Een stenen gebouwtje en een machtige beuk
Het besluit om de school te sluiten werd bekendgemaakt in 1969: alle nationale scholen in heel Ierland moesten plaatsmaken voor gemeentelijke scholen in de desbetreffende steden en dorpen. Toch was het een schok voor alle betrokkenen, toen ze in de zomer van 1970 de advertentie lazen waarin het gebouwtje te koop werd aangeboden.
Nessa en Niall Hayes lazen de advertentie aan de ontbijttafel. Vanuit hun eetkamer hadden ze uitzicht op Ryan’s Shancarrig Hotel en zagen ze de eerste touringcars vertrekken voor een dagexcursie. Geen van Nessa’s zussen had ook maar enige belangstelling voor het hotelvak aan de dag gelegd.
‘Dat komt wel, als ze zien dat er geld te verdelen valt,’ had haar moeder somber voorspeld.
‘Stel je voor – de school te koop. Dat zouden we geen van allen ooit voor mogelijk hebben gehouden.’ Niall was nu dertig. Niemand noemde hem nog ‘de jonge meneer Hayes’; zijn vader nam tegenwoordig in nagenoeg alle opzichten genoegen met een bescheiden plaatsje op de achtergrond.
‘Wat niet?’ vroeg Danny Hayes, een vierjarige met een onderzoekende geest. Hij was dol op lange woorden en sprak ze zorgvuldig uit.
‘Dat jij niet naar dezelfde school zult gaan als die wij hebben bezocht,’ zei Nessa, terwijl ze bedreven zijn kin ontdeed van een spoortje eigeel. ‘Jij gaat straks met die grote gele bus naar school en hoeft niet over de brug te lopen, zoals wij deden.’
‘Mag ik vandaag al?’ vroeg Danny.
‘Na de kerst,’ beloofde Nessa.
‘Zal hij dan niet nog wat jong zijn?’ vroeg Niall met een zorgelijk gezicht.
‘Als jouw moeder haar zin had gekregen, had jij pas op je twintigste in je eentje naar het schooltje van Shancarrig mogen lopen.’ Nessa sprak het lachend uit, maar er klonk ook een zweem van verbittering in door.
Hun intrek nemen in het herenhuis aan The Terrace was veel moeilijker gebleken dan Nessa had gedacht. Hoewel haar schoonvader de teugels tamelijk bereidwillig had overgegeven aan zijn zoon, was Ethel heel wat minder gebrand geweest op het beëindigen van haar deprimerende bewind over het gezin Hayes. Ze had alle mogelijke waarschuwingen te baat genomen: longontsteking, reumakoorts, verwende kinderen, driftbuien – en alles gericht tegen Nessa. Danny en Breda zouden er later de rekening voor moeten betalen, had mevrouw Hayes voorspeld – die kinderen kregen veel te veel vrijheid en veel te weinig tucht, en ook kregen ze, wat nog ernstiger was, geen levertraan.
‘Zullen wij het kopen?’ vroeg Nessa opeens.
‘Waarvoor, in ’s hemelsnaam?’ vroeg Niall, oprecht verbaasd.
‘Om in te wonen. Het zou een fantastische plek zijn voor de kinderen; ze kunnen er buiten spelen, onder de boom en zo. Het zou geweldig zijn.’
‘Ik weet het niet.’ Niall kauwde op zijn lip. Zijn gebruikelijke reactie op een nieuw idee, iets waarop hij volstrekt niet had gerekend.
Nessa kende hem door en door. ‘Ach, we hoeven er niet meteen over te denken,’ zei ze. ‘Die veiling is pas over een maand.’
Slim dwong ze Danny zijn toast met ei op te eten door het in kleine vierkantjes te snijden en om beurten met hem een stukje op te eten. Ze legde Breda in haar wipstoel. Niall zat nog steeds op zijn stoel over haar explosieve idee te piekeren.
‘Het is maar een idee,’ zei Nessa luchthartig. ‘Maar als je toevallig Declan Blake mocht spreken, zou je hem eens kunnen vragen hoeveel hij ervoor denkt te kunnen vragen.’
Niall staarde door het raam naar buiten en zag Nessa oversteken naar het hotel van haar ouders. Bij de deur nam de portier het wipstoeltje van haar over. Danny holde meteen door naar de achtertuin van het hotel, waar Nessa en haar moeder een zandbak hadden laten installeren, plus een stel schommels en een wip, om de kinderen van hotelgasten op te vangen. Het was een trekpleister extra voor Ryan’s Shancarrig Hotel.
Jim en Nora Kelly lazen de advertentie in Galway, waar ze bij Maria en Hugh logeerden. Ze hadden weg willen zijn als het bekend werd gemaakt, en een wonderbaarlijk toeval had gewild dat het samenviel met een periode waarin ze dringend elders nodig waren. Maria’s eerste baby was onderweg. En ze wilde dat haar ouders bij haar zouden zijn.
‘Dit is het eind van een tijdperk,’ zei Maria. ‘Ik denk dat mensen overal in Ierland hetzelfde zullen zeggen, op dit moment.’
