17
PAELSIA
Als verstekeling meereizen op een vrachtschip dat met wijn tussen Paelsia en Auranos heen en weer voer, was een stuk minder aangenaam dan op haar vaders luxueuze jacht, maar Cleo en Nic peinsden er niet over om de vele gevaren van het Woestland te trotseren door de grens te voet over te steken. Ondanks de ongemakken van hun reis waren ze ongedeerd aangekomen; de eerste van vele overwinningen, naar Cleo hoopte.
Cleo had een tas met noodzakelijke spullen bij zich, waaronder extra kleding – een jurk die net zo eenvoudig en onopvallend was als het exemplaar dat ze op dat moment droeg; hoewel ze in de verste verte niet op een boerin leek, was er in ieder geval ook geen duidelijke aanwijzing dat ze van koninklijken bloede was – en een klein zakje met gouden en zilveren munten. Niet de welbekende Auranische centimo’s met de afbeelding van de godin, die ongewenste aandacht op hen zouden kunnen vestigen, maar gewone muntstukken. Ze hield de kap van haar cape zo veel mogelijk omhoog, meer om de koude bries buiten te sluiten dan om niet te worden herkend met haar zongebleekte haren. Maar een handvol mensen in dit door de godin verlaten land zou enig idee hebben wie ze werkelijk was.
Ze liepen. En ze liepen.
En ze liepen nog wat langer.
De wandeling om Arons wijn te vinden toen ze hier voor het laatst was geweest, had aangevoeld alsof er geen eind aan kwam. Maar dat was niets geweest vergeleken bij dit.
Elk dorp lag op een halve dag lopen van het volgende – op zijn minst. Een aantal keren was het hun gelukt om achter op een door paarden getrokken wagen mee te reizen, maar het grootste deel van de tijd liepen ze. Ieder dorp zag er hetzelfde uit als het vorige. Klein, arm, met een groepje huisjes, een taveerne, een herberg en een markt waar niet veel bijzonders werd verkocht, zoals kleine, triest uitziende vruchten en groenten. Die gewassen groeiden niet zo goed in de koude aarde als de druiven. Wederom een bewijs dat de wijngaarden en de druiven door aardmagie waren aangeraakt. Dat besef hielp Cleo optimistisch te blijven terwijl de dagen zich voortsleepten.
Kort na hun aankomst in Handelaarshaven zwierven ze door de wijngaarden, uitgestrekte velden met groene wijnranken in keurige rijtjes. De grond was met ijs bedekt en de bleekgroene druiven voelden koud aan, maar waren groot, dik en zoet.
Voordat iemand hen in de gaten zou krijgen en in de kraag kon vatten, verzamelden ze zo veel mogelijk druiventrossen als ze konden, en namen zo snel mogelijk de benen. Het was absoluut niet wat ze gewend waren – een volledige maaltijd die in een kamer met een laaiend haardvuur door bedienden werd geserveerd – maar de druiven vulden hun maag, wat zeer welkom was nadat Nic er niet in was geslaagd een konijn te vangen voor het avondeten. Ze waren op een vreemde, zich langzaam voortbewegende schildpad gestuit, maar hadden het niet over hun hart kunnen verkrijgen het dier te doden. Ze hadden toen nog niet zoveel honger dat ze trek hadden in schildpaddenvlees. In plaats daarvan hadden ze hun laatste beetje gedroogd fruit opgegeten.
Vanaf de westkust, waar de haven dicht tegen de rotskust aan lag en de wijnranken groeiden, reisden ze naar het oosten over smalle en moeilijke begaanbare zandpaden; ze stopten in ieder dorp om te vragen of iemand iets over de legende wist, en of er geruchten waren over een verbannen Hoeder die tussen de boeren leefde.
Cleo en Nic stelden zichzelf aan iedereen voor als broer en zus uit Noord-Limeros, die samen op reis waren om onderzoek te doen naar dergelijke verhalen. Cleo vond dat erg grappig en kon haar lachen soms bijna niet inhouden wanneer Nic zijn verhaal vertelde, dat steeds uitgebreider werd. Na een tijdje waren ze de zoon en dochter van een beroemde Limerische dichter, die hun op zijn sterfbed had gesmeekt zijn levenswerk voort te zetten: een boek over de Hoeders en het Verwantschap.
Nic had een onuitputtelijke verbeeldingskracht en met zijn vriendelijke, ongedwongen houding stelde hij iedereen op zijn gemak. Paelsianen stonden niet open voor bezoekers uit andere koninkrijken, maar zodra Nic zijn mond opendeed, maakten ze een uitzondering. Hij toverde bijna zonder uitzondering een glimlach op hun verweerde gezichten. Vooral kinderen waren dol op Nic. Ze verzamelden zich om hem heen bij een kampvuur onder de sterren voor meer verhalen, die hij ter plekke verzon. Soms werden ze bij het verlaten van een dorp door een aantal kinderen gevolgd, die Nic smeekten nog wat langer te blijven om hen te vermaken.
