ervan afwist en dacht dat ze eventuele problemen wel in de kiem kon smoren. Ga verder.’
‘Hij is eigenlijk niet eens Tracy’s vriendje. Hij was het vriendje van Erin Doyle.’
‘Erin was tegen die tijd toch al opgepakt omdat ze een handwapen in haar bezit had?’
‘Ja. Ze is op borgtocht vrijgelaten door de politie.’
‘En dat vriendje…?’
‘Jaff. Hij heet Jaffar McCready, maar iedereen noemt hem Jaff.’
‘Hij is dus waarschijnlijk degene die Annie heeft neergeschoten?’
‘Daar gaan we wel van uit.’
‘En Tracy heeft het alarmnummer gebeld?’
‘Ja,’ zei Winsome. ‘Het was een vrouwenstem en het was haar mobiele nummer. Ik heb in de meldkamer ook de opname gehoord. Voor zover ik me kan herinneren klinkt het inderdaad als Tracy. Ze klinkt erg bang.’
‘Dat lijkt me vrij logisch,’ zei Banks.
‘We hebben haar mobiel op de plaats delict aangetroffen, vlak bij de plek waar volgens ons hun auto heeft gestaan. Hij was kapotgetrapt. De simkaart was nog heel en toonde aan dat het mobieltje sinds maandag niet meer was gebruikt.’
‘Toen is deze ellende toch begonnen?’
‘Ja, op die dag kwam Juliet Doyle naar het bureau om te melden dat ze een vuurwapen had gevonden in de slaapkamer van haar dochter. Annie zei dat ze specifiek naar u vroeg.’
‘Naar mij?’
‘Ja. Ik vermoed dat ze hoopte dat u het kon afhandelen zonder er al te veel ruchtbaarheid aan te geven, zodat het beter zou aflopen voor Erin.’
‘Aha,’ zei Banks. ‘Alleen was ik er niet en liep alles in het honderd. Erin werd opgepakt en Tracy ging Erins vriendje waarschuwen.’
‘Daar lijkt het wel op,’ zei Winsome.
‘En Juliet Doyle?’
‘Ze logeert bij Harriet Weaver. Zij wordt uiteraard nergens voor aangeklaagd.’
‘Uiteraard. Ik neem aan dat die Jaff misschien wel dacht dat we het verband tussen hen zouden ontdekken en niet wilde dat Tracy haar mobieltje gebruikte, omdat we haar dan via het signaal konden opsporen. Ze was gek op dat ding. Ze had het echt altijd bij zich. Hij moet het dus maandag al van haar hebben afgepakt en het hebben uitgezet. Was ze daar vrijwillig met hem? Dat kan bijna niet. Wat denk jij?’
‘We weten het echt niet,’ zei Winsome. ‘Het zou wel kunnen. In het begin, tenminste. Volgens Rose is ze namelijk helemaal uit zichzelf naar zijn flat gegaan. We weten natuurlijk niet wat er daarna allemaal is gebeurd, maar zij moet hem hebben meegenomen naar uw cottage. Misschien heeft hij haar er wel toe gedwongen. Dat is mogelijk. We weten alleen maar wat Tracy’s huisgenoot ons heeft verteld. We weten dus niet wat zich daar allemaal heeft afgespeeld nadat ze er waren aangekomen – het huis is nogal een puinhoop – maar ik vind het net als u moeilijk te geloven dat Tracy vrijwillig iets te maken heeft gehad met het neerschieten van Annie.’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Banks. ‘Dat is belachelijk. Ongeacht hoe dit allemaal is begonnen, kunnen we volgens mij gerust aannemen dat Tracy niet langer uit vrije wil handelt. Die Jaff McCready heeft haar natuurlijk gegijzeld. Wat een vreemde naam, trouwens. Weten we iets over hem?’
‘Ik heb een beetje rondgesnuffeld. Zijn moeder komt uit Bangladesh. Kwam, moet ik zeggen. Ze is een paar jaar geleden overleden aan borstkanker. Ze was pas veertig. Een model. Beeldschoon, heb ik me laten vertellen. Ze was getrouwd met Jack McCready. Hij kwam oorspronkelijk uit East Kilbride, maar had in het zuiden een bookmakerimperium opgebouwd en investeerde veel geld in de filmwereld. Zo hebben ze elkaar ontmoet. Hij werd graag gezien met filmsterren, regisseurs en dat soort mensen.’
‘Wie wil dat nu niet?’ zei Banks. ‘Ik ken zijn naam wel, heb weleens een foto van hem gezien in de krant en zijn naam in de roddelrubrieken, altijd met een jong sterretje aan zijn arm of iets in die geest in elk geval. Ik kan niet zeggen dat ik zelf ooit een bookmaker ben tegengekomen die ik vertrouwde. Hij is toch ook dood?’
