11

Sinds haar zoon last van aanvallen had, was Barbara Nelms het huishouden radicaal anders gaan aanpakken. Eens was ze altijd keurig netjes geweest, op het overdrevene af, nu deed ze zo weinig mogelijk. Ze voelde zich nooit prettig wanneer ze langer dan vijf of tien minuten uit de buurt van de jongen was. Omdat babysitters weigerden alleen met Toby in huis te blijven en haar man zich steeds intensiever op zijn werk stortte, was de televisie haar beste bondgenoot geworden. Alleen wanneer Toby op de zaterdagen naar tekenfilms zat te kijken of naar een kinderprogramma, durfde ze enige tijd te spenderen aan de was of het bereiden van maaltijden.

Het was laat in de middag en Barbara Nelms had nog niet eens over het avondeten nagedacht. De hele dag was Toby rustelozer en afstandelijker geweest dan normaal. Ze had hem een tijdje voorgelezen en was samen met hem boodschappen gaan doen. Ze had hem in het karretje een blokje rond gereden en met hem in de achtertuin geschommeld.

Nu ze naar de vuile vaat staarde en dacht aan de stapels strijkgoed die op haar lagen te wachten, wist ze dat ze het breekpunt naderde. Door de deuropening van de huiskamer zag ze haar zoon op zijn rug op het kleed naar het plafond liggen staren. ‘Toby, over vijf minuten komt Robin. We hebben hem vanmorgen gemist omdat we in het park waren. Ga je beer maar halen, dan zal ik de televisie aanzetten.’

Het was verontrustend dat de jongen niet reageerde. Wanneer Toby op zijn slechtst was, reageerde hij gewoonlijk toch wel in énig opzicht wanneer hij te horen kreeg dat hij naar Robin the Good kon kijken. De acteur die Robin speelde, deed dat op een overdreven manier, bejegende de kinderen bevoogdend en was in Barbara’s ogen zielloos, maar zijn programma van een half uur dat elke dag drie keer werd uitgezonden, was goed.

‘Oké, schatje,’ zei ze. ‘Blijf dan maar liggen. Ik ga wat afwassen en dan zet ik Robin aan.’

Terwijl ze bijna voortdurend over haar schouder keek, stak ze haar hand in de gootsteen en brak een nagel zo ver af dat haar vinger ging bloeden.

Ze stak die vinger onder de koude kraan. Toen begon ze te huilen - van de pijn, maar evenzeer omdat ze zich zo gefrustreerd voelde. Ze pakte de telefoon, draaide het nummer van de fabriek en liet haar man uit een vergadering wegroepen. ‘Hallo, Bob. Je spreekt met mij.’ ‘Dat weet ik. Is het opnieuw gebeurd?’

‘Nee, met Toby is op dit moment niets aan de hand, maar hij reageert vreemd.’

‘Schatje, hij reageert altijd vreemd. Het spijt me dat ik nu niet met

je kan praten, maar ik zit midden in een belangrijke vergadering.

Had je me iets bijzonders te melden?’

Barbara drukte de bloedende vinger tegen een handdoek.

‘Ik… ik hoopte dat je vroeg naar huis kon komen. Ik heb zin om een lekker maaltje te bereiden, maar ik maak me zorgen over Toby.’

‘Onmogelijk,’ zei Bob Nelms, te snel. ‘Schatje, je hebt net gezegd dat alles met hem in orde was. De mensen uit Chicago zijn hier en ik moet ontzettend veel met hen bespreken. Ik was van plan Sha- ron te vragen je op te bellen met de mededeling dat ik later thuis zal komen dan normaal.’

‘Kun je die bespreking deze ene keer niet naar morgen verschuiven?’

‘Schatje, je weet dat ik naar huis zou komen als ik dat kon, maar ze zijn hier alleen vandaag.’

‘Alsjeblieft?’ fluisterde ze en zocht in een kast naar een pleister. ‘Wat zei je?’

‘Niets. Niets. Wanneer kan ik je thuis verwachten?’

‘Waarschijnlijk vrij laat. Gaan jij en Toby maar ergens een pizza eten. Ik eet op de zaak.’

‘Bob, zou je nu echt op geen enkele manier…’

‘Barbie, alsjeblieft. Maak het niet nog moeilijker voor me dan het al is. Ik kom naar huis zodra ik kan. Oké?… Oké? Verdorie, Barb, doe nu niet zo…’

Langzaam legde Barbara Nelms de hoorn op de haak en wachtte tot haar man terug zou bellen. Er ging een minuut voorbij, en nog een. Toen deed ze een pleister om haar vinger en schuifelde naar de huiskamer.