Cleo had gehoopt snel antwoorden op haar vragen te vinden, maar ze waren nu al bijna een week in Paelsia en ze begon vermoeid te raken. Sommige dagen waren beter dan andere. Ze hadden goud waarmee ze voor een kamer konden betalen in een herberg, en redelijk goed konden slapen in een bed met een stromatras. De maaltijden die in de taveernes werden opgediend, waren lang niet zo verfijnd als in het paleis van Auranos, maar goed te eten.
Maar op een avond werden ze, nadat ze de taveerne hadden verlaten en op weg waren naar de herberg om een kamer te huren, in het nauw gedreven door een paar potige knullen die hen van hun zak met munten beroofden; het enige wat ze nog hadden waren de paar muntstukken die Nic later in zijn zakken vond.
Voor het eerst sinds ze waren aangekomen, huilde Cleo. Het werd haar duidelijk dat hun reis naar Paelsia niet zo voorspoedig zou verlopen als ze had gehoopt. Het gebrek aan geld betekende dat ze weldra naar Auranos zou moeten terugkeren, dat ze zou moeten toegeven dat ze had gefaald, en straf zou moeten aanvaarden omdat ze van huis was weggelopen om mythen en magie na te jagen.
Om de weinige muntstukken die ze nog overhadden niet te verspillen, sliepen ze in een droge, stoffige rivierbedding, met Nics armen stevig om Cleo heen geslagen om haar te laten ophouden met rillen. Ze hadden haar warme, wijde cape om zich heen geslagen voor de warmte.
‘Niet huilen,’ fluisterde hij. ‘Morgen wordt het beter.’
‘Dat weet je niet.’
‘Dat is zo, dat weet ik niet. Maar ik kan er wel op hopen.’
‘We hebben niets gevonden. Niemand gelooft dat hier een Hoeder woont.’
Misschien was dat ook wel niet zo.
Ze slaakte een lange, beverige zucht en drukte haar wang tegen Nics borst om naar zijn hartslag te luisteren. De sterren fonkelden helder boven hen aan de zwarte hemel, de maan was een sikkeltje zilverkleurig licht. Ze had nooit eerder zo lang naar de hemel gekeken. Ze had er zo nu en dan slechts een afwezige blik op geworpen, maar had hem nooit echt gezien, niet zoals nu. Zo helder en weids, en zo prachtig, zelfs op zo’n hopeloos moment als dit.
‘Waarom worden Hoeders trouwens verbannen?’ vroeg ze.
‘Ze zeggen dat sommigen verliefd werden op stervelingen en vrijwillig weggingen. Wanneer ze eenmaal zijn vertrokken, kunnen ze nooit meer terugkeren.’
‘Om zoiets te doen voor liefde. Het paradijs verlaten.’ Ze slikte. ‘Het lijkt zo’n groot offer.’
‘Dat hangt ervan af op wie je verliefd bent.’
Daar had hij gelijk in.
Terwijl Cleo naar de sterren staarde, dacht ze aan Theon, en ze vroeg zich af of hij op ditzelfde moment misschien ook omhoogkeek. Hij moest woedend zijn geweest toen hij erachter kwam dat ze weg was, en dat ze tegen hem had gelogen. Ze had zich er destijds geen zorgen over gemaakt, en verwacht binnen niet al te lange tijd zegevierend terug te zullen keren, en dat alles vergeten en vergeven zou worden.
Het spijt me, Theon, dacht ze. Ik wilde dat je hier bij me was.
Ze was dol op Nic, maar de gedachte aan Theons armen om haar heen in plaats van de zijne deed haar hart op hol slaan. Ze hoopte dat hij zou begrijpen waarom ze geen andere keuze had gehad dan hierheen te gaan. Dat hij haar zou vergeven. Uiteindelijk.
‘Hoe zien Hoeders eruit?’ fluisterde ze. ‘Ik heb nooit veel aandacht aan de legenden besteed.’
‘Bijna niemand gelooft er meer in. De Hoeders zijn allemaal jong en mooi. Hun goudkleurige huid straalt licht uit. Ze brengen hun dagen door in eindeloze groene weiden, omgeven door pracht en praal.’
‘Maar ze zitten gevangen in dat paradijs?’
‘Zo luidt de legende. Sinds het Verwantschap verloren raakte, bezaten ze niet genoeg magie meer om te vertrekken. Het is hun straf voor het kwijtraken van iets wat ze hadden moeten bewaken.’
‘Maar ze kunnen ons nog steeds in de gaten houden door de ogen van haviken.’ Terwijl ze dat zei, bespeurde ze de omtrek van zo’n roofvogel ver boven hen in de lucht, zwart afstekend tegen het licht van de maan. De aanblik, hoe vertrouwd ook, deed haar huiveren.
‘Ze houden vast niet iedereen in de gaten. Sommige mensen zullen ze waarschijnlijk nogal saai vinden, zoals Aron. Het enige wat ze hem zouden zien doen, is de hele dag wijn drinken en zichzelf in een spiegel bewonderen. Saaiheid ten top.’
Daar moest ze ondanks zichzelf om lachen. ‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben.’
