25

Inspecteur Rob Pryor was aardig, net een normaal mens zoals je die in de echte wereld kunt tegenkomen. Hij had blond krullend haar en een ontspannen, bijna luie manier van doen. Hij haalde koffie voor me uit de automaat om de hoek van zijn werkkamer. Hij stelde me aan zijn collega’s voor. Vicky Reeder, de agente die voor me gezorgd had, kwam even gedag zeggen. Toen nam Rob – hij vroeg of ik Rob wilde zeggen, en ik zei dat hij me Miranda moest noemen – me mee naar zijn kamer en deed de deur dicht. Hij liet me het uitzicht zien. Dat bestond vooral uit bomen aan de andere kant van de hoge muur die om de parkeerplaats van het politiebureau liep, maar hij wist wat voor bomen het waren. Hij leek trots te zijn op het uitzicht, of misschien probeerde hij me alleen op mijn gemak te stellen, want vervolgens keek hij me aan en vroeg hoe het ging.

Ik zei dat ik er helemaal kapot van was, wij allemaal, en hij knikte en zei dat hij zich dat kon voorstellen.

‘Hoe moet je met zoiets omgaan?’ zei hij.

‘Gek is dat,’ zei ik. ‘Ik dacht dat je het vreemd zou vinden dat ik langskwam en dat je me gewoon weg zou sturen. Maar je doet alsof je me wel verwachtte.’

Hij gaf me een warme glimlach.

‘Nee, dat niet,’ zei hij. ‘Niet echt, maar helemaal een verrassing is het ook niet. Als er zo’n ramp gebeurt, gaan mensen daar de hele tijd op broeden. Ze vragen zich af of ze dit of dat hadden kunnen doen om het tegen te houden. Het wordt een obsessie. Dan moeten ze er met iemand over praten. Soms komen ze hier om het met ons te bespreken, zonder dat ze precies weten wat ze willen. Het voelt zó als een misdaad die tegen hen gericht is, dat ze niet echt kunnen geloven dat het anders zit.’

‘Dus je denkt dat ik jou als een soort therapie gebruik?’

Hij nam een slokje van zijn koffie.

‘Jij was degene die je broer heeft gevonden,’ zei hij. ‘Dat is niet iets wat je even verwerkt.’

‘Daar kom ik niet voor,’ zei ik. ‘Ik moet je een paar dingen vertellen.’

Hij leunde achterover in zijn stoel en keek me aan, op zijn hoede.

‘Wat voor dingen?’

Ik vertelde hem wat mijn verdenkingen waren. Ik had zelfs het touw meegenomen. Ik haalde het uit mijn tas en legde het op zijn bureau. Toen ik was uitgesproken, haalde hij even zijn schouders op.

‘Zoals ik al zei: zo snel ben je er niet overheen.’

‘Dus heb je niet geluisterd naar wat ik net allemaal zei.’

‘Wat heb je dan gezegd, Miranda?’

‘Ik kende Troy heel goed,’ zei ik. ‘Beter dan wie ook. Hij was niet in een bui om zelfmoord te plegen.’

‘Hij leed aan een zware depressie.’

‘Maar hij zat in een goeie fase.’

‘Depressies kun je van de buitenkant moeilijk beoordelen. Soms is zelfmoord het eerste symptoom.’

‘Dit is niet zomaar een gevoel van me. Ik heb je ook verteld over al die andere details. Neem nou zijn horloge.’

Hij keek me aan met een onderzoekende blik.

‘Dit meen je toch niet serieus, hè? Goed, hij vergeet na een middagtukje zijn horloge om te doen. Dat overkomt mij geregeld, en híj was nog eens depressief. Dan vergeet je wel eens wat, als je depressief bent.’

‘En dan dat touw.’

‘Hoe bedoel je, dat touw?’

‘Ik had helemaal geen touw in huis. Dit is speciaal voor dat doel aangeschaft. Brendan zei dat hij er niets van wist, en daarna vind ik het tussen zijn spullen. Zoals ik net al zei, was ik ernaar aan het zoeken toen ik door hem betrapt werd.’

