.
Vele jaren later herinnerden heel wat wetenschappers zich nog steeds die dinsdagochtend tot in de kleinste details. Ze wisten nog precies waar ze zich bevonden en wat ze aan het doen waren toen het nieuws hen voor het eerst bereikte, zoals het bericht over een moordaanslag het geheugen van een hele generatie bevriest.
Jana Nambodri werd omringd door het gebruikelijke gezelschap aan radioastronomen toen de telefoon ging. Hij hield de hoorn tegen zijn oor en na de eerste obligate geluiden te hebben gemaakt, luisterde hij ademloos. De radioastronomen die geweldig ontmoedigd waren nadat hun muiterij die moest leiden tot de oprichting van een autonome afdeling voor het onderzoek naar buitenaards leven op niets was uitgelopen, kwamen nu vaker dan voorheen bij elkaar in Nambodri’s kamer om onder het mom van hoopvol samenzweren te weeklagen. Die ochtend waren ze, Nambodri incluis, met z’n zessen.
Het was de gezette professor Jal, met een Gorbatsjov-achtige wijnvlek op zijn kale hoofd, die als eerste in de gaten kreeg dat Nambodri’s hand trilde. Jal stootte de anderen aan om de aandacht op hun leider te vestigen. Nambodri’s linkerhand, waarmee hij de hoorn vasthield, beefde en zijn rechterhand beschreef concentrische cirkels op een afgedankte envelop. Na verloop van tijd zei hij eindelijk in de hoorn: ‘Dit is… ik weet niet wat ik moet zeggen… Dit is ongelooflijk.’ Hij legde de hoorn op de haak en staarde wezenloos voor zich uit.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Jal.
‘Dat kan ik jou niet zeggen,’ zei Nambodri. ‘Jij hebt een bypass gehad.’
‘Vertel op, Jana. Wat is er gebeurd?’
Nambodri, die met zijn gedachten nog deels bij het telefoongesprek was en bij de gedachtestroom die daaruit was voortgevloeid, sloeg met zijn vuist op tafel en kromp ineen.
‘Stomme meid! Stomme meid,’ zei hij. Toen stormde hij zijn kamer uit de lange gang in. Halverwege keerde hij zich om en keek naar de deur waarop ‘Directeur’ stond. Zelfs in de ogen van de prozaïsche Nambodri begon de sobere houten deur te lijken op het deksel van een doodskist.
Ayyan Mani keek naar de brief die de knorrige bode, zoals altijd alsof het een pak van zijn hart was, op zijn bureau had laten vallen. Het was een onopvallende brief van het ministerie van Defensie en Ayyan wist al dat hij hem open ging maken. Hij keek steels naar rechts, in de richting van Acharya’s deur en vervolgens naar links waar de deur naar de gang zich bevond. De brief was afkomstig van Basu.
..
Doctor Arvind Acharya,
Deze brief is bedoeld om u op de hoogte te stellen van een buitengewone ontwikkeling. Wij hebben een brief ontvangen van doctor Oparna Goshmaulik, hoofd van het laboratorium Astrobiologie en de projectcoördinator van het Ballonproject. Wij hebben ons er persoonlijk van vergewist dat zij ook daadwerkelijk de schrijfster van deze brief was. Zij heeft, met een gedetailleerde chronologie van gebeurtenissen, verklaard dat ze door u onder druk is gezet om de inhoud van één koker te contamineren met als doel te kunnen beweren dat er microscopisch leven op de onwaarschijnlijke hoogte van 41 kilometer boven de aarde is aangetroffen.
Ze heeft verklaard dat u, toen zij u voor de eerste maal op de hoogte stelde van het feit dat er geen leven in de koker was aangetroffen, haar hebt opgedragen die koker te contamineren en een misleidend rapport te schrijven. En dat u haar met ernstige professionele consequenties hebt gedreigd als zij daar geen gevolg aan zou geven. Zij is bereid de morele verantwoordelijkheid voor haar daden te nemen en haar ontslag in te dienen. Dit is een uitzonderlijke beschuldiging en ik zal woensdag rond het middaguur naar het Instituut komen om te zien hoe we dit kunnen ophelderen. Ik zal worden vergezeld door een geautoriseerde commissie die een intern onderzoek naar de zaak zal instellen. Alle beleidsmedewerkers van het Instituut zijn geïnstrueerd zich beschikbaar te houden om eventueel te worden verhoord. Hierbij verzoek ik u voor de geautoriseerde commissie te verschijnen.
