Drieëndertig 88 uur, 24 minuten
De hele nacht beukten de coyotes tegen de deur in een poging hem kapot te krijgen. Maar Sam, Quinn en Edilio hadden alles wat ze in het hutje konden vinden gebruikt om de deur mee te barricaderen, en hij zou het houden. Sam wist het zeker.
In elk geval een tijdje.
‘Ze zijn buitengesloten,’ zei Sam.
‘En wij zijn binnengesloten,’ beaamde Lana.
‘Denk je dat je het kunt?’ vroeg Astrid aan Sam.
‘Ik weet het niet,’ gaf Sam toe. ‘Ik denk het wel. Maar ik moet naar buiten om het te kunnen doen. Als het lukt. Misschien. Als het niet lukt…’
‘Iemand nog pudding?’ Quinn probeerde de stemming erin te houden.
‘Je kunt beter binnen blijven,’ meende Astrid. ‘Ze moeten door de deur, dus dat zijn er één of twee per keer. Zou dat niet makkelijker zijn, Sam?’
‘Ja. Echt een feest.’ Hij stak zijn tinnen mok uit. ‘Doe mij maar wat pudding, Quinn.’
Na heel wat lange uren werden de coyotes moe van het tegen de deur bonzen. De opgesloten kinderen sliepen elk om beurten per twee een paar uurtjes, zodat er altijd twee wakker waren.
De hemel begon parelgrijs te worden; er was nog te weinig licht om alles al goed te kunnen zien, maar Edilio vond wel een gat in het hout dat hem een schemerig uitkijkje op de voortuin bood.
‘Het zijn er wel een stuk of honderd of zo,’ deelde hij mee. Lana, die bezig was haar kleren met naald en draad te repareren, stond op en keek zelf. ‘Dat is meer dan één roedel,’ zei ze.
‘Hoe weet je dat?’ vroeg Astrid gapend terwijl ze de slaap uit haar ogen wreef.
‘Ik weet ondertussen wel het een en ander over coyotes,’ zei Lana. ‘Als we er zoveel zien, betekent dat dat er nog minstens twee keer zoveel zijn. Er zijn er ongetwijfeld een stel aan het jagen. Coyotes jagen dag en nacht.’
Ze ging weer zitten en pakte haar naaiwerk. ‘Ze wachten op iets.’
‘Op wat dan?’
‘Ik heb Roedelleider niet gezien. Misschien is hij weggegaan. Misschien wachten ze tot hij terugkomt.’
‘Maar op een gegeven moment houden ze het toch wel voor gezien?’ vroeg Astrid.
Lana schudde haar hoofd. ‘Gewone coyotes wel. Maar dit zijn geen gewone coyotes.’
Ze wachtten en om het uur keek Sam of Edilio naar buiten, en elke keer zagen ze coyotes.
Plotseling hoorden ze het geluid van tientallen honden die een opgewonden gekef uitstootten.
Patrick stond met zijn nekhaar overeind op.
Sam rende naar hun kijkgat. Lana scheen hem bij met de zaklamp.
‘Ze hebben vuur,’ zei Sam.
Lana duwde hem opzij en ging op haar tenen staan om het met eigen ogen te kunnen zien. ‘Het is Roedelleider,’ bevestigde ze. ‘Hij heeft een brandende tak.’
‘Het is niet zomaar een brandende tak, het is een fakkel,’ zei Sam. ‘Die heeft hij niet gewoon ergens gevonden. Hij brandt maar aan één kant, en dat zou bij een tak niet gebeuren. Dat is gemaakt door iemand met handen. Iemand heeft het aan hem gegeven.’
‘De Duisternis,’ fluisterde Lana.
‘Deze hut fikt als een tierelier,’ zei Sam.
‘Nee. Ik wil niet verbranden,’ riep Lana. ‘We moeten naar buiten en een deal zien te sluiten met Roedelleider.’
‘Jij zei dat hij ons zou vermoorden,’ zei Astrid. Ze had haar handen over de oren van Kleine Pete gelegd.
