33
AURANOS
![a](/epubstore/R/M-Rhodes/De-wraak-van-de-kroonprinses/OEBPS/Images/a.png)
Een zonsopkomst was het mooiste wat er bestond, zelfs in oorlogstijd. Lucia was extra vroeg opgestaan en stond buiten haar tent te kijken hoe de hemel achter het tentenkamp verkleurde tot een felle mengeling van roze en oranje. Hoog boven haar hoofd vloog een havik. Zijn gouden vleugels vingen de eerste zonnestralen op.
Ze vond het vreselijk om hier te zijn. Ze hadden haar bij het heetst van de strijd vandaan gehouden, maar ze was niet gek. Beide partijen leden verliezen. En ze wilde dat het voorbij was.
Lucia had besloten haar vader toestemming te vragen om terug te keren naar Paelsia, maar die gedachte verdween op het moment dat haar broer door twee van haar vaders wachten haar tent in werd geholpen. De koning volgde met een grimmige blik op zijn gezicht. Magnus’ gezicht was bebloed en zijn ogen zaten halfdicht.
‘Wat is er gebeurd?’ riep ze uit.
De wachten deden een stap opzij toen er een heler kwam aanhollen, die Magnus’ jas en hemd opensneed om ze te verwijderen. De snijwond in zijn arm was zo diep dat het bot erdoorheen schemerde. Een gemene, bloederige wond in zijn buik was het bewijs dat hij ook door een zwaard was gestoken.
‘Ik wist niet eens dat hij daar nog was totdat hij op een draagbaar werd teruggebracht naar het kamp,’ zei de koning. ‘Het was niet mijn bedoeling dat hij al zo snel bij het gevecht betrokken zou raken, maar hij gaat graag tegen mijn bevelen in. Domme jongen.’
Lucia stak haar trillende hand naar hem uit, maar trok hem toen terug en bracht hem naar haar mond. ‘Magnus!’
‘Hij heeft veel bloed verloren. Ik heb hem hierheen laten brengen, waar we onder ons zijn.’
Woede welde in haar op. ‘Magnus, waarom heb je dat gedaan? Wat onverantwoordelijk om jezelf zo in gevaar te brengen!’
Ze stond een paar passen bij hem vandaan. Magnus’ richtte zijn van pijn vertrokken gezicht en verdwaasde blik op haar. Hij gaf geen antwoord.
De heler keek plotseling geschrokken op, en Lucia’s blik schoot in zijn richting. ‘Wat doe je? Help hem! Red hem!’
Het gezicht van de man was bleek geworden toen hij de verwondingen van de prins onderzocht. ‘Ik ben bang dat het daar te laat voor is, hoogheid. Hij is op sterven na dood.’
De koning vloekte. Hij trok zijn zwaard en drukte de punt tegen de keel van de heler. ‘Je hebt het over de erfgenaam van de troon van Limeros.’
‘Ik... ik kan hem niet helpen. Zijn verwondingen zijn te ernstig.’ Zijn stem trilde en hij kneep zijn ogen dicht, alsof hij verwachtte zijn mededeling met de dood te moeten bekopen.
‘Ik kan mijn broer helpen,’ zei Lucia. ‘Stuur de helers weg.’
‘Verdwijn,’ snauwde de koning terwijl hij zijn zwaard wat harder tegen de keel van de heler duwde. De wond begon onmiddellijk te bloeden. ‘Verzorg je eigen verwondingen maar.’
Met zijn hand tegen zijn keel gedrukt strompelde de heler bij het zwaard van de koning vandaan en vluchtte de tent uit.
Lucia liet zich op haar knieën naast haar broer vallen, die nu op de grond lag. De aarde was doordrenkt met zijn bloed. Zijn ademhaling was vertraagd, maar zijn blik bleef de hare vasthouden. Zelfs door de pijn heen keek hij haar aan met woede in zijn ogen. En met vermoeidheid.
‘Ik heb gehoord wat je de jongens tijdens de zwaardtraining hebt aangedaan,’ zei ze zacht. ‘Wat je probeert te worden, stuit me tegen de borst. Mijn broer is beter dan dat.’