‘Niet alleen in Ierland. Zijn onze mensen niet verstrooid over de hele wereld?’ zei Jim Kelly.
Hij was vijftig jaar en was overgeplaatst naar de school in de stad. Het was natuurlijk niet hetzelfde; niets zou ooit nog hetzelfde zijn. Hij kende echter een groot aantal kinderen en werd met veel respect bejegend. Een man die zelfstandig zijn eigen school had gerund, ook al was het een school in een klein dorp geweest, was geen kleine jongen.
Nora had zich nu teruggetrokken uit het onderwijs. En ze had al menig keer de trein gepakt voor een bezoek aan Maria en Hugh, aan de Atlantische kust. Samen wandelden ze over het strand, de zwangere jonge vrouw en de vrouw die in feite haar moeder was. Jim was allang blij dat zijn vrouw de sluiting van het schooltje zo goed had verwerkt. Nu nog les gaan geven in de stad zou voor haar misschien een te grote verandering zijn geworden.
Maria klopte op haar dikke buik. ‘Het zal vreemd zijn dat zij dat gebouw nooit als een school zal kennen,’ zei ze weemoedig.
‘Of hij. Vergeet niet dat het best een jongen kan zijn.’ Jim Kelly wist dat ze het geen van beiden belangrijk vonden of het een jongen of een meisje zou zijn. Ze waren dolblij dat Maria de degelijke Hugh had gevonden, na een reeks wildere vriendjes die ze met een gebroken hart aan de kant had gezet. Hugh scheen te begrijpen hoe groot Maria’s behoefte was aan haar achtergrond in Shancarrig; hij verzon altijd allerlei redenen om erheen te gaan met haar.
‘Toch zal ik, als de baby er eenmaal is, haar – of hem – de school laten zien om te zeggen dat hier opa en oma hebben gewoond, en waar ieder kind in het dorp jarenlang op school heeft gezeten,’ zei Maria met een treurig gezicht. ‘Ach, kom, ik doe veel te sentimenteel,’ liet ze er met een korte hoofdbeweging op volgen. ‘En trouwens, wonen jullie nu niet veel prettiger in dat aardige huis met alles vlak bij de hand, in plaats van altijd en eeuwig die heuvel op en af te moeten?’
De Kelly’s waren verhuisd naar een van de ingrijpend verbouwde en verbeterde huisjes aan de rivier. De rij huisjes bij de rivier de Grane die ooit de sjofele Brennans en de liederlijke Dunnes hadden gehuisvest, werden nu door de jonge Declan Blake aangeprezen als de ‘crème de la crème’ van Shancarrig, met een prachtig uitzicht.
‘Ik wilde dat er kinderen in het gebouw kwamen,’ zei Nora Kelly. ‘Ik denk echter dat er weinig kans op is dat een echtpaar met jonge kinderen rijk genoeg is om het te kunnen kopen, maar om de een of andere reden schreeuwt dat gebouw om kinderen. Of ben ik nu degene die veel te sentimenteel doet?’
‘In het dorp zal er niemand zijn die zelfs maar op die gedachte komt,’ zei Jim, die de mogelijkheden al de revue had laten passeren.
‘Misschien kopen we het zelf wel, als Hugh een fortuin heeft verdiend… en dan zullen we de kleine Nora onder de oude beuk laten spelen, net als ik heb gedaan.’
Ze hadden alle drie een brok in de keel. Er was nog niet eerder gezegd dat Maria haar kind naar Nora Kelly wilde noemen. ‘Ik had eerder gedacht Helen, naar je moeder,’ zei Nora, die vond dat ze het toch moest zeggen.
‘De tweede zal Helen heten,’ zei Maria gedecideerd.
Er werd verder niet over gesproken.
Chris Barton las de advertentie voor aan haar schoonmoeder. Ze noemde Eddies moeder altijd Una. Ook dat was een bindende factor tussen hen, het feit dat ze de oudere vrouw als een zus leek te beschouwen.
‘Nou, Una? Is dit niet onze grote kans?’ vroeg Chris. ‘Is dit niet de beroemde kans die mensen eens in hun leven behoren te krijgen? Een pasklaar centrum voor kunsten en ambachten… We zouden Foxy er een paar ruimten bij kunnen laten bouwen, die we als ateliers kunnen verhuren… Zou dit het zijn, of ben ik gek?’
‘Jij bent degene met het lef. Als jij niet was gekomen, zou ik nu nog rokken zitten inkorten voor andere mensen.’ Mevrouw Barton gaf grif toe dat ze elke avond van haar leven een extra tientje van de rozenkrans bad om de Heer en zijn Moeder te bedanken voor het feit dat ze Chris naar Shancarrig hadden gestuurd.
‘Ik weet het niet, ik weet het niet. Ik zal het aan Eddie vragen. Die heeft een neus voor zulke dingen. Best mogelijk dat we wat al te hard van stapel lopen, maar aan de andere kant is het ook mogelijk dat we de rest van ons leven spijt zullen hebben dat we niet hebben toegehapt. Ik heb vertrouwen in zijn gevoel voor dit soort dingen.’