‘Kom, vrolijke makker, het is tijd voor Robin.’

Toby Nelms liet zich door zijn moeder meenemen naar de studeerkamer en ging bij de bank op de grond zitten. Hij wilde dat ze zijn beer voor hem zou halen, maar kon de woorden niet over zijn lippen krijgen.

‘Oké, Toby,’ zei ze en zette de televisie aan. ‘Ik ben in de keuken. Roep me maar als je me nodig hebt.’ Blijf, dacht hij. Blijf alsjeblieft bij me.

De tekenfilm die het programma van Robin the Good inleidde, verscheen op het scherm, met de nu bekende stem die aankondigde: ‘Hallo, vrolijke makkers. Jongens en meisjes, pak je grote handbogen en stevige stokken. Het is weer tijd om terug te keren naar het verre, verre verleden… naar het grote bos van Sherwood en die goede Robin, de vriend van arme mensen.’ Toby keek toe hoe zijn moeder de kleuren iets bijstelde en toen de kamer uitliep. Even later keerde ze terug en zette zijn beer bij hem neer.

‘Geniet maar van het programma,’ zei ze en gaf hem een aai over zijn bol. ‘Ik ben in de keuken.’

‘Dank je,’ fluisterde hij. Maar ze was al weg.

Enige tijd staarde hij in de richting van de keuken. Toen zette hij de beer tussen zijn benen en keek naar de televisie. Robin, gekleed in een groen pak en met een hoed met een veer op zijn hoofd, was aan het dansen en zingen, terwijl Alan-a-Dale gitaar speelde.

‘… We heten alle jongens en meisjes van harte welkom. Maar neem geen diamanten of parels mee, want ik beroof de rijken en geef alles aan de armen. Daarna ga ik er weer op uit om nog meer te stelen…

Hallo, vrolijke makkers, jongens en meisjes. Welkom in Sher- wood, waar leren altijd heel erg leuk is. Vandaag gaan we tekenen met Kleine Jan en maken we een ritje op een kameel met Jonkvrouw Marian. Maar eerst komt broeder Tuck. Beste broeder, wilt u ons alstublieft vertellen over welke letter we vandaag iets gaan leren?’

Een dikke man in een bruine pij en een kaal plekje bovenop zijn hoofd huppelde het scherm op.

‘Hallo, jongens en meisjes. Mijn hemel, daar zie ik Robin. Vandaag gaan we iets leren over een van mijn lievelingsletters. Het is de letter waarmee een aantal van onze lievelingswoorden begint, zoals toffee en tekenfilm. Het is de twintigste letter van het alfabet en hij heet T. Nu zullen Robin en Alan jullie daar iets over vertellen.’ Robin zwaaide over het scherm aan een touw waaraan bladeren groeiden. Toen liet hij zich op de grond vallen op het moment dat Alan-a-Dale begon te spelen. ‘Helaas, mijn beminde, je hebt me onrecht aangedaan om me zo onhoffelijk de deur uit te zetten. Want vandaag zing ik een liedje over onze vriend, de letter T…’ Toby Nelms wreef in zijn ogen toen de kleuren op de televisie steeds feller werden.

‘… T, T laat ons genieten, T staat voor taartje en toverbal. Met T, T beginnen trommel en toneel. Wat vinden jullie daarvan?’ Robin Hood danste om een boom.

Het lichaam van Toby, die op de grond van de studeerkamer zat, verstijfde en zijn schouders begonnen te trillen. Het geluid van Robins stem werd zachter en de muziek werd luider. Boven zijn hoofd begonnen lichten langs de flitsen. Een gezicht zweefde zijn gezichtsveld in.

‘…Je hebt een T voor toveren en een T voor tram en de tas die we meenemen naar school, begint met een T.’ ‘Oké, Toby,’ zei het gezicht. ‘Nu ga je slapen. Ontspan je en luister naar de muziek. Verder moetje terugtellen vanaf honderd…’ Robin zong en stapte trots rond over het televisiescherm, terwijl Toby Nelms met zachte, trillende stem begon te tellen. Robin zat op een knie de laatste regels van zijn ballade te zingen toen de jongen begon te krijsen.