‘Ik bedacht net iets.’
‘O? Wat dan?’ Ze keek op naar zijn gezicht.
‘Stel je eens voor wat Aron zou zeggen als hij ons hier zo zou zien. Slapend in elkaars armen. Zou hij jaloers zijn?’
Ze grijnsde. ‘Stikjaloers. Vooral op het feit dat we blut zijn, doodgaan van de honger en de kou, en geen druppel wijn bij ons hebben.’
Hij deed zijn ogen dicht en zijn mondhoeken vertrokken. ‘Misschien is dat de kans om in de armen van prinses Cleiona te sterven wel waard.’
Dat soort opmerkingen maakte hij voortdurend. Meestal nam ze aan dat ze gewoon grappig bedoeld waren, maar soms vroeg ze zich af of haar zus toch gelijk had – dat Nic misschien een beetje verliefd op haar was.
De slaap won het van haar bezorgdheid, en ze droomde over Theon.
‘Het is mooi geweest,’ zei Nic de volgende dag toen ze hun zoektocht hervatten. ‘Als we vandaag niets vinden, gaan we terug naar de haven en keren we morgen terug naar huis. Afgesproken?’
Teleurstelling en vermoeidheid dreunden door in iedere stap die ze zette. ‘Afgesproken.’
Bijna blut, en zonder ook maar de kleinste aanwijzing, was het tijd om een eind aan dit avontuur te maken, en voor Cleo om haar nederlaag te aanvaarden.
Tijdens het lopen kneep ze haar ogen stijf dicht en bad ze, zeer tegen haar gewoonte in, tot de godin om hulp bij hun zoektocht.
Haar maag rommelde ontevreden, alsof hij antwoord gaf. Ze hadden die ochtend wat verpieterd fruit gevonden aan een paar verschrompelde bomen, maar het was bij lange na niet genoeg om haar maag te vullen.
‘Ja, goed idee,’ zei Nic. ‘We volgen jouw innerlijke gerommel als kompas. Daar hebben we vast iets aan.’
Ze gaf hem een stomp op zijn arm en probeerde niet te grijnzen, want deze hele situatie was absoluut niet om te lachen. ‘Plaag me niet zo. Ik weet dat jij ook honger hebt als een paard.’
‘We zullen vanavond moeten kiezen tussen een taveerne en een herberg. Allebei gaat niet lukken.’
Het was zo oneerlijk. Net toen Cleo respect begon te krijgen voor de Paelsianen als vriendelijke en hardwerkende mensen, waren ze beroofd, waardoor haar idee dat het allemaal wanhopige wilden waren weer nieuw leven was ingeblazen.
Ze zijn wanhopig omdat ze niets hebben. Terwijl ik alles heb.
Het was een verkillende gedachte. Misschien zou zijzelf ook wel zo worden als ze langer dan een week in dit stervende land moest wonen.
Ze liepen het volgende dorp binnen, met de gebruikelijke stoffige straten en kleine stenen huisjes met rieten daken. Op de markt, de drukste plek in het dorp, hielden ze een paar mensen staande en vroegen hun naar de Hoeder.
Ze kregen hetzelfde antwoord als voorheen.
‘Hoeder? Daar weet ik niets van,’ zei een vrouw met teruggetrokken lippen waarachter afgebroken tanden zichtbaar waren. ‘Geloof dat soort holle leugens niet, meisje. Als we een Hoeder in ons midden hadden, met magie in haar prachtige, gouden vingertjes, denk je dat we dan onder kapotte daken zouden slapen en door de vorst aangetaste groenten zouden eten?’
‘Ze is een verbannen Hoeder, dus misschien ligt het voor haar anders.’
De vrouw wuifde afwerend met haar hand. ‘Het is al erg genoeg dat we met hoofdman Basilius opgescheept zitten, die ons belastinggeld gebruikt om in zijn overdadige kamp zijn zogenaamde magie te bedrijven, terwijl de rest van ons doodgaat van de honger. Nu wil hij ons van onze mannen beroven voor zijn dwaze plannen. Schandalig.’
‘Hou je mond,’ siste haar grijsharige vriendin, die haar bij de arm greep. ‘Spreek geen kwaad over de hoofdman. Hij zal je horen.’
‘Hij hoort niets anders dan zijn eigen voldane geboer,’ snauwde de vrouw terug.
De vriendin van de vrouw trok haar weg voordat ze nog meer kon zeggen.
‘Kapotte daken,’ zei Nic terwijl hij de omgeving afspeurde. ‘Ze heeft gelijk. In de meeste daken zitten gaten. Hoe krijgen de mensen het hier voor elkaar om zo’n gure winter te overleven?’
‘Dat lukt sommigen ook niet.’ De stem kwam uit een kraam waar geweven manden werden verkocht. Cleo bleef stilstaan en draaide zich om. Een klein vrouwtje met grijs haar en een gegroefd gezicht keek haar met zwarte, glanzende ogen aan. Even moest Cleo aan Silas Agallon denken, de wijnverkoper, vlak voordat zijn zonen waren verschenen. Wat er kort daarna gebeurde, glibberde als ranzige vruchtenmoes door haar geheugen.
