4 appels, geraspt
Na een week kan Nettie in elk geval dit met de hand op haar hart verklaren: ze heeft nog nooit zo’n gemakkelijk kind gezien als Bobbie. Nooit humeurig, nooit schrikkerig, nooit van slag. Ze vertoont zelden kuren, ze drinkt, ze boert, ze slaapt en ze lacht, helemaal volgens het boekje, en ligt in haar wieg tevreden voor zich uit te pruttelen als de belichaming van de door dokter Spock aanbevolen reinheid, rust en regelmaat.
Toen ze dat laatst zei, dacht Lisa dat ze het over Star Trek had. Sindsdien heet Bobbies wieg de uss Enterprise.
Om nou te zeggen dat Lisa een groot licht is: nee. Een zorgeloos stuk onbenul, dat vat het beter samen. Maar het was natuurlijk ook niet te verwachten geweest dat Igor met een studente algebra zou zijn thuisgekomen. Dat akelige ongeluk van het kind ook. Ze heeft het litteken zelf gezien, onder het mallotige stekelhaar. Lisa had wel compleet hersendood kunnen zijn. Hoe zou haar leven zijn verlopen als dit haar niet was overkomen? Maar dan had ze nooit genoegen genomen met Igor. Het is een pijnlijke gedachte, maar daarom nog niet minder waar. Iegie voor en Iegie na. Er zijn momenten waarop ze denkt: Bij god, nu heb ik er twéé.
Twee in ieder geval die het leven maar nemen zoals het komt. Toch is Lisa op haar eigen manier pienter genoeg, want erg veel is ze nog steeds niet over haar te weten gekomen. Dat kan betekenen dat het meisje opzettelijk iets verzwijgt, maar het kan net zo goed betekenen dat ze dingen heeft gedaan – of heeft moeten doen – waarvoor ze zich schaamt. Hemel, Nettie, ben je zelf geen expert in schaamte? Laat haar toch eerst tot rust komen. Ergens, ooit, heeft iemand zich misschien ook zonder vragen over Jolie ontfermd. Soms kan juist een vreemde dat het best. Geen oude, stroeve patronen, geen agenda, geen verwachtingen, geen druk.
Zou Lisa beseffen hoe gezegend ze is met haar zonnige kleine meisje? Bobbie kluift genoeglijk op haar knuisten, ze grijpt kraaiend naar haar tenen en zwaait vol geestdrift met haar rammelaar. En het is een heerlijke allemansvriendin. Het lijkt haar niet te kunnen schelen wie haar oppakt, ze heeft niets schuws of eenkennigs. Wat een zondagskind. Het is eenvoudig om je je haar verdere leven voor te stellen. Ze zal een innemende peuter worden, een zonnig schoolmeisje met een hond die kwispelend bij het tuinhek op haar wacht, een puber zonder buien of puistjes, een opgeruimde, kordate jonge vrouw, en zelfs als bejaarde zal ze het geweldig doen, evenwichtig, vriendelijk en nog altijd vol belangstelling voor de wereld, al is die volop bezig zich voor te bereiden op een toekomst zonder haar. Ten slotte zal ze met een glimlach op de lippen overlijden na een ziekbed dat kort genoeg is om niemand tot last en hinder te zijn, maar lang genoeg om in harmonie afscheid te kunnen nemen. Wat zal er op haar begrafenis geweldig mooi worden gesproken.
Zo bevoorrecht te zijn. Het is genoeg om een hekel aan Bobbie te krijgen. Maar dan zie je haar slapen, op haar rug, de bolle armpjes gespreid, het tandeloze mondje half geopend, zo weerloos en nietig en compact tegelijk, en dan kun je alleen maar denken: Ja, hiervoor zijn baby’s bedoeld. Ze zijn gemaakt om van te houden. Dat is per slot van rekening de enige manier waarop ze kunnen overleven. Wie zei dat ook alweer altijd?
Of Bobbie echt zo’n heerlijk leven krijgt, moet trouwens nog maar worden afgewacht. Het is te hopen dat haar moedertje het er beter afbrengt dan, laten we zeggen, sommige anderen die in haar positie hebben verkeerd.
