Hoofdstuk Acht

 

 

Tegen de ochtend had Varzil alles gedaan wat hij kon in het veldhospitaal, en had hij meester Gareth, onder protest, naar bed gestuurd. 'Een paar uur meer of minder maakt niet uit.'

Meester Gareth zei: 'U heeft ook de hele nacht gewerkt, en nog wel na een hele dag in het zadel. En u bent ook niet de jongste meer, Dom Varzil!'

'Nee, maar ik ben jonger dan u, en ik kan de dingen regelen die geregeld moeten worden. Ga rusten!' zei hij, terwijl hij zichzelf plotseling tot zijn volle lengte ophief - hij was niet lang, maar hij sprak met de commandostem, en meester Gareth zuchtte. 'Het is lang geleden dat iemand mij op die manier een bevel moest geven, heer, maar ik zal doen wat u zegt.'

Toen de oude laranzu vertrokken was, droeg Varzil de verplegers op om iedereen te voeden die eten kon, en te zorgen voor hen die dat niet konden, waarna hij op zoek ging naar het vrouwendeel van de grote zaal. Hij vond Melora daar, met haar jurk omhoog gespeld en een laken om haar heen.

'Welnu, mijn kind, hoe gaat het met jou?'

Ze grinnikte. 'Asturias heeft drie nieuwe inwoners,' zei ze, 'wie de koning ook gaat worden. De zoon van een soldaat en een keukenmeid, en aan het rode haar te zien een nieuwe leronis voor zijn raad. Ik wist niet dat ik talent had als vroedvrouw, maar ik wist tot gisteren ook niet dat ik kon paardrijden.'

'Welnu, in beweging blijven is de beste manier om van zadelpijn af te komen na een lange rit,' zei hij. 'Maar nu, breda, is het tijd dat je gaat rusten. En u ook, goede moeder,' zei hij met een blik op Carlina in haar zwarte mantel.

'Ja,' zei ze, terwijl ze met een vermoeid gebaar met haar hand over haar ogen streek. 'Ik denk dat ik alles heb gedaan wat ik hier kon doen. Deze vrouwen kunnen voor hen zorgen terwijl ik uitrust.'

'Maar uzelf, vai tenerézu?' vroeg Melora.

Hij zei: 'Het leger is tot mijn beschikking gesteld. Ik zal met Bard overleggen, of hij nu opperbevelhebber of koning is inmiddels, maar eerst...' hij keek naar de lichter wordende hemel, 'ga ik de wachtervogels loslaten om te zien of we worden aangevallen door Aldaran. Als ze een leger naar Asturias sturen, dan moet Bard op de een of andere manier zorgen dat ze bij de Kadarin worden tegengehouden. Zo niet... Maar dat is van later zorg.'

Hij vertrok, en Carlina keek hem na. Ze was zich er plotseling van bewust dat ze niet gegeten of gedronken had sinds Melisendra haar gisteren soep en pap had gevoerd. Ze zei: 'Varzil sprak me aan alsof ik een priesteres van Avarra ben.'

Geen van de twee vrouwen keek ervan op dat Melora precies wist wat er met Carlina was gebeurd en waarom. 'Je behoort de godin toch nog altijd toe?'

'Altijd. Maar zelfs als ik nu kon terugkeren naar het Eiland der Stilte, dan weet ik nog niet zeker of ik dat wel doen moet. Ik denk dat we te lang geïsoleerd op ons eigen kleine eiland gezeten hebben, beschermd door onze krachtige spreuken, zonder ons iets aan te trekken van wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Maar toch - hoe kunnen vrouwen anders met elkaar samenleven, ongetrouwd maar veilig?'

'Het Zusterschap van het Zwaard doet het wel,' zei Melora.

'Maar zij hebben bescherming die wij niet hebben' zei Carlina, en ze dacht: Ik zou nooit een zwaard kunnen vasthouden; ik ben een genezer, ik ben een vrouw... in mijn ogen is oorlog geen taak voor vrouwen, voor anderen zorgen wel...

'Misschien,' zei Melora aarzelend, 'heeft de Godin de beide Zusterschappen nodig, een die sterk is, en een die kan helpen en helen...'

Carlina glimlachte beverig. Ze zei: 'Ik denk niet dat zij meer respect hebben voor onze manier van leven dan wij...' en de glimlach werd spijtig, '... voor de hunne.'

'Dan,' zei Melora, met een heldere stem die geen commandostem was, maar het net zo goed wel had kunnen zijn, 'moeten jullie elkaars manier van leven leren respecteren. Jullie zijn ook Abstinenten. En mensen kunnen veranderen, dat weet je.'

Carlina dacht: Ja, als Bard zo kan veranderen, dan is er hoop op verandering voor iedereen op deze rusteloze wereld! Ik moet hier met Varzil over spreken; als Leider van Neskaya heeft hij misschien antwoorden voor ons.

Melora zei: 'Vergeef me, Moeder...' de respectvolle benaming voor een priesteres, 'maar u bent prinses Carlina, is het niet?'

'Dat was ik. Ik heb die naam lang geleden afgelegd.' Met een scheut van pijn besefte Carlina dat ze nu, volgens de wet, getrouwd was met Bard. En stel dat Bard haar zwanger gemaakt had! Wat moet ik met een kind? Zijn kind!

'Ik dacht het al; ik heb u niet meer gezien sinds het midzomerfeest, maar ik denk niet dat u mij toen hebt gezien. Ik was slechts meester Gareths dochter.'

'Ik zag je. Je danste met Bard,' zei Carlina, en toen, omdat ook zij laran had, zei ze: 'Je houdt van hem. Nietwaar?'

'Ja, maar ik denk niet dat hij het al weet.' Melora giechelde, plotseling nerveus. 'Ik heb gehoord dat de opperbevelhebber gisteren gekroond en getrouwd is. En zoals de wet is, bent u ook zijn vrouw. Dus op dit moment heeft hij minimaal één wettige echtgenote te veel... Ik weet zeker dat hij er minstens eentje kwijt zal willen - en als ik hem een beetje ken, allebei. Misschien, Carlina - Moeder Liriël - zal dit hele misverstand uiteindelijk goed kunnen uitpakken, aangezien deze hele toestand door de wet zal moeten worden uitgezocht.'

'Laten we het hopen,' zei Carlina, terwijl ze met een impulsief gebaar Melora's hand pakte.

'Kom mee om te rusten, vai leronis, ik kan u een plekje aanbieden tussen de hofdames; ik zal hen naar beneden sturen om te doen wat ze kunnen voor de zieken en gewonden, en u moet slapen.'

 

Ondertussen liep Bard di Asturiën door de gangen van het kasteel in de richting van de kamers waar hij geslapen had sinds Alaric gekroond was en hem tot opperbevelhebber had uitgeroepen. Er stond een bewaker voor de deur, die hem zei dat de opperbevelhebber - of de man die hij daarvoor aanzag - binnen was.

Bard dacht even na. Hij kon natuurlijk naar de deur lopen, zeggen dat híj de opperbevelhebber was en naar binnen gaan. De meeste mannen in het leger kenden de Kilghardwolf van gezicht. Maar hij was nog niet echt klaar voor de confrontatie. Na enig nadenken ging hij achterom, door een geheime deur die alleen zijn meest vertrouwde mannen kenden.