Het was waar. Mevrouw Barton wist dat haar schoondochter werkelijk veel waarde hechtte aan Eddies smaak en intuïtie en er ook naar luisterde. Ze deed niet alsof ze zijn adviezen ter harte nam, zoals mevrouw Ryan in het hotel, of zoals ook haar dochter Nessa, die grote moeite deed om Niall Hayes zekerder van zichzelf te maken. Chris was werkelijk van mening dat Eddie het brein van hun kleine onderneming was. En dit maakte dat Una Bartons hart wel kon juichen.
Tegenwoordig dacht ze steeds minder vaak aan de echtgenoot die haar al die jaren geleden – een kwart eeuw al weer – in de steek had gelaten, maar soms wenste ze dat Ted Barton wist hoe het zijn zoon voor de wind ging en hoe geweldig ze zich zonder hem hadden weten te redden. Eddie kwam binnen, geflankeerd door de tweeling – een kind aan elke hand. Lachend zag hij hoe zijn moeder en zijn vrouw werktuiglijk alles op tafel dat gevaar liep naar de grond te worden getrokken in veiligheid brachten. ‘Mogen we de kinderen bij jou achterlaten, Una? Ik wil met Eddie naar Barna Woods om te praten.’
‘De laatste keer dat je dat deed, wilde je dat ik je zou trouwen. Ik hoop niet dat dit betekent dat je weg wilt,’ zei hij met een zelfverzekerd lachje. Hij achtte het niet erg waarschijnlijk.
De kinderen werden in hun hoge kinderstoelen vastgezet en zouden door hun grootmoeder worden vertroeteld. Chris en Eddie wandelden weg zoals ze zo vaak deden: schouder aan schouder en zodanig sprekend dat ze elkaars zinnen aanvulden, op hun gemak met elkaar en de rest van de wereld. In Shancarrig was er niemand meer die vreemd opkeek van Chris’ Schotse accent, of zelfs maar merkte dat ze een slecht been had en een schoen met een verhoogde hak en een verhoogde zool droeg.
Ze was hier al sinds haar achttiende of negentiende en hoorde er helemaal bij.
In het bos gingen ze op een boomstam zitten en vroeg ze hem wat hij dacht van een centrum voor kunsten en ambachten. Was de tijd er rijp voor? Of was het te gek om over te praten? Haar ogen zochten de zijne voor een antwoord, en ze zag zijn gezicht verhelderen. Zelf zou hij er nooit aan gedacht hebben, zei hij… voor hem zou het altijd de school zijn gebleven, waar hij elke dag bij regen en wind naartoe had gemoeten om te leren en te spelen. Natuurlijk was dit de oplossing.
‘Zullen we er gaan wonen of alleen werken?’ vroeg Chris zich hardop af.
‘Voor de kinderen zou het geweldig zijn.’
‘We zouden het roze huis kunnen verkopen.’ Chris had Eddies huis altijd zo genoemd, vanaf haar aankomst in het dorp.
‘En mijn moeder?’
‘Ze zei dat ze het aan ons overliet.’
‘Waar zou ze heen moeten? Ze is er zo aan gewend ons om zich heen te hebben…’ Mevrouw Barton bewoonde haar eigen kleine deel van het roze huis; náást hen, maar niet op hun lip.
‘Ze gaat natuurlijk met ons mee, suffie. We zouden er wat ruimten bij kunnen laten bouwen, en dan kan zij de ruimte kiezen die haar het beste bevalt. En de heuvel is niet hoger voor haar om te beklimmen dan de heuvel die ze haar leven lang heeft beklommen.’
Eddies ogen schitterden. ‘We zouden mensen kunnen uitnodigen als onderhuurders… zoals dat pottenbakkersechtpaar, of de wevers…’
‘En we kunnen er een winkeltje openen om het werk van iedereen te verkopen. Niet alleen dat van ons, maar van iedereen.’
‘Nessa zou de mensen van het hotel naar boven kunnen sturen, en Leo heeft allerlei connecties met Jan en alleman.’
‘Doen we het?’
Ze omhelsden elkaar, zoals ze elkaar al die jaren geleden ook hadden omhelsd bij de gedachte aan een huwelijk en een lang en gelukkig leven samen.
Richard Hayes zag de advertentie ook. Hij vroeg zich af of de kopers misschien de beuk op het schoolpleintje zouden omkappen. En wat zouden ze denken van alle dingen die in de stam waren gekerfd? Hij wilde er alles om verwedden dat wat hij erin had gekerfd niet de enige inscriptie zou zijn waaraan een heel verhaal vastzat.
De hele dag op kantoor liet de gedachte aan het schooltje hem niet meer los. De rit naar huis was vermoeiend, met al dat verkeer. Hij had het warm en was doodop. Hopelijk had Vera niets geregeld voor de avond. Het liefst zou hij… Zijn gedachten stokten. Hij wist eigenlijk zelf niet wat hij het liefst zou willen doen. Het was al zo lang geleden dat hij zichzelf een dergelijke gedachte toe had gestaan.
Hij wist wel wat hij beslist níét wilde doen – en dat zou een bezoek aan de golfclub zijn. Misschien had Vera zich voorbereid op een knus avondje, met een paar borrels aan de bar en dan eten. Hij zou het weten zodra hij binnenstapte. Als ze naar de kapper was geweest, wilde ze naar de club. Hij stuurde zijn auto de garage in, naast die van Vera.
