Zeventien 169 uur, 18 minuten

‘Ik heb meer pillen nodig,’ riep Cookie met een stem die tot Dahra Baidoos ontzetting nooit zwakker of schor leek te worden.

‘Het is te snel achter elkaar,’ zei Diana voor de honderdduizendste keer in de afgelopen drie dagen.

‘Geef me die pillen!’ loeide Cookie. ‘Het doet pijn. Het doet zo’n ontzettende pijn.’

Dahra drukte haar handen tegen haar oren en probeerde wijs te worden uit het boek dat voor haar lag. Als ze nog internet had gehad, was het waarschijnlijk makkelijk geweest om uit te zoeken wat ze moest doen. Dan had ze gewoon op ‘pijnstiller’, ‘Vicodin’ en ‘overdosis’ gegoogled. Het was een stuk moeilijker om een antwoord te vinden in het dikke, beduimelde Medisch handboek dat iemand voor haar uit de enige artsenpraktijk in Perdido Beach had gehaald.

Het probleem was, onder andere, dat ze maar lukraak alle pijnstillers door elkaar gooide, van Advil tot Vicodin en Tylenol met codeïne. Er stond niets in het boek over hoe je pijn kon bestrijden door een beetje van dit te mengen met een beetje van dat met veel te weinig van alles.

Dahra’s vriendje Elwood hing onderuitgezakt in een stoel te slapen. Hij was een trouwe vriend gebleken – dat wil zeggen, hij was in elk geval bij haar gebleven om haar gezelschap te houden. En hij hielp haar telkens om Cookie op te tillen zodat ze de po onder zijn kont kon schuiven als hij weer eens hoge nood had.

Maar haar vriendje was niet tot alles bereid. Hij weigerde de po schoon te maken. Hij weigerde de trechter vast te houden als de jongen moest plassen.

Dahra had dat wel gedaan. In de drie dagen sinds ze per ongeluk verantwoordelijk was geworden voor dit smerige, donkere, raamloze, vreugdeloze, onderaardse koninkrijk der ellende onder de kerk, had Dahra allerlei dingen gedaan waarvan ze nooit had gedacht dat ze die zou kunnen. Dingen die ze eigenlijk absoluut niet wilde doen, waaronder het geven van insuline-injecties aan een zevenjarig kind met suikerziekte.

Er werd op de deur geklopt en Dahra draaide haar stoel weg van het bureau en de lichtcirkel die op haar vrijwel nutteloze boek viel.

Daar stond Maria Terrafino met een meisje van een jaar of vier.

‘Hoi Maria,’ zei Dahra. ‘Wat hebben we daar?’

‘Sorry dat ik je kom storen,’ zei Maria. ‘Ik weet hoe druk je het hebt. Maar ze heeft buikpijn.’

De twee meisjes omhelsden elkaar. Vóór de FAKZ hadden ze elkaar nauwelijks gekend, maar nu waren ze bijna zussen.

Dahra knielde neer om het meisje in de ogen te kunnen kijken. ‘Hé, meiske. Hoe heet jij?’

‘Ashley.’

‘Goed, Ashley, we gaan even je temperatuur opnemen en kijken wat er aan de hand is. Wil je even hier op de tafel gaan zitten?’

Dahra schoof een schoon plastic hoesje om de thermometer en stopte hem in de mond van het kleine meisje.

‘Je hebt het al aardig onder de knie,’ zei Maria glimlachend.

Opeens begon Cookie te schreeuwen, zo hard en schunnig dat Ashley zich bijna verslikte in de thermometer.

‘Ik heb haast geen pijnstillers meer,’ zei Dahra. ‘Ik weet niet wat ik moet doen. We hebben de hele huisartsenpraktijk al leeggehaald en we krijgen af en toe wat medicijnen die tijdens huiszoekingen zijn gevonden. Maar hij heeft echt ontzettend veel pijn.’

‘Wordt het niet beter? Zijn schouder, bedoel ik?’

‘Nee,’ zei Dahra. ‘Het wordt niet beter. Het enige wat ik kan doen is het schoonhouden.’ Ze keek op de thermometer. ‘Zevenendertig komma één. Dat is heel normaal. Ga maar even liggen, ik wil even iets controleren. Ik ga op je buik drukken. Het kan een beetje kietelen.’

