Zesentwintig 126 uur, 10 minuten
Sam zwom zo snel hij kon en legde zijn hand algauw op het dolboord van de Boston Whaler. Quinn trok hem aan boord. Erop en erover; hij viel en rolde de boot in.
Hij stond in een fractie van een seconde overeind en zag de grote speedboot, een zogenoemde go fast met een spitse, heel lange boeg, op hen afkomen. De boot was nog maar vijfhonderd meter bij hen vandaan en veroorzaakte een gigantische boeggolf. Aan het roer stond een jongen die Sam van deze afstand niet kon herkennen. Naast hem stonden Howard en Orc, die zich vastgrepen alsof hun leven ervan afhing. Geen Drake.
‘We kunnen ze nooit te snel af zijn,’ zei Quinn.
De adrenaline scheen Edilio’s maag weer tot rust gebracht te hebben. ‘Misschien wel. We weten het pas als we het proberen.’
‘Nee, Quinn heeft gelijk,’ zei Sam. ‘Astrid, hou Kleine Pete vast.’ Edilio haalde met twee razendsnelle handen de lus touw binnen. Ze konden het niet in het water laten drijven, want dan zou het in de schroef verstrengeld kunnen raken.
Zodra het touw binnenboord was, gaf Sam gas en vermeerderde snel vaart langs de muur. De boot van Orc maakte een bocht om achter hen aan te gaan.
Astrid greep haar kleine broertje vast, gluurde over de reling en gilde: ‘Hij achtervolgt ons, hij probeert ons niet af te snijden.’
Het duurde even voor Sam begreep wat ze bedoelde. Met eenandere hoek had de speedboot hen kunnen afsnijden om hun zo de weg te versperren. Maar daar had de stuurman niet aan gedacht.
Bijna te laat draaide de bestuurder van de speedboot naar rechts in een poging achter Sam te komen, maar hij nam de bocht slordig en de boot ging te hard. De speedboot schoof met de zijkant langs de muur, met een opvallend harde, doordreunende knal. Vervolgens, toen de schroef weer op gang kwam, schoot de speedboot naar voren en haalde de Whaler in.
‘Hou je vast,’ waarschuwde Sam.
De golf die de bocht van de speedboot had veroorzaakt sloeg over de Whaler heen en smeet de kleinere boot tegen de muur. Sam wankelde maar bleef staan, terwijl zijn blote voeten wanhopig houvast zochten op het angstaanjagend hellende dek.
De Boston Whaler sloeg niet om, en zodra de schroef weer in het water lag vermeerderde hij vaart. Ze schoten naar de rechterkant van de speedboot, zo dichtbij dat Sam zijn arm had kunnen uitsteken om Howard een high five te geven.
Nu voer de Whaler in volle vaart vooruit, steeds verder bij het land vandaan, en stuiterde van golf op golf terwijl de muur links van hen voorbijvloog,
Maar de speedboot was veel sneller en zodra de bestuurder van de schrik bekomen was, scheurde hij achter Sam aan, zodat hij al snel in zijn kielzog voer.
‘Stoppen, mongool,’ brulde Orc tegen Sam.
Sam besloot dat bevel naast zich neer te leggen. Zijn gedachten raasden. Hoe kon hij ontsnappen? Zijn boot was langzamer. Hij was wendbaarder, maar veel langzamer. En de speedboot was zoveel groter, zoveel zwaarder – hij kon de Boston Whaler zo overvaren.
‘Als je niet stopt, varen we over je heen,’ riep Orc weer.
‘Doe niet zo dom, Sammetje,’ gilde Howard met een veel hogere stem, die nauwelijks te horen was boven het gebrul van de motoren en het ruisende water uit.
Plotseling stond Astrid naast hem. ‘Sam. Denk je dat je iets kunt doen?’
‘Misschien. Ik heb een idee.’
