13
De eigenaren van het huis in Ealing waar ik op dat moment werkte hadden twee containers gehuurd, en die waren nu bijna vol. Toen ik wegging keek ik er in. Tussen de oude tapijten, gebroken borden en kapotte meubels zag ik een computer die er gloednieuw uitzag, een laserprinter, twee telefoons, een groot olieverfschilderij van een windhond, verscheidene kookboeken, een staande lamp, een rieten mand. Ik zou er zo langzamerhand aan gewend moeten zijn. Ik zie zo vaak dat mensen tv’s op straat zetten waar nog garantie op zit, fornuizen van een jaar oud en prima werkende koelkasten. In mijn branche slopen we nieuwe dingen eruit en zetten er nog nieuwere voor in de plaats. De trends van vorig jaar worden vervangen door die van nu. Hele keukens verdwijnen in containers, badkuipen, bedden en kasten, tuinschuurtjes en kilometers boekenplanken. Kringloopwinkels zijn opslagplaatsen van ver ou der de spullen. Wij hebben er extra werk aan, denk ik. Onze op dracht gevers zeggen altijd dat ze opnieuw willen beginnen, alsof het roestvrij staal en glas dat we tegenwoordig overal installeren niet snel zullen worden vervangen door ouderwets maar heel modieus hout. Alles herhaalt zich. Trends verdwijnen maar komen altijd weer terug in een iets andere vorm, net als de wijde pijpen van mijn broek waar Bill altijd om moet lachen, omdat het hem doet denken aan de jaren zeventig, toen hij jong was.
Voorzichtig pakte ik er een kookboek uit. Dat had ik in elk geval gered. Recepten uit Spanje. Ik stopte het in mijn tas bij mijn kwasten.
In mijn appartement was Brendan omstandig bezig een paar kom metjes af te wassen en Kerry stond bij het fornuis en roerde in een pan. Ze zag er bezweet en geïrriteerd uit.
‘Wij koken vanavond,’ zei ze.
‘Fijn.’
Ik pakte een biertje uit de koelkast en liep naar de badkamer. Ik had behoefte aan warm water op mijn lichaam en koude alcohol in mijn maag. Ik lag net lekker te doezelen in het bad toen de deur openging en Brendan binnenkwam. Ik ging met een ruk overeind zitten, met mijn knieën tegen mijn borst. Alsof ik er niet was ging hij staan plassen in de wc, die naast het bad was. Hij deed zijn gulp dicht, waste zijn handen en lachte naar me.
‘Pardon?’ zei ik bits.
‘Ja?’ Hij boog zich over me heen.
‘Hoepel op.’
‘Wat?’
‘Sodemieter op. Ik zit in bad.’
‘Dan had je de deur op slot moeten doen,’ zei hij.
‘Je weet best dat er geen slot op zit,’ zei ik.
‘Nou dan.’
‘En je hebt niet doorgetrokken. Jezusmina.’
Ik stond op en wilde een handdoek pakken. Brendan haalde hem van de stang en hield hem voor me, maar zo ver dat ik er niet bij kon. Hij keek naar mijn lichaam. Hij had een vreemde uitdrukking op zijn gezicht, een triomfantelijke grijns. Hij leek wel een jongetje dat nog nooit een naakte vrouw heeft gezien.
‘Geef godverdomme die handdoek hier, Brendan.’
‘Ik heb je heus wel eens eerder bloot gezien, hoor.’
Hij gaf me de handdoek en ik sloeg die om me heen.
De deur ging open en Kerry kwam binnen. Ze keek naar Brendan en daarna naar mij. Er kwam een strenge, afkeurende uitdrukking op haar gezicht.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze.
‘Miranda heeft de deur niet op slot gedaan,’ zei Brendan. ‘Ik wist niet dat ze er was, dus ik kwam nogal ongelegen.’
‘O,’ zei Kerry. ‘Ja, ja.’ Ze keek me recht aan en ik voelde dat ik vuurrood werd. Ik trok de handdoek strakker om me heen.
‘Er zit geen slot op,’ zei ik, maar blijkbaar hoorde ze dat niet.
‘Het eten is zo klaar,’ zei ze even later. ‘Brendan? Kan ik je even spreken?’