‘Ga je me een prik geven?’ vroeg het meisje.

‘Nee, lieverd. Ik wil alleen even op je buik drukken.’ Dahra duwde met haar vingertoppen vrij hard op de buik van het meisje en trok ze toen plotseling weer weg. ‘Deed dat pijn?’

‘Het kietelde.’

‘Wat doe je?’ vroeg Maria.

‘Kijken of ze blindedarmontsteking heeft.’ Dahra haalde haar schouders op. ‘Veel meer weet ik ook niet, Maria. Als ik “buikpijn” opzoek, krijg ik een ernome waslijst, van constipatie tot maagkanker. Ze moet waarschijnlijk poepen.’ Ze vroeg aan het kleine meisje: ‘Heb je vandaag gepoept?’

‘Ik geloof het niet.’

‘Ik zal haar op de wc zetten,’ zei Maria.

‘Laat haar maar flink wat water drinken. Een paar glazen.’

Maria gaf haar een zacht kneepje in haar hand. ‘Ik weet dat je geen dokter bent, maar het is fijn dat je er bent.’

Dahra zuchtte. ‘Ik probeer dat boek te lezen, maar ik word er vooral bang van. Ik bedoel: er zijn duizenden ziektes waar ik nog nooit van heb gehoord en niet eens aan wil denken.’

‘Ja. Dat kan ik me voorstellen.’

Maria stond te dralen. Dahra vroeg of er nog iets anders was.

‘Moet je horen, eh… dit is wel een beetje raar en zo,’ zei Maria, op een zachtere, vertrouwelijke toon. ‘Maar alles wat ik je vertel…’

‘Ik praat met niemand over wat er hier gebeurt,’ zei Dahra een beetje stijfjes.

‘Dat weet ik. Sorry. Het is niet… Ik schaam me ervoor, zeg maar.’

‘Maria. Ik ben de schaamte allang voorbij. Ik ben ondertussen bij vernederend en walgelijk vies aanbeland, dus ik zal echt niet vreemd opkijken.’

Maria knikte. Ze vlocht haar vingers in elkaar en zei heel vlug: ‘Maar goed, ik slik dus Prozac.’

‘Waarvoor?’

‘Gewoon, voor… eh… voor iets. Maar mijn pillen zijn op. Ik weet dat het niet zo belangrijk is als veel dingen die jij hier doet.’ Ze wierp een snelle blik op Cookie. ‘Maar als ik die pillen niet heb, dan…’ Ze hield plotseling haar adem in en slaakte een zucht die bijna als een snik klonk.

‘Geen probleem,’ zei Dahra. Ze wilde het liefst doorvragen, maar intuïtief voelde ze aan dat ze dat niet moest doen. ‘Ik zal eens kijken wat ik heb. Weet je hoe zwaar jouw pillen zijn?’

‘Eén keer per dag veertig milligram.’

‘Ik moet pissen,’ kreunde Cookie meelijwekkend.

Dahra liep naar de kast waar ze de medicijnen bewaarde. Sommige zaten in grote witte flessen van de apotheek, andere in kleinere, bruine potjes met een schroefdop. En ze had wat proefpakketjes uit de artsenpraktijk.

Elwood werd met een snurk wakker. ‘O, sorry. Ik ben in slaap gevallen.’

‘Hoi Elwood,’ zei Maria.

‘Hm-hmm,’ zei Elwood; hij steunde zijn hoofd in zijn handen en viel weer in slaap.

‘Aardig van hem dat hij bij je blijft,’ zei Maria.

‘Ik heb niks aan hem,’ zei Dahra vinnig. Maar toen zei ze op een wat mildere toon: ‘Maar hij is er in elk geval. Ik denk dat ik je wel een paar pillen van twintig milligram kan geven, dan kun je er twee nemen.’ Ze tikte de capsules in haar handpalm. ‘Hier is genoeg voor een week. Sorry, ik heb geen potje of zo.’

Maria nam de pillen dankbaar aan.

‘Je bent een goed mens, Dahra. Als dit allemaal voorbij is, als we groot zijn, zeg maar, dan kun je wel dokter worden.’