‘Het spijt me, maar wat zei u?’ vroeg Cleo.
‘De winters zijn hier guur,’ zei de vrouw. ‘Niet iedereen heeft het geluk om de lente te halen. Het is niet anders. Je komt hier niet uit de buurt, wel?’
‘We komen uit Limeros,’ zei Nic rustig. ‘We reizen door dit land om onderzoek te doen voor een boek over de Hoeders van het Verwantschap. Weet u iets over hen?’
‘Ik ken wat verhalen. Mijn familie vertelde ze vroeger, en ik ken veel verhalen die door de eeuwen heen van generatie op generatie zijn overgeleverd, en die anders verloren zouden zijn geraakt.’
Cleo’s hart bonsde. ‘Hebt u wel eens geruchten gehoord over een vrouw die hier in Paelsia woont en die ooit een Hoeder was? Ze werd verbannen en woont nu in een dorp in dit land.’
‘Een verbannen Hoeder, hier?’ De wenkbrauwen van de vrouw gingen omhoog. ‘Wat opwindend. Maar nee, dat verhaal ken ik niet. Het spijt me.’
Cleo liet haar schouders hangen. ‘Mij ook.’
De vrouw verzamelde haar waren en wikkelde ze in een groot stuk doek, waarna ze ze in een plunjezak stopte die ze over haar schouder hees. ‘Jullie moeten onderdak zoeken. Er is noodweer op komst.’
‘Noodweer?’ herhaalde Nic. Op hetzelfde moment schoot een gevorkte bliksemflits door de donker wordende lucht, gevolgd door een donderslag.
De vrouw keek omhoog. ‘Het onweert niet vaak in Paelsia, maar wanneer het wel gebeurt, is het altijd plotseling en hevig. Ons land is nog steeds onder invloed van magie, zelfs nu het voor onze eigen ogen tot stof vergaat.’
Cleo’s adem stokte. ‘U gelooft in magie.’
‘Soms wel. De laatste tijd echter niet vaak genoeg.’ Ze hield haar hoofd schuin. ‘Weet je zeker dat jullie uit Limeros komen? Er is iets in jullie tongval wat me aan onze zuiderburen doet denken.’
‘Natuurlijk weten we dat zeker,’ zei Nic zonder aarzelen. ‘Cleo en ik zijn door heel Mytica gereisd, en we zijn ook overzees geweest, dus is het niet vreemd dat we onderweg wat dingen hebben opgepikt. Een bepaalde tongval, gewoontes, vrienden. Hopelijk kunnen we u onder de laatste noemer scharen. Mijn naam is Nicolo, maar noem me alstublieft Nic.’
‘Eirene.’ Een glimlach veroorzaakte een waaier van rimpeltjes rond haar ogen. ‘Aangenaam, jongeman. En jij...’ Ze wendde zich tot Cleo. ‘Dat is een ongebruikelijke naam. Is het een afkorting van Cleiona?’
Haar blik schoot naar Nic. Hij had tijdens het gesprek zonder nadenken haar naam genoemd. Ze dwong zichzelf rustig te blijven. ‘Mijn naam heb ik te danken aan mijn vader. Hij had veel interesse in mythologie. Hij maakte geen onderscheid tussen de twee godinnen, zoals zoveel Limeriërs doen. Hij beschouwde hen beiden als gelijken.’
‘Slimme man. En nu raad ik jullie dringend aan om onderdak voor de nacht te zoeken.’
Terwijl ze een blik met elkaar wisselden, begon het te regenen. Cleo trok de kap van haar cape over haar haren, maar was binnen een paar tellen doorweekt.
‘We zullen onderdak moeten zoeken, maar we kunnen ons geen herberg veroorloven,’ zei Nic. ‘We hebben ook dringend eten nodig, maar niet genoeg munten voor beide.’
Eirene nam hen even aandachtig op en knikte toen. ‘Dan gaan jullie met mij mee naar huis. Ik kan jullie een maaltijd aanbieden, en een droge plek om te slapen.’
Cleo keek haar verbijsterd aan. ‘Waarom zou u zoiets voor wildvreemden doen?’
‘Omdat ik hoop dat een wildvreemde hetzelfde voor mij zou doen. Kom mee.’
Eirene bracht hen naar haar huisje, op slechts vijf minuten lopen van de markt, maar toen ze daar aankwamen, waren ze al tot op hun bot doorweekt en was alles in Cleo’s tas nat. Terwijl Nic Eirene hielp de haard aan te steken, waarvan de stenen schoorsteen door het rieten dak omhoogstak, keek Cleo om zich heen. De vloeren waren van stijf aangestampte leem, bijna zo hard als marmer. Verder was het huisje schoon, maar spaarzaam ingericht. Een houten tafel, houten stoelen, stromatrassen aan de andere kant van de kamer. Hoewel het niet te vergelijken was met zelfs de meest bescheiden villa in Auranos, was het toch goed leefbaar.
