20
Baldur luisterde aandachtig terwijl Magnus zijn theorie uiteenzette dat Agnar de ring uit Gaukurs Saga probeerde te verkopen aan Steve Jubb en de hedendaagse Isildur.
‘Wat wil je nu eigenlijk voorstellen?’ vroeg hij, toen Magnus was uitgesproken. ‘Dat we weer naar Agnars huis gaan om te zoeken naar een mythische ring die al duizend jaar wordt vermist? Weet je wel hoe absurd dat klinkt?’ De uitdrukking op Baldurs lange gezicht grensde aan verachting. ‘Je bent naar hier overgevlogen om ons wat bij te brengen over de aanpak van moordzaken in grote steden. In plaats daarvan begin je te raaskallen over elfen en ringen als een bijgelovig IJslands grootje. Straks wil je nog beweren dat het verborgen volkje het heeft gedaan.’
Magnus voelde zijn slechte humeur nog slechter worden. Hij wist dat Baldur hem op de kast probeerde te krijgen, en hield met moeite zijn boosheid in bedwang.
‘Natuurlijk geloof ik niet dat de ring echt duizend jaar oud is,’ zei Magnus. ‘Luister. We weten dat Agnar is vermoord door Steve Jubb. Maar aangezien hij ons niet wil vertellen waarom, moeten we dat zelf uitpuzzelen. We weten ook dat Agnar een saga probeerde te verkopen – die hebben we allebei gezien. De saga bestaat.’
Baldur schudde zijn hoofd. ‘Het enige wat we hebben gezien, zijn honderdtwintig bladzijden die twee weken geleden door een computer printer zijn uitgespuwd.’
Magnus leunde achterover. ‘Oké. Misschien is de saga een vervalsing. Misschien is er een ring, maar is die ook nep. Dat geeft Jubb zo mogelijk nog een sterker motief om Agnar te vermoorden. We moeten hoe dan ook op zoek naar die ring.’
‘Weet je, ik ben er niet zeker van dat Steve Jubb Agnar heeft vermoord.’
Magnus snoof.
‘Ik heb hem net weer ondervraagd. Hij wilde me niets vertellen over saga’s of ringen. Maar hij ontkende wel de moord op Agnar.’
‘En jij gelooft hem?’
‘Eerlijk gezegd wel. Ik heb een vermoeden dat hij de waarheid spreekt.’
‘Een vermoeden?’
Baldur vond een vel papier in de stapel op zijn bureau. ‘Hier heb je een rapport van het lab.’
Magnus bekeek het vluchtig. Een analyse van de grondmonsters die waren genomen van Steve Jubbs schoenen, maatje vijfenveertig.
‘Hieruit blijkt dat er geen sporen zijn aangetroffen van de modder op het pad vanaf het zomerhuis naar de oever van het meer, en ook niet van de modder op de oever zelf.’
Magnus las het rapport, verwoed nadenkend. ‘Misschien heeft Jubb zijn schoenen schoongemaakt. Heel goed gereinigd.’
‘Het lab vond wél grond van het terrein voor het zomerhuis. Hij was die avond dus aan de voorkant, maar niet aan de achterkant. En hij heeft zijn schoenen niet schoongemaakt.’
‘Misschien heeft hij laarzen aangetrokken? Die na afloop gedumpt?’
‘Dan hadden we in of rond het huis de afdrukken gevonden,’ wierp Baldur tegen. ‘En lijkt je dat ook niet erg onwaarschijnlijk?’
Magnus staarde naar het vel papier. Hij las niet langer de woorden, probeerde alleen te bedenken hoe Jubb het lichaam naar het meer had kunnen slepen zonder modder aan zijn schoenen te krijgen. Hij kon onmogelijk geloven dat Jubbs aanwezigheid, die avond in het zomerhuis, op puur toeval berustte.
‘Iemand anders heeft Agnar versleept,’ stelde Baldur. ‘Nadát Steve Jubb was vertrokken. En het is heel goed mogelijk dat Agnar door iemand anders is vermoord.’
‘Hebben jullie voetsporen gevonden bij het meer?’