Zijn ogen knepen samen en er verscheen een frons tussen zijn wenkbrauwen.
‘Je begeeft je in het heetst van de strijd om anderen te laten bloeden. Denk je dat je meer mans bent wanneer je vlees met staal kunt doorboren? Hoeveel mannen heb je vandaag gedood?’ Ze verwachtte geen antwoord, want ze hadden al sinds de avond waarop hij uit Paelsia was teruggekeerd niet meer tegen elkaar gesproken.
‘Als je mijn broer niet was, zou ik je laten sterven. Maar hoeveel mannen je ook hebt gedood, hoe schofterig je je ook wilt gedragen, hoe erg je me ook veracht... ik hou toch van je. Hoor je me?’
Magnus’ gezicht vertrok van pijn, en hij richtte zijn blik op de wand van de tent, alsof hij de aanblik van haar gezicht niet langer kon verdragen.
Haar hart kromp ineen, maar het was niet belangrijk meer. Het enige wat nu nog belangrijk was, was haar magie.
Gelukkig was ze behoorlijk kwaad. Dat zou helpen.
Ze wist niet hoe haar magie werkte, alleen dát ze werkte. Ze had geoefend, in haar eentje en met de lerares die haar vader voor haar had geregeld – de oude vrouw die beweerde een heks te zijn, ondanks het feit dat ze zelf geen glimpje echte magie had kunnen laten zien.
Lucht, water, vuur, aarde.
Ze wierp haar vader een snelle blik toe terwijl ze haar handen tegen Magnus’ arm drukte. Het bot was duidelijk zichtbaar onder het bloed en de spieren. Haar maag draaide om.
‘Ik heb gevraagd om met andere gewonden te mogen helpen, vader. Dan had ik kunnen oefenen. Ik weet niet of ik dit kan.’ De koning had haar de kans om andere verwondingen te genezen geweigerd en die zware taak aan de helers overgelaten.
‘Je kunt het,’ zei haar vader vol overtuiging. Hij stak zijn zwaard terug in de schede. ‘Doe het, Lucia. Genees hem.’
Een paar schrammen kon ze wel genezen, want ze had op zichzelf geoefend. Maar zo’n diepe wond van een mes of een zwaard... ze wist niet zeker of dat zou lukken.
Wat ze wel zeker wist, was dat ze hem niet mocht verliezen.
Lucia richtte al haar energie op het genezen van zijn wond. Toen de warmte van haar aardmagie haar handen verliet en met een bleke gloed van wit licht zijn arm binnendrong, kromde hij zijn rug omhoog van de grond, alsof hij helse pijnen had.
Ze schrok er zo van dat ze bijna ophield, maar dat durfde ze niet. Ze wist niet zeker of ze haar magie nog een keer zo krachtig kon bundelen. Het tot het uiterste gebruiken van haar magie – zoals ze met Sabina had gedaan – verzwakte haar. Haar lerares dacht dat dat kwam omdat de magie nog nieuw voor haar was, dat ze tijd en oefening nodig had om sterker te worden.
In plaats van zich terug te trekken, uit angst hem nog meer pijn te doen, dwong ze meer magie door haar handen en in zijn wond. Hij kronkelde van pijn onder haar handen, die felwit gloeiden. De wond begon samen te trekken... vlees versmolt met vlees, werd gladder, weer gezond.
Toen verplaatste ze haar handen naar zijn verminkte buik en liet haar magie in de wond stromen.
Deze keer ontsnapte er een luide kreet van pijn aan zijn keel.
Ze sloot zich van het geluid af totdat hij was genezen. Tot slot legde ze haar handen op zijn bebloede gezicht en genas de schrammen en snijwonden, totdat hij uiteindelijk haar handen wegsloeg.
‘Genoeg,’ beet hij haar toe.
Dat klonk niet als eeuwige dankbaarheid voor het redden van zijn leven. ‘Deed het pijn?’
