Hoofdstuk 11

 

 

 

Woensdag, 16 juli, 19.00 uur

 

Tara was in een ruk doorgereden van Cadence naar Sable Point. Ze had gedacht dat ze er ongeveer drie uur over zou doen, maar het had haar meer dan zeven uur gekost.

Dat was onder andere te wijten aan het drukke verkeer en de bruggen waarvoor ze had moeten wachten.

Bij de laatste brug had ze een halfuur stilgestaan, totdat de laatste boot eindelijk voorbij was gevaren. Terwijl ze had gekeken naar de witte zeilen die klapperden in de aantrekkende wind, waren haar gedachten afgedwaald naar Alex.

Tegen de tijd dat ze bij Sable Point aankwam, pakten donkere wolken zich samen. Er was storm op komst.

Sable Point was weinig meer dan een vervallen vissersdorpje. Het lag niet erg voor de hand dat de verwende Kit Westgate dit als haar toevluchtsoord had gekozen.

Als haar theorie echter juist was, dan was Kit eigenlijk Brenda, en die was wel gewend aan een dergelijke omgeving.

De sjofele, verweerde gebouwen van Sable Point hadden lang niet zoveel charme als de opgeknapte huizen in Cadence. Er waren geen schilderachtige oude kroegjes en kleine restaurantjes. Het was een troosteloos stadje, dat er alles aan leek te doen om ervoor te zorgen dat mensen van buiten zich hier niet thuis voelden.

Tara had het gevoel dat ze op een andere planeet was beland. Ze stopte voor het enige stoplicht van het stadje, dat wild heen en weer zwaaide in de wind. Iets verderop zag ze licht branden achter het raam van een klein restaurant dat aan een motel vastzat. Ze parkeerde haar auto voor de deur en keek door haar raampje naar het enigszins krakkemikkig ogende houten gebouw. De ooit witte verf bladderde van de muren, en er hing een neonreclame voor het beslagen raam.

Binnen waren banken en tafels, maar er zaten geen mensen. Al met al zag het er niet erg aanlokkelijk uit, maar ze snakte naar een kop koffie en iets te eten. Ze pakte haar tas en rende tussen de eerste regendruppels door naar binnen.

Binnen was het nog veel treuriger. Het rode vinyl van de zitjes was op vele plekken gescheurd en op provisorische wijze gerepareerd met plakband. De muren waren behangen met honderden vergeelde zwart-witfoto’s. Uit een oude radio klonk met veel ruis het nieuws, en er hing een misselijkmakende lucht van te lang gekookte bonen.

Er was geen levend wezen te bekennen.

‘Hallo?’ riep Tara, zich afvragend of de tent wel open was.

Een oude vrouw duwde de klapdeuren achter de bar open. Ze was lang, maar liep met hangende schouders, en haar grijze piekerige haren zaten in een dun staartje. Met een afkeurende blik keek ze naar Tara. ‘Wat wil je?’

Dat was nog eens een hartelijk welkom, dacht Tara. ‘Koffie en iets te eten,’ antwoordde ze kortaf.

‘Ga dan maar zitten,’ gromde de vrouw, en ze haalde een vettige menukaart onder de toonbank vandaan.

Zorgvuldig koos Tara de bank met de minste stukken plakband. Ze had geen zin in een winkelhaak in haar dunne broek.

De vrouw bracht haar een grote beker met dampende koffie, een lepel en een zilverkleurig kannetje met koffieroom. ‘De koffie is vers, hoor,’ zei ze nors. ‘Ik heb hem net vijf minuten geleden gezet.’

‘Bedankt.’

De vrouw bleef staan. ‘Wat kom je hier doen?’

Tara aarzelde. ‘Ik ben gekomen om met Bess Conway te praten,’ zei ze ten slotte.

Achterdochtig keek de oude vrouw haar aan. ‘Waarom?’

‘Ik wil haar gewoon een paar dingen vragen,’ antwoordde Tara, een slokje van haar koffie nemend.

‘Wat wil je weten?’

‘Dat is persoonlijk,’ zei ze koel. ‘Het gaat om familiezaken.’

‘Bess heeft anders helemaal geen familie,’ merkte de vrouw op. ‘Ze bemoeit zich verder ook met niemand. We zien haar bijna nooit in de stad.’