‘Weet je, Miranda, wat dit betreft kies ik voor Brendan. Je mag niet in andermans spullen neuzen zonder hun toestemming. Daar krijg je gedonder mee.’

‘Ik héb al gedonder,’ zei ik. ‘Ze zijn allemaal razend op me.’

‘Tja, wat moet ik zeggen?’

‘Maakt niet uit,’ zei ik. ‘Het gaat erom dat we dit goed onderzoeken.’

‘Ik begrijp je niet,’ zei hij. ‘Hoe denk je echt dat het zit?’

Ik hield me even in. Dit wilde ik kalm brengen.

‘Ik denk dat Brendan in het gunstigste geval Troy heeft aangespoord om zelfmoord te plegen. En in het slechtste geval heeft hij, eh…’ Ik kreeg het niet over mijn lippen.

‘Hem vermoord? Probeer je dat te zeggen?’ Robs stem was nu barser van toon, sarcastisch. ‘En toen? Alles in scène gezet?’

‘Daar loop ik al een tijd over te denken. Volgens mij moet het nader onderzocht worden.’

Er viel een lange stilte. Rob zat uit het raam te staren, alsof iets zijn aandacht had getrokken.Toen hij zich weer naar mij omdraaide, voelde ik dat er een barrière tussen ons was gerezen.

‘Troy had pillen,’ zei ik. ‘Hij kon vreselijk moeilijk in slaap komen. Als hij zijn pillen had ingenomen, was hij volledig knockout.’

Rob pakte een dossier van zijn bureau.

‘Je broer had sporen van barbituraat in zijn bloed.’

‘Precies.’

Hij mikte het dossier weer terug op het bureau.

‘Hij had medicijnen. Het gehalte was niet hoger dan je zou mogen verwachten. Toe nou, Miranda. Wat zou jíj doen?’ zei hij. ‘Ik bedoel, als je mij was.’

‘Ik zou een onderzoek naar Brendan instellen,’ zei ik.

‘Zomaar ineens, bedoel je. Een onderzoek?’

‘Kijken wat je tegenkomt.’

Rob keek boos en verward.

‘Wat is het toch met die gozer, die Brendan?’ zei hij. ‘Zit hij je op de een of andere manier dwars?’

‘Dat is nogal een lang verhaal.’

Nu was hij zeker op zijn hoede. Hij keek eventjes op zijn horloge.

‘Miranda, ik heb nog een heleboel…’

‘Het duurt echt niet lang,’ zei ik en ik gaf hem de samenvatting van mij en Brendan terwijl het uitzicht achter zijn raam langzaam verduisterde. Het was een sombere decemberdag. Toen ik klaar was, was het lastiger om zijn gezichtsuitdrukking goed te beoordelen.

‘Dus?’ zei ik.

‘Je hebt het zwaar gehad,’ zei hij. ‘Als je je vriendje moet wegsturen.’

‘Hij was niet echt m’n vriendje.’

‘Plus iemand in de familie die doodgaat. Het spijt me heel erg, Miranda, maar ik kan niets voor je doen.’

‘En die engerd dan?’ zei ik. ‘Klinkt hij dan niet gevaarlijk?’

‘Ik weet niet,’ zei Rob. ‘Aan één ding doe ik in elk geval niet mee: aan privé-ruzies.’

‘Tot er een misdaad wordt gepleegd.’

‘Klopt. Ik ben politieman.’

‘Wil je meer bewijzen? Gaat het daarom?’

‘Nee, nee,’ zei hij heel stellig. ‘Absoluut niet. Je hebt genoeg gedaan.’ Hij stond op, liep om zijn bureau heen en legde zijn hand op mijn schouder. ‘Miranda. Laat er wat tijd overheen gaan. Over een paar weken, of maanden, ziet het er heel anders uit. Echt waar.’

‘En jij gaat dus helemaal niks doen?’

Hij klopte op een grote stapel dossiers op zijn bureau.

‘Ik ga van alles doen,’ zei hij.