Later was iedereen het erover eens dat het een schitterende begrafenis was geweest. De grote schare aanwezigen, die hevig transpireerde op de ontzettend vochtige zomermiddag, vulde de banken van de kerk van de Heilige Anne en het kerkportaal. Van de priesters die de mis opdroegen, waren sommigen verbonden aan de voornamelijk Frans-Canadese parochie van de kerk van de Heilige Anne, en anderen aan die van de Heilige Sebastiaan, aan de andere kant van de stad.

‘Guy Beaulieu was geen zóón van Sterling,’ verklaarde monseigneur Tresche in zijn preek. ‘Hij was een van de vaders: een vriendelijke man met wiens deskundigheid en voorzichtige handen ieder van ons door de jaren heen wel eens in aanraking is gekomen.’ Gedurende de drie dagen na de dood van Beaulieu had Zack meerdere keren een bezoek gebracht aan diens weduwe, Clothilde, en dochter, Marie Fontaine. Toch was hij verbaasd geweest toen Marie hem had gevraagd of hij slippedrager wilde zijn. Hoewel hij er de voorkeur aan zou hebben gegeven minder intiem betrokken te zijn bij de begrafenis van Guy dan bij diens dood, was het inwilligen van hun verzoek wel het minst dat hij had kunnen doen. Op zijn wanhopig aandringen hadden Marie en haar moeder hun vooroordelen tegen een autopsie opzij gezet en er toestemming voor gegeven.

‘… een man met visie en overtuiging. Een nederige man, die de steeds verder toenemende persoonlijke moeilijkheden moedig en waardig onder ogen zag…”

De priester ging verder en Zack, die samen met zeven andere slip- pedragers in de voorste kerkbank zat, hoorde er slechts flarden van. Zijn gedachten gingen telkens weer een andere kant op, naar het afschuwelijke gebeuren in de kamer in de polikliniek en de even afschuwelijke autopsie, waar hij bij aanwezig was geweest. Zoals Zack al had vermoed, was Beaulieu overleden aan een gigantische hersenbloeding. Toch was er ook iets geconstateerd wat iedereen hogelijk had verbaasd. De slagaders in de hersens van Beaulieu, en in feite in zijn hele lichaam, waren die van een man die tientallen jaren jonger was. De dodelijke beroerte was niet veroorzaakt door een breuk in een verkalkte ader, maar door de ruptuur van een klein aneurysma, een defect met de afmetingen van een erwt in een slagader, dat vrijwel zeker al vele jaren had bestaan zonder ooit bepaalde symptomen tot gevolg te hebben. De oorzaak van die fatale ruptuur, wist Zack, kon alleen een plotselinge, dramatische verhoging van de bloeddruk zijn geweest. Die gedachte had hem na de autopsie al talloze keren het leven zuur gemaakt. De moeilijke twee jaren die Guy Beaulieu in Ultramed-Davis achter de rug had gehad, hadden het vernietigingswapen de noodzakelijke ammunitie gegeven.

Het vernederende conflict in de polikliniek met Mainwaring, Frank en de man van de bewakingsdienst, was er in wezen de directe aanleiding voor geweest. Natuurlijk dacht Frank daar anders over. Hij had officieel verklaard dat het ziekenhuis en Ultramed geschokt waren door de dood van Beaulieu en bloemen naar Guy’s weduwe gestuurd. Maar gedurende de paar minuten die hij en Zack alleen waren geweest, had hij duidelijk gemaakt dat hij de dood van Beaulieu als een daad van de Voorzienigheid beschouwde.

Onopvallend keek Zack in de kerk om zich heen. Suzanne ging gekleed in het donkerblauw en had zich niet opgemaakt, maar toch viel ze op in de twee kerkbanken die werden gevuld door artsen van Ultramed-Davis. Donald Norman, Jack Pearl en Jason Mainwaring waren niet aanwezig. Enige banken achter haar zat Frank tussen de Rechter en Cinnie. Hij droeg een schitterend zomerpak en leek zoals gewoonlijk heel kalm. De burgemeester was ook aanwezig, net als veel notabelen uit de buurt, onder wie het regionale congreslid.

Guy Beaulieu had zichzelf eens tegenover Zack beschreven als ‘een gewone, oude Frans-Canadees uit een kleine stad, die de mazzel heeft gehad te zijn voortgekomen uit ouders die het hem niet toestonden zijn opleiding te staken om in een fabriek te gaan werken’.