Op een gespannen fluistertoon zei ze: ‘Bedoel je…’
‘Ik weet niet hoe ik dat moet doen, Astrid, het gebeurt gewoon. En dit is niet echt het moment om even aan Yoda te gaan vragen hoe ik mijn krachten moet gebruiken.’
Edilio was er ook bij komen staan. ‘Heb je een plan, Sam?’
‘Geen góéd plan.’
Sam pakte de draagbare radio die naast de gashendel lag. Hij drukte de knop in. ‘Sam hier, ontvangen jullie mij? Over.’
Toen hij achterom keek, zag hij de verbaasde blik op Howards gezicht. Ja, ze ontvingen hem. Howard pakte zijn radio en fronste zijn wenkbrauwen.
Sam bracht de radio weer naar zijn mond. ‘Je moet die knop indrukken, Howard,’ zei hij. ‘Als je klaar bent zeg je “over” en laat je de knop los. Over.’
‘Jullie moeten stoppen,’ zei Howard, en zijn stem werd verscherpt door de blikkerige ontvanger. ‘O ja, over.’
‘Ik ben bang dat we dat niet zullen doen, Howard. Drake heeft geprobeerd om Astrid te vermoorden. En jij en Orc hebben mij bijna vermoord. Over.’
Daar was Howard even een minuutje zoet mee, terwijl hij ondertussen een goede leugen probeerde te bedenken. ‘Maak je maar geen zorgen, Sammy. Caine is van gedachten veranderd. Hij zegt dat als jullie je netjes gedragen, hij jullie allemaal zal vrijlaten. Over.’
‘Tuurlijk. Ik geloof je echt,’ zei Sam.
Sam manoeuvreerde de boot nog dichter naar de muur toe. Ze waren er nu zo dichtbij dat hij hem had kunnen aanraken.
Hij drukte de knop van de radio weer in. ‘Als jullie me proberen te overvaren, zouden jullie wel eens tegen de muur kunnen botsen,’ waarschuwde Sam. ‘Over.’
Het was even stil. Toen hoorde hij een nieuwe stem, zwak maar nog wel verstaanbaar, hoogstwaarschijnlijk van een radio op het vasteland. ‘Grijp hem,’ beval de stem. ‘Grijp hem, anders hoeven jullie niet meer terug te komen.’
Caine. Hij gebruikte de radio waarmee hij contact met Drake en de crèche en de brandweerkazerne onderhield.
Howard zei: ‘Zeg Caine, Astrid en die debiel zijn er ook bij. En Quinn.’
‘Wat? Hebben ze Astrid bij zich?’
Sam gaf antwoord, en hij genoot van het moment, ook al zou de triomf waarschijnlijk maar van korte duur zijn. ‘Inderdaad, Caine. Je psychopaatje heeft je laten zitten.’
‘Grijp ze allemaal,’ commandeerde Caine.
‘En als ze de gave gebruiken?’ jammerde Howard.
‘Als ze de gave konden gebruiken, hadden ze dat allang gedaan,’ zei Caine met een zelfgenoegzame grijns die zelfs via de radio doorkwam. ‘Geen smoesjes: schakel ze uit. Over en uit.’
Astrid zei: ‘Sam, als je het kunt, moet je het doen.’
‘Wat doen?’ vroeg Edilio. ‘O. Dat ene?’
De radio begon weer te kraken. Howard zei: ‘Ik tel terug vanaf tien, Sammy. Dan rammen we je boot en varen we over je heen. Het kan ook anders, maar we hebben geen keus. Dus… tien.’
‘Edilio, jij en Astrid en Kleine Pete, liggen. Quinn, jij ook.’
‘Negen.’
Edilio trok Astrid naast zich neer en ging plat in de boot liggen, met Kleine Pete tussen hen in.
‘Acht.’
‘Ik mag hopen dat je een goed plan hebt bedacht, gast,’ zei Quinn. Maar hij dook desondanks naast Astrid in elkaar.