Dahra lachte bitter. ‘Dat is hierna wel het laatste wat ik wil worden.’

Plotseling werden de deuren van het ziekenhuis opengeduwd. De twee meisjes draaiden zich snel om en zagen Bette met de bobbels. Ze strompelde met haar rechterhand tegen haar hoofd gedrukt naar binnen. ‘Mijn hoofd doet pijn,’ zei Bette. Ze brabbelde zo dat ze haar nauwelijks konden verstaan. Haar linkerarm hing slap en levenloos langs haar zij. Haar linkerbeen sleepte terwijl ze nog een paar stappen dichterbij kwam.

Dahra rende naar Bette toe om haar op te vangen toen ze in elkaar zakte.

‘Elwood, wakker worden,’ riep Dahra.

Dahra, Elwood en Maria droegen en trokken Bette naar de tafel waar Ashley was onderzocht.

‘Ik moet nu poepen,’ zei Ashley.

‘Help me, ik heb meer pillen nodig!’ brulde Cookie.

‘Stil!’ schreeuwde Dahra. Ze legde haar handen over haar oren en kneep haar ogen dicht. ‘Iedereen stil.’

Bette zat nu op de tafel en fluisterde: ‘Het spijt me.’ Het klonk als ‘Hh ssfij we.’

‘Ik had het niet tegen jou, Bette,’ zei Dahra verontschuldigend. ‘Ga maar even liggen.’ Dahra keek naar Bettes gezicht en zei tegen Elwood: ‘Geef me het boek.’

Ze legde het Medisch handboek open op Bettes buik en begon snel door de inhoudsopgave te bladeren.

‘Mn ooff zoe fijn,’ zei Bette. Ze tilde haar goede arm op en legde haar hand op de bloederige bult aan de zijkant van haar hoofd.

‘Heeft iemand je geslagen, Bette?’ vroeg Elwood.

Bette leek in de war te raken van die vraag. Ze fronste alsof het een onbegrijpelijke vraag was en kreunde van pijn.

‘De ene helft van haar lichaam doet het niet goed,’ zei Dahra. ‘Kijk maar hoe haar mondhoek hangt. En haar ogen. Ze zijn niet hetzelfde.’

‘Mmn ooff zoe eel eg fijn,’ kreunde Bette.

‘Volgens mij zegt ze dat haar hoofd pijn doet,’ zei Maria. ‘Wat moeten we doen?’

‘Ik weet het niet, zal ik gewoon haar hoofd even opensnijden om te kijken of ik er iets aan kan doen?’ Dahra’s stem klonk schril. ‘Dan opereer ik daarna Cookie even. Geen probleem. Ik heb dat stomme boek toch?’ Ze greep het boek en gooide het door de kamer. Het gleed over het glimmende linoleum.

Dahra probeerde een paar keer diep adem te halen. Ashley, het kleine meisje, was aan het huilen. Maria keek Dahra aan alsof ze gek was geworden. Cookie wisselde zijn geroep om pillen af met geroep dat hij moest pissen.

‘Zzog fo mn bwoefzje,’ zei Bette. Ze greep Maria’s arm beet. ‘Mn zzieke bwoefzje.’

Bettes gezicht vertrok van pijn. En toen ontspande haar uitdrukking.

‘Bette,’ zei Dahra.

‘Bette. O nee, niet doen, Bette.’

‘Bette,’ fluisterde Dahra.

Ze legde twee vingers in Bettes hals.

‘Wat zei ze?’ vroeg Elwood.

Maria gaf antwoord. ‘Volgens mij vroeg ze of we voor haar broertje wilden zorgen.’

Dahra haalde haar vingers van Bettes hals. Ze streelde over het gezicht van het meisje, een langzame afscheidsgroet.

‘Is ze…’ Maria kon haar vraag niet afmaken.

‘Ja,’ fluisterde Dahra. ‘Ze had waarschijnlijk ook een bloeding in haar hoofd, niet alleen aan de buitenkant. Degene die haar op haar hoofd heeft geslagen, heeft haar vermoord. Elwood, ga Edilio ophalen bij de brandweerkazerne. Zeg maar tegen hem dat we Bette moeten begraven.’