Laura zag er fantastisch uit. Ze was net bij de kapper geweest ergens in Clerkenwell, waar je bij het afrekenen zo ongeveer een tweede hypotheek nodig hebt, maar ik moest toegeven dat het zijn geld waard was. Mooi in laagjes en heel vol. Ze was een stralend lichtpunt op deze afschuwelijk grijze dag. Het leek wel alsof ze het hele café meer glans gaf. En wat ze aanhad was ook puntgaaf. Ze kwam zó uit haar werk naar ons afspraakje en ze droeg een pak en een witte bloes met ruches van voren. Ik voelde me ineens ongemakkelijk en keek om me heen om mijn spiegelbeeld in het raam op te vangen. Ik had het vervelende gevoel dat ik er niet erg representatief bij liep. Daar had ik de laatste paar dagen niet echt de tijd voor genomen. Telkens was er weer iets geweest wat even voorging. Ik had me moeten haasten om niet te laat te zijn voor mijn afspraak met Laura, had er stevig de pas in gezet op Camden High Street. In gedachten had ik herhaald wat ik allemaal tegen haar wilde zeggen, om het goed te formuleren, toen ik langs twee schoolmeisjes liep en merkte dat ze moesten giechelen. Een van hen keek me raar aan. Ze giechelden om mij. Ik realiseerde me dat ik hardop had lopen denken, in mezelf had lopen mompelen, zoals die mensen voor wie je liever even de straat over steekt, omdat je anders misschien oogcontact maakt en ze eng kunnen gaan doen.

Op mijn wat minder verzorgde momenten, als ik bijvoorbeeld heel hard gewerkt heb en geen tijd heb om me behoorlijk op te doffen, maak ik mezelf graag wijs dat mijn straatmeid-imago heel leuk overkomt. Nu was ik bezorgd dat ik over de grens was gegaan en erbij liep als iemand die net uit een inrichting was ontslagen.

Ik nam een fles wijn mee naar ons tafeltje. Dat was een onderwerp apart. Vanaf nu ging ik opletten hoeveel ik dronk.Volgens mij dronk ik niet echt buitensporig veel, maar ik ging het wel in de gaten houden. Alleen nu even niet. Eerst moest ik nog een paar andere dingen op orde krijgen. Terwijl ik de wijn inschonk, keek Laura naar me, en met een heel klein lachje haalde ze een pakje Marlboro Light en een aansteker uit haar tasje te voorschijn.

‘Ben je weer begonnen?’ vroeg ik.

‘O, ik vond roken echt zó lekker,’ zei ze en ze nam een sigaret uit het pakje en stak die tussen haar lippen, waar een mooie gloss op zat. ‘En toen dacht ik laatst: waarom ook niet? Ik stop er wel weer mee als ik oud ben. Wil je er ook eentje?’

Ze knipte de aansteker aan, zoog het vlammetje naar het uiteinde van de sigaret en blies toen een dikke wolk rook uit. De verleiding was haast ondraaglijk. De geur bracht herinneringen boven aan wilde nachten in een mist van drank, praten, lachen en gezelligheid. Maar ik schudde mijn hoofd. Het ging al slecht genoeg met me. Ik moest op z’n minst één concessie doen aan het gezonde leven, hoe zwakjes ook. Maar het kostte moeite. Laura zoog de rook diep haar longen in, en toen ze uitblies leek ze de smaak ervan op haar tong te proeven. Ik nam een slok wijn om me zelf op andere gedachten te brengen.

‘Ik was liever met je gaan wandelen,’ zei ik.

Laura keek uit het raam met een afkeurende blik.

‘Met dit weer?’

‘Ik wou wat frisse lucht opsnuiven,’ zei ik. ‘Mijn hoofd helder krijgen.’

‘Nou, dat doe je dan maar in je eentje,’ zei Laura. ‘Ik ben er niet op gekleed.’