Maar een hoop gedoe is het wel, denkt ze als de wekker ’s ochtends weer een halfuur eerder afgaat dan gewoonlijk. Ze slaat de dekens terug, strompelt naar de badkamer, inwendig vloekend. Is ze hier zesenvijftig voor geworden, om een wildvreemde baby iedere dag haar eerste fles te geven?
Lisa kan ’s ochtends maar moeilijk haar bed uitkomen. Ze heeft een hoop slaap in te halen, zegt ze, want in de daklozenopvang was het altijd herrie en gelazer en moest je ’s nachts ook nog opletten of de een of andere ouwe heks niet bezig was je spullen te jatten.
Zulke details klinken wel authentiek. Al moet gevreesd worden dat Lisa ook hier niet aan haar nachtrust toekomt, want je hebt oordopjes nodig om buiten te sluiten wat er op Igors kamer allemaal plaatsvindt in het opklapbed, naast de uss Enterprise. Op de bank slapen was zoals voorzien niet echt ideaal.
Zachtjes duwt ze de deur open. Ze wil niet naar het bed kijken, maar daar slaagt ze niet in. Het is veel te klein voor twee personen, naakte ledematen bungelen over de rand, half verstrikt in de lakens. Waar Lisa precies ligt, is in de gauwigheid en het halve duister niet op te maken, het lijken wel haar voeten, daar op het kussen. Igor snurkt raspend.
Ze stoot haar scheenbeen gemeen tegen het voeteneinde van het bed en buigt zich over de wieg. Kom maar op, Bobbie, vandaag ben ik in de stemming om kleine meisjes rauw te lusten. En nou niet onnozel je vaste kunstje opvoeren van een hik, een puf en dan een brede, bellenblazende lach: Hé, daar is de wereld weer, speciaal voor mij.
Bobbie slaat haar ogen op. Haar gezichtje vertrekt. Ze begint te jengelen.
O, begin jij er ook genoeg van te krijgen? Dan worden we het misschien nog eens. Maak je geen zorgen, ik ben niet iemand die een zuigeling bij een armpje of een beentje pakt, er driemaal mee boven het hoofd zwaait en haar dan uit het raam gooit. Maar om jou hier dag in dag uit te moeten koesteren terwijl ik mijn eigen dochter in de kippenstront heb… Stop.
Ze neemt de baby mee naar de woonkamer en legt haar op de bank. Die is breed en diep genoeg. Nu gauw naar de keuken om het flesje op te warmen. Het zou allemaal een stuk eenvoudiger zijn als Lisa Bobbie zoogde. Ontzettend veel dingen zouden eenvoudiger zijn als dit, als dat.
Nettie, hou op! Je bent alleen maar met het verkeerde been opgestaan, je hebt de pest in, je wilt niet als enige in dit huishouden uit een bed stappen waarin geen laken omgewoeld is. Doe niet zo flauw, doe een beetje je best.
Vroeg opstaan heeft ook voordelen: ze is vast nog op tijd voor het weerbericht, het is al dagen wisselvallig, je weet gewoon niet wat je aan moet trekken. Met de fles en de baby gaat ze voor de televisie zitten. Ja, het journaal is nog bezig.
Op haar schoot trappelt Bobbie met haar voetjes en maait met haar vuistjes. Dat beweeglijke heeft ze beslist van Lisa.
‘… dat de kansen om baby Babette te vinden, met de dag kleiner worden?’
Ze kijkt op.
‘Dat is inderdaad een ervaringsfeit, bij ontvoeringen. Als het slachtoffer niet binnen achtenveertig uur terecht is, moet het ergste worden gevreesd. En we hebben het nu al over ruim een week. De baby kan zich allang in het buitenland bevinden. Dat bevestigt het vermoeden dat er een criminele organisatie achter deze kidnapping moet zitten. Een internationaal netwerk, wellicht. We raden alle ouders van zuigelingen aan om alert en voorzichtig te zijn.’
Van het weerbericht dringt niet veel meer tot haar door dan dat het een dag voor een vestje en een regenjas wordt.