De tuinman, Jimmy, was nog bezig met de boorden van het gazon.
‘Goedenavond, meneer Hayes,’ zei hij, zijn voorhoofd aanrakend.
‘Ziet er geweldig uit, Jimmy. Uitstekend werk.’ Richard wist dat hij het compliment werktuiglijk uitsprak; hij zag nooit wat de brave borst had gedaan of wat er gedaan moest worden. Hij vond alleen dat het wat overdadig was om er voor een Dublinse tuin een fulltime hovenier op na te houden. Nou ja, Vera moest het zelf weten. Per slot van rekening was zij degene die het huis had gekocht en het had gevuld met kostbare dingen. Vera was degene die de dagelijkse beslissingen nam over het uitgeven van het geld, dat voornamelijk van haar was.
Ze zat in de serre en gelaten nam hij er notitie van dat ze naar de kapper was geweest. ‘Je bent mooi,’ zei hij.
‘Dank je, schat. Ik dacht dat we misschien een paar van de anderen in de club zouden kunnen ontmoeten… je weet wel, in plaats van de hele avond alleen naar elkaar te koekeloeren?’ zei ze glimlachend.
Ze was bijzonder aantrekkelijk in haar citroengele jurkje, haar blonde, opgestoken haar en met haar gelijkmatig gebruinde huid. Ze zag er zeker niet uit als achter in de dertig, net zomin als hijzelf. Maar anders dan hij scheen zij haar leven nogal leeg te vinden. Ze vulde het met kennissen, met feestjes van haarzelf of feestjes bij anderen, een groep mensen die net als zij lid waren van de golfclub en die zij ‘geestverwanten’ noemde.
In Richards ogen had Vera haar kinderloosheid met een verontrustend gebrek aan ernst geaccepteerd. Als de kwestie ooit tussen hen ter sprake kwam of door anderen ter sprake werd gebracht, zei ze altijd hetzelfde: ‘Het overkomt je of het overkomt je niet, en in het laatste geval heb je pech gehad.’
Ze vond het zinloos zich te onderwerpen aan al die ingewikkelde tests en onderzoeken, alleen om te ontdekken aan wie het lag, zodat het leek alsof het iemands schuld was.
Aangezien Richard uit zijn verleden wist – zoals hij maar al te goed wist, sinds het drama met Olive – dat hij op dat punt zelf niets mankeerde, had hij er bij Vera op aangedrongen dat ze zich zou laten onderzoeken. Ze had het geweigerd.
Ze had de krant open voor zich liggen. ‘Kijk eens! Er is een verrukkelijk pandje te koop, in dat dorp waar jij al die jaren hebt doorgebracht, Shancarrig.’
‘Ik weet het. Ik heb het gezien.’
‘Wat denk je, zullen we het kopen? Er valt vast iets heerlijks van te maken. Bijvoorbeeld een weekeindhuis, waar we zelfs logés kunnen hebben. Werkelijk, het zou best leuk kunnen zijn.’
‘Nee.’
‘Hoe bedoel je – nee?’
‘Ik bedoel NEE, Vera.’
Ze kreeg een kleur en zei: ‘Nou, ik weet niet waarom je opeens zo doet tegen mij. Ik dacht alleen dat jij het leuk zou vinden. Ik doe altijd alles waarvan ik denk dat jij het leuk zult vinden. Het wordt echter onmogelijk jou een plezier te doen.’
Hij liep naar haar toe en strekte zijn armen naar haar uit, maar ze stond op en trok zich terug.
‘Werkelijk, Richard, niets bevalt je nog. Er is geen vrouw op deze wereld die jouw aandacht kan vasthouden. Misschien had je nooit moeten trouwen; misschien had je beter je leven lang de begerenswaardige vrijgezel kunnen blijven.’
Hij zag dat ze zich werkelijk gekrenkt voelde.
‘Alsjeblieft, Vera, alsjeblieft, neem me niet kwalijk. Ik heb een gruwelijke dag achter de rug. Ik ben hondsmoe, dat is alles. Alsjeblieft, ik ben een schoft.’
Ze draaide bij. ‘Neem een bad en een borrel, en dan gaan we uit. Daarna voel je je veel prettiger, let maar op.’
‘Ja, ja. Natuurlijk. Sorry dat ik zo tegen je snauwde.’ Er zat geen greintje leven in zijn stem; hij hoorde het zelf.
‘En vind je werkelijk dat we dit schoolgebouwtje niet moeten kopen om er een aardig weekeindhuis van te maken?’
‘Nee, Vera. Ik ben daar niet gelukkig geweest. En het zou me niet gelukkig maken om er terug te komen.’
‘Goed, ik zal er geen woord meer aan vuil maken,’ zei ze.
Hij wist dat ze nu elders op zoek zou gaan naar een plek waar ze mensen voor de weekeinden konden uitnodigen, zodat ze hun leven met nog meer halve vreemden kon vullen. Misschien zou ze zelfs de een of andere plaats uitkiezen waar Gloria zich had gevestigd. Hij wist dat de Darcy’s kort na zijn vertrek naar Dublin uit Shancarrig waren vertrokken.