‘Ze willen me levend, ze willen dat ik ze menselijke dingen leer, dat zei de Duisternis. Hij kan me niet vermoorden, hij heeft me nodig.’
‘Probeer het maar,’ zei Sam.
‘Roedelleider,’ schreeuwde Lana. ‘Roedelleider.’
‘Hij hoort je niet.’
‘Het is een coyote, hij hoort op vijftien meter afstand nog een muis in zijn holletje,’ snauwde Lana. Vervolgens begon ze te gillen: ‘Roedelleider. Roedelleider. Ik doe alles wat je wilt.’
Sam stond weer bij het loergat. ‘Hij staat voor de deur,’ fluisterde hij.
‘Roedelleider, niet doen,’ smeekte Lana.
‘Ze lopen allemaal achteruit.’
‘O, God.’
‘Rook,’ zei Edilio terwijl hij met de lichtstraal uit zijn zaklamp naar de drempel wees.
Lana pakte een goudstaaf en begon op de platen te bonken die ze tegen de deur hadden gespijkerd. Edilio greep haar arm beet.
‘Wou je levend verbranden?’ vroeg Lana.
Edilio liet haar los.
‘We komen naar buiten,’ schreeuwde Lana terwijl ze tegen de platen sloeg. ‘We komen naar buiten.’
Maar het was net zo moeilijk om de platen weg te halen als het was geweest om ze vast te krijgen. Er likte een gele vlammentong onder de deur langs.
Sam deinsde plotseling bij het kijkgat vandaan. ‘Vuur.’
‘Ik wil niet verbranden,’ jammerde Lana.
‘Je gaat dood van de rook,’ fluisterde Sam terwijl hij naar Astrid keek. ‘We moeten hieruit kunnen komen.’
Astrid zei: ‘Jij weet hoe.’
Er kroop nu ook rook door gaten en kieren in de achterwand.
Lana ramde tegen de platen. De rook hing onder de dakspanten. De hut brandde snel. De hitte was nu al bijna ondraaglijk.
‘Help me dan,’ riep Lana. ‘We moeten naar buiten.’
Edilio rende naar haar toe en begon ook aan de platen te trekken.
Sam boog over het hoofdje van Kleine Pete heen en gaf Astrid een kus op haar mond. ‘Zorg ervoor dat ik geen Caine word,’ zei hij.
‘Ik hou je in de gaten,’ zei ze.
‘Goed. Iedereen weg bij de deur,’ zei Sam, maar te zacht om boven alle paniek uit te komen.
Hij pakte Lana’s hand toen ze haar goudstaaf naar achteren zwaaide. ‘Wat doe je?’ riep ze.
‘Jij hebt mijn leven gered met jouw gave,’ zei Sam. ‘Nu is het mijn beurt.’
Lana en Edilio en Quinn deinsden weg bij de deur.
Sam deed zijn ogen dicht. Het was makkelijk om bij zijn boosheid te komen. Hij had zo veel dingen om boos over te zijn.
Maar om de een of andere reden zag hij niet de coyoteleider voor zich toen hij zich probeerde te concentreren op de woede voor zijn aanval, en zelfs geen beelden van Caine. Hij zag zijn eigen moeder.
Stom. Verkeerd. Het was niet eerlijk van hem, wreed zelfs.
En toch, toen hij zijn woede naar boven haalde, zag hij zijn moeder.
‘Het was niet mijn schuld,’ fluisterde hij tegen dat beeld.
Hij stak zijn handen omhoog, zijn vingers wijd gespreid.
Maar op dat moment vloog de half verbrande deur open.
Er was overal vuur en rook, een enorme stroom verstikkende rook.
En door die vlammenzee sprong een coyote zo groot als een Deense dog.
Dat maakte het een stuk makkelijker, vond Sam.
Er schoot een groenwitte lichtflits uit zijn geheven handen en de coyote viel op de grond. Sam had een gat van twintig centimeter dwars door zijn lijf gebrand.
Een tweede flits, als duizenden gloeilampen, en de voorkant van de hut werd weggeblazen.
