1 eetlepel boter

‘En omdat Igor gisteren die begrafenis had, heb ik bij Stanley weer eens pom voor hem gehaald. Om hem op te beuren,’ zegt Nettie terwijl ze haar jasschort uittrekt.

‘Hoezo?’ vraagt Fenny. ‘Doet hij dan aan begrafenissen?’

‘Ik had hem in geen jaren gesproken en wat denk je, hij bleek…’

‘Nee, Igor. Die kan toch niks voelen? Wat moet je nou op een begrafenis als je er niks bij voelt?’

‘O, Igor.’ Het eeuwige misverstand. Igor voelt genoeg. Hij weet zelf alleen niet altijd wat, of waarom. Hij is als een kreeft in kokend water, niet bij machte te bevatten wat hem overkomt. ‘Het was iemand van zijn werk. Een jonge meid nog.’

Fenny haalt een stronk bleekselderij uit haar tas en neemt er hongerig een hap van. Al kauwend zegt ze: ‘Ik zag laatst toch zo’n mooi programma over een meisje met weet ik veel hoeveel soorten kanker, ze had nog maar kort te leven, en daarom maakte ze een lijstje van alle dingen die ze écht gedaan wilde hebben voordat ze doodging. Ik heb de ogen uit mijn kop gejankt. Nee, meneer, pas als de vloer gemopt is, kunt u erin. Het is voor uw eigen hygiëne. Wat zou jij doen, Nettie? Wat zou jij per se nog willen doen als je wist dat je niet meer dan een halfjaar te leven had?’

Zou Stanleys vrouw zich dat ook hebben afgevraagd?

‘Een reis naar Bali,’ zegt Fenny dromerig. ‘Naar zo’n luxe kuuroord waar je vanzelf twaalf kilo afvalt.’ Dan pakt ze de mop. ‘Schiet nou maar op, jij. Wat ga je vanavond maken?’

‘Hoorntjes met nogamousse. En voor morgen alvast een charlotte Malakov, want die moet een nacht staan. De aardbeien zijn nu zo goedkoop. Ik moet alleen nog even lange vingers halen.’

Buiten is het aangenaam zwoel. Het voorjaar begint serieus door te zetten. Met lichte tred loopt ze door de stad. Ze zal de lange vingers royaal met Grand Marnier besprenkelen en ze om en om met de aardbeien in laagjes in een diepe souffléschaal leggen, op een bedje van amandelroom.

Misschien kan ze morgen een stuk naar Stanley brengen. Dan ziet hij wat een vooruitgang ze heeft geboekt sinds hij haar bojo leerde bakken. Bovendien moet een weduwnaar goed eten. Wat is hij grijs geworden.

Ze is pas laat thuis omdat ze in een impuls een broek heeft gekocht, wit met steekzakken, en ook maar meteen een paar T-shirtjes. Zo zomers.

Igor heeft zijn oude poppen naast elkaar op de bank gezet. Hij staat midden in de kamer en spreekt ze met bassende stem toe.

‘De dood loopt altijd met ons mee,’ hoort ze terwijl ze naar haar slaapkamer gaat om haar aankopen aan te trekken. Die begrafenis heeft blijkbaar indruk op hem gemaakt. Ze zou hem vaker ergens mee naartoe moeten nemen, hij maakt zo weinig mee. En het kan nu toch ook? Hij is zo mak als een lam. Ze hoeft niet meer bang te zijn dat hij de boel afbreekt. Het enige uitje dat hij heeft, is de jaarlijkse uitstap van de werkplaats. Vorig jaar zijn ze naar de Euromast geweest, met een rondvaart door de Rotterdamse havens toe.

Als ze een charlotte Malakov kan maken (Bedek de taart met folie en leg er een bordje en een gewicht op. Laat hem zo een nacht in de koelkast staan. Keer dan de taart op een gekoelde schaal. Garneer hem met room en aardbeien.), kan ze ook met Igor naar het scheepvaartmuseum of een andere attractie. Per slot van rekening leek een charlotte Malakov ooit ook een onmogelijkheid.

Ze trekt de witte broek aan. De stof valt mooi soepel; dat heb je als je net iets meer betaalt. Ze kiest er het appelgroene shirt bij. Dat heeft zo’n grappige boothals.

Gisteren zei Stanley: ‘Zeg, maar jij lijkt een stuk minder pinnig dan vroeger. Komt dat soms door al die zoete gerechten van jou?’

Eigenlijk heeft ze onder dit shirt een nieuwe beha nodig. Ze trekt het weer over haar hoofd, doet ook haar beha uit en verstelt de bandjes een stukje. Kijk, dat ziet er meteen pittiger uit. Ze is haar hele leven hoekig en graatmager geweest, maar de laatste jaren hebben haar zachter en ronder gemaakt. Met toegeknepen ogen draait ze voor de spiegel van links naar rechts. Gevulde mensen worden mooier oud: zij heeft minder rimpels dan Fenny met al haar diëten. Het is waar dat het leven pas boven de vijftig begint. Gek dat je daar zo tegen opziet als je nog een stuk jonger bent.

Ze loopt de huiskamer in en spreidt haar armen. ‘Tadaa!’

‘En dan leggen we nu om de beurt een bloem op de kist,’ zegt Igor. ‘Niet dringen, mensen, rustig aan.’

‘Tadaa!’ roept ze nogmaals.

Nu merkt hij haar pas op. ‘Wat is er?’