Leo deed in de keuken van The Glen een allesbehalve geslaagde poging Moores haar te kammen. Hij had de krullebol van zijn moeder geërfd, en de haarkleur van zijn vader. Hij was nu zes jaar oud, en in het laatste toneelstukje dat in het schooltje van Shancarrig zou worden opgevoerd, had hij de rol van de Brandende Braamstruik gekregen, naar het scheen op eigen verzoek.
Foxy was in de wolken; Leo vond het maar zo zo.
Moore Dunne ontpopte zich tot een lastiger woelwatertje dan wie ook had kunnen geloven. Foxy had hem per se Moore willen noemen. Toen hij in Engeland had gewerkt, had hij ontdekt dat het heel chique was om twee familienamen aan elkaar te plakken. Leo’s moeder had van haar meisjesnaam Moore geheten en vroeger hadden de Moores hier gewoond.
Moores jongere zusje, Frances, was heel wat handelbaarder.
‘Die blazen we ook nog wel wat meer leven in,’ had Foxy onheilspellend gezegd.
Anders dan veel van de jonge aannemers die in de welvaartsperiode van de jaren zestig met hun spaargeld uit Engeland waren teruggekomen naar Ierland, vervuld van ideeën om snel een grote slag te slaan, had Foxy Dunne besloten goede relaties met architecten op te bouwen, in plaats van hen van zich te vervreemden. De acht huisjes die hij op de grond van The Glen had gebouwd, muntten uit door stijl en karakter, factoren die in veel soortgelijke kleine projecten in andere plaatsen schitterden door afwezigheid. Ook had hij een indrukwekkende laan van halfvolgroeide bomen geplant, niet alleen om de nieuwe huizen privacy te geven, maar ook om de statige oprijlaan van The Glen nog meer allure te geven.
Majoor Murphy had lang genoeg geleefd om zijn kleinkinderen te zien, maar hij was nu naast zijn vrouw op het kerkhof begraven. De grote salon van The Glen was nu het zenuwcentrum van het groeiende bouwimperium dat Foxy had opgebouwd. Al zijn neven in Shancarrig werkten voor hem; dezelfde neven die ooit zijn vader de toegang tot hun winkel hadden geweigerd. Zijn oudste neven, Brian en Liam, vlogen voor hem en zijn oom bejegende hem met groot respect.
Foxy’s vader was er niet meer om te zien welk resultaat de totale verwaarlozing van zijn zoon had opgeleverd. De oude Dunne was enkele jaren geleden in het bejaardenhuis gestorven. Foxy’s broers, mannen die nooit kans hadden gezien om gedurende een wat langere periode een baantje te houden, en van wie de meeste een strafblad hadden, werden nu als parasieten beschouwd. Ze kregen allemaal wekelijks een klein bedrag overgemaakt, op voorwaarde dat ze wegbleven uit Shancarrig.
De voornaamste verbouwingen aan Ryan’s Shancarrig Hotel, verbouwingen die het hotel een plaatsje in de toeristengids hadden bezorgd, waren door Foxy Dunne uitgevoerd. Hij was ook degene die de huisjes bij de river de Grane had getransformeerd. En zijn enige concessie aan zijn gevoelens van treurnis of wraak was geweest dat hij erbij had willen zijn toen ze het huis waarin hij was geboren en opgegroeid met de grond gelijkmaakten. De feestzaal bij de kerk, de trots van kapelaan Gunn, was door Foxy voor zo’n belachelijk lage aanneemsom gebouwd, dat het zijn geschenk aan de parochie mocht worden genoemd.
Foxy voerde een correcte boekhouding. Ze werd door Leo bijgehouden en door een accountant geregeld gecontroleerd. De transacties in onroerend goed dat hij kocht en verkocht, werden allemaal afgehandeld door zijn vriend Niall Hayes.
Maura kwam elke dag uit de koetsierswoning naar het huis om wat schoon te maken en voor de kinderen te zorgen. En zoals altijd kwam haar zoon Michael met haar mee. Michael was groot en sterk geworden, maar hij had nog altijd de geest en het liefdevolle hart van een klein kind. Vooral Moore Dunne was dol op hem. ‘Hij is veel interessanter dan andere grote kinderen,’ verkondigde Moore.
Leo vergat niet dat tegen Maura te zeggen. ‘Ik heb dat zelf ook vaak genoeg gedacht,’ knikte Maura.
Leo en Maura dronken elke ochtend samen een kop thee, voordat ze aan hun werk gingen: Leo hielp Foxy met de administratieve beslommeringen van zijn transacties; Maura hielp Leo met het blinkend schoonhouden van The Glen. Samen bekeken ze de advertentie waarin hun oude school te koop werd aangeboden.
‘Wie koopt nou zoiets, als het niet is om er een andere school in te vestigen?’ vroeg Maura zich af.