Een vrouw die zich schuilhield zou inderdaad niet erg haar best doen om nieuwe vrienden te maken…

‘Kunt u me vertellen waar ze woont?’

‘Ze woont aan de oostkant van het schiereiland, in het huisje bij de vuurtoren. Als je de hoofdweg door de stad volgt, rij je er zo op af. Het kan niet missen.’

‘Is er dan een vuurtoren?’ vroeg Tara verbaasd.

‘Nee, die is al meer dan honderd jaar geleden verdwenen in een storm. Het huisje dat erbij hoorde, staat er nog wel. Daarom heet het het vuurtorenhuisje.’

‘Aha.’

‘Je kunt beter wachten tot morgenochtend. Er komt een flinke storm aan, en de weg naar het huisje is erg steil. Dat kan nog best gevaarlijk worden. Ik heb nog wel een paar kamers vrij.’

‘Ik ga toch maar,’ zei Tara. ‘Ik heb een heel eind gereden en ik wil erg graag met haar praten.’

‘Ze gaat heus nergens naartoe, hoor,’ zei de vrouw met een akelig giecheltje. ‘Iedereen blijft zitten waar hij zit totdat de storm voorbij is.’

Het was erg frustrerend om zo dicht bij Bess te zijn en dan niet met haar te kunnen praten. Maar buiten huilde de wind, en de regen kletterde tegen de ramen. Of ze het leuk vond of niet, ze zou moeten wachten. ‘Waar kan ik inchecken?’

‘Om de hoek van het gebouw. Mijn broer regelt dat.’

Tara had weinig zin om weer naar buiten te gaan, dus bestelde ze eerst nog een koffie en een broodje. Terwijl ze zat te wachten, luisterde ze haar voicemail af.

Er waren berichten van Roxie en Miriam, maar niet van Kirkland. Ze wist niet of ze opgelucht of teleurgesteld was.

Nadat ze haar broodje had weggespoeld met een paar bekers koffie, reed ze om het gebouw heen naar de receptie.

Achter de balie zat een man met zijn rug naar haar toe naar een spelletjesprogramma op een kleine tv te kijken.

Er hing een enge sfeer in het motel, en ze moest even denken aan de film Psycho, van Alfred Hitchcock. Huiverend dacht ze aan de scène waarin de vrouw, die in haar eentje in een hotel verblijft, door Norman Bates, de eigenaar van het hotel wordt doodgestoken onder de douche. ‘Ik wil graag een kamer,’ zei ze, het nare beeld van zich afzettend.

De man draaide zich om. Over de rand van zijn leesbril keek hij haar enigszins verstoord aan. ‘Wat kom jij hier in vredesnaam op dit tijdstip doen?’

‘Ik ben gekomen om een ver familielid van me te bezoeken. Bess Conway.’

‘Ik wist niet dat ze familie had,’ zei hij nors.

‘Ik hoorde al dat ze nogal op zichzelf is,’ zei ze monter. ‘Kan ik een kamer krijgen?’

‘Ja hoor, je kunt zelfs kiezen.’

Ze vulde het formulier in dat hij haar toeschoof. ‘Er komen hier niet veel toeristen, hè?’

‘We hebben in de zomer wel eens een paar vogelaars en een enkele verdwaalde reiziger, maar verder komen hier niet veel mensen. Niemand houdt van rotsige stranden en slecht weer.’ Hij wierp een blik op het formulier dat ze had ingevuld. ‘Boston? Dan heb je een flinke reis achter de rug.’

‘Nogal, ja.’

Hij pakte een sleutel met het cijfer zes erop. ‘Uit het kantoortje rechts, en dan de trap op. Het is de derde kamer aan de linkerkant.’

‘Bedankt.’ Ze pakte haar tas en liep volgens zijn aanwijzingen naar haar kamer. Ze moest over een buitentrap naar boven. Nadat ze in haar kamer het licht had aangedaan, draaide ze de deur op slot. Ze deed de grendel erop en liep vervolgens door naar de douchecabine om zich ervan te verzekeren dat hij leeg was. Daarna ging ze gerustgesteld op bed zitten. Ze was veilig.

De kamer was eenvoudig. Er stonden een tweepersoonsbed, een televisie en een koffiezetapparaat. Het duurde even voordat ze op de televisie een zender had gevonden waarop wél iets was te zien.