Baldur schudde zijn hoofd. ‘Niets bruikbaars. Het had ’s nachts geregend. En de plaats delict was volledig platgelopen. De kinderen, hun vader, het ambulancepersoneel, de politieagenten uit Selfoss. Ze lieten overal voetsporen achter.’
‘Een medeplichtige dan,’ opperde Magnus.
‘Zoals wie?’ vroeg Baldur.
‘Isildur. Die ene kerel, Lawrence Feldman.’ Magnus kreeg meteen spijt dat hij het had gezegd.
Baldur zag onmiddellijk de zwakke plek. ‘Je hebt twee dagen later contact gezocht met Isildur, en hij reageerde vanaf een computer in Californië.’
‘Een medeplichtige in IJsland. Er zijn in dit land ook fans van The Lord of the Rings.’
‘Er staat in Steve Jubbs mobieltje geen enkel IJslands nummer geregistreerd, behalve dat van Agnar. We weten dat Steve Jubb zijn hotel nooit heeft verlaten vanaf het moment dat hij ’s ochtends in Reykjavík arriveerde tot het moment dat hij laat in de middag vertrok naar het meer bij Thingvellir. Niemand van het hotelpersoneel herinnert zich dat hij bezoek heeft gehad in het hotel.’
‘Iemand kan regelrecht naar zijn kamer zijn gelopen, zonder het bij receptie te vragen.’
Baldur trok alleen zijn wenkbrauwen op.
‘Je gaat me toch niet vertellen dat je hem laat lopen?’ vroeg Magnus.
‘Nog niet. En ik sluit hem niet uit als verdachte. Maar we moeten het onderzoek breder trekken. Kijken naar de meer werkelijke feiten.’ Baldur telde ze af op zijn vingers. ‘Agnar had in de weken voor zijn dood een ontmoeting met een minnares en een ex-minnares. Zijn vrouw was echt woedend omdat hij haar bedroog. Hij zat in grote financiële problemen. Hij kocht drugs. Misschien had hij schulden waar wij niets van weten? Misschien was hij zijn dealer geld verschuldigd? Er was die avond nog iemand anders aanwezig, en wij moeten erachter komen wie.’
‘Dus is het louter toeval dat hij onderhandelde over die deal met Jubb en Isildur?’
‘Waarom niet?’ zei Baldur. ‘Luister. We moeten dat verkoopverhaal over die saga niet compleet uitsluiten. Als je wilt, kun jij je daarop concentreren. Maar er zijn genoeg andere zaken waar de rest van het team naar kan kijken.’
‘Als ik naar Californië zou gaan, weet ik zeker dat ik Isildur…’
‘Nee,’ zei Baldur.
Enkele tijdzones ten westen van IJsland brak de ochtend aan in de bossen van Trinity County, Noord-Californië. Isildur keek vanuit zijn werkkamer over de kleine vallei naar de waterval, die naar beneden tuimelde vanaf een kale rotswand tegenover hem. Het ochtendlicht glinsterde op het door regen bedruppelde groen. In de tuin kon hij de levensgrote gedaanten zien van Gandalf, Legolas en Elrond, bronzen sculpturen die hij voor een enorm bedrag had laten vervaardigen door een kunstenaar in San Francisco.
Het was een prachtig oord. Hij had het gekocht met een fractie van het geld dat hij vorig jaar had verdiend met de verkoop van zijn aandeel in 4Portal. Hij had een afgelegen plek in de bossen gezocht om ongestoord te kunnen werken aan zijn projecten en de perfecte locatie gevonden. Aan drie kanten stonden hoge bergen, en aan de vierde liep een kleine kronkelweg door de bossen omlaag naar het dichtstbijzijnde gehucht, zo’n vijftien kilometer verderop.
Het was een plaats waar hij kon denken.
Hij had het uiteraard Rivendell genoemd, naar het toevluchtsoord waar het Reisgenootschap van de Ring had gerust. Hij herinnerde zich nog wanneer hij voor het eerst over Rivendell had gelezen; hij was toen zeventien geweest, en hij had zich een duidelijk beeld gevormd van de plaats, omringd door bossen, bergen, stromend water, vrede, rust.