Hopelijk is dat ontvoerde kindje ergens waar het warm en droog is. Die arme moeder. Die nu sprakeloos bij de lege wieg zit. Als onzekerheid over een zestienjarige je al wurgt, hoe ben je er dan aan toe als het om een baby gaat? Wat die vrouw doormaakt, tart alles.
Het is bijna onmenselijk hoe kwetsbaar het moederschap je maakt. Connie zei vaak, toen haar dochters nog klein waren, dat het op kraamafdelingen de standaardprocedure zou moeten zijn om zuigelingen direct na de geboorte om te wisselen. Ze zouden je naar huis moeten sturen met een kind met een certificaat aan zijn grote teen: gegarandeerd andermans baby. Als moeder was je de zwakste schakel in de natuurlijke orde, met al je machteloze liefde. Met een wildvreemd kind deed je het vast beter, evenwichtiger, minder hysterisch.
Als je het zo bekijkt, is Bobbie hier bij haar precies aan het juiste adres.
Ze veegt het ronde kinnetje af. Ze hevelt haar omhoog naar haar schouder. Ze staat op en begint rondjes te lopen. ‘En dan ga ik je straks weer in je bedje leggen,’ mompelt ze. Wonderlijk hoe je binnen no time routines met zo’n hummel ontwikkelt. Je zat er misschien niet op te wachten, maar wáár in het leven wachtte je wel op?
En nu de dagen een ritme beginnen te vinden, wordt het weer eens tijd om prioriteiten te stellen. Wat is er gebeurd met haar heilige voornemen om Jolie op te sporen? Als ze Lisa gadeslaat, heeft ze niet de indruk dat die graag door haar ouders gevonden zou willen worden. De waarheid zou weleens kunnen zijn dat ook Jolie niet op d’r moeder zit te wachten. Als iemand decennialang niets van zich laat horen, is de boodschap duidelijk: jij bestaat voor mij niet eens.
Moet ze er eigenlijk wel aan beginnen?
‘Toen ik de daklozenkrant nog verkocht, verdiende ik tenminste geld, al was het niet veel,’ zegt Lisa terwijl ze jam op een beschuit smeert.
Weer zo’n authentiek detail. Langs haar neus weg vraagt ze: ‘Heb je dat lang gedaan, die krant verkopen?’
‘Een tijdje. Maar nu ik hier woon, kan ik het niet meer doen. Dat zou toch niet eerlijk zijn?’
‘Nee, niet echt,’ beaamt ze. Zou iemand die er zulke goedige redeneringen op na houdt, werkelijk in staat zijn tot ingewikkelde leugens ten eigen bate? Eigenlijk is het misselijk om zo argwanend te zijn. ‘Misschien kun je thuiswerk krijgen,’ zegt ze. ‘Dingen inpakken. Sleutelhangers maken. Folders vouwen. Of mensen telefonisch enquêteren. Ga maar eens vragen bij een uitzendbureau. Er zijn wel honderd manieren om aan geld te komen.’
Lisa’s gezicht klaart op. ‘Denk je dat echt?’
‘Natuurlijk. Zeg! Misschien heeft Stanley wel werk voor je.’
‘Wie is dat?’
Ze onderdrukt een zucht. Ach kind, dat is alleen maar iemand wiens naam ik graag hardop uitspreek. Vraag me niet waarom. Vraag me niet naar dingen die ik zelf ook niet kan verklaren. De laatste keer dat ik bij hem was, dreef hij me zo ongeveer de deur uit. Alsof hij op mijn gezicht geschreven zag staan dat ik hem mee uit wilde vragen. (‘Nettie, jij wil toch zeker geen seks met een ouwe nikker?’ ‘Hoe kom je op het idee, Stan? Ha!’)
Igor komt de kamer binnen. Zwijgend gaat hij zitten.
‘Ook goeiemorgen,’ roept Lisa uitgelaten.
‘Ik heb vanochtend al tegen je gepraat, hoor.’
‘Maar nog niet tegen mij. Goedemorgen, Igor.’ Ze schenkt hem thee in.