In elk geval was het goed te zien dat veel mensen beter wisten. Later, toen Zack en de andere slippedragers met Guy’s lijkkist door het middenpad schuifelden, keken Frank en hij elkaar even in de ogen. Hij voelde zich ver van de man vandaan staan, had het gevoel niets met hem gemeen te hebben.

Waren ze echt opgegroeid in hetzelfde huis, hadden ze jaar na jaar in dezelfde tuin gespeeld? Hadden ze echt dezelfde kleren gedragen en

zoveel jeugddromen gedeeld? Waren ze echt eens vrienden geweest? De hoop opnieuw vriendschap met zijn broer te kunnen sluiten, leek opeens naïef. Misschien dat ze elkaar zouden kunnen tolereren, zelfs konden samenwerken. Ze zouden samen steriele momenten beleven tijdens familiebijeenkomsten, maar elkaar nooit meer echt nabij zijn.

De open lijkwagen was opgesierd met bloemen. Zack, die zich overweldigd voelde door de triestheid en de futiliteit van dat alles, hielp de zware kist op zijn plaats te schuiven. ‘Dokter, kan ik u even spreken?’ zei een stem achter hem. Zack draaide zich om en zag tot zijn verbazing Henry Flowers, de imposante man van de bewakingsdienst, staan. Hij leek zich slecht op zijn gemak te voelen in zijn donkere pak met de zwarte stropdas. Een eindje van hem vandaan stond een kleine, onopvallende jonge vrouw in een witkanten jurk - vrijwel zeker zijn echtgenote. ‘Ja?’ zei Zack.

De man schuifelde zenuwachtig heen en weer. ‘Ik… eh… ik wilde u laten weten dat ik het echt erg vind dat dit met dokter Beaulieu is gebeurd,’ zei de man. ‘Hij heeft de moeder van mijn vrouw een keer behandeld, echt goed behandeld, en hij heeft mij nooit onheus bejegend… Dokter Iverson, ik heb hem alleen aangeraakt om zijn pols vast te pakken. Dat zweer ik. Ik…’ Hij maakte zijn zin niet af en het duurde even voordat Zack besefte dat de man het resultaat van de autopsie niet kende en dat, als hij er wel van op de hoogte was, hij het in elk geval niet begreep. Zack legde een hand op zijn schouder.

‘Je hebt niets gedaan wat de dood van dokter Beaulieu heeft veroorzaakt, Henry,’ zei hij zo luid dat de echtgenote van de man hem ook kon horen. ‘Hij had een aneurysma - een tijdbom - in zijn hoofd. Die is toevallig ontploft toen jij bij hem was.’ Het pokdalige gezicht van de bewaker drukte opluchting uit. ‘Dank u, dokter,’ zei hij en gaf Zack pompend een hand. ‘O, god, heel hartelijk bedankt. Als ik ooit iets voor u kan doen, wat dan ook, moet u me daarom vragen.’

Hij liep naar achteren, pakte de arm van de vrouw en maakte zich snel uit de voeten.

Zack keek het slecht bij elkaar passende stel na tot ze een hoek om waren gegaan. Toen draaide hij zich om, liep naar zijn camper en voelde zich iets minder somber gestemd. Er was in elk geval één ander figuur die de afschuwelijke momenten in de rustkamer met hem deelde en die het gebeurde niet koud had gelaten.

De processie naar het All Saints Cemetery was volgens de Rechter de langste die Sterling ooit had gezien.

Na de plechtigheid liep Zack met Frank en hun ouders naar het schaduwrijke plekje waar Marie Fontaine en haar moeder de condoléances in ontvangst namen.

Marie, die in de drie dagen dat ze thuis was een jaar ouder leek te zijn geworden, liet zich door Cinnie omhelzen en door de Rechter op de wang kussen. Franks uitgestoken hand raakte ze echter nauwelijks aan.

‘Aardig dat je bent gekomen,’ zei ze koel. ‘Je vader betekende heel veel voor ons,’ reageerde Frank minzaam. Ze keek hem even aan en zei toen eenvoudigweg: ‘Het is prettig om dat te weten.’

Zack keek even naar zijn ouders, maar zag niets wat suggereerde dat zij de spanning van dat moment aanvoelden. Toen draaide

Marie zich naar hem om, nam zijn beide handen in de hare en gaf hem een kus dicht bij zijn oor.