En ziehier.
Hij had gewerkt aan twee projecten. Het project dat zijn meeste tijd had verslonden, was zijn poging om de samenstelling van een online-woordenboek met twee van Tolkiens Elfentalen, het Quenya en Sindarijns, te coördineren. Het project was veel frustrerender gebleken dan hij had gedacht. Tolkien had nooit vaste grammaticaregels en een vocabulaire op papier gezet, dus bestonden er veel afwijkende interpretaties van de twee talen. Isildur wist dat: dat was nu juist het punt van zijn woordenboek, dat het genoeg ruimte zou bieden aan de verschillende dialecten die in de loop der tijd waren ontstaan. Probleem was alleen dat zijn medewerkers niet zo ruimdenkend waren.
Het project was uitgelopen op felle discussies en scheldpartijen. Als geldschieter had hij gehoopt het laatste woord te krijgen. Hij bleek ook inderdaad de autoriteitsfiguur te zijn die anderen wist te verenigen, zij het als geliefd haatobject van allen.
Zijn andere project was een poging om Gaukurs Saga op te sporen. De saga was hem een paar jaar geleden voor het eerst ter ore gekomen, via een forum op internet. Hij had een Deense professor, die restanten van de verloren saga had ontdekt in een door hem gevonden achttiende-eeuwse brief, gekoppeld aan Gimli, een Engelsman wiens grootvader onder Tolkien had gestudeerd aan de universiteit van Leeds. De details bleven frustrerend vaag, maar Isildur was bereid veel geld te betalen om ze nader uit te werken.
En dat alles deed hij vanachter de computer in zijn werkkamer in Rivendell.
Hij was nooit in het buitenland geweest. Hij was opgegroeid in New Jersey, en had als kind al zijn vakanties met zijn familie doorgebracht aan de kust van Jersey. Hij was afgestudeerd in elektrotechniek aan Stanford in Californië, en had carrière gemaakt in Silicon Valley. Hij was een getalenteerd programmeur, intuïtief, geconcentreerd, in staat om verbanden te leggen. 4Portal was zijn tweede onderneming, een bedrijf dat software ontwikkelde voor advertentieportals op mobiele telefoons. Het was spectaculair succesvol, en Isildurs aandeel van zes procent was omgewisseld in vele miljoenen toen hij en zijn meer commercieel ingestelde partners hun bedrijf van de hand hadden gedaan.
Zijn plan was om na een jaartje of wat in Rivendell terug te gaan naar de Valley om iets nieuws te proberen.
Zodra hij Gaukurs Saga in zijn bezit had. En de ring.
Hij had de afgelopen paar weken ervaren als een achtbaanrit van stijgende verwachtingen en teleurstellingen. Eerst kwam het bericht van Agnar dat hij de saga had gevonden. Toen, een paar weken later, het bericht dat hij werkelijk de ring van Ísildur had gevonden, gevolgd door Gimli’s opgewonden sms’jes dat de saga inderdaad echt kon zijn en er een deal moest worden gesloten. En toen was alles in het honderd gelopen.
Agnar was dood. Gimli zat in de gevangenis. De politie had de saga.
En de ring lag daarbuiten te wachten, ergens in IJsland, en hij kon onmogelijk te weten komen waar.
Isildur kon niet meer doen vanuit Rivendell. Hij had de beste advocaat ingehuurd voor Gimli. Maar het werd hem duidelijk dat als hij de ring wilde vinden, hij zelf naar IJsland zou moeten gaan.
Hij had een paspoort, aangevraagd voor een geplande reis naar Nieuw-Zeeland om te zien waar de films waren opgenomen. Hij had in een aanval van zenuwen op het laatste moment van de reis afgezien. Had al op het vliegveld gestaan, maar was nooit in het vliegtuig gestapt.
Hij moest die zenuwen zien te overwinnen.
Hij wendde zich tot zijn computerscherm en surfte naar een web site van een reisbureau.