Hij liep door de vertrekken alsof hij ze nog nooit eerder gezien had. Dat had hij ook niet; de man die hier nog maar enkele nachten geleden had geslapen, was een ander geweest. In de grote slaapkamer lagen ze samen. Paul lag op zijn rug, en Bard keek met een vreemde, afstandelijke interesse naar zijn eigen gezicht. Melisendra lag opgekruld naast hem, met haar hoofd op zijn schouder. Zelfs terwijl ze sliepen, zag Bard de beschermende manier waarop hij zijn arm om haar heen had geslagen. Haar rode krullen lagen half over Pauls gezicht.

Bard bedacht, ergens ver weg, dat als hij ze vroeger zo zou hebben aangetroffen in zijn slaapkamer, hij zonder aarzelen zijn dolk zou hebben getrokken om hen de keel af te snijden. Zelfs nu dacht hij hier even over na. Paul had zijn plaats ingenomen; was in zijn naam gekroond, en had Melisendra gehuwd, ten overstaan van het halve koninkrijk, zodat de troon van Asturias nu een koningin had die op de een of andere manier in het openbaar moest worden verstoten. Zelfs als Paul zijn identiteit als opperbevelhebber had opgegeven, dan was Bard nog altijd met Melisendra getrouwd. Wat een warboel! En zelf had hij de zaak niet beter gemaakt, door Carlina tot zijn wettige echtgenote te maken, zodat hij ook haar niet meer in het openbaar kon verstoten! Hoe, in naam van alle goden, moest hij dit oplossen? Even dacht Bard dat hij het beste de kamer weer uit zou kunnen sluipen, even zachtjes als hij binnengekomen was. Dan zou hij zijn paard pakken en terugkeren naar de heuvels. Hij had geen behoefte aan de troon van Asturias. Hij was er zeker van geweest dat ze een ander zouden vinden, zelfs toen hij het schokkende nieuws had gekregen over de dood van zijn vader en Alaric. Voorbij de Kadarin waren tientallen kleine koninkrijkjes, en hij had al eerder zijn brood verdiend als huursoldaat.

Maar hoe moest het met zijn mannen, als hij dat deed? Paul had noch de kennis, noch de interesse om voor hen te kunnen zorgen. En hoe zat het met Carlina, met de belofte die hij het Zusterschap van het Zwaard gedaan had, met Melisendra, met Melora? Nee, hij had verantwoordelijkheden. En uiteindelijk had hij Paul willens en wetens hier achtergelaten om zijn plaats in te nemen als opperbevelhebber. Misschien was het gewoon Pauls bedoeling geweest zijn goede naam en reputatie te beschermen - als het bekend werd dat de opperbevelhebber gedurende de verrassingsaanval op Asturias was weggelopen om zijn wandaden te bekennen en uit te huilen op de schouder van een vrouw? Paul moest de kans krijgen om alles uit te leggen; hij wilde hem niet in zijn slaap vermoorden.

Hij leunde over Melisendra heen en keek op haar neer met een tederheid die hem zelf verbaasde. Hij zag de zandkleurige wimpers op haar wangen, de volle borsten onder haar nachthemd, dat zo dun was dat het roze vlees er op die plaats doorheen schemerde, en dat in talloze dunne vouwen rondom haar lichaam gedrapeerd was. Zij had hem Erlend geschonken, en alleen al daarvoor was hij haar liefde en dankbaarheid verschuldigd.

Toen schudde hij Paul heel licht bij de schouder.

'Wakker worden,' zei hij.

 

Paul kwam met een schok overeind in zijn bed. Hij was onmiddellijk alert en zag aan het vermoeide, vertrokken gezicht van Bard dat hij in levensgevaar verkeerde. Zijn eerste gedachte was dat hij Melisendra moest beschermen. Hij sprong overeind, tussen Bard en de vrouw in.

'Zij kon nergens iets aan doen!'

Bards glimlach verraste hem. Hij keek eenvoudigweg geamuseerd. 'Ik weet het,' zei hij. 'Wat er ook gebeurt, ik zal Melisendra geen haar krenken.'

Paul ontspande licht, maar bleef op zijn hoede. 'Wat doe je hier, in die kleren?'

'Ik was eigenlijk van plan om jou dat te vragen,' zei Bard. 'Dit is tenslotte mijn slaapkamer. Ik hoorde dat ze je vannacht gekroond hebben. En dat je getrouwd bent. Met Melisendra. Kun je het mij dan kwalijk nemen dat ik me afvraag hoe je er in vredesnaam bij kwam om de troon van Asturias op te eisen? Ze lieten me bijna het kasteel niet binnen, gisteravond, omdat ze het idee hadden dat ik een of andere bedrieger was.'

Bard merkte dat ze om de een of andere reden allebei fluisterden. Maar toch werd Melisendra wakker van hun stemmen, en ze zat onmiddellijk rechtop in bed. Haar haren vielen over de borsten onder haar nachthemd. Ze staarde met wijd open ogen naar Bard. Toen zei ze, bijna in één adem: 'Bard! Nee! Doe hem geen kwaad. Het was niet zijn bedoeling...'

'Laat hem zelf maar uitleggen wat zijn bedoeling was,' snauwde Bard, met een stem als staal.

Paul klemde zijn kaken opeen. 'Wat had ik dan moeten doen volgens jou?' vroeg hij. 'Ze kwamen naar me toe, zeiden dat ik de koning was, en eisten van me dat ik met Melisendra zou trouwen! Wat had ik dan moeten zeggen? Nee, hoor, ik ben de opperbevelhebber niet, de opperbevelhebber is het laatst gezien op de weg naar Neskaya? Ze vroegen me niet wat ze moesten doen; ze vertélden me wat ze van mij wilden! Als je op tijd terug was gekomen... Maar nee, je hebt je door je eigen zaken laten afleiden, en hebt de boel hier voor mij achtergelaten. Je hebt niet eens gevraagd hoe het met je zoon is! Je bent net zo geschikt om dit land te leiden als hij - en dat is geen compliment, want alles met een broek aan kan het beter dan jij het zal doen! Als je nu eens een minuut of tien achtereen niet aan vrouwen kon denken en je bezig zou houden met je plichten...'

Bard trok zijn dolk. Melisendra gilde, en drie wachtposten kwamen de kamer binnen. Ze zagen Bard, in de kleding van een gewone soldaat, en Paul, in zijn nachthemd, en trokken natuurlijk meteen de voor de hand liggende conclusie. Met getrokken zwaarden liepen ze naar Bard.

'Jij waagt het een wapen te trekken in tegenwoordigheid van de koning?' riep een van hen, en enkele ogenblikken later was Bard ontwapend en werd hij vastgehouden door twee wachtposten.

'Wat doen we met hem, opperbevelhebber... Sorry, ik bedoel majesteit?'