..
Bhaskar Basu
Pas toen hij de brief voor de tweede keer had gelezen drong het tot Ayyan door dat hij was opgestaan. Een hoekje van de brief trilde in de luchtstroom van de airconditioning. Het was net alsof de brief beefde van de eerste trillingen die het nieuws veroorzaakte. Hij ging zitten en bracht de brief, met behulp van een van de ongebruikte dienstenveloppen die hij in zijn onderste la bewaarde, weer terug in de oorspronkelijke staat. Hij probeerde zich te herinneren wanneer hij deze bekende angst, die een wrede mengeling was van verdriet en verwachting, voor het laatst had gevoeld. Toen hij Acharya’s kamer binnenging herkende Ayyan de angst. Heel wat jaren geleden, toen hij de oude vader van een vriend moest wekken om hem te vertellen dat zijn enige zoon in Aksa was verdronken, had hij zich net zo gevoeld, alsof zijn hart in ijs veranderde. Hij legde de brief op Acharya’s bureau.
Acharya keurde de brief nauwelijks een blik waardig. Toen verdiepte hij zich opnieuw in Topolovs Superman.
In de stilte van de apparatuur die sluimerde onder de plastic hoezen zat Oparna op de grote werktafel en liet haar benen heen en weer bungelen. Ze keek naar de telefoon. Het geroezemoes van de ondergrondse machines vulde de kamer toen de deur openging. Toen hij langzaam weer dichtging, keerde de dreigende stilte terug. Nambodri kwam met trage, omzichtige passen, als een verkenner, binnen. Hij keek naar het plafond en in andere richtingen en glimlachte. Hij ging naast Oparna staan en keek haar zonder een woord te zeggen aan. Niet bij machte zijn gespeelde concentratie nog langer te verdragen keek ze weer naar de telefoon en hervatte haar wake.
‘Waarom doe je dit?’ vroeg hij. Ze deed haar haarband af, klemde die in haar mond en bond haar haar samen in een strakker knoetje.
‘Vind je niet dat je dat aan de man moet vragen?’ zei ze.
‘Jij bent zeker het slachtoffer, hè?’
‘Ja.’
‘Hij zou het niet in zijn hoofd halen om ooit zoiets te doen. Oparna, waarom vertel je me niet waar dit eigenlijk om gaat?’
Ze begon langzaam een deuntje te neuriën, waarschijnlijk een rijmpje uit Bangladesh. Opeens vond hij haar angstaanjagend.
‘Ik heb wat geruchten gehoord over jou en hem,’ zei Nambodri. ‘Is er iets gebeurd? En is dit een soort wraakoefening? De afgewezen vrouw of van die onzin?’
‘Waarom kom je niet later terug, meneer de onderknuppel?’
Dat bracht hem even van zijn stuk, maar niet voor lang. Hij zei op bijna tedere toon tegen haar: ‘Dat is stom van je, Oparna. Zo moet je dat niet aanpakken. Je bent er bijna, maar je moet voorzichtig zijn. Acharya is niet gemakkelijk kapot te krijgen.’
Hij zag duidelijk, in de nonchalante manier waarop ze zat, in de manier waarop ze met haar benen wiebelde, haar nerveuze geneurie en haar paranormale verwachting dat de telefoon zou gaan rinkelen, een waanzin die hij nooit eerder in haar had vermoed. De schrik sloeg hem om het hart, niet alleen omdat hij daar in dat verlaten laboratorium was, maar bij de gedachte aan de keren dat hij had geprobeerd met haar te flirten, want als zij op zijn avances was ingegaan, zou zijn lot waarschijnlijk nog veel gruwelijker zijn uitgepakt dan dat van Acharya.
‘Je moet heel goed naar me luisteren, Oparna,’ zei hij.
Ze ging een beetje onderuit zitten en geeuwde. ‘Dit is niet het moment voor wanhopige raadgevers om hun zegje te doen,’ zei ze. ‘Gedane zaken nemen geen keer.’