Het plotselinge vacuüm zoog een deel van de vlammen weg, niet allemaal, maar er was heel even een rustmoment in de brandende hel en Sam kwam in beweging, hij trok Astrid mee aan haar arm, die op haar beurt Kleine Pete weer meetrok. De anderen schudden de schrik van zich af en kwamen achter hen aan.
Ze liepen door het gat in de hut en de coyotes stormden naar voren, één grote massa gevaarlijke tanden onder koude, priemende ogen.
Sam liet Astrid los, hief zijn handen op en weer was er een explosie van licht. Een stuk of tien coyotes vatten vlam en vielen of kronkelden of renden krijsend de nacht in als bizarre sterretjes in de afnemende duisternis.
‘Roedelleider,’ waarschuwde Lana met een hese stem door de rook die om hen heen wervelde. Ze hing aan Edilio’s arm. Ze waren dan wel de hut uit, maar beslist niet veilig op het grasveld.
De hut stortte achter hen met een donderend geraas in elkaar en brandde als een kampvuur. In het oranje licht zagen ze honderd starende, niet-begrijpende hondenkoppen. Hun ogen en tanden glommen.
Roedelleider stond onbevreesd voor zijn roedel, recht tegenover
Sam, zijn nekharen overeind.
Roedelleider blafte een bevel en de hele roedel bewoog als één: een woedende, grauwende golf.
Sam hief zijn handen hoog in de lucht en vuurde stralen van zuiver groenwit licht af. De eerste rij coyotes vloog onmiddellijk in brand. Ze keerden in doodsangst om, renden terug, dwars door hun broeders en zusters heen, en veroorzaakten totale paniek.
De roedel draaide zich om en rende de nacht in. En Roedelleider was niet onbevreesd meer, hij stond niet meer aan de leiding maar liep achteraan en moest rennen om zijn verslagen leger bij te kunnen houden. Sommige coyotes stonden nog in brand waardoor de droge struiken vlam vatten.
Sam liet zijn handen langs zijn zij zakken.
Astrid stond naast hem.
‘Gast,’ zei Quinn vol bewondering.
‘Ik denk niet dat ze nog terugkomen,’ zei Sam.
‘Waar gaan we nu heen?’ vroeg Edilio aan hem.
Sam staarde naar de verlaten woestijn; het was nog steeds zo donker dat al het licht van de brandende hut werd opgeslokt. Hij wilde huilen. Hij had niet geweten dat hij zo veel woede in zich had. Hij werd er misselijk van. Zijn moeder had haar best gedaan, het was niet haar schuld. Hij wilde overgeven.
Astrid zag dat Sam niet in staat was om te praten, dus zei zij: ‘We gaan terug naar Perdido Beach. We gaan terug en we gaan ervoor zorgen dat het weer goed komt daar.’
‘En Caine staat meteen zijn plek af,’ zei Quinn. ‘Hupsakee, geen probleem.’
Astrid schoot uit haar slof. ‘Ik zeg niet dat het makkelijk zal zijn. Het zal een zware beproeving voor ons worden.’
Edilio schudde zijn hoofd. ‘Niks beproeving. Dit wordt oorlog.’
‘De zon komt zo op. Dan kunnen we iets zien,’ zei Drake.
‘Wat wou je zien?’ jammerde Panda. ‘Er is alleen maar woestijn hier.’
‘Caine zegt dat hij waarschijnlijk dicht bij de muur blijft, om de weg terug te kunnen vinden.’
Panda klonk zenuwachtig toen hij zei: ‘Denkt Caine dat Sam terugkomt?’
Panda was nog steeds aan het mokken over zijn gekneusde enkel en Drake had bijna niks aan hem, dus had hij ook nog twee andere Coatesleerlingen meegenomen. De eerste was een dikke Chinese jongen die Chunk heette. Chunk was een pestkop die erg laag op de ladder stond, en Drake zou normaal gesproken nooit met hem omgaan. Bovendien wilde hij zijn mond maar niet houden en kletste aan één stuk door; hij schepte voornamelijk op over de bands die hij had zien optreden en de filmsterren die hij had ontmoet. De vader van Chunk was impresario in Hollywood.
Als er nog een Hollywood was.