‘Kom straks even naar onze limousine,’ fluisterde ze.

Zack knikte, onmerkbaar voor de anderen.

Een halfuur later zat Zack tegenover Marie Fontaine en Clothilde Beaulieu achter in de grote, zwarte limousine van de begrafenisonderneming. De getinte ramen - ook het raam dat hen van de chauffeur scheidde - waren dicht, maar de airconditioning zorgde ervoor dat het niet heet werd in de auto. Maries echtgenoot, een magere, gebaarde man wiens rustige waardigheid Zack een beetje aan haar vader deed denken, stond buiten. ‘We wilden je laten weten hoe dankbaar we zijn voor alles wat je hebt gedaan,’ begon Marie. ‘Je vader is altijd heel aardig voor mij geweest.’ ‘Hij was aardig tegenover iedereen,’ zei ze. ‘Daarom is het zo moeilijk te begrijpen dat niemand zich druk heeft gemaakt toen hij werd vermoord.’

Impulsief had Zack de neiging haar tegen te spreken, maar de intense blik in haar ogen zei hem dat hij daar geen moeite voor hoefde te doen.

‘Het idee dat iemand met opzet heeft geprobeerd hem de das om te doen, maakt me erg van streek,’ zei hij.

‘Er is geen sprake van “iemand”. Het was Ultramed.’ ‘Wat zeg je?’

‘Zack, we weten dat mijn vader jou in vertrouwen heeft genomen. Hoewel jouw broer het ziekenhuis bestuurt, weten we dat hij meende dat jij hem een luisterend oor zou bieden. Had hij gelijk?’ ‘Ik heb tegen hem gezegd dat ik bereid was te luisteren en het vertrouwen dat hij in me stelde zou respecteren, als je dat bedoelt.’ Marie keek even naar haar moeder, die instemmend knikte. ‘Dat bedoelen we precies,’ ging ze verder. ‘Enige jaren geleden heeft mijn vader zich verzet tegen de verkoop van het ziekenhuis aan Ultramed. Hij geloofde niet dat een maatschappij van buiten zo’n grote invloed mocht krijgen in deze leefgemeenschap, in elk geval niet zonder dat die leefgemeenschap er in hoge mate bij betrokken was of er controle op kon uitoefenen. We denken dat het hem ook zou zijn gelukt die verkoop tegen te houden wanneer jóuw vader niet zo veel invloed had gehad. Maar dat doet er nu niet meer toe. Weet je dat Ultramed kort nadat het ziekenhuis was overgenomen juridische stappen heeft ondernomen om hem te ontslaan?’

‘Nee, dat wist ik niet.’

‘Net toen hij op het punt stond tegenactie te ondernemen, namen ze gas terug. Volgens mijn vader waren ze bang geworden door een beslissing van een rechtbank in Florida, waarbij een soortgelijke grote maatschappij miljoenen dollars heeft moeten betalen omdat die had geprobeerd iets dergelijks te doen met een patholoog die werkte in een ziekenhuis dat zij hadden aangekocht. Zack, Ultramed wil dat iedereen die voor hen werkt, een blinde loyaliteit aan de dag legt en de uitgestippelde politiek volledig volgt. Mijn vader heeft zich telkens weer tegen hen verzet. Minder dan een jaar nadat ze die juridische actie tegen hem hadden gestaakt, kwam de geruchtenstroom op gang. En een paar maanden daarna verscheen er een nieuwe, opvallende chirurg op het toneel die delen van mijn vaders praktijk inpikte.’ ‘Dat moet Jason Mainwaring zijn,’ zei Zack. ‘Inderdaad.’

‘Heb je enig bewijs dat Ultramed erachter zit?’ ‘Alleen dit.’ Ze pakte een dikke bruine envelop onder de achterbank vandaan en gaf die aan hem. ‘Mijn moeder en ik hebben dit gisteravond besproken. Mijn vader mocht jou en vertrouwde je. Verder kunnen we ons eerlijk gezegd ook tot niemand wenden. Dit is alle informatie die hij heeft kunnen verzamelen in zijn strijd tegen Ultramed. Het bewijst niet dat zij achter de moord op hem hebben gezeten, maar hoe zij opereren word je wel duidelijker aan de hand van sommige dingen die ze bereid zijn te doen om winst te maken.’

‘Wat moet ik hiermee doen?’

