4 Het lijk van Pauline
Tijdstip: 7 april 1911
Plaats: Delft
Auteur: Marieke Borger
Sinds Willem de Zwijger in de Nieuwe Kerk te Delft zijn praalgraf kreeg, zijn er maar weinig Oranjes die daar niet hun laatste rustplaats vonden. Er ontbreken er echter een paar. En dus kreeg Wilhelmina op een dag in 1911 een telefoontje uit Duitsland. Er was een Oranje gevonden. Onmiddellijk stuurde zij twee edelen op een geheime missie...
Op een dag in 1911 staan de hofprediker Welter en zijn dochter op het station van Wiesbaden, Duitsland. Ze zijn daar naar het kuuroord geweest. De trein naar Nederland, waar ze op staan te wachten, komt net aanrijden. Iemand tikt op een raam en wenkt de twee. De dominee stapt samen met zijn dochter de trein binnen. Als ze de goede coupé binnengaan, zijn ze verrast baron Gevers en jonkheer Van den Bosch te zien. De laatste legt net een zwarte deken recht over een kistje, dat boven in het bagagerek ligt. Als de trein begint te rijden, wijst een van de twee heren ernaar en vraagt vader en dochter: ‘Kunt u raden wat daarin zit?’ Ze hebben geen idee. ‘Het is het kistje van Pauline, prinses van Oranje.’ Welter en zijn dochter kijken hem niet-begrijpend aan. ‘Het is het kistje met het stoffelijk overschot van de oudste dochter van Willem Frederik van Oranje-Nassau. Zij stierf als een klein meisje.’ En hij vertelt ongeveer het volgende dramatische verhaal:
Willem Frederik van Oranje Nassau, de latere koning Willem I en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen zijn op de vlucht voor de oprukkende Franse legers van Napoleon Bonaparte. De Franse keizer is hard op weg Europa te veroveren.
De familie kan even op adem komen in Danzig en dat komt goed uit, want Wilhelmina heeft net een miskraam gehad. Waarschijnlijk door alle spanningen van de laatste maanden, zegt de dokter. Ze is oververmoeid. En nu wordt haar oudste dochter, de zesjarige Pauline, ook nog ziek. Het kleine meisje heeft hoge koorts. Haar korte blonde haartjes plakken aan haar bolle gezichtje. De ouders roepen er snel een dokter bij. Hij concludeert dat het wel een koutje zal zijn. Inderdaad neemt de koorts af en herstelt Paulientje redelijk, maar ze is nog lang niet sterk genoeg om te reizen. Ondertussen wordt de dreiging van de Franse troepen steeds groter en op 5 november 1806 arriveert het bevel dat alle gevluchte koninklijke families moeten uitwijken naar Koningsbergen, ook de Oranjes. Door de toestand van Pauline is het gezin genoodzaakt achter te blijven. Willem is radeloos en schrijft keizer Napoleon op 15 november een brief, waarin hij zijn situatie uitlegt. Hij hoopt vurig dat Napoleon zich het lot van zijn gezin en vooral dat van de kleine Pauline aan zal trekken. De keizer wil echter niets beloven aan de prins van Oranje.
Om uit de handen van het leger van
Napoleon te blijven, vertrekt het gezin richting Berlijn. Na een
korte reis die zeer wordt bemoeilijkt door de lamlendige toestand
van het kleine meisje, komt de familie aan op landgoed
Freyenwalde, vlak bij Berlijn. Weer wordt er een dokter
geraadpleegd. Hij heeft slecht nieuws. Hij vreest dat Pauline
zenuwkoorts heeft. Een ziekte waarvan dokters nu denken dat daar de
tyfus mee wordt bedoeld. De arts heeft er een hard hoofd in of het
nog goed zal komen. Het kleine meisje is niet meer te behandelen en
op 22 december 1806 overlijdt Pauline.
Haar moeder is niet te troosten. Toch stuurt Willem nog dezelfde dag Wilhelmina en zijn andere kinderen weg. De familie wordt noodgedwongen opgesplitst. De volgende dag al begraaft Willem eigenhandig zijn kleine Pauline op landgoed Freyenwalde, ver van zijn vaderland. Ver van het familiegraf in Delft.
Meer dan honderd jaar later zit de vierde
generatie van Oranjes op de troon in Nederland. Koningin Wilhelmina
zwaait er al een aantal jaren de scepter. Het landgoed
Freyenwalde is inmiddels van eigenaar gewisseld. In 1911 loopt
Walter Rathenau over zijn landgoed. Hij ontdekt onder verwilderd
struikgewas een verweerde grafsteen. Als hij wat beter kijkt, ziet
hij de naam van prinses Pauline van Nassau staan. Hij bedenkt zich
geen twee keer en zoekt zo snel mogelijk contact met koningin
Wilhelmina. Hij weet: dit meisje hoort in Delft.
De koningin geeft in het grootste geheim twee heren, baron Gevers en jonkheer Van den Bosch, de opdracht om ter plaatse poolshoogte te nemen. Ook Wilhelmina wil graag dat het kleine prinsesje thuiskomt. In stilte reizen de baron en de jonkheer af naar Duitsland. Het zou voor te veel ophef zorgen als er bekend zou worden dat de stoffelijke resten van een koningsdochter zijn gevonden en nu worden geborgen. De baron en de jonkheer graven de stoffelijke resten van Pauline op en vervoeren het in een kistje. Per trein reizen de twee heren met het kistje naar Nederland.
In Den Haag wordt het treinstel waar het gezelschap zich in begeeft, afgekoppeld. De reis voert verder naar Delft. Hier staat een plechtige stoet klaar om de overblijfselen van Pauline te vergezellen op weg naar de Nieuwe Kerk. Prins Hendrik staat de stoet op te wachten, namens koningin Wilhelmina, anders zal het te veel aandacht vragen. Het kistje wordt bijgezet in het familiegraf. Haar ouders hebben hun laatste rustplaats ook in de kerk. Zo vindt uiteindelijk ook Pauline na meer dan een eeuw een eervol graf. En belangrijker: wordt ze na al die jaren herenigd met het gezin, waar ze hoort. Pauline is thuisgekomen.
Nog steeds liggen niet alle Oranjes in Delft. Zo werd Filips Willem, oudste zoon van Willem van Oranje, op zijn eigen verzoek in het Belgische Diest begraven. En stadhouder Willem III ligt in de Westminster Abbey in London, omdat hij ook koning van Engeland was.