Ze kregen sleetse wollen dekens om warm te worden, en andere kleren die ze konden aantrekken terwijl hun eigen kleren bij het vuur droogden. Nic had een grijs hemd en een broek gekregen, en Cleo een eenvoudige geweven jurk waarbij vergeleken de simpele jurk die ze onder haar cape had gedragen ongelofelijk elegant leek.
Ze boog zich naar hem toe terwijl Eirene in de keuken bezig was. ‘Dit kriebelt.’
‘Dit ook.’
‘Nou ja, het is nog altijd beter dan naakt rondlopen terwijl onze kleren drogen.’
‘Zeker.’ Hij schonk haar een ondeugende glimlach. ‘Dat zou pas vreselijk zijn.’
Terwijl Eirene het avondeten bereidde, stelde ze vragen over hun reis naar Paelsia. Cleo hield zich op de achtergrond en liet het aan Nic over om zijn magische kunsten te vertonen en als een meesterverteller zijn verhaal over hun zoektocht te weven.
‘Jullie zoeken die verbannen Hoeder dus om haar vragen te stellen?’ vroeg ze.
‘Onder andere,’ zei Cleo, die een blik met Nic wisselde. ‘Maar ik... we... hebben nog een oudere zus, die ernstig ziek is. We hoorden een gerucht dat deze Hoeder wellicht de middelen bezit om haar te genezen.’
‘Druivenpitten.’ Eirene knikte. ‘Doordrenkt met aardmagie, toch?’
Cleo sperde haar ogen open. ‘U hebt dus wel over die legende gehoord.’
‘Inderdaad. Maar het spijt me je te moeten vertellen dat het niet meer is dan dat. Er moest een verklaring komen voor het succes van de wijngaarden, en sommige mensen geloofden dat dit de reden was. De meesten geloven echter dat hoofdman Basilius zelf verantwoordelijk is voor de magie die voor onze wijn zou worden gebruikt, zodat zijn volk die wijn kan gebruiken tijdens rituelen om hem te eren.’
‘En wat is de waarheid?’
Ze haalde licht haar schouders op. ‘Het is niet aan mij om dat te zeggen.’
Cleo leunde fronsend achterover in haar stoel. ‘Maar u zei toch dat u in magie gelooft?’
Eirene knikte. ‘Dat doe ik inderdaad, al zou ik zoiets in Limeros nooit hardop durven zeggen. Hoewel ik geen heks ben, wil ik geen ongewenste aandacht trekken door wat ik geloof.’
‘Weet u of hier heksen in de buurt wonen?’ De gedachte dat de Hoeder niet meer was dan een legende zat Cleo behoorlijk dwars, maar misschien kon ze in plaats daarvan een heks vinden. Elk verband met magie was een belangrijk spoor om te volgen.
‘Je moet wel heel vastbesloten zijn om je zus te redden, als je als Limeriër zo geïnteresseerd bent in heksen. Want dat is de werkelijke reden waarom jullie naar Paelsia zijn gekomen, niet alleen voor jullie boek, nietwaar?’
Tranen brandden opeens in Cleo’s ogen. ‘Mijn zus is de belangrijkste en dierbaarste persoon in mijn hele leven. Als zij aan deze vreselijke ziekte sterft, dan weet ik niet wat ik zal doen. Ik moet haar helpen.’
De deur ging open en een knap, donkerharig meisje rende naar binnen, drijfnat van de koude regen die buiten met bakken uit de hemel kwam. Haar blik viel onmiddellijk op Cleo en Nic.
‘Wie zijn jullie?’ wilde ze weten.
Eirene trok een gezicht. ‘Sera, alsjeblieft. Doe eens wat beleefder. Dit zijn mijn gasten. Ze blijven hier vanavond eten en slapen.’
De uitdrukking op het gezicht van het meisje werd niet vriendelijker bij die aankondiging. ‘Waarom?’
‘Omdat ik het zeg, daarom. Dit is mijn kleindochter, Sera. Sera, dit zijn Cleo en Nicolo. Ze komen uit Limeros.’
‘Cleo,’ herhaalde het meisje, alsof ze de naam op haar tong proefde.
Cleo’s hart sloeg op hol van angst dat het meisje haar misschien zou herkennen. Ze dwong zichzelf kalm te blijven. ‘Leuk je te ontmoeten, Sera.’
Sera staarde haar nog even aan, waarna ze een snelle blik op haar grootmoeder wierp. ‘Moet ik de tafel dekken?’
‘Graag.’
Ze gingen aan het gammele houten tafeltje zitten om te eten. Cleo had zoveel honger dat ze niets anders kon doen dan genieten van iedere hap van de stevige stoofpot van gerst die in een kleine houten kom werd opgediend – iets waar ze haar neus voor zou hebben opgehaald als ze nog in het paleis zou zijn, maar waar ze vanavond zeer dankbaar voor was. En er was natuurlijk wijn. Als er iets was waar de Paelsianen in hun zware, zwoegende leven niet op beknibbelden, dan was het wijn.