Ik had gerepeteerd wat ik tegen Laura ging zeggen, zodat het allemaal samenhangend en normaal zou klinken, maar het resultaat was een totale ramp. Ik praatte over Troy en Brendan, dat ik naar de politie was geweest, en het werd gaandeweg een chaotische oefening in vrije associatie, omdat ik van het ene naar het andere onderwerp sprong dat zich bij me opdrong. Tegen de tijd dat ik klaar was, zat Laura al aan haar derde sigaret.

‘Je bent jezelf niet, Miranda,’ zei ze.

Ik haalde diep adem en probeerde niet kwaad te worden.

‘Ik heb geen behoefte aan een uitspraak over mijn psychologische toestand,’ zei ik. ‘Althans, nu even niet. Luister nou gewoon naar wat ik te zeggen heb. Het valt allemaal op z’n plek.’

‘Weet je wat ik altijd zo bewonderd heb aan jou, Miranda? Je bent altijd heel goed geweest in dingen achter je laten. Als ik me weer eens in de nesten had gewerkt, dan koos ik jou om naartoe te gaan, want van jou kreeg ik altijd een heel nuchter en bruikbaar advies.’

‘En nu kom ík naar jóu.’

‘Luister nou eens naar jezelf,’ zei Laura. ‘Ik vind het echt heel erg van Troy. Wij allemaal. Maar luister nou naar jezelf. Ik weet hoe het is als je iemand moet laten schieten. Ik weet hoe het voelt om gedumpt te worden. Je weet nog wel hoe ik was toen Saul het met mij uitmaakte. Ik kon nergens anders meer aan denken. Het bleef maar door mijn kop spoken dat hij misschien van me was blijven houden als ik dit of dat anders had aangepakt. Ik geneer me om het te zeggen, maar weet je nog dat ik zelfs plannetjes bedacht om hem terug te lokken? Weet je dat nog?’

‘Tuurlijk, lieverd.’

‘Dat weet je, omdat ik mijn hart bij jou heb uitgestort. En wat heb jij toen tegen mij gezegd?’

‘Dit is een hele andere situatie.’

‘Je zei dat ik mijn kaken op elkaar moest houden, niets moest doen waar ik later spijt van zou krijgen, er tijd overheen moest laten gaan want dat het er later heel anders zou uitzien. Ik wou je toen echt een lel geven, maar je had volkomen gelijk.’

‘Dit is niet gewoon een verbroken relatie, en zoals je weet heb ík het uitgemaakt met Brendan, maar daar wil ik het helemaal niet meer over hebben…’

‘Jezus, Miranda, ik heb een gesprek gehad met Brendan. Hij snapt er allemaal weinig van, net zo weinig als ik.’

‘Wat?’ zei ik. ‘Brendan? Je hebt het over míj gehad met Brendan?’

‘Miranda…’

‘Je bent aan zijn kant gaan staan. Zo zit het. Het is me duidelijk. Vind je hem aantrekkelijk? Een leuke vent? Hoe durf je? Hoe durf je het met hem over mij te hebben? Wat heb je hem allemaal verteld? Heb je dingen doorgekletst die ik tegen jou heb gezegd over hem?’

‘Miranda, stop hiermee. Kijk me aan.’

Ik hield op en keek haar aan. Ze was heel mooi en deed wat ontwijkend. Ze nam een trek van haar sigaret. Ze vermeed mijn blik.

‘Je vindt hem leuk, hè?’

Ze haalde haar schouders op.

‘Hij is gewoon best wel een leuke man,’ zei ze. ‘Hij maakt zich zorgen over jou.’

‘Oké, genoeg,’ zei ik. Ik rommelde in mijn portemonnee, vond een briefje van tien pond en smeet dat op het tafeltje. Ik had een vaag gevoel dat ik dit allemaal al eens eerder had gedaan, in een droom. ‘Zo. Ik bel je nog wel. Sorry. Ik weet niks meer te zeggen. Ik moet weg nu. Ik kan hier niet meer tegen.’

En ik liep weg bij Laura. Buiten op de stoep keek ik om me heen, verbijsterd door wat ik net had gedaan. Wat moest ik nu beginnen? De waterkou prikte in mijn gezicht. Prettig. En ik bleef maar doorlopen, zonder te weten waar ik heen ging.