‘Zeven. Zes.’
De boeg van de go fast torende als een gigantisch rood kapmes boven de achtersteven van de Whaler uit, en hakte zich op en neer stuiterend een weg naar hen toe. Het gebrul van de drie motoren weerkaatste tegen de muur, die het geluid vervormde en versterkte.
‘Vijf.’
Hij had een plan bedacht. Maar dat grensde wel aan zelfmoord.
‘Vier.’
‘Iedereen klaar?’
‘Waarvoor?’
‘Drie.’
‘Hij gaat ons rammen.’
‘Is dat je plan?’ riep Quinn schril.
‘Twee.’
‘Zo ongeveer,’ zei Sam.
‘Eén.’
Sam hoorde de twee motoren van de speedboot aanzwellen. De rode vleesmesboeg schoot naar voren. Het zag eruit alsof iemand een raket achter op hun boot had vastgemaakt.
Sam zette de gashendel van de Whaler in z’n vrij en liet de linkerkant van de boot langs de FAKZ-muur schrapen.
De Whaler ging opeens veel langzamer.
‘Hou je vast!’
Hij hurkte in elkaar in de natte kuip, greep het roer met één hand vast, bewoog het met een ruk naar rechts en hield het toen weer stil. Hij sloeg zijn vrije arm over zijn hoofd en zette zich schreeuwend schrap.
De Boston Whaler vertraagde.
De speedboot niet.
De lange, messcherpe voorsteven schoof links over de achterkant van de Boston Whaler.
Ze hoorden het geknars van gebroken fiberglas. De klap sloeg Sam weg bij het roer. De achtersteven van de Whaler zakte omlaag en opeens lagen ze samen met de hele boot onder water. Sam schreeuwde zijn mond vol water, schreeuwde en worstelde om niet in de schroeven gezogen te worden die de zee een millimeter boven zijn hoofd geselden.
De speedboot, felrood en doodswit, hield het zonlicht tegen, als een mes dat de kleinere boot doormidden sneed. De twee grote buitenboordmotoren gierden.
Maar het lukte de go fast niet om de kleinere boot helemaal te verpletteren. Omdat hij de Whaler schuin ramde, vloog de speedboot de lucht in als een stuntauto die een schans op rijdt. Hij tolde door de lucht en knalde met de bovenkant tegen de muur; het windscherm werd aan diggelen geslagen en de reling kreukelde in elkaar.
De speedboot kwam hard met zijn zijkant weer op het water terecht, zes meter voor de Boston Whaler. Hij maakte een platte duik en zonk zo diep dat Sam even dacht dat hij misschien onder water zou blijven, maar toen kwam hij als een onderzeeboot weer boven en klapte recht.
De Whaler was er slecht aan toe. De achterkant was vermorzeld, de linkerreling was verdwenen, de buitenboordmotor zat scheef, maar nog wel vast. Er was een groot stuk fiberglas uit de boeg geslagen. Er stond zestig centimeter klotsend water in de kuip. Het bedieningspaneel was naar voren en opzij verbogen, zodat het roer nu scheef stond en de gashendel er los bij hing. De motor was volgelopen met water en had er sputterend de brui aan gegeven.
Maar Sam was ongedeerd.
‘Astrid!’ riep hij, doodsbang toen hij haar niet meteen in het oog kreeg. Kleine Pete was alleen en staarde voor zich uit, bijna alsof dit in elk geval eindelijk echt tot hem doordrong.
Quinn en Edilio sprongen overeind en bogen zich over de achterkant, waar Astrids slanke hand zich aan de reling vasthield. Ze trokken haar aan boord, half verdronken en met een bloedende snee in haar been.
‘Leeft ze nog?’
Edilio knikte, hij zat nog te vol water om antwoord te kunnen geven.
Sam draaide de sleutel om en hoopte. De grote buitenboordmotor brulde. De hendel wilde niet meegeven, hij zat vast, maar door uit alle macht te duwen kreeg hij hem toch vooruit. Het scheve roer draaide nog.