De andere leerling was een mager zwart meisje dat Louise heette, een van de chauffeurs. Nu Panda bijna niets meer kon, had Drake een chauffeur nodig.
Nadat Andrew was gepoeft hadden Caine en Diana samen met Jack, die enge kleine nerd, met Frederico afgerekend en geprobeerd om de orde op Coates weer enigszins te herstellen. Caine had Drake met de anderen weggestuurd om te kijken of hij Sam kon vinden.
Drake vond het niet prettig om dit bevel uit te moeten voeren. Hij was moe en, zoals hij ook tegen Caine had gezegd, hoe moest hij in dit uitgestrekte landschap en dan ook nog ’s nachts Sam zien te vinden, zelfs als die nog steeds langs de muur liep?
‘Er loopt een weg de Piggyback Mountain op,’ zei Caine. ‘Weet je nog, die excursie die we toen een keer gemaakt hebben? Vanaf daar kun je kilometers ver zien.’
Dus ondanks het feit dat het nog donker was, ondanks het feit dat Louise veel slordiger reed dan de voorzichtige Panda, en ondanks Panda’s gejammer en Chunks geouwehoer, waren ze Piggyback Mountain op gereden, en na een tijdje hadden ze het uitkijkpunt gevonden.
Daar stonden ze een tijdje naar het gejank van de coyotes in het dal te luisteren, terwijl Drake tegen Chunk zei dat hij hem een mep zou verkopen als hij niet snel zijn kop hield over die keer dat hij Christina Aguilera had ontmoet.
Drake kookte van woede, hij wilde hier helemaal niet zijn, midden in de rimboe, zonder eten of frisdrank, maar met alleen een fles water en dat stelletje idioten.
‘Wat is er eigenlijk met Andrew gebeurd?’ vroeg Louise toen Chunk voor de verandering even zweeg.
‘Hij is ’m gesmeerd, man. Weggeflitst,’ zei Panda.
‘Ik heb nog meer dan een jaar, ik ben pas dertien,’ zei Louise, alsof het iemand iets kon schelen. ‘Over een jaar zijn we heus wel door iemand gered, toch?’
‘Iets eerder mag ook wel,’ zei Drake lijzig, ‘want ik heb nog maar een maand.’
‘Ik heb nog tot juni,’ zei Chunk. ‘Weet je wat ik ben? Een Kreeft.’
‘Net zo vasthoudend,’ mompelde Drake.
‘Kreeften zijn geboren tussen 21 juni en 22 juli,’ voegde Chunk er nog aan toe.
‘Ik moet weg,’ zei Drake. Hij stapte uit de jeep waar ze in zaten en liep helemaal tot aan het hek van het uitkijkpunt. Hij tuurde over de rand en toen zag hij het. Het leek alsof er een lucifer door de nacht werd gedragen. De afstand was onmogelijk in te schatten.
‘Chunk! Pak de verrekijker!’
Chunk kwam een paar seconden later aangesneld. Drake stond nog steeds te kijken hoe het flakkerende lichtje in sneltreinvaart onder hem door zigzagde.
Chunk zei: ‘Het is eigenlijk net alsof we in de Hollywood Hills zijn, wist je dat? Op Mulholland Drive, waar al die beroemde acteurs en zo wonen. Ik ben een keer naar het huis van zo’n vent geweest, zeg maar een regisseur die mijn vader vertegenwoordigt, weet je wel? En…’
Drake griste de verrekijker uit Chunks handen en probeerde het vonkje in beeld te krijgen. Het was bijna onmogelijk. Telkens had hij het even te pakken, en dan was het weer weg. Zelfs toen hij het een paar seconden wist te volgen, kon hij er niets van maken. Hij zag alleen een oranje vlam die zich door een kleurloze leegte bewoog. Maar het ging bijna zeker weten te snel om door een mens gedragen te worden, zelfs als het een snel mens was.
Opeens bewoog de vonk niet meer. En langzaamaan besefte Drake dat de vlam groter werd.
Hij tuurde ingespannen en meende in de opkomende gloed een soort bouwwerk te ontwaren, een huis of zo.