Hij maakte een snuivend geluid, dat ook een gepijnigd lachje had kunnen zijn. ‘Het voelde alsof er lava in mijn botten werd gegoten.’
‘Mooi zo. Misschien leert die pijn je dat je wat minder roekeloos moet zijn.’
Haar bitse toon leverde haar een scherpe blik op. ‘Ik zal mijn best doen, zusje. Maar ik kan niets beloven.’
Haar ogen prikten. Het duurde even voordat ze besefte dat ze huilde, wat haar alleen maar bozer maakte. ‘Ik zal je eigenhandig neersteken als je ooit nog eens zo stom bent om jezelf bijna te laten vermoorden.’
Zijn barse uitdrukking verzachtte eindelijk. Haar tranen – die ze zelden liet zien – vermurwden hem altijd, zelfs wanneer ze ruzie hadden. ‘Niet huilen, Lucia. Niet om mij.’
‘Ik huil niet om jou. Ik huil om die stomme oorlog. Ik wil dat hij voorbij is.’
Na het bloed met een doek te hebben weggeveegd, onderzocht de koning Magnus’ arm en buik. De wonden waren volledig verdwenen. In zijn ogen glansde een trots die ze daar nog nooit eerder had gezien. ‘Onvoorstelbaar. Je broer heeft zijn leven aan je te danken.’
Ze wierp een blik op Magnus. ‘Ik wil alleen zijn dankbaarheid als beloning.’
Magnus slikte moeizaam, en er schitterde iets kwetsbaars in zijn bruine ogen voordat hij zijn blik afwendde. ‘Dank je dat je mijn leven hebt gered, zusje.’
De koning hielp Lucia overeind. ‘Dus jij wilt dat deze oorlog voorbij is.’
‘Meer dan wat dan ook.’
‘We verkeren in een patstelling. We zijn door de paleismuren heen gebroken, maar komen niet verder. Koning Corvin heeft zich samen met iedereen die een snel einde aan deze oorlog in de weg staat in het kasteel opgesloten en weigert zich over te geven.’
‘Beuk de deuren dan in,’ zei Magnus. Hij krabbelde overeind van de met bloed doordrenkte grond. Zijn gezicht was bleek en er lagen donkere kringen onder zijn ogen. Ze had zijn wonden genezen, maar het zou nog een tijdje duren voordat hij volledig zou zijn hersteld.
‘Dat willen we wel, maar het lukt niet. De deur is beschermd met een spreuk, die niet kan worden verbroken... niet met gewone middelen.’
‘Een beschermende spreuk,’ zei Lucia verrast. ‘Van een heks?’
‘Ja.’
Woede om dit nieuwe bedrog van haar vader vlamde in haar op. ‘Dus dáárom hebt u me meegenomen. Omdat u dit al wist. Waarom hebt u het me niet eerder verteld?’
‘Omdat ik niet zeker wist of het waar was, totdat we de deur hadden bereikt. De heks die de spreuk heeft uitgesproken, is bij me gebracht om wat vragen te beantwoorden. Ze kon me weinig vertellen.’
‘Waar is ze nu?’ vroeg Magnus.
‘Weg.’
‘Hebt u haar laten gaan?’ zei Magnus met een stem waar het ongeloof van afdroop. ‘Of hebt u haar gedood?’
De koning glimlachte minzaam. ‘Zij was degene die met mijn vijand heulde. Ze weigerde zich bij ons aan te sluiten. Haar dood was sneller dan ze verdiende.’
Er trok een huivering over Lucia’s armen. De koning had zijn blik weer op haar gericht, en hij keek nu alsof hij bezorgd was. Hij pakte zacht haar handen vast. ‘Ik heb je magie nodig om die betovering te verbreken.’
Ze wierp een snelle blik op haar broer, alsof ze hulp bij hem zocht. Het was een oude gewoonte.
Magnus zag haar bezorgdheid. ‘Het klinkt gevaarlijk.’
‘Niet voor mijn dochter,’ zei de koning. ‘Ze is niet zomaar een heks; ze is een tovenares met een onuitputtelijke voorraad magie tot haar beschikking.’