Cleo had op het punt gestaan het aanbod van een glas uit Eirenes karaf af te slaan, maar ze had haar mond gehouden. Wijn had in het verleden tot spijt en onaangename herinneringen geleid, maar één glas zou geen kwaad kunnen. Ze had haar eerste glas nog niet leeg toen Nic al aan zijn derde begon. De wijn maakte zijn toch al losse tong nog iets losser.
‘U lijkt veel over heksen en Hoeders te weten,’ zei hij tegen Eirene. ‘Zou u bereid zijn iets van die kennis met ons te delen om ons met ons onderzoek te helpen?’
Ze leunde zo ver achterover in haar stoel dat die begon te kraken. ‘Ik ken verhalen. Maar alleen verhalen, geen feiten.’
‘Ik hou van verhalen. Ik ben er zelfs dol op. Ze zijn meestal beter dan feiten.’
‘En wat vind je van verhalen die over godinnen gaan?’
Sera kreunde. ‘Niet weer. Grootmoeder is nogal tegendraads en vertelt graag dit verhaal. Maar niemand gelooft dat de godinnen Hoeders waren.’
Cleo stikte bijna in een slok wijn. ‘Bedoel je Cleiona en Valoria?’
Eirene grijnsde ondeugend. ‘Willen jullie zo’n schaamteloze veronderstelling aanhoren? Of zijn jullie daar te vroom voor, zoals de meeste Limeriërs?’
Limeriërs geloofden dat Valoria een onsterfelijk wezen was dat aardmagie en watermagie belichaamde. Cleiona belichaamde vuur en lucht. Ze waren even sterk, maar hun heftige rivaliteit had ervoor gezorgd dat ze elkaar vernietigden, waardoor bijna alle elementia onbereikbaar werd voor de sterfelijke wereld. Limeriërs geloofden dat Cleiona de aanstichter was van die laatste strijd; dat ze had geprobeerd Valoria’s kracht te stelen, wat tot de ondergang van hun geliefde godin had geleid. Ze beschouwden Cleiona daarom als het kwaad, de duisternis tegenover Valoria’s licht.
Auraniërs – toen ze nog een streng gelovig volk waren – geloofden precies het tegenovergestelde.
‘Ik sta ervoor open,’ zei Cleo, die popelde om iets over de Hoeders te horen wat haar verder zou kunnen helpen. ‘Vertel ons uw verhalen. We zijn dankbaar voor alles wat u met ons wilt delen.’
Sera ruimde de tafel af. ‘Vertel ze over Eva.’
‘Dat zal ik doen. Geduld, kindje.’
‘Zij was de laatste tovenares,’ zei Sera. ‘Ze kon alle vier elementen helemaal in haar eentje oproepen. Niets en niemand anders was zo machtig, behalve het Verwantschap zelf.’
Voor een meisje dat beweerde haar grootmoeders verhalen niet meer te willen horen, leek ze erg geestdriftig om ze zelf te vertellen. Cleo onderdrukte een glimlach. ‘Een tovenares is dus een zeer machtige heks?’
‘Meer dan dat,’ zei Eirene. ‘Eva was een van de Hoeders, de wezens die buiten deze wereld in een beschermde gemeenschap woonden die het Heiligdom werd genoemd. Hoeders, zoals jullie in de oude legenden zullen hebben gehoord, waren de beschermers van het Verwantschap, dat bestaat uit vier kristallen die de zuiverste bron van elementia bevatten. Obsidiaan voor aarde, amber voor vuur, aquamarijn voor water en maansteen voor lucht. Als je goed keek, kon je de magie in de kristallen zien rondwervelen. De tovenares droeg een ring die haar in staat stelde om de kristallen aan te raken zonder door hun oneindige magie te worden aangetast. Want hoe prachtig ze ook waren, ze waren ook heel gevaarlijk. De Hoeders bewaakten ze niet alleen om het Verwantschap zelf te beschermen, maar ook om de sterfelijke wereld tegen het Verwantschap te beschermen.’
Eirene ging even verzitten op haar stoel.
‘Duizend jaar geleden was Mytica, dat nu in drie landen is verdeeld, één geheel, en iedereen leefde in welvaart en harmonie. In die tijd werd het bestaan van magie aanvaard als deel van het leven. Eendracht in het Heiligdom betekende ook eendracht in onze wereld.’
Cleo herinnerde zich uit haar geschiedenisboeken, tijdens die zeldzame keren dat haar leraar haar dwong op te letten, dat Limeros, Paelsia en Auranos ooit één land zonder grenzen hadden gevormd. Dat had ze bijna niet kunnen geloven. De mensen uit de verschillende koninkrijken verschilden nu zo sterk van elkaar, maar ooit waren ze een verenigd volk geweest.
‘Wat gebeurde er?’ vroeg Nic. ‘Ik weet dat ze zeggen dat het Verwantschap al duizend jaar geleden is kwijtgeraakt.’