‘Ze is nu bij God,’ zei Maria.

‘Ik weet niet zeker of er wel een God is in de FAKZ,’ zei Dahra.

Ze begroeven Bette om één uur ’s nachts naast de vuurmaakster op het plein. De lijken konden nergens opgebaard of afgelegd worden voor ze het graf in gingen.

Edilio groef het gat met zijn graafmachine. De geluiden van de zwoegende motor en de plotselinge schokken van de laadschop klonken vreselijk hard en vreselijk ongepast.

Sam was er, samen met Astrid en Kleine Pete, Maria, Albert, die uit de McDonald’s was gekomen, Elwood, die in plaats van Dahra was gekomen omdat zij bij Cookie moest blijven, en de tweeling Anna en Emma. Bettes negenjarige broertje was er ook, en stond met Maria’s arm om zich heen te snikken. Quinn had ervoor gekozen de begrafenis niet bij te wonen.

Sam en Edilio hadden Bettes lichaam uit de kelder van de kerk naar het plein gedragen, een meter of vijftien.

Ze konden geen voorzichtige of waardige manier verzinnen om Bette in het gat te laten zakken, dus rolden ze haar er uiteindelijk maar gewoon in. Het klonk als een vallende rugzak.

‘We moeten iets zeggen,’ opperde Anna. ‘Misschien wat dingen die we ons over Bette kunnen herinneren.’

Dus dat deden ze, en ze vertelden de paar verhalen die ze nog wisten. Niemand was echt goed bevriend geweest met haar.

Astrid begon het Onzevader op te zeggen. ‘Onze Vader die in de hemel zijt, Uw naam worde geheiligd.’ Kleine Pete zei het samen met haar op – het waren meer woorden dan iemand hem ooit had horen zeggen. De anderen, behalve Sam, deden ook mee.

Toen wierpen ze om de beurt een schop vol aarde over Bette heen en keken vervolgens toe hoe Edilio het karwei met zijn graafmachine afmaakte.

‘Ik zal morgen een kruis voor haar maken,’ zei Edilio toen hij klaar was.

Terwijl de ceremonie werd afgerond, kwamen Orc en Howard als twee spoken uit de mist tevoorschijn en bleven even staan kijken. Niemand zei iets tegen hen. Na een paar minuten verdwenen ze weer.

‘Ik had haar nooit naar huis mogen laten gaan,’ zei Sam tegen Astrid.

‘Je bent geen dokter. Hoe had jij moeten weten dat ze een inwendige bloeding had? En dan nog, wat had je daaraan kunnen doen? De vraag is wat we nú gaan doen.’

‘Wat wil je doen?’ vroeg Sam.

‘Orc heeft Bette vermoord,’ zei Astrid vlak. ‘Misschien was het geen opzet, maar het blijft moord.’

‘Ja. Hij heeft haar vermoord. Dus wat wil je dat er gedaan wordt?’

‘We kunnen in elk geval eisen dat er iets aan Orc gedaan wordt.’

‘En van wie moeten we dat dan eisen?’ vroeg Sam. Hij ritste zijn jas dicht. Het was koud. ‘Wil je bij Caine gerechtigheid gaan eisen?’

‘Retorische vraag,’ merkte Astrid op.

‘Is dat een vraag waarop ik geen antwoord van jou verwacht?’

Astrid knikte. Ze zwegen allebei een tijdje. Maria en de tweeling liepen met Bettes broertje achter hen aan terug naar de crèche.

Elwood zei tegen niemand in het bijzonder: ‘Ik weet niet of Dahra dit nog erg lang volhoudt.’ Toen rechtte hij zijn schouders en marcheerde terug naar het ziekenhuis.

Edilio kwam bij Sam en Astrid staan. ‘Dit kan niet iets zijn wat gewoon gebeurd is,’ zei hij. ‘Dat kan niet! Als we dit laten gebeuren, waar houdt het dan op? We kunnen elkaar toch niet zo in elkaar gaan slaan dat er mensen doodgaan?’

‘Heb je een voorstel?’ vroeg Sam kil.