Magnus sprak de rest van de dag met de politieagenten die het zomerhuis en Agnars woning hadden doorzocht, alsook de hotelkamer van Steve Jubb. Er was niets gevonden wat leek op een ring.
Hij bezocht Linda, de echtgenote van Agnar, bij haar thuis in Seltjarnarnes. Ze tolereerde zijn onaangekondigde bezoek met nauwelijks verhulde irritatie. Ze was lang en dun, met blond haar en een afgetobd gezicht. Met de zorg voor een baby en een peuter kwam ze bijna handen tekort.
Er zat veel boosheid in de vrouw. Ze was boos op haar echtgenoot, boos op de politie, boos op de bank, de advocaten, de koelkastdeur die niet fatsoenlijk sloot, het gebroken raam dat Agnar niet had laten repareren, boos op het enorm gapende gat in haar leven.
Magnus voelde met haar mee, en met haar twee kinderen. Wat Agnar ook mocht hebben misdaan, hoe vaak hij haar ook mocht hebben bedrogen, hij had het niet verdiend om te sterven.
Weer een gezin verwoest door een moord. Magnus had het zo vaak zien gebeuren in de loop van zijn carrière. En hij deed alles wat hij kon voor al die gezinnen.
Ze had de vermaledijde ring natuurlijk niet gezien. Hij zocht in het huis op plekken waar de ring mogelijk kon zijn verstopt, maar vond niets. Om acht uur vertrok hij, en nam de bus terug naar het centrum van Reykjavík. Hij had nog geen eigen voertuig van de politie gekregen, en hij had Árni achtergelaten.
Zijn gesprek met Baldur had hem van zijn stuk gebracht. Hij begreep Baldur, dat was het probleem. Hij kon niet bedenken hoe Steve Jubb erin kon zijn geslaagd Agnar te vermoorden en het lichaam te dumpen zonder zijn voeten vuil te maken.
Maar hij kon gewoon niet accepteren dat Jubb naar Agnar was gereden voor een geheime transactie ter waarde van vele miljoenen, en Agnar een paar uur later was vermoord om een reden die er totaal geen verband mee hield.
Zijn intuïtie zei hem dat dat simpelweg niet logisch was. En in tegen stelling tot Baldur ging hij af op zijn intuïtie.
Hij stopte bij de Krambúd-buurtwinkel tegenover de Hallgrímskirkja, en kocht een Thaise curry om op te warmen. Toen hij terugkwam bij Katríns huis, schoof hij de kant-en-klaarmaaltijd in de magnetron.
‘Hoe voel je je?’
Hij draaide zich om en zag de verhuurster van het huis naar de koelkast lopen. Ze sprak in het Engels. Ze pakte een skyr en opende die.
‘Zozo.’
‘Dat was me gisteren het nachtje wel.’
‘Bedankt dat je me in bed hebt gelegd,’ zei Magnus. Hij meende het, hoewel hij het onderwerp liever had willen vermijden. Hij was al genoeg vernederd voor één dag.
‘Geen probleem,’ zei Katrín glimlachend. ‘Je was heel lief. Net voordat je ging slapen, gaf je me een schattig kusje en zei: “Je staat onder arrest.” Toen viel je in slaap.’
‘O jee.’
‘Maakt niet uit. Op een dag zul je voor mij waarschijnlijk hetzelfde moeten doen.’
Ze leunde achterover tegen de koelkast, at van haar yoghurt. Ze had een paar sierknopjes minder in haar gezicht dan op de avond toen Magnus haar voor het eerst had ontmoet. Ze droeg een zwarte jeans en een T-shirt met een afbeelding van een wolvenmuil. De magnetron pingde en Magnus haalde zijn maaltijd eruit, kiepte die op een bord en begon te eten. ‘Ik word meestal niet zo dronken.’
‘Mij maakt het echt niet uit. Zolang je maar uitkijkt waar je overgeeft. En je ruimt het nadien zelf op.’
Magnus trok een vies gezicht. ‘Zal ik doen. Ik beloof het.’
Katrín bestudeerde hem. ‘Ben je echt een politieagent?’
‘Om eerlijk te zijn, ja.’