‘Ik ben bang dat Foxy het wil kopen,’ zei Leo. Hij had er nog niets over gezegd, maar ze wist dat hij erop liep te broeden. Het leek wel alsof hij niet in staat was de herinnering aan de dingen van vroeger uit zijn geest te branden. Niet voordat hij heel Shancarrig had opgekocht.
Ze hoorden de motor van zijn auto voor de deur. ‘Hoe is het met jonkheer Dunne?’ zei hij even later tegen zijn zoon.
‘Gaat wel,’ zei Moore schoorvoetend.
‘Meer niet? Alleen “Gaat wel”? Je zou moeten zeggen: “Geweldig!”’ zei zijn vader.
‘O, dat wel, maar ik denk dat er in Flossie een andere kat zit te groeien.’ Moore vond het prachtig.
‘Niet gek,’ zei Foxy. ‘Dus krijgen we kleine katjes. Misschien zelfs wel vijf.’
‘Hoe komen ze er dan uit?’ zei Moore. Hij begreep er niets van, zoals Maura giechelend vaststelde.
‘Dat moet je maar aan je moeder vragen,’ zei Foxy, al op weg naar zijn kantoor. ‘Ik moet nu aandacht schenken aan andere dingen, zoals bouwvergunningen, zoon.’
‘Voor de school?’ vroeg Leo.
‘Ah, je bent me een slag voor,’ zei hij.
Ze keek naar hem, klein en kwikzilverachtig, altijd goedgehumeurd, tegenwoordig gekleed in maatpakken, maar nog altijd de vertederende Foxy uit hun jeugd. Ze volgde hem naar de kamer die ooit hun salon was geweest, waar haar vader nerveus had lopen ijsberen, waar haar moeder afwezig voor zich uit had zitten staren en waar Lance en Jessie in alle rust voor de open haard hadden liggen slapen. ‘Hebben we het schooltje nodig, Foxy?’ vroeg ze.
‘Wat heet nodig?’ Hij legde zijn armen om haar heen en keek haar in de ogen.
‘Hebben we nog niet voldoende?’ vroeg ze.
‘Liefste, het is een goudmijn! Het is speciaal voor ons gemaakt. Precies het soort chique vakantiewoninkje dat rijke Dubliners dolgraag als zomerhuisje of weekeindhuisje willen hebben. Als we het behoorlijk aanpakken en Chris en Eddie erop loslaten… Plavuizen op de vloer, fraaie badkamers … je kent het wel.’ Hij scheen er echt op gebrand te zijn, beschouwde het als een uitdaging.
Misschien had hij gelijk en was het werkelijk geknipt voor hen. Waarom bleef ze steeds denken dat hij alles alleen deed om indruk te maken op onzichtbare, onbekende mensen die zich er niets van aan zouden trekken?
Maddy Ross vond het wonderbaarlijk dat Gods wegen zo ondoorgrondelijk waren. Hij had de school op precies het juiste moment gesloten; voor haar had het niet beter kunnen uitkomen. Nu had zij volop de gelegenheid om al haar tijd voor de Family te gebruiken. De geweldige Family of Hope. Madeleine Ross was al drie jaar lid van de Family of Hope. En dat was haar niet gemakkelijk gevallen.
Om te beginnen vanwege alle schadelijke publiciteit in de kranten over het kasteel dat hun was geschonken, en het misverstand over de diverse transacties. Geen moment was het de bedoeling geweest de zaak te flessen, maar als je de kranten geloofde, was de Family of Hope een internationale fraudeorganisatie.
En dan de houding die kapelaan Gunn had aangenomen. Maddy was nooit echt gesteld geweest op kapelaan Gunn, niet sinds die keer, lang geleden, toen hij zich zo neerbuigend en veroordelend had opgesteld tegenover haar vriendschap met kapelaan Barry. Als kapelaan Gunn wat meer begrip had getoond en wat verdraagzamer was geweest ten aanzien van de plaats die de liefde in Gods Grote Plan innam, zouden veel dingen heel anders zijn gelopen. Toch was dat in feite alleen maar ouwe koek. De houding die kapelaan Gunn vandaag aannam, was veel belangrijker.
Hij had gezegd dat de Family of Hope geen geweldige manier was om Gods werk op aarde te doen; volgens hem was het een gevaarlijke sekte die mensen als Maddy hersenspoelde. God, zo betoogde hij, wilde dat Hem liefde en eer werden bewezen door de conventionele kerkelijke kanalen. Het was precies wat je van hem kon verwachten. Het was wat de mensen ook tegen Onze-Lieve-Heer hadden gezegd, toen Hij naar de tempel ging om de geldwisselaars en woekeraars te verdrijven. Ze hadden tegen Hem gezegd dat dát niet de manier was. Ze hadden ongelijk gehad, net zoals kapelaan Gunn ongelijk had. Het deed er niet toe; kapelaan Gunn kon haar leven niet bedisselen. Ze leefden nu in 1970, en niet meer in die afschuwelijke tijd van vroeger, toen de arme kapelaan Barry – voordat hij goed en wel wist wat hij zelf wilde – was weggestuurd naar een missiepost waar hij niets meer had kunnen uitrichten.