Een paar minuten later kleedde ze zich uit om een douche te nemen. Het warme water voelde weldadig aan op haar gekneusde spieren. Op haar linkerschouder zat nog steeds een grote blauwe plek, en haar ribben waren nog behoorlijk gevoelig.

Plotseling moest ze terugdenken aan het moment waarop haar auto over de kop was gevlogen. Er liep een rilling over haar rug. Ze had verdomd veel geluk gehad.

Totdat het water koud werd, bleef ze onder de douche staan. Nadat ze zich voorzichtig had afgedroogd, trok ze een ruim T-shirt aan. Ze maakte koffie met het apparaat op de ladekast, en keek daarna al drinkend naar een herhaling van een oud programma. De ontvangst was slecht, waarschijnlijk door de storm.

Al snel besloot ze dat ze beter vroeg kon gaan slapen. Des te vroeger kon ze morgen op weg naar Bess.

Buiten beukte de wind tegen het raam. Het kraakte ervan. Dit motel was echt een heel naargeestige plek, dacht ze, de dekens wat hoger optrekkend. ‘Welkom in het motel van Norman Bates,’ mompelde ze, het lichtje naast haar bed uitknippend.

Ze legde haar hoofd op het kussen, luisterend naar het gebeuk van de wind en het gekraak van de muren. Grillige schaduwen dansten over het plafond en de muren.

Uiteindelijk vielen haar ogen dicht en zonk ze weg in een onrustige slaap.

Een rammelend geluid wekte haar.

Ze schoot overeind in haar bed en wreef in haar ogen om de slaap te verdrijven. Angstig keek ze naar de hoteldeur. Haar hart stond even stil toen ze de deurknop heen en weer zag draaien.

In twee stappen was ze bij de deur. Ze duwde haar oor ertegenaan, maar ze hoorde niets aan de andere kant. ‘Wie is daar?’ schreeuwde ze.

Er kwam geen antwoord, maar het gerammel aan de deurknop stopte.

Met een bonzend hart bleef ze bij de deur staan. Van onder de deur blies koude lucht langs haar blote voeten.

Na een paar minuten durfde ze het gordijn een stukje opzij te schuiven. Met ingehouden adem keek ze naar buiten.

De storm was gaan liggen, en de maan stond hoog aan de inktzwarte hemel.

Er was niemand te zien.

Ze deed het gordijn weer dicht en keek op de wekker op haar nachtkastje. Het was bijna kwart voor elf.

Met een onbehaaglijk gevoel kroop ze weer terug in bed. De rest van de nacht lag ze te woelen en te draaien. Het enige lichtpuntje was de droom die ze over Kirkland had, en waarin ze hem kuste en over zijn gespierde borst streelde.

De hartstochtelijke blik waarmee hij haar in haar droom aankeek, sleepte haar door de naargeestige nacht heen.

 

De volgende ochtend was ze stijf en uitgeput, maar vooral heel opgelucht dat de nacht voorbij was. Na een korte douche kleedde ze zich met zorg aan. Deze keer deed ze haar haren wel in een lage strakke staart.

Ze wilde een professionele indruk maken op Bess Conway. Voordat ze op pad ging, controleerde ze nog even of de batterij van haar videocamera was opgeladen en of de flits van haar fototoestel werkte.

Daarna wierp ze een blik op de koffiepot met koude koffie. Het was nog vroeg genoeg om beneden even te ontbijten voordat ze vertrok. Maar eerst wilde ze haar spullen in de auto zetten.

Ze liep over de buitentrap naar benden en zag dat er een auto achter die van haar stond geparkeerd. ‘Welke gek zet zijn auto nou zo neer,’ mopperde ze, haar spullen in de kofferbak leggend.

Achter de balie van de receptie stond vanochtend een zwaargebouwde geblondeerde vrouw. Volgens het naamplaatje op haar rechterborst heette ze Florence. Kauwgum kauwend keek ze op van de krant van gisteren. ‘Kan ik u helpen?’

‘Ik ben Tara Mackey, van kamer zes. Er staat een auto vlak achter de mijne geparkeerd, waardoor ik er niet uit kan.’