Nambodri leunde op het bureau en zei, bijna fluisterend: ‘Oparna, er is iets wat je goed moet begrijpen. Zelfs al voordat jij was geboren was Arvind Acharya een naam die elk jaar wel een keer werd genoemd als mogelijke kandidaat voor de Nobelprijs. Hij is groot. Heel groot. Niemand zal je geloven. Hij hoeft alleen maar te zeggen dat hij erin is geluisd en je spel is uitgespeeld.’
‘Er zijn mensen die mij maar wat graag willen geloven. Zoveel weet ik wel,’ zei ze.
‘Dat is waar,’ zei Nambodri nadenkend. ‘Maar een brief aan het ministerie schrijven is niet de juiste manier. Dat moet je goed begrijpen. Er zijn mensen die gloeiend de pest aan hem hebben maar er zijn ook heel machtige mensen die dol op hem zijn. Het spel dat je speelt kan beide kanten opgaan. Daarom moet je onmiddellijk contact opnemen met de pers. Het moet in alle kranten hebben gestaan voordat het interne onderzoek zelfs maar begint. De mensen moeten het op het nieuws zien, niet van hun vrienden horen. Begrijp je? Het moet nieuws zijn, geen vaag gerucht. De mensen geloven het als het nieuws is. Je moet dit verhaal naar buiten brengen, Oparna.’
Ze keek hem onschuldig, bijna als een kind, aan en zei: ‘Maar is dat niet onethisch?’
Toen ging de telefoon en op haar gezicht verscheen een tedere glimlach.
Ayyan Mani zei twee keer zachtjes ‘hallo’ in de dictafoon en spoelde nog eens terug om een apparaat te testen dat hij nog nooit met zoveel waardering in zijn hand had gehouden. Tot de dag van vandaag was het een bestendig symbool van zijn benarde positie geweest, iets dat hem eraan herinnerde dat hij niets meer was dan een grote Indiase recorder verbonden met een klein Japans exemplaar. Maar die ochtend zei zijn nimmer falende intuïtie hem dat dit kleine zilveren voorwerp een schat ging opleveren die hij op de een of andere manier in de beslissende strijd tussen de brahmanen die nu onvermijdelijk was te gelde zou kunnen maken. Hij had nog geen plan, maar hij wist dat dat niet lang meer op zich zou laten wachten.
Oparna kwam binnen zonder enige door normaliteit ingegeven remming. Het was bijna hetzelfde gezicht dat Ayyan ooit op die ochtend, maanden geleden, had gezien, toen ze was gekomen met haar haar los en in kleren die een zeker doel dienden. Ze was gekomen om hem een aanzoek te doen. Nu was er een diepe wond in haar en dat was zichtbaar in de schuine glimlach die om haar mond speelde. Het was een lijden dat hij herkende als het lot van de liefde. Hij had dat heel vaak van heel, heel dichtbij gezien – van die hachelijke afstand waarop het gezicht van elke vrouw lelijk lijkt en je in de angst te worden afgewezen haastig moet kiezen tussen kussen of spugen. In de fletse pensionnetjes waar hij voor het eerst zijn verlangende vrouwtjes met strelingen probeerde te verlokken en waar hij, als hij weer een helder hoofd had, voorgoed afscheid van hen nam – wat een andere vorm van wreedheid in de liefde was – had hij dit gezicht van Oparna gezien. En daarom moest hij grinniken. Omdat hij aan de verraderlijke mijnenvelden van de ongebreidelde vrijheid was ontsnapt en de beschutting van het huwelijk had gevonden. Terwijl een van de intelligentste mannen op aarde op het punt stond te worden gevierendeeld.
Vrije liefde, wist Ayyan diep in zijn hart heel goed, is een betoverend oord dat werd belaagd door gestoorde vrouwen. Hier dachten mannen dat ze niets kon gebeuren. En dan opeens waren ze het haasje. Het meisje kwam dan naar hen toe en zei, als een martelares, dat ze zwanger was, of besefte dat ze al die tijd verkracht was of haar man zou je komen opzoeken met een slagersmes. Dat soort dingen gebeurde aan de lopende band in het land van de vrije liefde. Ayyan Mani was op tijd weggevlucht in de armen van een maagd. Maar Acharya was de andere kant op gerend.