Paul staarde een ogenblik lang van de wachtposten naar Bard en weer terug. Hij besefte dat hij van de regen in de drup geraakt was. Hij wilde niet dat de vader van Melisendra's zoon voor zijn ogen zou worden gedood. Hij besefte pijnlijk, en net een seconde te laat, dat hij niet eens boos was op Bard.

Verdomme, uiteindelijk is het zo dat ik in die stasiskist terechtgekomen ben omdat ik mijn handen niet van de verkeerde vrouw kon afhouden. Wie ben ik om hem verwijten te maken? Maar als ik toegeef dat hij de koning is, en de opperbevelhebber, dan lig ik dus in bed met de koningin, en van wat ik weet over dit land is dat ook een behoorlijk ernstig vergrijp - om maar niet te spreken over de schade aan Bards trots! Als ik hem Laat doden, dan ben ik verdomd veel beter af dan in die stasiskist! Maar ik twijfel er niet aan dat ze hier de doodstraf kennen - en vast wel op de een of andere slimme manier kunnen zorgen dat die ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd!

De oudste wachtpost keek naar Paul en zei dringend: 'Mijn heer...'

Bard zei: 'Ik denk dat hier een vergissing in het spel is...'

'Iemand is bezig een vergissing te begaan,' zei een van de bewakers grimmig. 'Ik heb deze man gisteren betrapt toen hij probeerde het paleis binnen te komen. Hij beweerde dat hij de opperbevelhebber was; hij was er zelfs in geslaagd om heer Varzil van Neskaya om de tuin te leiden! Ik denk dat hij een Hasturspion is. Zullen we hem buiten ophangen, sire?'

Melisendra sprong het bed uit, in haar dunne nachthemd, zonder acht te slaan op de starende wachtposten. Ze deed haar mond al open om iets te zeggen. Op dat moment klonk er een stem in de gang: 'Heer koning! Er is een afgezant van de Hasturs aangekomen, met een witte vlag! Varzil van Neskaya laat weten dat u hem zo snel mogelijk in de troonzaal moet ontvangen!'

De bewakers draaiden zich om. Bard zei: 'Onmogelijk. De troonzaal ligt vol gewonden en zieken; we moeten de afgezanten op het gazon ontvangen. Ruyvil,' zei hij tegen de jongste wachtpost, 'jij kent mij toch, nietwaar? Herinner jij je die veldtocht naar Hammerfell nog, toen ik met koning Ardrin in discussie ging en zorgde dat jij met ons mee mocht rijden? En het banier van Beltran dat aan je lans bleef hangen?'

'Wolf!' zei de wachtpost, en hij draaide zich dreigend om naar Paul. 'Maar wie is deze man dan?'

Bard zei snel: 'Hij is mijn vazal, en mijn plaatsvervanger. Ik had dringende zaken in Neskaya, en heb hem hier achtergelaten. Hij heeft zich in mijn naam laten kronen.'

De oudste wachtpost - de man die Bard buiten had willen ophangen - zei wantrouwend: 'En is hij ook in uw naam getrouwd, dan?'

De jonge Ruyvil zei: 'Zo praat je niet tegen de koning, luizenkop, anders is het straks jouw kop die gaat rollen! Denk je dat ik de Kilghardwolf niet zou herkennen? Ik had het leger uit kunnen vliegen na die toestand! Denk je nu echt dat een bedrieger dit zou kunnen weten?'

Paul zag ineens de uitweg die Bard voor hen allebei geschapen had. Op kalme toon zei hij: 'Ik ben niet brutaal genoeg om me te bemoeien met het huwelijk van mijn koning. Hij had me beloofd dat ik Melisendra mocht trouwen; dus ik ben met haar getrouwd. Zijne Majesteit...' hij keek even snel naar Bard, en de boodschap was duidelijk: zie zelf maar hoe je je hieruit gaat redden... 'Zijne Majesteit kan helemaal niet met vrouwe Melisendra trouwen, al zou hij dat willen. Hij heeft al een andere wettige echtgenote.'

Bard keek Paul aan met onverholen dankbaarheid. Hij zei: 'Zeg tegen de afgezant dat ik naar beneden kom zodra ik me heb geschoren en aangekleed. En verwittig ook heer Varzil van Neskaya.' Toen de bewakers en de boodschappers weg waren, keek hij Melisendra aan en zei: 'Geloof me of niet, maar ik was echt van plan jou met Paul te laten trouwen; jullie zijn me te snel af geweest. Alleen Erlend zal bij mij moeten blijven; hij is mijn enige erfgenaam nu.'

Haar kin trilde, maar ze zei: 'Ik zal hem niet in de weg staan.' Bard dacht ineens aan zijn eigen onbekende moeder, die hem aan Dom Rafaël had gegeven zodat hij als een edelman zou kunnen opgroeien. Waren alle vrouwen zo onbaatzuchtig? Hij zei ruw: 'Ik zal zorgen dat hij nooit vergeet dat hij ook jóúw zoon is. En ga verdorie nou niet staan huilen voor we behoorlijk ontbeten hebben! Paolo, knip je haar - we moeten niet al te veel op elkaar lijken, we zijn er nog lang niet!'

Terwijl Paul naar de badkamer ging, legde Melisendra haar hand op zijn arm.

'Ik ben blij...' zei ze, en ze glimlachte. Hij sloeg zijn arm om haar heen.

'Wat had ik anders kunnen doen?' vroeg hij. 'Als ik het anders had aangepakt, zat ik nu met het koninkrijk opgescheept!'

En hij realiseerde zich tot zijn eigen verbazing dat hij het nog meende ook. Hij was helemaal niet jaloers op Bard. Niet in het minst. En misschien - heel misschien - waren de zaken nu zo geregeld dat hij Bard niet zou hoeven te doden om te voorkomen dat hij gedood zou worden. Met de Bard die hij eerder had leren kennen, was dat nooit mogelijk geweest. Maar er was iets met Bard gebeurd in de korte tijd vanaf het moment dat hij Carlina van het Eiland der Stilte had gebracht. Hij wist niet wat het was; op de een of andere manier was hij een ander mens geworden. Melisendra wist het wel, dacht hij, en misschien dat ze het hem ooit op een dag zou vertellen.

Of misschien zou Bard dat wel doen. Niets kon hem meer verbazen, nu.

 

Geschoren, aangekleed, met het rode koord van de krijger in zijn blonde vlecht, stond Bard voor de spiegel en bekeek zichzelf. Hij zag er hetzelfde uit als altijd, maar hij voelde zich een vreemde in zijn eigen huid, en wist niet hoe hij nu verder moest. Paul had zonder het te beseffen precies het goede gedaan - hoewel hij dat niet verwacht had. Hij was bang geweest dat Paul zichzelf uit de situatie had willen bluffen, en dan zou hij hem hebben moeten doden.

Nee. Ik zou hem niet laten doden. Ik heb genoeg mensen vernietigd. Ik had hem misschien zelf, in woede, kunnen neersteken, maar ik had niet in koelen bloede de opdracht kunnen geven hem te doden. Hij is zozeer een deel van mijzelf, inmiddels. En het heeft allemaal goed uitgepakt, want ik ben nu van Melisendra af.