‘Niet kwijtgeraakt,’ antwoordde Eirene. ‘Gestolen. Hoewel het Heiligdom eendrachtig leek, en de Hoeders zich volledig wijdden aan het bewaken van het Verwantschap – dat hun eeuwige jeugd, schoonheid en magie schonk – streefden sommigen van hen naar meer.’
‘Meer dan eeuwige jeugd, schoonheid en magie?’ vroeg Cleo. ‘Wat is er dan nog meer?’
‘Macht. Dat is voor sommigen altijd een grote drijfveer geweest. Het nastreven van macht – van opperste macht – is de oorzaak van de meeste kwaden die de wereld ooit heeft gekend. Twee Hoeders in het bijzonder waren op jacht naar persoonlijke macht. Maar ik loop op het verhaal vooruit.’
‘Ik vind het verhaal over Eva en de jager leuk,’ zei Sera. ‘Het is mijn lievelingsverhaal.’
‘Mijn kleindochter is een romantische ziel.’ Eirene lachte en stond van tafel op om hun wijnglazen bij te vullen. ‘Hoewel Eva een machtige tovenares was die door de andere Hoeders werd gerespecteerd als hun leider, was ze ook behoorlijk jong vergeleken met een aantal anderen, en werd door sommigen als naïef bestempeld. Ze dwaalde vaak voorbij de sluier van het Heiligdom naar de sterfelijke wereld, die toen nog niet zo afgesloten was als nu. Eva hield van vogels kijken, maar in het Heiligdom leefden geen dieren in het wild. Op een dag kwam ze een jager tegen die dodelijk verwond was door een bergleeuw. Hij was te ver de Verboden Bergen in getrokken en verdwaald. Ze vond hem toen hij daar op sterven lag.
Sommigen zeggen dat het liefde op het eerste gezicht was. Wat ze toen deed, was verboden. Ze gebruikte haar krachtige aardmagie om de wonden van de jager te genezen en zijn leven te redden. In de weken daarna verliet ze het Heiligdom regelmatig om hem te ontmoeten. Hun liefde werd alleen maar sterker. De jager smeekte haar de Hoeders te verlaten en bij hem in de sterfelijke wereld te blijven, maar ze wist dat ze haar verantwoordelijkheden niet zomaar naast zich neer kon leggen. Toen ze op een dag merkte dat ze zwanger was, vroeg ze zich af wat haar mogelijkheden waren. Kon ze twee levens leiden, of moest ze een van haar levens voor altijd opofferen – dat bij de sterfelijke man van wie ze hield, of dat bij de andere onsterfelijken die haar magie deelden?
Eva had twee oudere zussen, die achter haar geheim kwamen, waardoor ze nog jaloerser op haar werden dan ze al waren. Hoewel zij, als Hoeders, ook machtig waren, verbleekten hun bekwaamheden bij de magie van hun jongere zus.
Toen Eva de dochter van de jager baarde, doken de zussen uit het Heiligdom op en ontvoerden het kind. Ze dreigden het te zullen doden als Eva het Verwantschap niet voorbij de sluier naar hen in de sterfelijke wereld zou brengen. Vergeet niet dat Eva de enige in het Heiligdom was die het Verwantschap kon aanraken.
Toen maakte Eva haar keuze. De gedachte dat ze haar kind zou verliezen was meer dan ze kon verdragen. Ze haalde het Verwantschap uit alle vier hoeken van het Heiligdom en bracht de kristallen naar de zussen in de sterfelijke wereld. Iedere zus eigende zich er twee toe, en zodra ze de stenen aanraakten, werden ze door de magie aangetast. Het veranderde hen voor altijd.’
‘Het veranderde ze in godinnen,’ zei Cleo, bijna ademloos. ‘De zussen waren Valoria en Cleiona.’
Eirene knikte ernstig. ‘Het Verwantschap kroop onder de huid van de zussen. Ze werden vuur en lucht, aarde en water. Maar nu het Verwantschap uit het Heiligdom was verwijderd, kon het tweetal er niet terugkeren. Ze zaten gevangen in de sterfelijke wereld. En hoewel ze de macht van godinnen bezaten, hadden ze een sterfelijk lichaam.
Eva wist dat, maar ze had hen niet gewaarschuwd. Hun samengebalde woede was zo groot dat het haar het leven kostte. Het kind was verdwenen. Sommigen zeggen dat ze is gestorven, anderen dat ze op de stoep van het huisje van een landarbeider is achterlaten, als laatste vriendelijke daad van de godinnen tegenover hun gestorven zus.
De jager vond het lichaam van zijn geliefde in het bos, maar geen spoor van zijn dochter. Hij nam de ring van Eva’s vinger als herinnering... en wachtte zijn tijd af.
De godinnen leefden apart van elkaar, tot ze na vele jaren beseften dat degene die alle vier kristallen van het Verwantschap zou bezitten ultieme macht en onsterfelijkheid zou krijgen, zelfs in de sterfelijke wereld. En zo kwam het tot hun laatste krachtmeting, waarbij ze elkaars krachten wilden overnemen. Ze vernietigden elkaar.