Gelukkig wist kapelaan Gunn niets van de verzekeringspolis die moeder haar had nagelaten. Het geld dat zij aan de inwoners van Vieja Piedra had willen schenken voordat iedereen hen in de steek had gelaten en het werk halverwege werd gestaakt. Maddy Ross liep met haar armen voor de borst gekruist in haar eentje door Barna Woods, denkend aan het geld dat zij aan de Family of Hope kon schenken. Ze wilden een pand aankopen dat als hun centrum kon fungeren. Al heel lang had ze zich afgevraagd of er niets in de buurt te vinden zou zijn. Ze wilde het liefst in het huis van haar moeder blijven wonen, dicht bij de bossen en de rivier die haar zo dierbaar waren, en verbonden met zoveel herinneringen. En nu, eindelijk, had ze het ideale pand gevonden. Het schooltje stond te koop.
Maura liet Michael in hun huisje – de koetsierswoning van The Glen – die avond de foto zien van het schooltje. ‘Weet je wat dit is, Michael?’ vroeg ze.
Hij hield de foto met twee handen vast. ‘Is mijn school,’ zei hij.
‘Zo is het, Michael. Het is jouw school,’ zei ze, en ze aaide hem over de bol.
Michael had nooit een les op school bijgewoond, maar wel had hij soms met de andere kinderen op het schoolplein mogen spelen. Vaak had Maura met een brok in de keel staan toekijken als hij de beukebladeren opraapte, zoals zij vóór hem had gedaan, en al zijn ooms en tantes – al die Brennans die uit het dorp waren weggetrokken.
‘We zouden er vanavond best heen kunnen wandelen, Michael, om er nog eens naar te kijken. Zou je dat leuk vinden?’
‘Gaan we dan ook vroeg theedrinken?’ vroeg hij bezorgd.
‘Dan drinken we vroeg thee,’ stemde ze toe.
Hij pakte zelf zijn bord en beker, vervaardigd van onbreekbare kunststof. Michael liet soms dingen vallen. Het porselein van zijn moeder raakte hij nooit aan. Een deel ervan stond in een kastje aan de muur, andere delen van het serviesgoed waren nog in het oorspronkelijke papier verpakt.
Maura O’Sullivan bezocht plaatselijke veilingen en kocht altijd koopjes op serviesgebied. Ze kocht nooit een compleet servies, of zelfs maar een half, maar dat deed er niet toe, want ze nodigde toch nooit iemand uit om te komen eten. Het was alleen voor haar.
Ze wandelden langs het roze huis en wuifden naar de Bartons. ‘Mag ik naar binnen om met de tweeling te spelen?’ vroeg Michael.
‘We zouden toch naar je oude school kijken?’ Ze staken de brug over, waar de kinderen Michael groetten, zoals ze al jaren en jaren hadden gedaan. En zo zou het blijven ook. Zolang Maura er was om voor hem te zorgen. Maar stel dat zij, Maura, er niet meer was? Ze huiverde.
Bij de school zag ze dokter Jims en zijn zoon Declan. Het grote bord TE KOOP ving het licht van de ondergaande zon. Op andere plaatsen zou het echt groot hebben geleken, maar hier, onder de oude beuk, leek het nietig. ‘Goedenavond, dokter,’ zei ze beleefd.
‘Dag Declan…’ Michael omhelsde de zoon van de dokter, die hij had gekend sinds hij als kind in de kinderwagen had gelegen.
‘De tijden veranderen,’ zei dokter Jims. ‘God, ik had nooit kunnen denken dat ik dit nog eens zou meemaken.’
‘Je gunt me hopelijk toch een beetje omzet, paps?’ lachte Declan.
Die twee konden het tegenwoordig uitstekend met elkaar vinden, wist Maura. Dat kwam vast en zeker door dat aardige vrouwtje, Ruth, met wie Declan was getrouwd. Sommige mensen hadden alle geluk van de wereld met hun huwelijk. Maar had zij niet evenveel liefde en geluk gekend als wie ook op de wereld?
Michael bestudeerde de namen in de stam van de boom. ‘Staat mijn naam erbij, mam?’ vroeg hij.
‘Als dat niet zo is, moet dat alsnog gebeuren,’ zei dokter Jims. ‘Ben jij hier niet even vaak geweest als elk ander kind in Shancarrig?’
‘Ik kerf het er wel in, als je wilt,’ bood Declan aan.
‘Wat schrijf je dan?’
‘Eens even kijken. Ik zal het naast mijn voorletters doen. Hier, zie je wel? DB 1961? Dat ben ik.’
‘Er staat geen hart bij,’ zei Michael klagend.
‘Omdat ik toen nog niet op iemand verliefd was,’ zei Declan. Zijn stem klonk geëmotioneerd. Het tweetal maakte veel werk van het uitkiezen van een geschikte plaats en het uitvouwen van Declans zakmes.
Dokter Jims zei tegen Maura: ‘Voel je je goed? Je ziet wat pips, vind ik.’
‘Ach, u kent me, ik maak me altijd zorgen over dingen. Het is niets, misschien…’
‘Het is al een poosje geleden dat je je hebt laten onderzoeken.’
‘Nee, dokter. Niet over mijn gezondheid. Over de toekomst.’