Florence keek uit het raam. ‘Ik zie het. Hij is vannacht om een uur of twee aangekomen.’

‘Heeft híj ook een naam?’

‘We geven nooit de namen van onze gasten.’

‘Maar híj heeft hier dus ook een kamer?’ vroeg Tara.

‘Ja.’ Florence tilde haar krant op en keek op een handgeschreven briefje dat eronder lag. ‘Uw naam is Mackey?’

‘Dat klopt,’ antwoordde Tara, haar autosleutels bijna fijnknijpend van ergernis.

‘Hij zei dat u op hem moest wachten. Hij wilde om zeven uur samen met u ontbijten.’

Tara keek op haar horloge. Het was tien voor zeven. Ze kon maar één vent bedenken die naar Sable Point zou rijden en haar auto klem zou zetten, zodat ze er niet uit kon. ‘Kunt u me vertellen in welke kamer rechercheur Kirkland zit? Ik heb namelijk een boodschap voor hem,’ zei ze, met een glimlach die haar snel opkomende woede moest verbergen. ‘We werken samen.’

Florence knikte. ‘Hij zit naast u, in kamer vijf,’ zei ze onverschillig.

‘Geweldig, bedankt,’ mompelde Tara. Ze haastte zich de receptie uit en holde vervolgens met twee treden tegelijk de buitentrap op. Boven bonsde ze hard op de deur van nummer vijf.

‘Ik kom eraan,’ galmde de diepe bariton van Kirkland.

Meteen ramde ze nog een keer op de deur, om hem te pesten.

‘Ik zei dat ik eraan kwam, verdomme,’ riep hij geërgerd.

Mooi zo. Ze was moe, ze was nijdig en ze lustte hem rauw.

De deur vloog open, en Kirkland stond voor haar. Hij was gekleed in een lange kakibroek en een wit overhemd dat hij nog moest dichtknopen. Donker borsthaar krulde op zijn goed gespierde borst en liep in een sexy streep over zijn platte buik naar zijn zwarte riem.

Zijn overweldigend mannelijke verschijning nam haar alle wind uit de zeilen. Even stond ze hem met open mond aan te kijken. Ze herstelde zich echter snel. ‘Waarom sta je achter mijn auto geparkeerd?’

Kirkland haalde zijn hand achter zijn rug vandaan en ontspande de haan van zijn revolver. ‘Jij ook goedemorgen, Mackey.’

Ze stak haar hand uit. ‘Geef me de sleutels van je auto maar, dan kan ik hem verplaatsen. Ik wil namelijk zo vertrekken.’

Zijn mondhoeken krulden op. ‘Na het ontbijt gaan we Bess samen opzoeken.’

‘Hoe weet jij over Bess?’ vroeg ze verbluft.

‘Ik heb je sinds gisterochtend laten volgen,’ antwoordde hij kalm.

Ervoor zorgend dat ze hem niet aanraakte, liep ze langs hem heen de kamer in. Toen ze vlak bij hem stond, rook ze een frisse citroengeur. ‘Hoe dan?’

‘Met behulp van het signaal van je mobiele telefoon,’ verklaarde hij, de deur achter haar sluitend.

‘Maar ik had mijn telefoon het grootste deel van de tijd uit staan.’

‘Dat weet ik. Ik heb ook een paar berichten voor je ingesproken.’ Hij stak zijn revolver in de heupholster en begon daarna zijn overhemd in te stoppen. ‘Je telefoon stond nog wel genoeg aan om een signaal uit te zenden dat we konden oppikken.’

Slim hoor, dacht ze zuur. Honderd punten. ‘Dus jij bent ook in Cadence geweest?’

‘Ja. Ik heb daar in het provinciehuis met een heel aardige mevrouw gesproken. Mrs. Shoemaker. Ze vroeg me trouwens om je nogmaals te bedanken voor de lunch.’

‘Fijn.’

‘Zijn we hier eigenlijk voor Bess of voor Robin?’ vroeg hij op tamelijk opgewekte toon. ‘Ik gokte net Bess, maar ik heb eerlijk gezegd nog geen tijd gehad om die namen na te trekken. Het was nog een hele toer om hier te komen, met die storm.’

Het had geen zin om te liegen. ‘Ik ben hier voor Bess Conway.’