‘Ik? Ik ben de gastarbeider, weet je nog? Ik kom hier niet vandaan, ik ken deze mensen niet eens. Ik ben ook geen genie, en ik heb ook geen bijzondere krachten, man.’ Hij schopte hard tegen de aarde, alsof het iets was wat hij pijn wilde doen. Hij leek nog iets anders te willen zeggen maar beet op zijn lip, draaide zich om en beende weg.

Sam zei: ‘Caine heeft Drake, Orc, Panda en Chaz, en ik hoorde dat Hamer er ook weer bij hoort. En dan nog een stuk of zes jongens.’

‘Ben je bang voor ze?’ vroeg Astrid.

‘Ja, Astrid, ik ben bang voor ze.’

‘Nou, goed dan,’ zei ze. ‘Maar je was ook bang om een brandend gebouw in te gaan.’

‘Je snapt het niet, hè?’ vroeg Sam zo fel dat Astrid een stap achteruit deed. ‘Ik weet heus wel wat je wilt. Ik weet wat jij en een stel andere mensen willen. Je wilt dat ik de anti-Caine word. De manier waarop hij de situatie aanpakt staat je niet aan en je wilt dat ik hem de deur uit schop. Nou, ik zal je eens wat vertellen: zelfs als ik dat allemaal zou kunnen, zou ik het niet beter doen dan hij.’

‘Je vergist je, Sam. Jij bent…’

‘Die avond, hè, toen ik mijn gave voor het eerst gebruikte, toen ik mijn stiefvader verwondde, hoe dacht je dat ik me toen voelde?’

‘Verdrietig. Berouwvol.’ Astrid keek naar zijn gezicht, alsof ze het antwoord daar misschien af kon lezen. ‘En bang, waarschijnlijk.’

‘Ja. Dat allemaal. En nog iets anders ook.’ Hij hield zijn hand op nog geen tien centimeter van haar neus en balde zijn vingers in een strakke vuist. ‘Ik voelde ook een kick, Astrid. Een kick. Ik dacht: ongelofelijk, kijk eens wat een macht ik heb. Kijk eens wat ik kan. Een gigantische, waanzinnige kick.’

‘Macht corrumpeert,’ zei Astrid zacht.

‘Ja,’ zei Sam sarcastisch. ‘Dat heb ik ook wel eens gehoord.’

‘Macht corrumpeert, en absolute macht corrumpeert absoluut. Ik weet niet meer wie dat gezegd heeft.’

‘Ik maak een heleboel fouten, Astrid, en díé fout wil ik niet maken. Ik wil die jongen niet zijn. Ik wil Caine niet zijn. Ik wil…’ Hij spreidde zijn armen in een hulpeloos gebaar. ‘Ik wil gewoon surfen.’

‘Jij wordt niet corrupt, Sam. Jij zou dat soort dingen nooit doen.’ Hij had een stap naar achteren gedaan. Zij kwam naar voren om de afstand tussen hen te verkleinen.

‘Hoe weet je dat zo zeker?’

‘Om twee redenen. Ten eerste zit het niet in je karakter. Natuurlijk kreeg je een kick van het machtsgevoel. En vervolgens heb je dat weggeduwd. Je hebt het niet aangegrepen, je hebt het weggeduwd. Dat is de eerste reden. Jij bent jij, niet Caine of Drake of Orc.’

Sam wilde het met haar eens zijn, het van haar aannemen, maar hij had het gevoel dat hij wel beter wist. ‘Wees daar maar niet zo zeker van.’

‘En de tweede reden is: je hebt mij,’ zei Astrid.

‘Is dat zo?’

‘Ja.’

Dat liet de woede en frustratie uit hem weglopen alsof iemand een stop eruit had getrokken. Heel even staarde hij wezenloos in haar ogen. Ze was heel dichtbij. Zijn hart begon harder te bonken, het trilde door zijn hele lijf.

Ze stonden maar een paar centimeter bij elkaar vandaan. Hij kwam nog iets dichterbij en stopte toen.

‘Ik kan je niet kussen als je kleine broertje staat te kijken,’ zei hij.

Astrid deed een stap naar achteren, pakte Kleine Pete bij zijn schouders en draaide hem om zodat hij de andere kant op keek.

‘En nu dan?’