Ze laat haar armen naar beneden vallen. ‘Niks. Ik ga naar de keuken.’

‘De dood pikt je lichaam in. Dat wist jij zeker niet, hè?’

‘Nou,’ zegt ze verbaasd, ‘zo gaat het inderdaad.’

Hij lacht triomfantelijk. ‘Maar je kunt hem ook wegsturen. Zó.’ Hij knipt met zijn vingers. ‘Oprotten.’

‘Hm. Ik zou er niet op rekenen.’

‘Jawel, hoor. Dat moet je doen als-ie in de buurt komt.’ Hij kijkt geheimzinnig, terwijl hij nogmaals met zijn vingers knipt.

In alle jaren dat ze haar leven met hem heeft gedeeld, heeft hij nog nooit geheimzinnig gekeken. Of heeft ze niet goed opgelet? Heeft ze dan toch altijd te veel oog gehad voor zijn beperkingen, en niet voor wat hij nog aan nieuwe mogelijkheden heeft? Neemt hij veel meer waar dan zij denkt? ‘Igor,’ zegt ze waakzaam, ‘wat zie jij eigenlijk als je naar me kijkt, rare jongen van me?’

Net als ze denkt dat ze met haar onverwachte vraag tot hem is doorgedrongen, ziet ze hoe zijn blik zich naar binnen keert. Stofdeeltjes dansen in de baan avondzon die schuin op zijn gezicht valt. Ze denkt: Stofzuigen. Maar nu eerst de hoorntjes met nogamousse en de charlotte Malakov. In theorie zou er met een beetje geluk best een toetje naar haar kunnen worden vernoemd, Netties Bananasplit of Netties Pindarotsjesparfait, maar met Igor als de enige consument van haar heerlijkheden is die kans niet groot.

Stel dat je niet meer dan een halfjaar te leven had. Wat zou je dan met alle geweld nog willen doen?

Ze heeft zich al omgedraaid om naar de keuken te gaan als Igor zegt: ‘Dan zie ik een zonnestraal.’

Over haar schouder kijkt ze hem aan. Groot en log staat hij midden in de kamer. Hij moet nodig naar de kapper: een dikke lok haar valt bijna in zijn ogen. Zij heeft precies zo’n lok. Genen zijn vreemde dingen. ‘Wat zei je?’

‘Dan zie ik een zonnestraal, oma.’ Hij loopt naar de bank, pakt een pop en trekt het ene armpje eruit. ‘Elvis, laat het nou eindelijk eens tot je doordringen, maat. Iedereen legt om de beurt een bloem op de kist.’

Werktuiglijk zet ze in de keuken de ingrediënten klaar. Je begint met een beetje boter, wat bloem, een eiwit, een schep basterdsuiker en een eetlepel honing, en als je die op de juiste manier behandelt – en je blender werkt mee – dan heb je een uurtje later een vracht krokante, luchtig knisperende hoorntjes, genoeg voor zes personen. De vulling van nogamousse is een makkie. Het koelen in de ijskast is het geheim, anders loopt hij helemaal weg.

Je begint met wat boter en bloem, je eindigt met een delicatesse.

De vraag wat je nog zou willen doen als je wist dat je niet lang meer te leven had, is eenvoudig te beantwoorden. Je moet het onderste uit de kan zien te halen. Je mag geen mogelijkheid onbenut laten.

Igor ziet een zonnestraal als hij naar haar kijkt. Ze moet hem vaker vragen stellen zodat hij gedwongen wordt zijn gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Ze moet met hem naar het scheepvaartmuseum, of naar de bioscoop. Films ziet hij thuis ook wel, hij doet vrijwel niets anders dan televisiekijken, maar samen naar de bios is iets anders. Dat is, dat is een ervaring. Het verende tapijt onder je voeten. Het licht dat langzaam uitgaat, het geroezemoes dat wegsterft. En in de pauze een kopje koffie of een biertje. De gesprekken van andere mensen afluisteren. Lachen louter om het plezier van lachen.

Ze schept een klont boter op een bordje en snijdt het met twee gekruiste messen bedachtzaam in stukken. Je begint met een nieuwe broek met steekzakken en je eindigt met een visioen van een avond uit met je kleinzoon.

‘Dan zie ik een zonnestraal, oma.’

Blijft zij prinsheerlijk op een comfortabel bankje zitten, terwijl hij aan het buffet popcorn haalt. Voor drie, want Stanley is ook mee. ‘Da bomb,’ zal Stanley uitroepen als Igor met de grote papieren bekers terugkomt. ‘Look at you, man! En dan te bedenken dat je oma je vroeger moest opsluiten.’

Tijdens de nachtmerrie die Igors puberteit was, heeft hij haar altijd geduldig aangehoord. Terwijl hij alleen maar iemand was bij wie ze soms een maaltijd haalde. Of misschien wel daarom. Misschien juist daarom.

Ze had wijzer moeten zijn, en hun contact niet moeten laten verwateren. Maar nu is alles weer rond en brengt de dag van morgen niet langer louter de eeuwige herhaling van handelingen die alleen maar dienden om te overleven. Van de week gaat ze met Igor naar de bioscoop, met dat andere nieuwe shirt aan dat de kleur van haar ogen zo leuk ophaalt, en als Stanley niet mee kan, gaan ze daarna samen nog even een colaatje bij hem drinken.

Igor was altijd al dol op hem.