Hij knikte. ‘Als ik je niet klem had gezet, zat je nu al weer fris en fruitig achter je verhaal aan,’ zei hij, een blauw sportjack aantrekkend. ‘Je hebt het instinct van een agent als het erom gaat de waarheid boven tafel te krijgen, Mackey. Dat moet ik je nageven.’

Het compliment deed haar plezier. ‘Ik had toch beloofd dat ik je op de hoogte zou houden?’

‘Waarom ben je er gisteren dan zonder mij vandoor gegaan? En waarom heb je mijn oproepen niet beantwoord?’

‘Omdat ik nog helemaal geen bewijs heb. Totdat ik in dat huisje bij de vuurtoren ben geweest, heb ik niet echt iets te melden.’

‘Laten we er verder over praten tijdens het ontbijt.’

Ze rook nu ook een zweem van zijn kruidige aftershave. Hij rook veel te lekker, dacht ze nijdig. ‘Laat me nu maar gewoon mijn werk doen, Kirkland. Ik heb je hulp niet nodig.’

Hij keek haar aan met een heel ernstige blik. ‘Je hebt ondersteuning nodig.’

‘Ik ben een journalist, Kirkland, geen agent. En ik kan heel goed voor mezelf zorgen.’

‘Je zit achter iemand aan die waarschijnlijk niet gevonden wil worden,’ zei hij, zijn portemonnee en zijn sleutelbos van de televisie pakkend en in zijn zak stekend. ‘Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik ben uitgehongerd. Laten we gaan ontbijten.’

‘Ik heb geen trek meer,’ zei ze, haar armen over haar borst kruisend.

‘Je kunt toch niet weg zolang ik daar geparkeerd sta, dus je kunt net zo goed even met me ontbijten. En je hoeft niet bang te zijn dat de vogel straks gevlogen is, hoor. Ik heb de verkeerspolitie opdracht gegeven om een oogje te houden op de bruggen en de wegen. Niemand komt de stad in of uit zonder dat ik het weet.’

‘Handig, zulke connecties.’

‘Zeker weten,’ zei hij, de televisie uitzettend. Zijn haar was nog vochtig van de douche.

Haar hart begon sneller te slaan toen hij dicht bij haar kwam staan. Ze besloot geen enkel risico te nemen, en liep snel naar de deur. ‘Oké, we gaan samen ontbijten,’ zei ze, de deur openend. ‘Dan kun jij mij ook vertellen wat je nog te weten bent gekomen.’

‘Eerlijk zullen we alles delen,’ zei hij grijnzend.

‘Zoiets.’

Hij legde zijn hand op haar rug en leidde haar naar buiten. Nadat hij de deur op slot had gedaan, liepen ze samen naar het restaurant.

Vanmorgen rook het er niet naar suf gekookte bonen, maar naar koffie en eieren met spek.

Voordat de serveerster bij hen de bestelling kwam opnemen, bracht ze eerst koffie aan een oude visser, die verderop aan een tafeltje zat. ‘Hij heeft mijn wagen goed gemold,’ zei ze tegen de oude man. ‘De koplamp voor is kapot en het spatbord is verbogen. Hij zegt dat hij er gisteren niet mee heeft gereden, maar ik weet zeker dat hij liegt.’

Hoofdschuddend keek de visser naar haar op. ‘Tieners brengen je aan de drank,’ zei hij, zijn kromme handen uitstrekkend naar de beker met dampende koffie.

‘Vertel mij wat,’ zei ze met een zucht. ‘Laat me even die klanten bedienen, Ezra, ik ben zo weer bij je terug,’ voegde ze er met een blik op Kirkland en Tara aan toe.

Hij knikte vermoeid.

Met de koffiepot in de hand liep ze naar hun tafeltje. ‘Goedemorgen, mensen. Willen jullie koffie?’

‘Graag,’ zei Tara. ‘Een sterke bak, alsjeblieft.’

‘Voor mij ook,’ merkte Kirkland op.

Grinnikend schonk de serveerster hun ieder een beker in. ‘Ik zou zelf ook niet zonder koffie aan de dag kunnen beginnen,’ zei ze, de menu’s voor hen op tafel leggend.

Ze bestelden allebei pannenkoeken en eieren met spek.

‘Ik kom het zo brengen,’ zei de serveerster.