Oparna vond haar man precies zoals ze zich hem had voorgesteld. Acharya zat onderuitgezakt in zijn massieve zwarte stoel, zijn mooie gezicht getekend door onbegrip, als het gezicht van een baby. Ze ging tegenover hem aan zijn tafel zitten en glimlachte. Toen vroeg hij met een stem waaruit alle kracht en vertrouwen was verdwenen: ‘Waarom, Oparna?’
Ze trok een geërgerd gezicht alsof ze had gehoopt over interessantere dingen te praten.
‘Wat had je dan verwacht, Arvind?’ zei ze, op bijna medelijdende toon. ‘Jij gaat met mij naar bed tot je vrouw terugkomt van vakantie en dan vraag je mij uit je leven te verdwijnen.’
‘Ik dacht dat je het begreep,’ zei hij, en op dat moment, op het moment dat hij dat zei, moest hij bekennen dat hij zelf niet wist wat hij daarmee bedoelde.
‘Nee, Arvind,’ zei ze, haar woorden gejaagd en boos nu. ‘Ik begreep het niet. En ik heb het nooit begrepen als mannen tegen me zeiden dat het leuk was zolang als het duurde maar nu moet je maar weer eens opdonderen.’
‘En daarom doe je zoiets?’
‘Probeer het te begrijpen. Mijn hele leven hebben mannen me vernederd. Ik weet niet waarom, maar dat is wat me van mannen is bijgebleven. En dan word ik tot over mijn oren verliefd op een oude man. En ook hij laat me in de steek. Ik wilde je vermoorden. Echt waar.’ Ze bestudeerde haar handpalm en de slanke vingers die volgens haar iets te knokig en verweerd waren.
Hij herkende de vrouw die tegenover hem zat niet. Hij voelde een intens medelijden met haar, maar toen schoot hem te binnen dat hij degene was die op het punt stond te worden afgeslacht. ‘Wat moeten we nou?’ vroeg hij krachteloos.
‘Met ons is het afgelopen. Dat is alles. Met ons allebei. Jouw reputatie is naar de knoppen. En niemand zal mij ooit nog aannemen,’ zei ze op zakelijke toon. ‘Het is een puinhoop, Arvind. Zelfs als je boven op de watertank gaat staan schreeuwen dat je onschuldig bent, is het toch met je gedaan. En er zijn hier genoeg aasgieren die je wat graag zien gaan. Ze weten al wat hun te doen staat.’
‘Er zat dus niets in die koker?’
‘Maak je je daar nu druk om? Of er buitenaardse levensvormen in die koker zaten? Dat is knap grof van je, hoor.’
‘Vertel op, Oparna, zat er iets in de koker?’
‘Er zat niets in. Alleen maar lucht.’
Hij vond het belachelijk dat het hem op dat moment nog het meeste pijn deed dat het Ballonproject volkomen mislukt was. Hij keerde zich naar het raam en probeerde de schok van het fiasco te verwerken. Hij had de moed om de straf door Oparna te aanvaarden en de wijsheid te begrijpen dat het in de aard van de liefde ligt dat zowel de beloningen als de vergeldingen buitensporig zijn. Maar hij was kapot van het feit dat hij nu de blijdschap en de opluchting over het vinden van buitenaards leven in de stratosfeer moest prijsgeven. Hij was bang dat hij niet nog een kans zou krijgen. En voor de eerste maal in zijn leven begreep hij de angst voor volslagen mislukking.
Hij liep naar het raam en keek naar de kalme zee. Hij voelde de aanwezigheid van Oparna naast zich. Hij vond er niets vreemds aan dat ze daar stonden zonder een woord te zeggen, als een oud paar voor wie verbale communicatie overbodig was geworden. Ze staarden met strakke blikken door het raam naar buiten maar hadden nooit eerder, zelfs niet tijdens hun eerste naakte blikken in de kelder, zo diep bij elkaar naar binnen gekeken.
Toen ze eindelijk sprak was dat een andere vorm van stilte, als het geruis van de zee en het gezang van de vogels. Hij hoorde haar op dromerige toon vertellen hoe opgewonden ze was toen de koker arriveerde, hoezeer ze hoopte dat er iets in zou zitten dat hem gelukkig zou maken.
