21 De bultenaar van Buiksloot
De vrouw die Meyns vervloekte in het vorige verhaal was niet de enige heks in Amsterdam. Vroeger kwam hier namelijk vaak een gebochelde marskramer uit Buiksloot (tegenwoordig Amsterdam-Noord) op zijn ronde naar Hoorn en Enkhuizen. Deze ‘bultenaar’ kon ook mensen beheksen. Hier het verhaal van een van de slachtoffers, met een glansrol voor tante Cor uit de Driehoekstraat in de Jordaan…
Buiksloot, in een recent verleden, door M. Roodbeen – Een vrouw in Buiksloot was betoverd; bekold noemen ze dat in Noord-Holland boven het IJ. Je hoefde haar niet eens te zien om te weten dat het goed mis was met haar, want je hoorde haar altijd en overal schreeuwen.
Soms zat ze lange tijd achter elkaar stil. Ze keek dan strak voor zich uit, met de handen als dode vogels in de smalle schoot. Dan stond ze plotseling op en begon zo te razen en te tieren, dat zelfs de stoere polderbewoners die nergens voor opzijgaan, het huis snel voorbij liepen.
Midden in de nacht werd ze soms wakker. Dan gleed ze haastig uit het bed en verstopte ze zich achter de keukendeur, in de schuur, of in de schaduw van de kast in de woonkamer. Als haar man dan laat thuiskwam van zijn werk en haar niet vond, ging hij haar zoeken, maar zij wilde niet gevonden worden. Zij was bang voor iedereen, zelfs voor hem, en als hij toevallig langs haar schuilplaats kwam en zij begreep dat ze elk moment ontdekt kon worden, viel ze hem aan.
Dan worstelden ze met elkaar tot de vrouw van het ene op het andere moment ophield. Willoos liet zij zich weer in bed tillen om in een urenlange slaap de kracht te herwinnen voor een nieuwe aanval.
Op een keer stond zij met een vlijmscherp scheermes in de hand over haar man gebogen; haar gemompel maakte hem nog net op tijd wakker. Met zijn handen klam van het zweet greep hij haar pols en draaide die om. Het mes viel geluidloos op de deken.
Dat kon zo niet blijven duren, vond haar echtgenoot, maar wie zou haar kunnen helpen? De dokter niet; die gaf haar alleen maar druppels om te slapen. De dominee niet; die kwam en sprak zo mooi dat iedereen ontroerd was behalve zijzelf. De woorden gleden langs haar af, als regendruppels langs een oliejas.
Zelfs Sijmen Buis, de oude belezer, stond hier machteloos. ‘Daar kan ik niet meer tegen op,’ zei hij, ‘ik ben al veel te oud.’
Sijmen raadde de man aan om in Amsterdam naar de waarzegster te gaan die in de Driehoekstraat woonde.
In Buiksloot had men het op fluistertoon over de waarzegster; in de Jordaan sprak men op vertrouwelijke toon over tante Cor die in lommerdbriefjes handelde, die gestolen goederen heelde en ze op zo’n manier verborg dat de politie ze nooit vond en die de toekomst kon voorspellen uit de kaarten.
De waarzegster herkende het kwaad en wist het te doorgronden; heel veel heksen en tovenaars hadden dat al moeten ervaren.
Zoals oude heksen zich kunnen voordoen als zulke goede medelijdende vrouwtjes wie niets te veel is om anderen te helpen die zo graag eens de zieken komen bezoeken, zo was tante Cor, hun tegenstandster, ook niet zo gemakkelijk thuis te brengen. Alleen haar ogen verraadden haar, haar kleine, naaldscherpe, pikzwarte ogen; daarom droeg ze ook altijd een bril.
In de kleine, rommelige, gezellige voorkamer in de Driehoekstraat, waar de potkachel rood stond te gloeien, zat de waarzegster in een gemakkelijke stoel voor de tafel. Binnen het bereik van haar hand lag een spel gladde vettig-glimmende speelkaarten. De man uit Buiksloot ging tegenover haar zitten.