Maar hij wist dat hij nog altijd vastzat aan Carlina, en als ze de bescherming van het huwelijk nodig had - als ze bijvoorbeeld, en laat alle genadige goden dit alsjeblieft voorkomen, zwanger geraakt was - dan kon hij haar het recht op de troon niet afnemen. Zij had er recht op om zijn koningin te worden. Zijn hele hart riep om Melora; maar hoewel hij wist dat hij zijn hele leven lang van haar zou houden, kon hij niet naar haar toegaan als dat betekende dat hij Carlina in het stof moest trappen of haar rechten met voeten moest treden.

Wees voorzichtig met watje de goden vraagt; je zou wel eens je zin kunnen krijgen. En hij herinnerde zich hoe Melora, op die noodlottige feestavond zo lang geleden, had gezegd dat ze niet op de zoom van Carlina's japon wilde stappen.

Als ik toen het gezonde verstand had gehad om naar Carlina te gaan om haar de vrijheid te bieden om uit dit huwelijk te treden, dit huwelijk dat we geen van beiden wilden... maar zelfs een god kan de gevallen bladeren niet terug aan de bomen hangen. Hij had deze verwarrende kluwen met Carlina geweven, en als het hem niet lukte om hem op een eervolle manier te ontwarren, zou hij ermee moeten leven.

Hoewel hij stijf rechtop stond, kreeg hij de indruk dat de man in de spiegel gebukt ging onder een zware last. Ja, dit land van Asturias, dat hij helemaal niet wilde besturen, lag nu op zijn schouders. O, mijn broer, mijn broer! Ik was zoveel liever je opperbevelhebber gebleven in plaats van je kroon te moeten dragen! Maar de wijn was ingeschonken en moest nu worden gedronken. Hij wendde zich af van zijn spiegelbeeld, klemde zijn kaken opeen en rechtte zijn schouders. Zijn legers hadden ervoor gekozen de Kilghardwolf als hun leider aan te wijzen, dus hij zou moeten leiden.

Op het gazon had men een afdak en een troon voor hem neergezet. Hij keek met grimmig ongeloof naar de rijen van buigende hovelingen, de soldaten en de bewakers die in de houding gingen staan toen hij voorbijkwam. Hij had dit soort formaliteiten nooit gezien rondom zijn vader, of koning Ardrin. Hij had er gewoonweg niet op gelet, en het ceremonieel als vanzelfsprekend aanvaard. Hij bedacht even dat het wel zo prettig was dat zijn eerste troonsbestijging plaatsvond op een stoel onder een afdak. Hij herinnerde zich hoe hij aan de voet van Ardrins troon was gestruikeld toen hij zijn rode koord ontving.

'Heer, de gezanten van de Hasturs.'

Het was Varzil die gesproken had, en Bard herinnerde zich vaag uit zijn lessen in protocol dat de Leider van een belangrijke Toren even belangrijk was als welke koning ook. Hij gebaarde naar Varzil dat hij naar zijn stoel moest komen.

'Neef, moet dit allemaal zo formeel?'

'Alleen als jij het wilt.'

'Stuur dan al deze mensen weg, en laat me in alle rust met de gezanten spreken,' zei Bard, en terwijl Varzil de hovelingen en alle soldaten op een kleine groep persoonlijke lijfwachten na van het gazon stuurde, keek Bard naar de gezant. Zoals hij al had geweten, stond daar het banier van koning Carolin, met in het blauw en zilver van de Hasturs gekleed, Geremy Hastur.

Hij liep naar Geremy toe om hem formeel te omhelzen, als een familielid. Toen hij hem aanraakte, voelde hij alle genegenheid van vroeger ineens terugkomen. Zou hij Geremy misschien op een dag ook kunnen terugvinden?

Geremy heeft ook laran, dacht hij. Hij weet alles. En toen hij Geremy in de ogen keek, zag hij, ondanks alle tekenen van vermoeidheid en zorgen in diens gezicht, diezelfde blik van acceptatie, van begrip, in zijn ogen als eerder in die van Melora.

Hij zei, en hij wist dat zijn stem trilde van de emotie die hij niet meer kon en wilde ontkennen: 'Welkom in Asturias, neef. Het is een verdrietig welkom, naar aanleiding van een groot verlies. Mijn vader en mijn broer zijn nog niet te ruste gelegd, maar moeten onbegraven blijven tot er weer wat rust is weergekeerd in dit rijk. We worden op dit moment aangevallen door Aldaran, en ik ben zelf, tegen mijn zin, op deze troon terechtgekomen, hoewel ik er geen idee van heb hoe ik deze functie moet vervullen. Maar hoewel het een armzalig welkom is, ben ik blij dat je hier bent...' En toen brak zijn stem. Hij stopte, en wist dat hij ten overstaan van iedereen in tranen uit zou barsten als hij door zou spreken. Hij voelde Geremy's hand de zijne omsluiten, hard en stevig.

'Ik wou dat ik je troost kon bieden - pleegbroer,' zei Geremy, en Bard slikte. 'Ik ben zeer geraakt door je verlies. Ik kende Dom Rafaël niet goed, maar ik kende Alaric, en hield van hem, en hij was te jong om zo snel al te moeten sterven. Maar zelfs in dit uur van droefenis moeten we voor de levenden zorgen. Varzil heeft me nieuws verteld waarvan jij volgens mij nog niet op de hoogte bent. Varzil, neef, kun je Bard vertellen wat je wachtervogels gezien hebben?'

'Aldaran heeft zich in deze oorlog gemengd,' zei Varzil. 'We hoorden afgelopen nacht van meester Gareth en van zijn leroni, dat ze een toverspreuk hebben gezonden die de kasteelmuren heeft gebroken. Nu is er een leger onderweg vanuit het Darriëllwoud, en hij heeft de handen ineengeslagen met Scathfell en de andere kleine koninkrijken in het noorden. Ze zijn nog altijd op een behoorlijke afstand van de Kadarin, maar ik ben ervan overtuigd dat ze denken dat ze je kunnen overvallen nu hier chaos en rouw heersen. Maar het laatste nieuws is dit: Tramontana heeft gezworen neutraal te blijven; ze zullen geen laran-wapens meer vervaardigen. En zij zijn de laatste Toren die dit gezworen heeft, want Arilinn heeft deze eed afgelegd tegenover de Hasturs.'

'Dus,' zei Geremy, 'is de dood van de martelaren van Hali niet voor niets geweest. Want nu is er geen enkele toren meer in dit land waar nog klitvuur zal worden geproduceerd, of botwaterstof of de plaag die de Venzaheuvels heeft verwoest. Ik ben hier gekomen om met heer Rafaël te spreken, niet wetende dat hij gestorven is, om hem voor de tweede maal te vragen of hij het Convenant zou willen tekenen en zich bij mij en mijn leroni te voegen. Al was het maar zodat we de voorraden laran-wapentuig die nog over zijn, kunnen vernietigen. We hebben gezworen ze niet te gebruiken, maar we kunnen onszelf ertegen verdedigen.'