De jager had hen al die tijd in de gaten gehouden. Toen de godinnen vernietigd waren, verscheen het Verwantschap weer in zijn kristalvorm. Omdat hij Eva’s ring had, kon hij de kristallen aanraken zonder erdoor te worden aangetast. Hij verborg de kristallen ergens waar niemand ze kon zien of vinden. En toen, na deze laatste taak in zijn leven te hebben vervuld, stierf hij.’
‘Leuk hoor. Geen gelukkige afloop dus,’ zei Nic ontsteld.
‘Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt.’ Eirene glimlachte. ‘Nog wat wijn?’
Nic schoof zijn glas naar voren. ‘Graag.’
‘Dus het Verwantschap is nooit teruggevonden,’ zei Cleo.
‘Nee, tot aan de dag van vandaag niet. Maar veel mensen geloven dat het slechts een mythe is. Dat de Hoeders niet meer zijn dan een legende – verhalen die door de jaren heen zijn verteld zonder dat ze door enig feit zijn gestaafd.’
‘U zei dat u in magie gelooft. Gelooft u ook in deze verhalen?’ vroeg ze.
Eirene schonk zichzelf en Nic nog wat wijn in. ‘Met heel mijn hart.’
Cleo’s hoofd tolde van alles wat ze had gehoord. ‘De Hoeders zijn op zoek naar het Verwantschap. Gaat het verhaal niet dat ze dat door de ogen van haviken doen?’
Eirene knikte. ‘Ze proberen het Verwantschap te vinden en terug te brengen naar het Heiligdom. Als ze hun wereld tijdens die spirituele reizen ooit in een andere vorm verlaten dan als havik, kunnen ze niet meer terugkeren. Het Heiligdom is van de rest van de wereld afgesloten. Het bestaat op een ander vlak dan onze wereld. De Hoeders bezitten nog maar een spoortje magie, en zelfs dat schijnt langzaam te verdwijnen. Hoe langer ze zonder het Verwantschap moeten leven, hoe meer hun wereld vervaagt. Net zoals de onze.’
‘Denkt u dat het iets met elkaar te maken heeft?’ vroeg Nic.
Eirenes gezicht stond grimmig. ‘Zonder enige twijfel.’
‘Ik vind alleen het liefdesverhaal leuk,’ zei Sera. ‘De rest vind ik moeilijk te geloven als jullie het mij vragen. Grootmoeder, ik heb een paar vrienden beloofd ze in de taveerne te ontmoeten. Vindt u het goed dat ik ga?’
‘Ja, ga maar.’
Na afscheid van hen te hebben genomen, pakte Sera een cape en vertrok, het drietal alleen achterlatend.
‘Ik moet eerlijk zeggen dat het me verbaast dat jullie niet woedend zijn over de veronderstelling dat jullie geliefde godin Valoria van Limeros een ontaarde Hoeder is,’ zei Eirene.
Cleo en Nic wisselden een blik.
‘We zijn erg ruimdenkend,’ antwoordde Nic. ‘Hoewel het een verrassing is dat ze zo slecht is geweest als u zegt.’
‘Ik heb nooit gezegd dat ze slecht was. Maar ze was ook niet goed. Zelfs in de meest duistere en wrede persoon schuilt een glimpje goed. En zelfs het heiligste der heiligen heeft een duistere kant. De vraag is: geeft iemand toe aan de duisternis of aan het licht? Dat is iets wat we zelf beslissen bij iedere keuze die we maken, iedere dag van ons bestaan. Wat voor jou niet slecht is, kan voor iemand anders wel slecht zijn. Die wetenschap maakt ons machtig, zelfs zonder magie.’
‘Andere Hoeders verlaten het Heiligdom.’ Cleo liet haar wijsvinger over de rand van haar lege glas glijden. ‘Ze kunnen nooit terugkeren. Maar het is wel gebeurd.’
‘Zo gaat het gerucht.’
‘Behouden ze hun magie? Kan er echt een Hoeder bestaan die in het bezit is van met magie doordrenkte druivenpitten?’
‘Ik wil je hoop niet de bodem inslaan door te zeggen dat het niet zo is.’ Eirene glimlachte en reikte over tafel om in Cleo’s hand te knijpen. ‘Je moet met heel je hart blijven geloven. Soms is geloof alles wat er nodig is om iets tot werkelijkheid te maken.’
‘Ik denk dat ik maar eens ga slapen,’ zei Nic.
Haar glimlach werd breder. ‘Een uitstekend voorstel, jongeman.’
Nu er een eind aan de verhalen en de maaltijd was gekomen, maakte Eirene op de grond bij de haard twee bedden op voor Nic en Cleo. Ze doofde de kaarsen, trok de canvas gordijnen voor de ramen dicht en wenste hun goedenacht.
Cleo ging op de dunne stromatras liggen en staarde omhoog naar het donkere plafond.
En hoewel haar gedachten eerst ongewild naar Theon dwaalden, en ze zich afvroeg wat hij op dit moment deed, droomde ze toen ze in slaap viel over tovenaressen, godinnen en magische druivenpitten.