‘Wat doe je hier in IJsland?’
‘Handje helpen.’
Katrín at nog wat van haar skyr. ‘Weet je wat het is, ik hou er niet van als mijn kleine broertje mij bespioneert.’
‘Dat verbaast me niets,’ zei Magnus. ‘Maak je geen zorgen. Ik hoor officieel niet bij de Reykjavíkse politie. Ik ga niemand vertellen wat je uitspookt.’
‘Mooi,’ zei Katrín. ‘Ik zag je gisteren naar binnen gaan bij de galerie van Ingileif.’
‘Ken je haar?’
‘Een beetje. Wordt ze ergens van verdacht?’
‘Dat kan ik je echt niet vertellen.’
‘Sorry. Ik was alleen nieuwsgierig.’ Ze zwaaide met haar lepel door de lucht. ‘Ik weet het! Gaat het om de moord op Agnar?’
‘Dat kan ik echt niet zeggen,’ antwoordde Magnus.
‘Zie je wel! Een vriendin van me ging met hem uit toen ze op de universiteit zat. Ik zag hem onlangs in een café, weet je. Café Paris. Met Tómas Hákonarson.’
‘Wie?’ vroeg Magnus.
‘Hij heeft zijn eigen televisieprogramma. Punktur. Geeft politici ervan langs. Hij is heel grappig.’
Ze aten een moment in stilte. Magnus wist dat hij de naam moest opschrijven, maar hij was te moe, hij kon er niet de puf voor opbrengen.
‘Wat vind je van haar?’ vroeg hij.
Katrín zette de yoghurt neer en schonk voor zichzelf een glas sinaasappelsap in. Magnus zag een kloddertje skyr op de ring die uit haar lip stak. ‘Ingileif? Ik vind haar aardig. Maar haar broer is een hufter.’
‘Waarom?’
‘Hij wil me niet meer laten zingen in zijn clubs, daarom,’ zei Katrín, met woede in haar stem. ‘Hij is de eigenaar van de coolste clubs in de stad. Het is niet eerlijk.’
‘Waarom mag je niet meer zingen bij hem?’
‘Weet ik niet. Ik heb een aantal heel succesvolle optredens gedaan. Het komt alleen omdat ik er een paar heb gemist, dat is alles.’
‘Aha.’ Van wat hij had gezien van Pétur verbaasde het hem niet dat hij onbetrouwbare artiesten hard aanpakte.
‘Maar zij is aardig.’
‘Ingileif?’
‘Ja.’ Katrín stak een sigaret op en ging tegenover hem zitten. ‘Ik heb zelfs het een en ander gekocht in haar galerie. Die vaas, bijvoorbeeld.’ Ze wees naar een smalle, kronkelige, glazen vaas met een vieze houten lepel erin. ‘Kostte kapitalen, maar ik vind het wel iets hebben.’
‘Denk je dat ze eerlijk is?’ vroeg Magnus.
‘Hoor ik nu een agent praten?’
Magnus haalde zijn schouders op.
‘Ja, ze is eerlijk. Mensen mogen haar graag. Waarom? Wat heeft ze gedaan?’
‘Niets,’ zei Magnus. ‘Ken je Lárus Thorvaldsson?’
‘De schilder. Ja, een beetje. Hij is ook een vriend van Ingileif.’
‘Een goede vriend?’
‘Ze hebben niets serieus. Lárus heeft een boel meisjes. Je weet bij hem waar je aan toe bent, als je begrijpt wat ik bedoel. Geen gedoe.’
‘Ik geloof dat ik je begrijp,’ zei Magnus. Het was vrij duidelijk dat Katrín hem kende op ongeveer dezelfde manier als Ingileif hem kende.
Katrín bekeek Magnus aandachtig. ‘Vraag je dat als agent, of ligt je interesse soms ergens anders?’
Magnus legde zijn vork neer en wreef zich in de ogen. ‘Ik zou het echt niet weten.’ Hij pakte zijn lege bord, spoelde het af en zette het in de vaatwasser. ‘Ik moet nodig slapen. Ik ga naar bed.’