Bard dacht hier zwijgend over na terwijl hij naar de ingestorte vleugel van het kasteel keek. Aldaran had hem met laran aangevallen, en hoe wisten ze wat hij nog over had in zijn arsenaal? Uiteindelijk zei hij: 'Ik doe het met alle plezier, Geremy. Zodra er vrede is in dit land, dan zal ik het Convenant ondertekenen, en iedereen bestraffen die het nog durft te gebruiken. En de leroni kunnen zich voortaan beperken tot waarzeggen voor verliefde meisjes, kijken of zwangere vrouwen zoons dan wel dochters zullen baren, de zieken genezen en boodschappen overseinen, aangezien dat sneller gaat dan per koerier. Maar zolang er nog oorlog is in dit land, durf ik het niet. Ik moet mijn leger binnen drie dagen onderweg hebben als ik Aldaran wil stoppen en hem aan zijn kant van de Kadarin wil houden!'

'Ik bied je een alliantie aan om je daarmee te helpen,' zei Geremy. 'Carolin heeft me de macht gegeven om zijn mannen naast jou tegen Aldaran in te zetten. Hij mag aan de overzijde van de Kadarin regeren wat hij wil, maar we willen hem niet hier in de Honderd Koninkrijken.'

'Ik aanvaard Carolins hulp met dankbaarheid,' zei Bard. 'Maar dat Convenant wil ik pas tekenen als ik mijn koninkrijk op orde heb. Ik wil echter wel een alliantie afsluiten met de Hasturs.' Hij wist terwijl hij sprak dat hij met een paar woorden alles afbrak wat zijn vader had proberen te bereiken. Maar dat was zijn vaders ambitie geweest, niet de zijne. Hij zou regeren, maar hij had geen trek in verdere veroveringen. Laat degenen die het land regeerden en bezaten er in vrede over beschikken. Hij had genoeg problemen met een enkel koninkrijk, hij huiverde bij het idee dat hij een imperium zou moeten regeren. Hij was maar een individu; hij had zijn duistere tweelingbroer de vrijheid geschonken.

Geremy zuchtte. 'Ik had gehoopt dat je ook klaar zou zijn voor het Convenant, Bard, nu je gezien hebt wat het gemis daarvan met dit land heeft gedaan. En het is nog erger in het gebied van de Hasturs. Heb je de kinderen gezien die in de Venzaheuvels en in de buurt van Carcosa geboren worden?'

Bard schudde zijn hoofd. 'Ik zei al, Geremy, dat we het daar over zouden hebben zodra Aldaran bereid is aan zijn kant van de Kadarin te blijven. En nu, als je het niet erg vindt, moet ik zorgen dat mijn leger klaarstaat om te vertrekken.' Wie moest hij laten regeren terwijl hij met het leger weg was? Zou Carlina als zijn regent kunnen optreden? Zou hij Varzil kunnen overhalen om aan het hof te blijven en te zien dat alles goed werd gedaan? Hoe kon hij die beslissing nemen? Hij glimlachte grimmig bij het idee dat hij nu alweer op twee plaatsen tegelijk nodig was, op zijn troon, en bij het leger! Zou het leger Paul volgen? Zou hij het in de handen van een van zijn vaders veteranen kunnen plaatsen?

Hij ontbood vier of vijf van zijn vaders mannen, veteranen die gewend waren het leger aan te voeren, en overlegde geruime tijd met hen over de precieze samenstelling en strategie van het leger. Hij liep even naar de grote zaal en liep daar tussen de gewonden door. Het leger had een grote hoeveelheid verplegers ingezet, en de vrouwen werden verzorgd door alle vrouwen van het kasteel die niet elders iets te doen hadden. Hij herkende vrouwe Jerana's persoonlijke bediende, en besefte dat zelfs zij zichzelf alleen kleedde vandaag.

Hij had nog geen glimp van Melora opgevangen; waar was ze heen? Hij verlangde ernaar haar te zien, hoewel hij, tot hij de hele toestand met Carlina geregeld had, niets tegen haar kon zeggen over wat zich in zijn hart afspeelde. Meester Gareth kwam naar hem toe en hij vroeg: 'Hoe gaat het, mijn oude vriend? Zijn er genoeg leroni om het schild rondom het kasteel in stand te houden?'

'We doen ons best, heer,' zei meester Gareth, 'hoewel ik niet weet hoe lang we het nog zullen volhouden. Ik zou het op prijs stellen als u heer Geremy Hastur zou kunnen verzoeken om ons zijn eigen tovenaars te sturen om ons te helpen.'

'Dat doe ik, en anders kunt u het zelf doen.'

'Het verzoek draagt meer gewicht als het van u afkomstig is, heer.'

'En hoe is het met vrouwe Melora? Heer Varzil heeft haar gisteren aan u uitgeleend om de gewonden te verzorgen...'

'Ze heeft die taak vanochtend overgedragen aan Moeder Liriël, de priesteres, weet u wel,' zei meester Gareth. Met een plotselinge flits van inzicht besefte Bard dat Carlina, of Moeder Liriël zoals ze zich tegenwoordig noemde, net zomin zin had om dat oude huwelijkscontract en de verloving nieuw leven in te blazen als hijzelf. Was hij dan echt vrij? Hij en Carlina moesten overleggen, alles duidelijk uitspreken, zodat ze wisten waar ze aan toe waren. Maar hij voelde zich al een stuk opgeluchter. Meester Gareth ging verder: 'Ik heb Melora naar buiten gestuurd met haar wachtervogels; zij kan beter met die dieren omgaan dan wie dan ook. Ze heeft me hierheen gestuurd om u te vertellen dat er een grote groep priesteressen op weg is, vanaf het Eiland der Stilte, en dat ze geëscorteerd worden door ruiters in het rood.'

'Dus het Zusterschap van het Zwaard heeft woord gehouden,' begon Bard, maar precies op dat moment kwam Melora aanrennen, over het gazon, roepend en wuivend.

Bard rende naar haar toe en meester Gareth holde op zijn oude benen achter hem aan.

'Wat is er, Melora?'

'Haal Varzil! O, in naam van alle goden haal Dom Varzil!' riep ze uit. 'Rory, die het tweede gezicht heeft, heeft iets gezien! Het laran- schild is er nog, maar er zijn luchtwagens onderweg, en we hebben niets om ons te verdedigen! Haal het leger - we moeten de gewonden naar buiten brengen voordat het dak instort!'

Meester Gareth werd bleek, maar sprak op strenge toon: 'Met paniek bereiken we niets, Melora - en jij kunt Varzil makkelijker bereiken dan ik!'

Melora's gezicht werd afstandelijk en rustig. Bard, die snel contact zocht met haar bewustzijn, hoorde haar woordeloze roep naar Varzil, en enkele seconden later zag hij niet alleen Varzil, maar ook Geremy, op wankele benen, naar hen toe rennen.

'Bard,' zei Geremy kortaf, 'jij hebt niet genoeg laran om dit te kunnen, nog niet - zorg jij dat de gewonden vervoerd worden, voor het geval we hen niet kunnen tegenhouden!'

Het kwam niet eens in Bard op dat Geremy, die niet eens in zijn eigen koninkrijk was, de koning bevelen gaf. Wat Geremy zei, was zo volkomen logisch dat hij zich haastte om te gehoorzamen. Onder het rennen gebaarde hij naar een bewaker.