‘We hebben allerlei tests gedaan, Arvind,’ zei ze, ‘maar toen ik begon te beseffen dat er niets in zat, weet je wat ik toen deed? Ik ben vier dagen lang het lab niet uit geweest. Vier dagen en vier nachten heb ik de ene test na de andere gedaan omdat ik je niet bedroefd wilde zien. Ik weet niet wat in de vierde nacht is gebeurd. Ik werd ergens door getroffen. Het was net alsof ik ontwaakte uit een stomme droom. En ik schaamde me zo. Ik vroeg me af waarom ik zo’n stuntel was als het om mannen ging. Hier is een oude klootzak die me zo diep heeft gekwetst, terwijl ik me uit de naad werk om hem gelukkig te maken en als een idioot probeer iets in een stomme stalen koker te vinden. Ik was zo kwaad op mezelf, Arvind, en op jou en op alles.’
Dus had ze in de steelsheid van de nacht de koker vervuild met bacteriologische kweekjes die in het lab beschikbaar waren. Dat beurde haar op. De gedachte hem volkomen te ruïneren, zei ze, maakte dat ze zich machtig voelde, en uiteindelijk ook slim.
Ze hervatten de geduldige stilte van een onnatuurlijke saamhorigheid. Toen hoorde hij hoe ze lichtvoetig de kamer verliet. Uren later stond hij nog voor het raam. Duiven die het spannend vonden om op de vensterbank te landen waren verbijsterd over die spookachtige, starende blik. Op de paden rond het grote gazon onder hem stonden wetenschappers in kleine groepjes bijeen. Er was sprake van een onmiskenbare opwinding die zich vermomde als geschoktheid, als de verstrooiing van de dood die de begrafenisgasten vervult van verbetenheid. Acharya begon de mysterieuze bedaardheid te begrijpen van mannen die naar de galg worden geleid. Hun gelijkmatige tred en de kracht van hun benen die maakte dat zij zonder te aarzelen naar de holle houten verhoging stapten had hem altijd gefascineerd. Nu verkeerde hij bijna in net zulke omstandigheden. Hij voelde een misselijkmakende, uitputtende angst in zich die de geur had van etter. Maar ook hij kon lopen.
Tegen de avond begonnen de telefoons te rinkelen. Acharya liet ze rinkelen. Ayyan kwam diverse keren binnen om te zeggen dat er oude vrienden en journalisten aan de lijn waren die per se wilden weten wat er gebeurd was. Bezoekers verzamelden zich in het voorvertrek en hun gemompel begon aan te zwellen tot de eerste tekenen van een op handen zijnde storm.
‘Wat moeten we doen, meneer?’ vroeg Ayyan.
Het nieuws over Oparna’s brief verspreidde zich als een lopend vuurtje over de wereld en stak iedereen aan die er zelfs maar zijdelings in geïnteresseerd was. Kopieën vielen op raadselachtige wijze in de in-bakjes van journalisten en wetenschappers, met als onderwerpaanduiding ‘India’s Woo-suk’, waarmee Acharya werd vergeleken met de in ongenade gevallen Zuid-Koreaanse wetenschapper Hwang Woo-suk, die een doorbraak in het stamcelonderzoek uit zijn duim had gezogen. Blogs werden overspoeld met zelfgenoegzame klaagzangen over de toenemende fraude in de wetenschappen en meer meelevende analyses over waarom een groot geleerde zo diep kon zijn gezonken en met de bezielde verdediging van oude veteranen die weigerden te geloven dat Acharya tot zulk bedrog in staat was. Zij zagen in Oparna’s brief de onmiskenbare wraak van een verbitterde vrouw. Maar het verhaal dat iedereen geloofde was toch dat Arvind Acharya door de knieën was gegaan. Sombere televisieverslaggevers stonden buiten de versterkte poorten van het Instituut en vertelden dat de wetenschappelijke gemeenschap verbijsterd was.
Een astronoom die alom de hemel in werd geprezen omdat hij buitenaards leven zou hebben ontdekt. Die nu in de wielen werd gereden door een beeldschone medewerkster die beweerde dat ze in zijn opdracht de onderzoekresultaten had vervalst. Het was een geweldig verhaal.