Panda was naar hen toe gehinkt en Drake gaf hem de verrekijker. ‘Wat denk je dat dat is?’
Panda tuurde door de verrekijker. Op dat moment was er een lichtflits en hij rukte de verrekijker schreeuwend weg.
De tweede flits was zelfs nog helderder, en nu zagen ze een soort sterretjes die een lichtspoor nalieten in het schemerduister van de vroege ochtend.
Panda keek nog eens. ‘Er staat een soort huis… en een toren of zo. En er zijn, eh… honden, of zo.’
Een derde verblindend licht en nog meer van die vreemd zigzaggende sterretjes.
‘Ik weet het niet, hoor,’ zei Panda.
‘Volgens mij zouden we wel eens gevonden kunnen hebben waar we naar op zoek waren,’ zei Drake.
Chunk zei bang: ‘Denk je dat dit die jongen is die je moet hebben? Die gast heeft de gave, jongen. Net als in de film…’
Drake trok het pistool uit zijn broekriem en zei: ‘Nee, Chunk: dit is de gave. En die heb ik.’
Daarna was Chunk een paar seconden stil.
‘Het vuur verspreidt zich,’ merkte Louise op. ‘Het is waarschijnlijk heel droog daar beneden, en nu vliegen er struiken en zo in brand.’
Dat was Drake ook al opgevallen. Hij keek achterom in de richting waaruit ze gekomen waren en probeerde wijs te worden uit de omgeving. ‘Coates is achter ons. De muur is daar.’ Hij wees. ‘Er staat geen wind, dus het vuur zal heuvelopwaarts gaan. Wat betekent dat ze deze kant op zullen komen, richting Coates. Ze zullen onder ons door lopen.’
‘Wat ga je doen, ga je ze neerschieten als ze voorbijkomen?’ vroeg Chunk bang en begerig.
‘Ja hoor, ik ga ze van een kilometer afstand met een pistool neerschieten,’ zei Drake sarcastisch. ‘Sukkel.’
‘Maar wat doen we dan?’ vroeg Panda. ‘Geen wonder dat Caine bang is voor die gast. Als-ie dat allemaal kan?’
‘Ik durf te wedden dat hij vier strepen heeft,’ meende Chunk. ‘Ik heb op Coates Benno en Andrew en Frederico van alles zien doen, en die konden dat echt niet. Denk je dat-ie Caine kan verslaan?’
Drake draaide zich om en sloeg Chunk met de rug van zijn vrije hand tegen zijn mond. Toen Chunk achteruit wankelde, deed Drake een stap naar voren en trapte hem in zijn kruis.
Chunk greep zichzelf vast en viel op zijn knieën. Hij jammerde: ‘Waarom doe je dat, man?’
‘Omdat ik het zat ben om de hele tijd naar je te moeten luisteren,’ snauwde Drake. ‘Ik ben al dat gedoe over die gave zat. Je hebt toch gezien wat we met de freaks op Coates hebben gedaan? Wie heeft daarvoor gezorgd, denk je? Al die kinderen met hun stomme zogenaamde gaven, die vuur konden maken en dingen laten bewegen en gedachten lezen en zo. Wie heeft ze één voor één in hun slaap te pakken genomen en knock-out geslagen, en ervoor gezorgd dat ze wakker werden met hun handen in een opdrogend blok beton? Nou, wie denk je?’
‘Jij, Drake,’ zei Panda sussend. ‘Jij hebt ze allemaal te grazen genomen.’
‘Precies. En toen had ik nog niet eens een pistool. Het gaat er niet om wie de gave heeft, stelletje sukkels. Het gaat erom wie er niet bang is. En wie er doet wat gedaan moet worden.’
Chunk krabbelde met behulp van Panda weer overeind.
‘Jullie moeten niet bang zijn voor Sam Temple, en zelfs niet voor Caine, sukkels, maar voor mij,’ zei Drake. ‘Meneertje Flitsvinger daar beneden zal heus niet aankomen op de plek waar hij het tegen Caine kan opnemen. Voor die tijd heb ik hem allang uitgeschakeld.’