'Zoek Paolo Harryl en vrouwe Melisendra!' En toen vroeg hij zich ineens af of hij zijn nieuwe laran en zijn band met hen beiden niet kon gebruiken om dat zelf te doen. Hij was altijd al in contact geweest met Pauls bewustzijn. En dit was een tijd dat het echt nodig was dat hij op twee plaatsen tegelijk was!

Paul! Breng me genoeg dragers om alle gewonden veilig naar buiten te kunnen dragen!

Uit een ooghoek zag hij Melora en Geremy, meester Gareth en Varzil van Neskaya in een kring staan, hand in hand. Het leek wel alsof ze een kring gemaakt hadden om een rondedansje te doen! Maar zelfs Bard, die nog maar pas laran had, kon de mentale krachtvelden zien die zich om hen heen vormden. Toen haastte hij zich de zaal in en begon de soldaten bevelen te geven.

'Iedereen die zelf kan lopen, moet zo snel mogelijk naar buiten, zo ver mogelijk van het gebouw vandaan! Verplegers, help de mensen die met hulp kunnen lopen! We zijn gewaarschuwd dat er misschien brandbommen onderweg zijn! Zorg dat iedereen buiten komt!' beval hij. 'Over enkele minuten hebben we hier meer dan genoeg draagbaren, mensen - geen paniek, we krijgen iedereen op tijd naar buiten!' Hij voelde de angst als een bijna zichtbare wolk opstijgen, en hij verhief zijn stem: 'Lopen, zei ik, niet rennen! Ik zal iedereen die over een andere gewonde struikelt persoonlijk voor de krijgsraad slepen! Rustig aan, we zijn ruim van tevoren gewaarschuwd, we hebben nog tijd genoeg!' Hij stapte de andere kamer in. 'Carlie... Moeder Liriël, vraag de patiënten die kunnen lopen of ze degenen die dat niet kunnen, willen helpen, we hebben binnen een paar minuten voldoende draagbaren!'

Carlina sprak zacht tegen de vrouwen, en Bard zag dat er binnen enkele minuten met een ordelijk verlopende reddingsoperatie werd begonnen. Paul was binnengekomen met een heel legeronderdeel met draagbaren. Hij stond even stil bij de baar waar een vrouw lag met een pasgeboren kind in haar armen.

'Aha, is dit een van mijn nieuwe onderdanen? Welnu, moeder, maak u geen zorgen, het is een prachtig kind, en ze zal veilig zijn, geloof mij,' zei hij, en toen hij verder liep, hoorde hij de vrouw achter zich mompelen.

'Dat was de koning!'

'Doe niet zo raar,' zei de vrouw op de draagbaar naast haar, 'de koning zou nooit hier komen, dat is die vazal van hem die zoveel op hem lijkt.'

'Welnu, of het nu de koning was of niet,' zei de eerste weer, 'hij heeft aardig tegen me gesproken en ik noem het kleintje Fianna, naar hem. En de vazal van de koning is net zo goed als de koning zelf!'

Bard hield toezicht op de laatste dragers, stopte hier en daar om een paar woorden te spreken tegen veteranen die hij herkende, een hoveling die met zijn vader bevriend geweest was, een bediende die hij al jaren kende. Niet alle mannen dachten eraan om hem 'sire' te noemen, of 'majesteit', en hij was daar niet rouwig om. Er zou tijd genoeg zijn voor formaliteiten in de komende jaren, en hij was trots op zijn titel van Kilghardwolf. En als het de bedienden geruststelde als ze hem jongeheer Bard konden noemen, dan zou hij daar zelf niet minder van worden, nam hij aan.

'Is iedereen buiten?'

'Iedereen, behalve die oude vrouw daar in de hoek. Ik ben bang dat ze zal sterven als we haar proberen te vervoeren,' zei Carlina aarzelend, 'en ik wil niet vier mannen met een draagbaar terugsturen...' Ze was wit van angst, en hij herinnerde zich dat ook Carlina laran had, en misschien een klein beetje in de toekomst kon kijken. Op dat moment hoorde hij een vreemd, dreunend geluid, en een uitroep van de kring van leroni die hand in hand in de tuin stonden. Bard rende naar de hoek van de troonzaal en boog zich over de oude vrouw. Ze staarde naar hem met een gezicht dat grauw zag van angst en pijn.

'Maak dat je buiten komt, zoon, ik ben er geweest.'

'Onzin, grootje,' zei Bard, terwijl hij zich over haar heen boog en haar in zijn armen optilde. 'Kunt u uw arm om mijn nek leggen? Goed zo... kom maar, laten we maken dat we hier wegkomen!' Terwijl hij rende, herinnerde hij zich plotseling dat Carlina bang was geweest om de vrouw te vervoeren, zelfs op een draagbaar, omdat ze zou kunnen sterven. Welnu, als ze hier achterbleef en het dak op haar hoofd kreeg, was ze zeker dood! Hij rende struikelend naar buiten, en precies op het moment dat hij het grasveld op rende, hoorde hij een enorme knal en voelde hij een enorme drukgolf van lucht tegen zijn rug, zodat hij struikelde en zwaar boven op de oude vrouw viel, met het gevoel dat zijn oren waren gebarsten van het lawaai.

Toen hij weer wist wat er om hem heen gebeurde, was Paul samen met een van de bewakers al bezig hem overeind te helpen, en de oude vrouw, die wonderbaarlijk genoeg nog altijd ademhaalde, werd voorzichtig uit zijn armen losgemaakt en op een draagbaar gelegd.

Uit een van de overgebleven vleugels van het kasteel sprong een hoge, sierlijke wolk van stof omhoog, waarna het gebouw met donderend geraas instortte. Bard, die zelf het bevel had gegeven om alle vuren uit te maken, zelfs die waarboven gekookt werd, zag tot zijn opluchting dat er nergens vlammen oprezen. Er klonk een tweede explosie, en een derde, en er stortte een stal in - maar Paul had het leger aan het werk gezet en alle paarden waren inmiddels buiten. Weer klonk er een explosie, en er werd gegild; de bom was midden in een kleine groep soldaten rondom de gewonden gevallen, en Bard keek met een wee gevoel in zijn maag naar de rondvliegende armen en benen, en de wriemelende, krijsende lichamen.

Boven hen werd het gezoem steeds luider. Toen schoot er een blauw licht tussen de leroni onder de bomen vandaan, en plotseling, met een klap als een donderslag, viel er een luchtwagen als een steen naar beneden. Hij kwam neer in de boomgaard, in een appelboom die meteen in lichterlaaie stond, met vlammen tot aan de hemel.

'Emmers!' riep een van Bards commandanten. 'Doof dat vuur!'

Een tiental mannen renden naar het vuur.

Weer een blauw licht, weer viel een luchtwagen vlammend en wel naar beneden, maar deze kwam zonder verdere schade aan te richten tegen een rots terecht en rolde naar beneden tot hij in stukken aan de voet van de berg bleef liggen. Een derde vloog over de hoogste toren van het kasteel en liet kleine, ongevaarlijk uitziende eitjes vallen, die openspleten terwijl ze vielen.