‘Oeps,’ zei Brendan en hij gaf me een knipoog. ‘Vrouwtje is boos.’
Terwijl ik me aankleedde zei ik bij mezelf dat dit niet meer zo lang zou duren. Ik moest nog even volhouden en dan kon ik verder met mijn leven.
Kerry had gekookt, maar ze is niet iemand die eten erg belangrijk vindt. Ze had macaroni met doperwten en gehakt gemaakt. Het was machtig en veel te zout. Brendan trok een fles rode wijn open. Kerry schepte me te veel op. Brendan schonk mijn glas te vol. Misschien moest ik maar dronken worden. Brendan hief zijn glas.
‘Op de kok,’ zei hij.
‘Op de kok,’ zei ik en ik nam een slokje.
‘En op jou,’ zei Kerry, terwijl ze me aankeek. ‘Onze gastvrouw.’
Ze klonken met hun glazen tegen dat van mij.
‘Graag gedaan,’ zei ik, omdat ze blijkbaar verwachtten dat ik iets zou terugzeggen.
‘Dat is mooi, gezien de omstandigheden,’ zei Brendan.
‘Hoe bedoel je?’
‘We moeten je om een gunst vragen,’ zei Kerry.
‘Wat?’
‘Nou, het huis gaat niet door.’
Mijn gezicht voelde opeens aan als een masker van harde klei.
‘Hoezo? Jezus, de koop was toch bijna rond? Jullie zouden er over een paar dagen in kunnen.’
‘We zijn belazerd,’ zei Brendan.
‘Hoe dan?’
‘Dat wil je niet horen,’ zei hij.
‘Toch wel.’
‘Het punt is: wij zijn eruit gestapt.’
‘Jíj bent eruit gestapt,’ zei Kerry met onverwachte felheid.
‘Ook goed.’ Hij wuifde het weg als iets onbelangrijks. ‘Dus we zullen nog wat langer van je gastvrijheid gebruik moeten maken, ben ik bang.’
‘Waarom ben je eruit gestapt?’ drong ik aan.
‘O, allerlei dingen,’ zei Brendan.
‘Miranda, vind je het niet erg?’ zei Kerry. ‘We vinden het afschuwelijk. We zijn als een gek naar een tussenoplossing aan het zoeken.’
‘Maak je maar geen zorgen,’ zei ik somber.
De rest van de maaltijd was ik niet erg spraakzaam. Het eten smaakte inmiddels naar behangplaksel, zodat ik erg mijn best moest doen om het op te eten zonder over te geven. Toen moest ik van Kerry nog een portie nemen. Als toetje had ze een diepvriesmeringuetaart gekocht en toen ik de helft van mijn stukje had opgegeten zei ik dat ik hoofdpijn had en dat ik naar bed ging. Was dat goed?
Toen ik in mijn kamer was gooide ik het raam open en haalde een paar keer diep adem, alsof de lucht in de kamer vergiftigd was. Ik sliep belabberd. Ik lag voor mijn gevoel uren wakker, en maakte koortsachtig krankzinnige plannen voor de toekomst. Ik zou met Nick kunnen trouwen. Om een uur of drie ’s nachts overwoog ik ernstig om te emigreren en zette de landen op een rijtje die het verst van Noord-Londen waren. Vooral Nieuw-Zeeland leek me wel wat. Dat alles ging over in een droom waarin ik wegging en een trein moest halen. Ik had zo veel bagage dat ik helemaal nooit mijn huis uit kon komen. Daarna lag ik in het donker te staren en vroeg me af waar ik wakker van was geworden, en plotseling gaf ik een schreeuw. Ik had in het halfdonker een gedaante gezien en ondanks mijn slaperigheid zag ik dat het Brendan was die naar me keek. Ik tastte wanhopig naar het lichtknopje en deed het licht aan.
‘Wat moet jij hier, godverdomme?’ zei ik.
‘Stil,’ zei hij.
‘Dat maak ik zelf wel uit,’ siste ik geschrokken en kwaad. ‘Wat moet je hier?’
‘Ik eh… ik zocht iets te lezen.’
‘Rot op.’
Hij ging op bed zitten en legde letterlijk zijn hand op mijn mond. Hij boog zich voorover en begon te fluisteren.