‘Weet u dat zeker?’ zei Magnus afgemeten. ‘Als u het mis hebt...’
‘Ik heb het niet mis,’ zei de koning vastberaden.
‘Natuurlijk zal ik u helpen, vader,’ zei Lucia. ‘Voor Limeros.’
Nu deze oorlog Magnus bijna het leven had gekost, wilde ze vuriger dan ooit dat er een eind aan kwam, wat daar ook voor nodig was. Het enige wat ze wilde, was zo snel mogelijk terugkeren naar huis. De koning kneep in haar handen en lachte haar toe. ‘Dank je. Dank je, mijn prachtige dochter.’
Ze werd onmiddellijk, en onder bescherming van twintig Limerische wachten, over het slagveld geleid, dat bezaaid lag met lichamen. Ze probeerde niet naar de gezichten van de doden te kijken. Al deze zinloze pijn en vernietiging hadden voorkomen kunnen worden. Als Auranos zich had overgegeven. Ze haatte hen inmiddels net zo erg als haar vader, omdat ze dit zo uit de hand hadden laten lopen.
‘Als het je te veel wordt, moet je stoppen,’ zei Magnus toen ze de ingang van het kasteel bereikten, maar zo zacht dat alleen zij het kon horen. ‘Beloof het me.’
‘Ik beloof het.’ Ze knikte en richtte haar aandacht toen op de hoge houten deuren voor haar. Het leed geen enkele twijfel dat ze door een spreuk waren beschermd. Een bijzonder sterke spreuk. ‘Zie je het?’
‘Wat?’
‘De betovering. Hij schittert op de deur. Ik denk dat ze samengesteld is uit alle vier elementen.’
Magnus schudde zijn hoofd. ‘Ik zie alleen een deur. Een grote deur.’
De deuren waren het probleem niet. De betovering wel. Die kwam van een bijzonder sterke heks. Een heks die diep in haar magie moest hebben gegraven om zo’n krachtige bescherming te maken.
Hier is bloedmagie voor gebruikt, dacht Lucia. Iemand – misschien wel meer – was opgeofferd om dit mogelijk te maken.
Dat de Auraniërs tot zoiets bereid waren geweest, sterkte haar alleen maar in haar besluit. Ze hadden net zoveel – of nog meer – bloed aan hun handen als ieder ander.
Lucia zou al haar magie moeten aanwenden om door deze beschermende muur heen te kunnen breken. Ze mocht niet aan zichzelf twijfelen. Haar kracht was het sterkst wanneer hij vanuit een diepe, emotionele plek in haar binnenste kwam. Ze herinnerde zich hoe ze zich had gevoeld toen Magnus op het randje van de dood had gestaan en riep haar pas ontdekte krachten op.
De magie steeg naar het oppervlak om haar te begroeten. De kracht van lucht, het grit van aarde, de weerstand van water en de hitte van vuur.
Magnus en de anderen keken toe hoe ze haar handen uitstak naar de deuren, naar de betovering, en al haar magie de vrije teugel liet.
Toen Lucia’s magie in aanraking kwam met de bloedmagie van de heks, ontbrandde die laatste. De beschermende spreuk verhief zich als een vurige draak in een poging haar te verslaan, maar haar vader had gelijk. Zij was sterker. Haar magie vocht terug, en veranderde en groeide voor haar ogen.
De deuren ontploften in een bal van vuur, en de grond onder hun voeten beefde. De schokgolf raakte iedereen binnen een straal van dertig passen, en ze werden achterovergeworpen. Lucia kwam hard op de grond terecht en werd overspoeld door pijn.
Kreten van afschuw vulden haar oren. Mensen waren stervende en stonden in brand. De keel van sommigen was opengehaald door de scherpe houten splinters die in het rond vlogen; een aantal slachtoffers was uiteengereten, en her en der lagen ledematen. Rivieren van bloed doordrenkten de aarde.
Het laatste wat Lucia zag voordat ze het bewustzijn verloor, was haar vaders sterke strijdmacht die door de versplinterde, nog nabrandende deuropening naar binnen stormde.