'Zandru's hellen!' riep Bard. 'Klitvuur!' En inderdaad, waar de eitjes de bodem raakten, sloegen de vlammen uit de rotsen van het kasteel. Bard herinnerde zich dat het helse spul alles verbrandde, zelfs rots, en zou doorgaan en doorgaan en doorgaan...

Dus Alaric en zijn vader kregen een enorme crematie.

De laatste luchtwagen explodeerde met een enorme knal en viel uit de lucht, maar op hetzelfde moment zag Bard Melora weglopen en naar het kasteel rennen. Was ze gek geworden? Hij had zo zijn best gedaan om iedereen naar buiten te krijgen - wat was zij van plan?

Paul, die met de bewakers bezig was om brandend puin uit de stallen te ruimen, hoorde Melisendra plotseling gillen, alsof ze naast hem stond. Goden in de hemel, had het contact met Bard hem in staat gesteld om ook op die manier te horen? Hij kon haar zien, haastig rennend, de zwarte trappen op vanuit de tuin waar hij haar voor het eerst had gezien, en hij hoorde haar gedachten, haar paniek. Erlend! Erlend! Hij was gisteravond laat wakker, klusjes aan het doen voor de leroni, en hij ligt nog te slapen in zijn kamer! O, genadige Avarra, Erlend!

Ze was de trap al op, maar Paul kwam snel achter haar aan. Halverwege kwamen ze een verstikkende rookwolk tegen; maar Melisendra verdween in de rook en hij trok zijn hemd uit en bond het voor zijn gezicht, liet zich onder de rook zakken en kroop de trap op, op handen en knieën.

En ergens op een vreemde, dubbele manier, alsof hij en Bard werkelijk met elkaar verbonden waren, zag hij Bard een poging doen om het gebouw in te rennen, achter Melora aan, en hij zag en voelde de bewakers die hem tegenhielden en vasthielden.

'Nee! Nee, heer, het is te gevaarlijk!'

'Maar Melora...'

'We zullen iemand sturen om de leronis te halen, heer, maar u moet uzelf niet blootstellen aan het risico. U bent de koning...'

Bard worstelde, probeerde los te komen, zag Melora de trap op rennen, over gevallen puin heen, en boven alles uit zag hij het beeld van Erlend, die vredig in zijn bed lag te slapen met de sterrensteen die rond zijn nek hing in zijn hand geklemd, terwijl de rook hem overmeesterde, zijn slaap deed overgaan in bewusteloosheid, terwijl de muren boven hem begonnen te branden.

'Laat me gaan! Verdomme. Ik zal jullie allemaal laten onthoofden! Het is mijn zoon... hij is daarbinnen, hij verbrandt!'

Hij vocht tegen hen, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden. 'Verdomme! Vervloekt jullie allemaal, laat me los!'

Maar de bewakers hielden hem vast, en voor de eerste keer in zijn leven had Bard niets aan zijn enorme kracht. 'Ze zullen hem wel vinden, heer, maar de hele regering is van u afhankelijk. Ruyvil, Jeran - help ons om zijne majesteit vast te houden.'

En terwijl Bard worstelde in hun handen, was een deel van hem bij Paul, klom met hem mee de trap op, hij was Paul, zodat hij kuchend en tranend van de rook in de handen van de bewakers worstelde, terwijl Paul naar boven kroop...

Paul die voelde dat hij door de rook verblind werd, liet zich op zijn handen en knieën op de vloer vallen. Achter hem werd Bard plotseling slap in de greep van zijn bewakers terwijl het essentiële deel van hem dat vocht zich bij Paul voegde; hij probeerde met ieder atoom van zijn kracht Paul te steunen, voor hem te ademen, als het nodig was. Het leek voor hen allebei alsof ze samen die trap op kropen, en samen langs de gang kropen, centimeter voor centimeter... de deur op de tast vonden, omdat de rook zo dik was dat Paul niets meer kon zien. En vlak over de drempel lag Melisendra, bevangen door de rook, haar gezicht donker en vertrokken. Een enkel afgrijselijk moment lang voelde Paul haar ademhaling niet. De hele kamer was gevuld met bijtende rook, Pauls longen deden pijn, en zonder Bards kracht, wist hij, zou hij het niet gered hebben, maar zou hij naast haar op de grond zijn gevallen, bewusteloos.

Maar ergens hoorde hij een kind jammeren, alsof het huilde in zijn slaap, en Bards bewustzijn binnen in hem dwong Paul om vloekend overeind te gaan staan. De muren begonnen te branden, en de rand van Erlends matras smeulde en zond nog meer ringen van smerige rook omhoog naar de dikke laag vlak onder het plafond. Paul - of Bard - hij wist niet wie - trok het kind overeind, hoorde hem gillen van angst en paniek toen hij de vlammen zag. Hij pakte een karaf water van het nachtkastje, gooide die stuk en pakte een of ander kledingstuk van de grond dat hij doorweekte en rond zijn gezicht bond; en toen, met Erlend zwakjes tegen zijn borst gedrukt, knielde hij weer naast Melisendra neer en sloeg haar in het gezicht met de natte stof. Hij moest haar wakker zien te krijgen! Misschien zou hij, met Bards krachten in hem, Melisendra hebben laten liggen om zijn zoon te redden... maar nee, Melisendra was de moeder van het kind, en hij kon haar niet laten verbranden!

Hij rook de geur van verschroeide haren, de bijtende lucht van smeulende kleding, en Melora stond met een zwart beroet gezicht over hem heen gebogen.

'Hier, geef Erlend aan mij...' zei ze kuchend en hoestend. Het kostte haar moeite om te praten. 'Jij kunt Sendra dragen, ik niet...'

Paul vroeg zich af, in een vlaag van zelfbewustzijn, of zij dacht dat hij Bard was, maar het deel van hem dat Bard was, had zijn armen al uitgestrekt en het kind in Melora's armen gelegd. Hij wist dat de tranen van opluchting en dankbaarheid over zijn eigen wangen stroomden, terwijl al zijn verdubbelde aandacht zich op Melisendra kon richten. Hij zag Melora struikelen over een halfverbrand stuk hout bij de deur, zwaar voorover vallen met het kind in haar armen, zichzelf overeind trekken aan een brandende balk en op de een of andere wonderbaarlijke manier erin slagen de gang de bereiken, met Erlends gezicht tegen haar omvangrijke boezem gedrukt. Ze huilde, hij hoorde haar snikken van angst en pijn, maar ze struikelde verder met de kleine jongen in haar armen.

Paul gooide Melisendra over zijn schouder en een deel van een herinnering aan een ander leven en een andere wereld kwam plotseling omhoog, en hij herinnerde zich dat dit de brandweergreep genoemd werd en dat hij nooit had geweten waarom. De muren brandden nu, een inferno, een hel van hitte en rook, maar hij haastte zich terug op de weg waarlangs hij gekomen was, waarbij hij tegen Melora aanbotste die boven aan de trap stond en in doodsangst naar beneden keek, naar de brandende trap. Hoe konden ze ooit weer beneden komen?

