18
PAELSIA
![p](/epubstore/R/M-Rhodes/De-wraak-van-de-kroonprinses/OEBPS/Images/p.png)
‘Ik moest daar weg,’ zei Sera later in de taveerne, die met zijn lemen vloeren en groezelige glazen weinig voorstelde; hij was net groot genoeg voor een stuk of twintig mensen, maar diende zijn doel. Het was een plek waar men na een dag hard werken heen ging voor goedkope drank en wat gezelschap.
‘O? Waarom dan?’
Er speelde een glimlach om Sera’s lippen, waar de helft van de jongens binnen een omtrek van tien mijl goed bekend mee was. ‘Mijn grootmoeder heeft een stel zwervers binnengehaald en ik moest haar verhalen voor de zoveelste keer aanhoren. Toen ze hen aan me voorstelde, moest ik onmiddellijk aan jou denken. Het meisje heet Cleo, net zoals die verfoeilijke prinses. Ik heb nog nooit van iemand anders gehoord die zo heet.’
Jonas staarde het meisje dat in een donker hoekje van de taveerne naast hem aan een houten tafeltje zat geschokt aan. Hij had ook nog nooit van iemand anders gehoord die zo heette. ‘Hoe zag ze eruit?’
‘Als een prinses, als je het mij vraagt. Blauwe ogen. Blond haar. Ongeveer mijn leeftijd. Knap, neem ik aan.’ Sera wikkelde een lok van haar donkere haar rond haar vingers.
‘Je zei dat ze Cleo heette.’
‘Dat klopt.’
Blond haar kwam niet veel voor in Paelsia. Eigenlijk kwam het nergens meer veel voor, eigenlijk alleen maar in Noord-Limeros. Jonas herinnerde zich Cleo’s lange haar, dat schitterend als de zon over haar slanke lichaam golfde.
Hij had ervan gedroomd dat hij dat haar pluk voor pluk uittrok terwijl zij om genade smeekte.
Jonas wierp een blik op de andere kant van de taveerne, waar Brion bij de warmte van de haard zat weg te doezelen. Ze waren dagenlang op verkenningstocht geweest en hier even binnengewipt voor een afzakkertje voordat ze de nacht bij zijn zus Felicia en haar man zouden doorbrengen, iets buiten het dorp. De mannen van hoofdman Basilius waren al ver vooruit. Alle geschikte mannen – en jongens – aan de westkust waren bij het Paelsiaanse leger ingelijfd. Tijdens hun tochten hadden ze geen enkel teken van onruststokers of spionnen bespeurd. Tenzij dat meisje over wie Sera, die Jonas vaag kende van zijn bezoeken aan Felicia en Paulo, het had de Auranische prinses zelf was.
‘Misschien vertel ik je later meer.’ Sera schoof haar stoel vrijpostig dichterbij, zodat ze haar hand over Jonas’ borst en buik kon laten glijden. Hij greep haar pols vast en ze kromp ineen.
‘Vertel het me nu.’
‘Je doet me pijn.’
‘Niet waar. Stel je niet zo aan.’
Ze beet op haar onderlip en keek hem ondeugend aan. Haar geveinsde ongemak leek alweer te zijn vergeten. ‘Misschien kunnen we ergens heen gaan waar we alleen zijn, dan kunnen we alles bespreken wat je maar wilt.’
‘Vanavond niet.’ Hij had er totaal geen zin in om vanavond, of welke avond dan ook, met haar alleen te zijn. Nee, hij werd de laatste tijd alleen maar geacht alleen te zijn met Laelia, een meisje van wie hij nu al genoeg had. Maar zolang alles met de hoofdman nog niet tot een goed einde was gekomen, en daarmee Jonas’ hoop op een geslaagde opstand tegen Auranos, leek het hem het beste om de band tussen hem en de slangendanseres nog niet te verbreken. Het zou wel eens een averechtse uitwerking voor hem en Brion kunnen hebben als ze de dochter van hoofdman Basilius beledigden. Uit het kringetje van vertrouwelingen van de hoofdman geschopt worden, zou dan het minste van hun problemen zijn.
‘Je zei dat die Cleo bij je grootmoeder thuis is?’ zei Jonas zacht maar dringend.
‘Ja, dat zei ik,’ antwoordde ze, opeens stuurs. ‘Zij en haar vriend overnachten bij haar.’
‘Het is onmogelijk.’ Hij liet haar arm los. ‘Ze zou toch niet zo stom zijn om haar gezicht hier weer te laten zien?’
‘Je denkt toch niet echt dat ze de prinses is? Ze gedroeg zich niet bepaald koninklijk.’
Als het blonde meisje Cleo was – en hij had het wrange gevoel dat het zo was – dan was er een speciale reden voor haar komst hier. Maar welke? Spioneerde ze voor haar vader? Hij had schranderheid en sluwheid in haar ogen gezien op die noodlottige dag op de markt, een verdorvenheid die haar uiterlijke schoonheid logenstrafte. Hij zou haar niet onderschatten. ‘Wie is die ander?’
‘Een jongen die Nicolo heet. Hij leek ongevaarlijk.’
Hij ontspande een beetje. Als Sera had gezegd dat ze hier met heer Aron was, zou hij zijn woede geen tel langer hebben kunnen bedwingen.
Jonas had zijn kaken zo stijf op elkaar geklemd dat hij bijna niet kon praten. Hij schoof zijn stoel bij de tafel vandaan en stond op. ‘Bedankt dat je me dit hebt verteld, Sera.’
‘Ga je weg? Nu al? Alleen omdat dat meisje misschien echt prinses Cleo is?’
Jonas kromp ineen, alsof de moord op zijn broer maar een paar minuten geleden was gepleegd in plaats van twee maanden. Zijn verdriet was nog net zo rauw en pijnlijk als op die allereerste dag.
Wraak. Dat wilde hij. Maar vanwege zijn nieuwe bondgenootschap met de hoofdman was hij er niet meer zo zeker van of dat de juiste aanpak was. Hij moest met de hoofdman praten en erachter zien te komen wat hem nu te doen stond. Te paard was het slechts twee uur reizen naar het kamp van de hoofdman.
Hij wierp een blik op Brion, wiens zuurverdiende kroes donker bier onaangeroerd op tafel stond terwijl hij sliep. Het knappende haardvuur verlichtte zijn gezicht.
Hij zou Brion niet van zijn welverdiende rust beroven. Hij zou in zijn eentje naar de hoofdman toe gaan. En daarna zou hij over het lot van de prinses beslissen.