‘Een hartaanval,’ zei Winsome. ‘Acht jaar geleden. Er deden de nodige geruchten over hem de ronde. Witwassen van geld, paarden met doping, races waarvan de uitslag van tevoren al vaststond en ga zo maar even door. Er is echter nooit iets bewezen en zijn dood was niet verdacht. Hoe dan ook, zijn ouders zijn gescheiden toen Jaffar acht was. Hij is met zijn moeder naar India gegaan. Zij is daar een vrij bekende Bollywood-ster geworden. Volgens mij was Jaffar eraan gewend geraakt dat een deel van haar roem en bekendheid op hem afstraalde. Toen overleed zijn moeder helaas en werd hij weer hiernaartoe gestuurd. Hij was toen dertien. Zijn vader stuurde hem regelrecht naar een kostschool – er was weinig liefde tussen die twee, denk ik zo – en daarna is hij naar Cambridge gegaan om filosofie te studeren.’
‘Intelligent?’
‘Middelmatig. Hij heeft het wel gehaald. Ze zeiden dat hij zich meer had kunnen inspannen.’
‘Dat zeiden ze over mij ook. “Er had veel meer ingezeten als hij harder had gewerkt.” Veroorzaakte hij veel problemen?’
Winsome glimlachte. ‘Ik denk eerder dat McCready een buitenbeentje was. Hij heeft geen strafblad. Beslist geen doorsnee ontevreden jongere.’
‘Nee,’ zei Banks. ‘Misschien zitten de littekens op zijn ziel dieper. Hoe oud is hij?’
‘Eenendertig.’
‘Werk?’
‘Voor zover wij hebben kunnen nagaan, heeft hij nooit een baantje gehad.’
‘Was hij hiervoor al bij ons bekend?’
‘Nee. Maar ik heb Ken Blackstone gesproken en West Yorkshire kent hem wel. Niets concreets, alleen een heleboel vermoedens. Voornamelijk drugs. Ze denken dat hij onder andere banden heeft met een illegaal laboratorium. Een oude vriend van Cambridge, een scheikundestudent. Het onderzoek loopt nog. Het gaat erg moeizaam, zegt Ken. Ze hebben nog niets tastbaars gevonden.’ Ze haalde de twee schetsen die Rose Preston had gemaakt uit haar koffertje. ‘Deze twee charmante heren zitten ook achter Jaff en Tracy aan. Ze deden zich voor als politiemannen en hebben de huisgenoot van Tracy en Erin de stuipen op het lijf gejaagd.’
Banks bestudeerde de schetsen. Ze waren erg goed, trefzekere lijnen en subtiele schaduwen. Hij was beslist geen expert, maar dacht dat Rose een veelbelovend tekentalent was.
‘Ze beweerden dat ze Sandalwood en Watkins heetten.’
‘Welnee,’ zei Banks. ‘Dat zijn Darren Brody en Ciaran French.’
Winsomes mond viel open. ‘Kent u hen?’
‘Ik heb er zelf voor gezorgd dat ik wist wie ze waren. We hebben elkaar weleens vluchtig ontmoet. Ze werken voor George Fanthorpe, beter bekend als “de Boer”.’
‘Die naam ken ik.’
‘Dat mag ook wel. Het is een van de bestbewaarde geheimen van het graafschap. Hij beschouwt zichzelf als de heer en meester van het dorp, een soort herenboer met een eigen zuivelbedrijf, talloze hectaren akkerland en een eigen renstal met manege. Hij woont in de buurt van Ripon. Zijn criminele macht strekt zich helemaal uit tot aan Middleham. Waarschijnlijk nog wel verder ook.’
‘Ze vroegen naar Jaff en zijn vader was dus bookmaker,’ zei Winsome. ‘Denkt u dat er een verband is?’
‘Ik betwijfel het,’ zei Banks. ‘Vroeger misschien wel, maar nu niet meer. Jack McCready is al vrij lang dood en Fanthorpes grootste bron van inkomsten zijn drugs. Vooral cocaïne en heroïne. Grote partijen. Hij krijgt het spul uiteraard nooit zelf te zien en raakt het met geen vinger aan. De grote baas. Hij dealt vooral onder studenten. Het boerengebeuren is een leuke façade en erg handig om geld wit te wassen. Waarschijnlijk is hij tegenwoordig de enige eigenaar van een zuivelbedrijf dat een gezonde winst behaalt, of in elk geval met winst draait. De renpaarden zijn een hobby van hem; typisch iets wat bij het imago van landjonker past. De renstallen zouden best eens rendabel kunnen zijn.’