Melora's ademhaling was luid en scherp, de lucht ging met een raspend geluid haar longen in en weer uit, en haar stem was zo hees dat ze alleen nog maar beverig kon fluisteren. Hij zag haar iets vastpakken in de buurt van haar hals.

'Ga door! Ga naar beneden! Ik... leronis... de vlammen...'

Hij aarzelde, en de hese stem werd paniekerig.

'Ga! Ga! Alleen... vuur tegenhouden... paar seconden... sterrensteen...'

Voor hem leken de vlammen te wijken, achteruit te deinzen, en Paul stond stokstijf stil en verbijsterd te kijken... maar Bard, die nog bij hem was, aanvaardde de toverkracht van deze wereld, de manier waarop een goed opgeleide leronis de vlammen de baas kon worden, en pakte Melisendra steviger vast, waarna hij de trap af rende. Melisendra lag slap in zijn armen, bewusteloos, maar Erlend krijste van angst in Melora's armen. De vlammen deinsden terug, leken af en toe te verdwijnen terwijl ze naar voren renden, de trap af. Melora liep met zware, onhandige passen omdat al haar bewustzijn zich concentreerde op de sterrensteen, op de vlammen die wegstierven, elders omhoogkwamen, achteruitdeinsden en dreigend bleven hangen. Hij rende door de brandende deur, naar de heerlijke buitenlucht, en weer met diezelfde beangstigende gespletenheid zag hij Bard met een laatste, waanzinnige krachtsinspanning loskomen van zijn bewakers om Melisendra van hem over te nemen terwijl hij half bewusteloos op het gras viel en zijn gekwelde longen diepe teugen lucht inademden en uitpersten met een piepend geluid. Een stuk of tien vrouwen renden naar voren om Melisendra over te nemen en op het gras te leggen, en Bard vloog als een waanzinnige door de laatste vlammen die omhoogkwamen toen Melora het bewustzijn verloor. Bard greep Erlend uit haar armen, gaf hem snel door aan Varzil, die al achter hem stond. Geremy, die achter hem aan kwam hinken, hield Bard overeind terwijl hij Melora opving, tussen hoop en vrees.

Ze viel zo zwaar tegen hem aan dat zelfs Bards gigantische kracht het even liet afweten, en even dacht hij dat ze alle drie over de grond zouden rollen, maar de armen van de bewakers hielden hen overeind. Melora's gezicht was bedekt met roet en rook, en ze krijste het uit van de pijn toen Bard zijn armen om haar heen sloeg, maar toen hij angstig losliet - had ze haar leven moeten geven om zijn zoon te redden? - greep ze hem weer vast en snikte.

'O, het doet zo'n pijn - Bard, ik ben verbrand, maar niet zo erg - in naam van de Godin, haal iets te drinken voor me, het maakt niet uit...' Ze kuchte, hoestte, snikte en haar tranen kleurden zwart van het roet op haar wangen. Iemand gaf haar een karaf water en ze dronk, verslikte zich, spuugde het uit en bleef hoesten. Bard hield haar vast en brulde dat iemand haar van hem over moest nemen, maar ze ging rechtop staan toen meester Gareth naar hen toe kwam.

'Nee, vader, het is in orde, ik ben alleen een beetje verbrand,' zei ze. Haar stem was nog altijd laag en hees. Geremy, die naast Erlend geknield op het gras zat, draaide zich dankbaar om naar Bard.

'Hij haalt adem, de goden zij geprezen,' zei hij, en alsof hij dit nog even extra duidelijk wilde maken, begon Erlend te huilen. Maar hij stopte toen hij Bard zag.

'U bent me komen redden, vader, u bent me komen halen, u hebt me niet laten verbranden. Ik wist wel dat mijn vader me niet zou laten verbranden...'

Bard wilde iets zeggen, ontkennen, zeggen dat het Paul was geweest die fysiek de trap op geklommen was terwijl hij, koning of geen koning, hulpeloos gevangen gehouden werd door zijn bewakers, maar Paul, die over Melisendra gebogen zat, zei luid: 'Dat klopt, mijn prins, uw vader is u uit het vuur komen halen!' Hij fluisterde op felle toon: 'Waag het niet om hem ooit iets anders te vertellen! Je was er! Ik had het niet kunnen redden zonder jouw kracht. En met jou moet hij leven!'

Zijn ogen ontmoetten die van Bard, en plotseling wist Bard dat ze nu voor altijd van elkaar verlost waren. Hij had Paul een leven gegeven, uit de dood van de stasiskist; nu had Paul hem een leven teruggegeven dat meer voor hem betekende dan zijn eigen leven: dat van zijn enige zoon. Ze waren niet langer verbonden met een dodelijke band, niet langer elkaars duistere tweelingbroers, maar gewoon broers, heer en vazal, vrienden.

Hij boog zich over Erlend heen en kuste zijn zoon. Deze nedesto-erfgenaam mocht nooit het gevoel krijgen dat niemand van hem hield, nooit te lijden hebben onder de problemen die hij zelf had gehad. Melora zou misschien nooit een kind kunnen baren - ze was ouder dan hij en had lang gewerkt als leronis en genezer in de besmette gebieden - maar ze had hem Erlends leven teruggegeven. En terwijl hij naar Carlina keek, in haar donkere gewaad, gebogen over het slappe lichaam van Melisendra - die inmiddels hoestend en kuchend de rook uit haar longen probeerde te krijgen - wist hij dat hij van hen allebei verlost was. Melisendra zou haar eigen geluk vinden met Paul; Carlina's leven was gegeven aan de Godin. Hij zou dit niet langer ontkennen. Tijdens zijn leven zou hij zien hoe de priesteressen van Avarra hun Eiland der Stilte verlieten om de wereld in te komen als genezers, onder de bescherming van Varzil. De priesteressen en het Zusterschap van het Zwaard zouden een nieuwe Orde van Abstinenten vormen, en Carlina zou een van hun stichters zijn, en een heilige, maar dat lag allemaal in de toekomst.

Met een enorm geraas viel het dak van het hoofdgebouw van het kasteel naar beneden, ten prooi aan de vlammen. Bard, die naast Melora zat terwijl de genezers de brandwonden op haar arm en borst verzorgden, schudde zijn hoofd en zuchtte.

'Ik ben een koning zonder kasteel, mijn liefste. En als de Hasturs hun zin krijgen, heb ik straks niet eens een koninkrijk meer; dan ben ik alleen nog maar heer van mijn vaders landgoed - dat mogen ze me toch wel laten houden. Wil jij een koningin zijn zonder land, Melora, mijn allerliefste?'

Ze keek glimlachend naar hem op en het leek wel alsof de ochtendzon niet stralender kon zijn dan haar ogen. Bard gebaarde naar Varzil, en keek met een glimlach naar hem op. Hij zei: 'Nadat de gewonden zijn verzorgd, heb ik een Convenant te tekenen. En een bondgenootschap te sluiten.'

En hij wendde zich tot Melora en kuste haar lippen.

'En een koningin te kronen,' zei hij.