‘Vertel maar wat je op je hart hebt,’ zei tante Cor.
Hij begon zijn verhaal te vertellen en ondertussen legde tante Cor de kaart voor de betoverde vrouw, met vingers die vereeld waren door het vele strijken over de speelkaarten.
‘Dat is je huisje, dat is je kruisje, dat ontkom je niet, dat ontgaat je niet, dat acht je niet, dat verwacht je niet, dat komt zeker!’
Terwijl de kaartlegster mompelde, vertelde haar bezoeker verder. Opeens zette tante Cor met een bijna plechtig gebaar haar bril af. Eén tel stokte de stem van de man, maar niet alleen zijn stem. Het geluid dat van buiten doordrong, het knetteren van het hout in de potkachel, het getik van de klok: alles scheen een moment uitgeschakeld te zijn. Tante Cor keek en zag, terwijl de tijd stilstond. Zij las met haar eigen ogen in de levens van mensen als in een uitgelegd spel kaarten.
Zij zag ook de bultenaar die de vrouw betoverd had. Kilometers van Amsterdam zag ze hem lopen over de weg die van Hoorn naar Enkhuizen leidt. De bultenaar schrok, want hij voelde dat hij werd bekeken en werd doorzien, maar hij wist niet hoe en door wie.
Toen zette de waarzegster haar bril weer op en zei: ‘Ik zie een zwarte man met iets zwarts op zijn rug, een buidel met koopwaar. De marskramer heeft het haar aangedaan. Waarom? Het geld ligt afgewend. Zij wilde niet van hem kopen. Wanneer is dit gebeurd? Het huis ligt gekeerd, het was dus schoonmaaktijd: het was dit najaar. Zij had niet om hem moeten lachen toen hij kwaad werd omdat ze niets van hem wilde kopen. Bultenaren vergeven zoiets niet gauw. Ik zie een lange reis. Ja, zij had bijna een lange reis gemaakt, een reis waarvan niemand ooit terugkomt. Maar nu zal ze gauw beter zijn.’
‘Wie is het? Kan ik hem ook zien?’ vroeg de man nieuwsgierig.
‘Ja ja, dat kan. Kijk!’
De kleine potkachel stond open en hij zag hoe de vlammen fel oplaaiden in de buik van het zwarte monster.
‘Let op,’ zei de waarzegster. Ze gooide al prevelend een handvol poeder in het vuur, zodat het knetterde en
knisperde en blauw en geel gespitste vlammen hoog oplaaiden.
‘Nu zie je hem ook.’
Ja, hij zag het! Onduidelijk als in een gebarsten spiegel waar het weer in zit, zag hij in de vlammen een bekend gezicht dat telkens dichterbij kwam en dan weer terugweek, soms verhelderde en dan weer waziger werd in het spel van de vlammen. Het was de marskramer die hun dorp wel vaker bezocht. Zijn hand tastte naar het mes in zijn zak.
Tante Cor zag het en zei: ‘Geef hem maar een snee over zijn gezicht, dan kun je hem zeker herkennen. Hij heeft het wel verdiend.’
De bezoeker boog zich naar voren en rats... hij kliefde het mes door de vlammen. Was het een vonk of was het een bloeddruppel die nog even hangen bleef aan de punt van het mes?
Enige tijd later kwam de bultenaar met zijn zwarte buidel het dorp Buiksloot bezoeken. Men herkende hem aan een litteken dat van zijn rechteroor tot aan zijn mond liep. Hij had zich die reis beter kunnen besparen. Alle deuren bleven gesloten voor hem.
Over de mysterieuze tante Cor, de waarzegster uit de Driehoekstraat, heb ik geen andere verhalen kunnen vinden. Mocht u meer kunnen vertellen, dan houd ik me warm aanbevolen.