Terwijl Tara voorzichtig van de gloeiend hete koffie dronk, keek ze naar buiten. Haar oog viel op een pick-up met een ernstig gedeukte voorkant die een paar plekken verderop stond. ‘Dat zal de auto wel zijn die door de zoon van onze serveerster onder handen is genomen.’

Kirkland nam een slok koffie. ‘Het gaat minstens vijfhonderd dollar kosten om die schade weer te repareren, denk ik zo.’

‘Ik heb de auto van Roxie ook een keer in de poeier gereden. De reparatie kostte achthonderd dollar. Ik heb een halfjaar na school borden moeten wassen om het af te betalen,’ zei ze met een zucht.

‘Had je gedronken?’

‘Lieve hemel, nee! Dan zou Roxie me een enorm pak slaag hebben gegeven. Ik was te snel achteruitgereden van de parkeerplaats bij school, omdat ik op tijd wilde zijn bij een debatwedstrijd.’

Geamuseerd keek hij haar aan. ‘Je was vast heel goed in debatteren. Ik zie het helemaal voor me.’

‘Ik was de leider van ons team,’ zei ze met een bescheiden glimlachje.

De serveerster zette twee volgeladen borden op tafel. ‘Eet smakelijk,’ zei ze, en ze repte zich weer terug naar de oude visser, om verder te klagen over haar zoon.

‘Vertel me nu maar eens wat je allemaal te weten bent gekomen,’ zei Kirkland, zijn mes in de gebakken eieren zettend.

‘Dat doe ik liever niet voordat ik meer informatie heb verzameld,’ antwoordde ze.

‘Als je het me niet vertelt, dan gaan we nu terug naar Boston en dan word je gearresteerd voor obstructie van de rechtspraak.’ Hij zei het heel rustig, maar zijn stem had een onverzettelijke ondertoon.

‘Dat doe je niet.’ Eerlijk gezegd twijfelde ze er geen moment aan dat hij haar echt zou arresteren.

‘Je weet dat ik het wel zou doen,’ zei hij resoluut.

Ze moest er niet aan denken om opgesloten te zitten in een cel in Boston terwijl Kirkland de zaak in zijn eentje oploste. Er zat dus niets anders op dan haar informatie met hem te delen, dacht ze, een royale hoeveelheid stroop over haar pannenkoek gietend. Ze vertelde hem alles wat ze wist over Brenda’s verleden in Cadence. ‘Als het weer niet zo slecht was geweest, was ik gisteren al naar haar toe gegaan.’

Hij strooide wat peper over zijn eieren en knikte. ‘Ik ben blij dat je dat niet hebt gedaan.’

‘Ben je bang dat ik je vóór ben?’

De uitdrukking op zijn gezicht werd weer ernstig. ‘Als deze vrouw inderdaad Kit of Brenda is, dan heeft ze erg haar best gedaan om zich onvindbaar te maken. Hoe zal ze dan reageren als er een journalist te dicht in haar buurt komt? Misschien heeft ze er weinig moeite mee om haar te vermoorden.’ Hij trok een rimpel in zijn voorhoofd. ‘Heb je trouwens al een idee van wie je die foto van Brenda hebt gekregen?’

‘Nee.’ Ze nam een hap van haar pannenkoek. Hij was zo heerlijk, dat ze binnen een mum van tijd haar halve bord leeg had gegeten. ‘Hoe laat ben je hier gisteren eigenlijk aangekomen?’

‘Om een uur of twee,’ antwoordde hij, het laatste hapje ei naar binnen werkend. ‘Hoezo?’

‘Gisteravond om kwart voor elf rammelde er iemand aan mijn deur.’

‘Heb je gezien wie het was?’ vroeg hij met gefronste wenkbrauwen.

Haar maag verkrampte. ‘Tegen de tijd dat ik eindelijk uit het raam durfde te kijken, was er niemand meer te zien.’

‘Dit bevalt me niets, Mackey,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Wist iemand dat je naar Sable Point ging?’

‘Ik heb het alleen aan mijn hoofdredacteur verteld.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Waarschijnlijk was het gewoon een hotelgast die zich in het kamernummer vergiste,’ zei ze. Het klonk flinker dan ze zich voelde.

‘Daar zou ik mijn geld niet op inzetten.’