‘Hoe komt het dat u zo veel over hem weet?’
Banks dronk zijn koffie op. ‘Dat is eigenlijk een beetje vanzelf gegaan. Een jaar of zes geleden sprak ik tijdens de afronding van een zaak in West Yorkshire op de hogeschool van Eastvale met een kleine drugdealer die Ian Jenkinson heette. Hij noemde de naam van de Boer in verband met een moord op Woodhouse Moor. Het slachtoffer was een andere kleine dealer, ene Marlon Kincaid, die vooral dealde onder de studenten van Leeds. Kennelijk betrok Jenkinson een deel van zijn voorraad van die Kincaid, die, zo vermoeden we, de drugs op zijn beurt weer van Fanthorpes mensen kocht. Of dat misschien beter had kunnen doen. Uiteindelijk bleek dat hij als freelancer werkte en dat irriteerde de Boer. Ik ben bij de Boer zelf langs gegaan. Hij was zo glad als een aal en speelde zijn rol met verve, maar soms krijg je nu eenmaal zo’n gevoel, je weet wel, pure intuïtie.’
‘Dat krijg ik nu ook,’ zei Winsome. ‘Dit kan geen toeval zijn.’
‘Wat niet?’
‘De naam die u net noemde: Marlon Kincaid. Ik was er nog niet aan toegekomen om het u te vertellen, maar we zijn er vrijwel zeker van dat het pistool dat we in het huis van de Doyles hebben gevonden is gebruikt bij de moord op 5 november 2004.’
‘Dat komt qua tijd inderdaad overeen,’ zei Banks. ‘Heel interessant.’
Winsome knikte. ‘Misschien moeten we nog maar eens een keertje met die Ian Jenkinson gaan praten, als we hem tenminste kunnen vinden. Hoe is het toen afgelopen?’
‘Tja, zoals ik zo-even al zei, was het pure intuïtie. Ik ben er nog even in gedoken, maar kwam niet echt veel verder. Alle informanten sloegen dicht. Te bang. Toen ik de keer daarop weer bij de Boer langsging, waren Ciaran en Darren bij hem; ze hielden zich op de achtergrond. Zakenrelaties, zo stelde hij hen aan me voor. Kort daarna verschenen ze een paar keer in mijn omgeving; ze volgden me, stonden aan de overkant van onze straat geparkeerd en deden boodschappen in dezelfde supermarkt als wij. Ze groetten altijd vriendelijk en beleefd, en vroegen naar mijn gezin. Dat soort dingen. Een milde vorm van intimidatie.’
‘Was u ook geïntimideerd?’
‘Een beetje wel. Die twee gasten hebben namelijk een heel slechte reputatie. Darren is een schurk, niet compleet hersenloos, maar wel een regelrechte schurk. Ciaran vindt het heerlijk om mensen pijn te doen en te vernederen. Het gerucht gaat dat ze samen meer dan één moord op hun geweten hebben en de moorden staan in direct verband met Fanthorpe. Je weet echter wel hoe dat soms gaat. Geen bewijzen. Volmaakte alibi’s. Toen eiste een andere zaak onze aandacht op. Marlon Kincaid was een heel bekende dealer in het studentenwereldje en de meeste mensen vonden dat de wereld zonder hem beter af was. We kwamen geen stap verder met ons onderzoek naar Fanthorpe of de moord. Jij weet net zo goed als ik dat iemand in dat wereldje heel veel mensen tegen zich in het harnas kan jagen, van concurrenten tot ontstemde ouders van kinderen die aan een overdosis zijn overleden. Het korps West Yorkshire had alle aanwijzingen nagetrokken, maar kon helemaal niets vinden. Wij waren er slechts zijdelings bij betrokken vanwege de link met Ian Jenkinson. We konden de Boer gewoon niets maken. Hij is nog nooit voor iets aangeklaagd. Misschien hadden forensische accountants wel een rechtszaak tegen hem kunnen opbouwen als ze zijn boeken hadden kunnen inzien, zoals ze ook hebben gedaan bij Al Capone, maar we hadden niet genoeg bewijzen voor een huiszoekingsbevel. De officier van justitie zei dat we het wel konden vergeten. Er waren dringender zaken die onze aandacht opeisten. Fanthorpe verdween naar de achtergrond met een vette kanttekening bij zijn naam. Ciaran en Darren verdwenen uit mijn leven. Ik kan niet zeggen dat ik hen ooit vergeten ben, maar ik lag er ook niet van wakker.’
Winsome bekeek de schetsen. ‘Ik begrijp best dat men hen niet snel vergeet. Wat een spuuglelijke gasten. Ik vraag me af waarom ze het niet erg lijken te vinden dat mensen hen na een bezoekje kunnen beschrijven?’