‘Hij heeft een kneuzige bui,’ zegt Lisa vergoelijkend. ‘Nee, Ieg, geen hagelslag. En je mag echt maar één boterham.’ Ze heft haar hoofd. ‘Hoor ik Bobbie? Ik ga even kijken. Iegie, je oma houdt je in de gaten, hoor.’
Zodra ze de kamer uit is, kijkt Igor haar hoopvol aan.
‘Ik geloof dat ik even naar de keuken moet,’ mompelt ze. Ze staat op, loopt de kamer uit en trekt de deur achter zich dicht. In de keuken kijkt ze maar een tijdje in de koelkast. De dwaasheid van de situatie stijgt haar naar het hoofd, en ze lacht zowat hardop. Je zou eigenlijk elke ochtend om halfacht in je eigen keuken moeten staan giechelen.
Igor zit uitgestreken achter een leeg bord als ze de kamer weer binnenkomt. ‘Even zo doen,’ adviseert ze gedempt en veegt met de rug van haar hand langs haar mond. ‘Laten we Stanley vanavond maar eens gaan vragen of hij een baantje voor Lisa heeft. En dan nemen we lekker de dagschotel van de toko mee.’ Is het avondeten ook weer opgelost.
Doe jij dan niet meer taarten bakken, zal Stanley vragen. Ze mist het wel. Niet meer de hele dag voorpret om een trifle, een cobbler, een slump, een vervaarlijke grunt of een crisp zo zacht als een zucht. Het vooruitzicht van bloemkool met saucijsjes heeft niet hetzelfde effect. Maar ja, ze doet er Lisa een plezier mee. Aan één ding hoeft beslist niet te worden getwijfeld: het kind heeft lang geen warm eten gehad.
Met de nog nahikkende baby op de arm komt Lisa weer aan tafel. ‘Ze zeggen dat je ze verwent als je ze oppakt wanneer ze huilen. Dat vind ik echt onzin.’ Ze duwt haar neus tegen Bobbies bolletje. ‘De mensen zijn gemeen, heel gemeen, maar jij bent lief. Jij bent Lisa’s liefste liefje.’
Igor kijkt verontrust opzij. ‘Dat ben ik,’ zegt hij spraakzaam. ‘Hoor je me, Bobbie?’
‘Ja, Igor,’ zegt Lisa met een babystem.
Verbluft staart hij de baby aan. ‘Anders zeg je nooit wat.’
Lisa strengelt de babyvingers in elkaar en heft de knuisten schuin naast het hoofdje. ‘Yeeeh! Dag Igor. Dag oma!’
‘O, ben jij het weer.’
Lisa laat de baby tegen haar borst leunen.‘Ik praat voor Bobbie, want ik kan haar gedachten lezen.’ Ze stapelt haar vuisten tot een verrekijker en richt die op Bobbies kruin. ‘Hé, wat zie ik nou? Ieg, je mag van haar vandaag een extra appel mee naar je werk. Omdat jij het bent. Geef haar maar een dikke kus. Dankjewel, Bobbie.’
‘Nee, dat moet ik zeggen,’ zegt Igor. Hij pakt Bobbies handje en beweegt het pompend heen en weer.
Lisa pakt zijn andere hand en drukt die op het hoofdje. ‘Ik zal je verklappen hoe ik het doe. Het fontanelletjevelletje op haar bobbiebolletje is nog niet dicht. Daardoor kan ik naar binnen kijken. Voel je het? En ik heb natuurlijk laser-ogen.’
‘Oma,’ zegt Igor, ‘weet je dat Lisa ook magnetisch is?’ Ze wordt wat duizelig van die twee. Ze is nog steeds niet ingesteld op hele gesprekken aan tafel, en zeker niet van dit soort. Ze schuift haar stoel naar achteren. ‘Ik ga. Tot vanavond.’
‘Dag Nettie,’ zegt Lisa met Bobbies stem.
Igor zegt achter zijn hand: ‘Dat doet Lisa.’
Zie er maar eens geestelijk gezond bij te blijven. Maar als ze de galerij afloopt, merkt ze dat ze een glimlach verbijt. Dan weet ze maar niet of Lisa nog minderjarig is. Anders doet ze ook nooit zo truttig over zulke dingen.