‘Niet zo hard, alsjeblieft,’ zei hij. ‘Straks wordt Kerry nog wakker. En dan zou ze wel eens kunnen denken…’
Ik duwde zijn hand weg.
‘Dat is niet mijn probleem.’
Hij glimlachte en keek de kamer rond, alsof het allemaal maar een spelletje was.
‘Ik denk het wel,’ zei hij.
Ik trok het dekbed tot over mijn schouders en dwong mezelf om kalm en redelijk te blijven.
‘Brendan, hier klopt helemaal niks van.’
‘Tussen jou en mij, bedoel je?’
‘Er is niets tussen jou en mij.’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Weet je, Miranda, ik heb een keer goed naar je gekeken. Het was de tweede keer dat we met elkaar naar bed gingen. Ik was eerder uitgekleed dan jij en lag al in bed. Dit bed. Ik lag op de plek waar jij nu ligt en keek naar je. Toen je je beha losmaakte, draaide je je om, alsof ik je naakte lichaam niet mocht zien, en toen je je weer omdraaide had je zo’n vreemd lachje op je gezicht. Het was prachtig en ik vroeg me af of ik de enige was die dat ooit had gezien. Ik heb namelijk oog voor zulke dingen, ik onthoud ze.’
Op dat moment, door alle verwarring, boosheid, wanhoop en frustratie heen, kon ik volkomen helder denken. Als ik verliefd was geweest op Brendan, zou dit een teder en mooi moment zijn. Maar ik was niet verliefd op hem, ik walgde van hem. Ik had het gevoel dat hij een parasiet was die in mijn huid was gekropen en waar ik niet van af kon komen.
‘Dit klopt van geen kant,’ zei ik. ‘Je moet nu weg.’
‘Dat maakt allemaal niets uit,’ zei hij. ‘Heb je me niet gehoord? Je hebt een verborgen glimlach. Die heb ik gezien. Ik ken jou op een manier die niemand anders kent. Dat is ons geheim. Welterusten, Miranda.’
De volgende morgen werd ik wakker met een gevoel alsof ik uit een afschuwelijke droom was ontwaakt, maar toen herinnerde ik me met een schok dat hij bij mijn bed had gestaan en dat het geen droom was geweest. Mijn mond was droog alsof hij vol stof zat. Ik had hoofdpijn en een stekende pijn achter mijn ogen. Ik nam een douche, kleedde me aan en nam een kop zwarte koffie. Ze sliepen nog. Voordat ik de deur uitging liep ik naar mijn slaapkamer. Ik keek aandachtig naar de boekenplanken om te zien of er iets verschoven was. Ik pakte een oud boek dat ik als meisje had gekregen. Daar verstop ik dingen in, voor als ik ze nodig heb. Er zat geld tussen de bladzijden. Ik telde het. Vijfenzeventig pond. Ik zette het terug. Ik probeerde iets te bedenken. Ik herinnerde me iets wat ik in een film had gezien. Ik scheurde een reepje papier af van zo’n drie centimeter lang en ongeveer een halve centimeter breed. Toen ik de deur dichtdeed klemde ik het stukje papier ertussen, precies op de hoogte van het laagste scharnier. Bij het weggaan dacht ik: hoe diep ben ik gezonken dat ik zulke trucs moet uithalen?
Ik moest er de hele dag aan denken, hoezeer ik het ook van me af probeerde te zetten. Ik had er een beetje spijt van dat ik het had gedaan, ik had het gevoel alsof ik een bijtend zuur over me heen had gegoten en nu toekeek hoe mijn lichaam er borrelend en dampend door werd weggevreten. Als ik iets zou ontdekken, wat schoot ik er dan mee op? Als het papiertje nog op zijn plaats zat, zou me dat geruststellen? Als ik het op de grond vond, wat zou dat bewijzen? Kerry was misschien naar binnen gelopen om mijn deo dorant te lenen of te stofzuigen. Maar wilde ik dit wel? Zocht ik expres naar een manier om nog kwader en achterdochtiger te worden?
Toen ik in mijn lege appartement terugkwam en meteen doorliep naar mijn kamer, trof ik iets aan waar ik nog niet eens aan had gedacht. Het papiertje zat nog tussen de deur geklemd, maar nu veel hoger dan ik het die ochtend had achtergelaten.