‘Ze vertrouwen erop dat mensen dat niet durven vanwege de impliciete dreiging dat ze dan terugkomen om wraak te nemen. De meeste mensen met wie ze te maken hebben, zijn net zulk tuig als zij en dat weten ze. Rose komt niet uit dat wereldje.’
‘Bestaat er een kans dat ze achter haar aan gaan? Moeten we haar bescherming bieden?’
‘Dat lijkt me niet. Daar is ze niet belangrijk genoeg voor. Ze was slechts een middel om een doel te bereiken, of ze nu uit haar hebben losgekregen waarvoor ze kwamen of niet. Ik wed dat ze verder geen belangstelling voor haar hebben. Ze zijn allang verdergegaan. Het kan hun niet schelen dat wij weten hoe ze eruitzien of dat we overal in het huis vingerafdrukken van hen hebben gevonden. Ze weten om de een of andere reden dat het daarbij blijft. In het ergste geval zorgen ze gewoon voor een ijzersterk alibi. Hebben jullie verder nog aanwijzingen, afgezien van wat er in de cottage is voorgevallen? Ik wil die ellendige klootzak die mijn dochter heeft ontvoerd, vinden en verrot trappen. Excuses voor mijn taalgebruik.’
‘Nou, voor deze ene keer zal ik het maar door de vingers zien, inspecteur,’ zei Winsome, ‘maar alleen omdat ik weet dat u overstuur bent.’
‘Dankjewel.’
‘Ik wilde u eigenlijk ook iets vragen.’
‘En dat is?’
‘Over Tracy’s betrokkenheid. Bent u van plan uw familie te bellen om het hun te laten weten? Sandra? Brian?’
Banks dacht even na en masseerde intussen met zijn wijsvinger en duim de brug van zijn neus. De energiestoot van de koffie en suiker had niet lang effect gesorteerd. Hij voelde zich nu alweer uitgeput; hij zou het liefst ter plekke gaan liggen en zich in foetushouding oprollen. Om hem heen klonk het drukke geroezemoes van allerlei gesprekken, maar het zei hem allemaal niets. ‘Dat denk ik niet,’ zei hij ten slotte. ‘Nog niet, in elk geval. Ik kan er nu even niet bij hebben dat Sandra me loopt op te jutten of Brian als een kip zonder kop rondrent, omdat hij wil helpen. Ze zouden alleen maar in de weg lopen. Bovendien is hij als ik het goed heb met de band op tournee.’
‘Zou het niet beter zijn dat ze het van u te horen krijgen in plaats van het in de krant te lezen of via het journaal op televisie te horen? We kunnen het gebeurde nu eenmaal niet eeuwig voor de media achterhouden.’
‘Ja, waarschijnlijk wel, maar waarom zou ik hen er nu al mee lastigvallen? In het allerergste geval vertel ik het hen later nog wel. In het beste geval loopt het met een sisser af en hoeven ze het nooit te weten.’
‘En uw ouders dan? Zij zijn wel Tracy’s grootouders.’
‘Ze maken momenteel een cruise,’ zei Banks. ‘Ze maken tegenwoordig vaak een cruise.’
Winsome haalde haar schouders op. ‘Tja, het is uw beslissing. Waarschijnlijk komen ze er toch wel achter zodra ze terug zijn.’
‘Daar heb je wel kans op, maar dat zien we dan wel weer. Wat is het laatste nieuws?’
‘Dat heb ik ook nog niet gehoord,’ zei Winsome. ‘Ik heb op het vliegveld op u staan wachten. Weet u nog wel?’
‘Ja. Nog bedankt, trouwens. Laten we dan maar naar het bureau gaan om te zien wat we daar aan de weet kunnen komen. Wat wordt mijn rol in het geheel eigenlijk? Ik kan moeilijk thuis duimen gaan zitten draaien, maar ik neem aan dat mevrouw de hoofdinspecteur Gervaise me niet aan deze zaak zal laten werken.’
‘Ze wil u zo snel mogelijk spreken,’ zei Winsome. ‘Ik weet zeker dat ze wel iets voor u zal vinden. En wat dat thuiszitten betreft: volgens mij kunt u maar beter zo snel mogelijk op zoek naar een ander onderkomen om duimen te gaan zitten draaien.’
Banks keek haar niet-begrijpend aan. ‘Hè? Hoezo?’
‘Misschien is de standaardprocedure u even ontgaan, inspecteur, maar uw cottage is op dit moment een plaats delict. Hij is afgesloten en verzegeld. U kunt voorlopig niet terug naar huis.’