De speedboot lag vlak voor hen stil. Orc lag schreeuwend van woede in het water. Howard was driftig op zoek naar een reddingsvest, terwijl de stuurman de motoren weer aan de praat probeerde te krijgen. Helaas leek het erop dat de motoren niet beschadigd waren.
Het was nu of nooit.
Met verwoede vingers maakte Sam het touw om zijn enkel los en klemde het losse eind tussen zijn tanden. Hij sprong in het water en zwom de paar meter van de Whaler naar de speedboot.
‘Hij komt hierheen. Zijn boot zinkt,’ riep de stuurman van de speedboot, die het verkeerd interpreteerde.
Maar Howard wist wel beter. ‘Hij is iets van plan.’
Sam dook onder water. Het moest nu gebeuren, voordat de stuurman de motoren weer aan de praat kreeg. Als de schroeven begonnen te draaien, zou het te laat zijn en was de kans groot dat Sam zijn vingers of zelfs zijn hele hand kwijtraakte.
Het water duwde Sam omhoog maar hij deed zijn uiterste best om onder de boot te blijven. Hij tuurde door het kolkende water terwijl zijn vingers rondtastten naar… daar. Dat was alvast één schroef.
Hij sloeg het nylon koord om de rechterschroef en knoopte het zo stevig mogelijk vast. Vervolgens bewoog hij zich naar links en blies het laatste beetje lucht uit zijn longen zodat hij onder water kon blijven.
Hij hoorde dat het sleuteltje werd omgedraaid, de boot werd gestart. Eén beweging van de vingers van de stuurman en…
De motor sloeg aan. Sam duwde zich in paniek naar achteren.
De twee schroeven begonnen met een schok te draaien. Toen liep de rechter vast, de linker wentelde nog even door en stopte toen ook.
Met zijn laatste krachten wond Sam het touw om de linkerschroef, zette zich af tegen de achtersteven en kwam een meter verderop weer boven voor een snelle hap lucht.
Hij hoorde hoe de motoren weer aangezet werden en opnieuw vastliepen.
De stuurman van de speedboot kreeg nu in de gaten wat er was gebeurd, en Howard stond bij de achtersteven boze dreigementen te schreeuwen.
Sam draaide zich om en begon hard naar de Whaler te zwemmen, die tegen de muur dobberde.
‘Sam.’ Astrid schreeuwde naar hem. ‘Achter je.’
De klap kwam uit het niets.
Zijn hoofd tolde. Zijn ogen zagen niet scherp meer. De spieren in zijn armen en benen werden slap.
Hij had dit al eens eerder meegemaakt. Het voelde precies als die keer dat hij van zijn surfplank was gevallen en er vervolgens een klap van had gekregen. Ergens in zijn achterhoofd wist hij wat hij moest doen: niet in paniek raken en even een paar seconden de tijd nemen om zijn hoofd weer helder te krijgen.
Maar dit was geen surfplank. Voor de tweede keer kreeg hij een klap, die hem net niet op zijn hoofd maar op zijn sleutelbeen raakte.
De felle pijn hielp hem zich te concentreren.
Hij zag hoe Howard de aluminium boothaak optilde voor een derde mep, en dit keer kon Sam hem makkelijk ontwijken. Toen de boothaak op het water sloeg, dook Sam ernaartoe en ging er met al zijn gewicht aan hangen.
Howard verloor zijn evenwicht en Sam trok. Howard liet de haak los en viel met zijn borst op een van de motoren.
Opnieuw wilde Sam naar de Whaler zwemmen, maar het was al te laat. Orc dreef naast hem en terwijl één reuzenhand hem in zijn nek greep, stompte de andere hem in zijn gezicht.
Orcs vuist raakte eerst het water en toen pas Sams neus, waardoor hij afgeremd werd, maar de klap was nog steeds duizelingwekkend.