Voor het eerst nam de weduwe van Beaulieu het woord. ‘Dokter Iverson,’ zei ze met een zacht accent dat vrijwel identiek was aan dat van Guy, ‘mijn man hoopte dat de informatie in die envelop de leden van de Raad van Bestuur, inclusief uw vader, ertoe zou kunnen overhalen gebruik te maken van het door hen bedongen recht om het ziekenhuis van Ultramed terug te kopen.’ Zack staarde haar vol ongeloof aan.

‘Mevrouw Beaulieu, bent u vergeten dat ik voor Ultramed wérk? Ze betalen mijn salaris, mijn praktijkkosten, mijn verzekeringspremies, alles. Om nog maar te zwijgen over het feit dat de administrateur van het ziekenhuis mijn broer is. Wat u van me vraagt, is in wezen niet eerlijk.’

Mijn echtgenoot is dood. Is dat eerlijk? Die opmerking en vraag zag Zack even in de ogen van de vrouw.

‘We vragen u niets meer dan de inhoud van die envelop te bestuderen en er gebruik van te maken zoals u dat het beste acht,’ zei Clothilde Beaulieu toen geduldig. ‘Ik verzeker u dat we het u niet kwalijk zullen nemen wanneer u de envelop daarna aan ons teruggeeft… zelfs niet wanneer u mocht besluiten dat nu meteen te doen.’

‘Dat menen we echt, Zachary,’ zei Marie. Enige tijd bleef het stil. Zack keek eerst naar de ene vrouw, toen naar de andere en tot slot naar de envelop op zijn schoot. Frank had tegen hem gezegd dat hij zich altijd makkelijk voor iemands karretje liet spannen. Had die opmerking hem zo geïrriteerd omdat die zo dicht bij de waarheid kwam? Suzanne… de bergen… de Rechter… zijn carrière. Elke aanvaring met Ultramed en Frank zou vrijwel zeker met een nederlaag voor hem, Zack, eindigen. En er stond veel, zoveel op het spel. De envelop was een doos van Pandora. Een bom die een blindganger kon blijken te zijn, maar ook een dodelijke explosie tot gevolg kon hebben.

Langzaam maar doelbewust stopte Zack de erfenis van de overleden chirurg onder zijn arm. Toen gaf hij beide vrouwen een hand.

‘Ik neem weer contact op,’ zei hij.

Frank, Frank is onze man. Als het hem niet lukt, is er niemand die het kan.

Gedurende de twintig jaar nadat hij aan de Sterling Highschool was afgestudeerd, was er geen dag voorbij gegaan zonder dat Frank de echo daarvan in gedachten had gehoord. Zowel de cheerleaders die bij de zijlijnen dansten als alle andere meisjes hoopten dat Frank na de wedstrijd minstens een paar minuten met hen zou doorbrengen. Tribunes stampvol ouders, docenten, studenten en verslaggevers die allemaal zijn naam schreeuwden, hem smeekten om nog een pass, nog een keer te scoren. De Rechter en zijn moeder, die trots de felicitaties van degenen die bij hen in de buurt zaten, in ontvangst namen.

Terwijl Frank door de straten van Sterling naar het ziekenhuis reed, hoorde hij het gejuich zo duidelijk dat het leek alsof hij op het veld stond, naar de tegenstanders staarde en wist dat hij binnen een paar seconden opnieuw zou worden toegejuicht. Frank, Frank is onze man…

Dat waren glorieuze tijden voor hem geweest, dagen waarop hij zich sterk en onafhankelijk had gevoeld. Het was zo’n prettig idee te beseffen dat na alle moeilijke, vernederende jaren daarna, alle bevoogdende, neerbuigende speeches van zijn vader, de terugkeer naar de status en invloed uit die tijd bijna een feit was. Nog twee, op zijn hoogst drie weken.

Hij had gedaan wat hij moest doen, en goed ook. Nu had hij alleen geduld nodig. Hij moest geduldig en voortdurend waakzaam zijn. Drie jaar geleden had hij de fout gemaakt te zelfvoldaan en te goed van vertrouwen te zijn en dat was hem duur komen te staan. Dat fiasco zou nu niet worden herhaald. Niets zou als vanzelfsprekend worden aangenomen. Niets. Hij draaide de oprijlaan naar Ultramed-Davis op. Bovendien had hij redenen genoeg om zijn ogen open te houden en op zijn hoede te zijn. Een miljoen redenen om precies te zijn.

… als het hem niet lukt, is er niemand die het kan.