Sam maakte zich klein en trapte met zijn beide benen zo hard hij kon in Orcs maag. Ook zijn schop werd afgeremd door de weerstand van het water, maar Sam werd wel naar voren geduwd, en Orc naar achteren.
Sam kon beter zwemmen, maar Orc was sterker. Terwijl Sam probeerde weg te komen, greep Orc de bovenkant van Sams korte broek vast en hield hem stevig vast.
Howard was ondertussen weer overeind gekrabbeld en schreeuwde Orc lovende aanmoedigingen toe. Ze vochten nu recht onder de boeg van de Boston Whaler. Sam maakte een achterwaartse koprol, zette zijn blote voeten tegen de romp en duwde zichzelf onder water. Hij hoopte dat Orc in paniek zou raken als hij onder water werd getrokken en hem dan zou laten gaan. Het werkte, en Sam was weer los. Hij was los, maar zat wel vast tussen de FAKZmuur en de boeg van de boot.
Orcs gezicht was angstaanjagend vertrokken van woede. Hij kwam recht op Sam af, en Sam had geen andere keus. Hij wachtte op Orc, greep zodra hij erbij kon diens shirt vast, draaide zich om en maakte gebruik van Orcs eigen kracht om de bullebak met zijn gezicht naar voren tegen de muur te duwen.
Orc gilde. Hij zwaaide wild met zijn armen en schreeuwde opnieuw.
Sam trapte zich naar achteren door Orcs lijf als springplank te gebruiken. Door de trap werd Orc met de zijkant van zijn lichaam tegen de muur geduwd, en hij loeide als een stervende stier.
Sam zwom weg, greep het dolboord aan de stuurboordkant beet en hield zich stevig vast.
‘Edilio. Varen.’
Edilio duwde de gashendel naar voren terwijl Sam zichzelf met behulp van Astrid en Quinn aan boord trok.
Orc schreeuwde onsamenhangende, half verdronken verwensingen vanuit het water. Howard probeerde hem eruit te trekken, en de stuurman van de speedboot was in shock en leek niet te weten wat hij moest doen.
Het touw was stevig vastgeknoopt aan de klamp. De klamp zou het nooit houden, maar met een goede, felle ruk konden ze wellicht in elk geval een van de vastgelopen schroeven om zeep helpen.
Edilio stuurde de Whaler weg van de muur en zei: ‘Pas op voor het touw, Sam.’
De waarschuwing kwam net op tijd, want het slappe touw werd strakgetrokken en schoot omhoog uit het water – met Sams arm er bijna tussen.
De Whaler schokte en de klamp werd uit de boot getrokken. Maar de schroeven van de speedboot waren onbruikbaar geworden.
‘Zo, dat was echt heftig,’ zei Edilio lachend.
‘Je bent zeker wel over je zeeziekte heen?’
De radio begon te kraken en ze hoorden Howards vertrouwde, jammerende stem, die nu bang en gedempt klonk. ‘Howard hier. Ze zijn ontsnapt.’
De zwakke stem van het vasteland antwoordde: ‘Het zal ook eens niet.’
Toen Howard weer. ‘Onze boot is kapot.’
‘Sam,’ zei Caine. ‘Als je me kunt horen, broertje van me: ik vermoord je.’
‘Broertje? Waarom noemt hij je “broertje”?’ vroeg Astrid.
‘Lang verhaal.’
Sam glimlachte. Ze hadden nu tijd zat om verhalen te vertellen. Het was ze gelukt. Ze waren ontsnapt. Maar het was geen echte overwinning.
Want ze konden niet naar huis.
‘Goed,’ zei Sam. ‘We moeten dus vluchten.’
Hij pakte het roer en zette koers langs de lange, gebogen muur. Astrid ontdekte een fles waar de bovenkant van af was geknipt en begon aan een lange klus: het leeghozen van de boot.