‘Ah! Aan de toekomst valt geen donder te veranderen,’ glimlachte Jims Blake.
‘De kwestie is… soms vraag ik me af wat er – voor het geval mij iets mocht overkomen – wat er zal gebeuren met uweet-wel.’ Maura knikte in Michaels richting.
‘Maar kind, je bent nog geen dertig!’
‘Toch wel. Sinds vorige week.’
‘Maura, ik kan alleen zeggen dat iedere moeder in Ierland zich zorgen maakt over haar kinderen. Het is tijdverspilling. Het leven gaat door.’
‘Voor gewone mensen, ja.’
Michael slaakte een kreet van blijdschap en kwam aan haar mouw trekken. ‘Kom gauw kijken wat hij geschreven heeft, mammie.’
Declan Blake had een hart getekend, en aan de ene kant had hij de initialen M.O’S. gekerfd; aan de andere kant zou komen te staan: Al zijn vrienden in Shancarrig.
‘Zie je nu wat ik bedoel?’ zei dokter Jims.
Maddy Ross nodigde zuster Judith van de Family of Hope uit om het schooltje te komen bekijken. Zuster Judith zei dat het ideaal was. Ze vroeg hoeveel het zou gaan kosten. Maddy herhaalde wat ze had gehoord: ‘Iets in de buurt van de vijfduizend pond.’ Met de verzekeringspolis van haar moeder, legde Maddy uit, zouden ze meer dan genoeg hebben. Ze zou naar een notaris stappen om de transactie te laten afhandelen. Niet naar Niall Hayes. Per slot van rekening had zij Niall nog bij zich in de klas gehad; het zou onbetamelijk zijn.
Maria’s kind werd in Galway geboren. Het was een meisje en ze zou Nora heten. Nora Kelly belde Una Barton het goede nieuws door. Oude gewoonten zijn moeilijk uit te roeien en ze spraken elkaar nog altijd aan met ‘u’.
‘Mevrouw Kelly, ik ben heel blij voor u. Ik zal een jurkje met smokwerk voor de baby maken,’ beloofde ze.
‘Maria zal haar meenemen naar Shancarrig om de baby aan iedereen te laten zien, en u bent de eerste bij wie we langs komen!’ riep Nora uit. De Kelly’s informeerden gelijk ook naar het schooltje – waren er al gegadigden?
Mevrouw Barton dacht na. Ze wist niet of de kinderen het bekend wilden maken of niet. Aan de andere kant kon ze niet liegen tegen een vrouw als mevrouw Kelly. ‘Onder ons gezegd en gezwegen,’ zei ze, ‘Eddie en Chris proberen het geld bijeen te krijgen, met subsidies en dergelijke. Ze hopen er een centrum voor kunsten en ambachten in te vestigen.’ Het bleef stil. ‘Vindt u dat geen prettig nieuws?’
‘Ja, ja. Ik denk dat ik hoopte dat er ook later kinderen zouden zijn.’
‘Dat gebeurt zeker. Ze willen er gaan wonen met de tweeling, en met mij ook. Dat is wat we hopen, mevrouw Kelly, hoewel er misschien niets van zal komen.’
‘Dat zou geweldig zijn, mevrouw Barton. Ik zal de Heilige Anna bidden om voor u te bemiddelen. Ik zou het een heerlijk idee vinden als mijn kleinkinderen en de uwe onder die oude beuk kunnen spelen.’
De Dixons reden door Shancarrig toen ze het schooltje zagen. Ze waren er wég van en gingen bij Niall Hayes langs om nadere informatie. Hij toonde zich allesbehalve toeschietelijk. ‘De naam en het adres van de veilingmeester staan op het bord,’ zei hij bruusk.
‘Ja, maar we zagen dat u de plaatselijke advocaat en procureur bent, zodat we dachten dat u vermoedelijk wel op de hoogte zou zijn. Op die manier konden we de zaak kortsluiten, dachten we.’ De Dixons waren steenrijke inwoners van Dublin, op zoek naar een weekeindhuis. En ze waren gewend de dingen altijd zo snel mogelijk kort te sluiten.
‘Dat zou kunnen worden uitgelegd als belangenverstrengeling,’ zei Niall.
‘Als u het zelf wilt kopen, waarom staat dat bord TE KOOP er dan nog?’ vroeg de heer Dixon.
‘Goedemiddag,’ zei Niall.
‘Afgrijselijk, die provincialen,’ zei mevrouw Dixon, nog ruim binnen gehoorsafstand.
‘We hebben nog nooit ruzie gehad over het een of ander, nietwaar, Foxy?’ zei Leo in bed.
‘Hoe bedoel je? We leven als kat en hond!’ zei hij.
‘Ik wil niet dat wij het schooltje kopen.’
‘Noem me één goede reden.’
‘We hebben het niet nodig, Foxy. Absoluut niet. Het zou alleen maar lastig zijn.’
Hij streelde haar gezicht, maar ze kwam overeind en ging op de rand van het bed zitten.
‘Alles is altijd lastig, lieveling. Dat is nu juist het leuke. Daar draait het altijd om. Dat moet jij toch weten.’
‘Nee. Deze keer is het iets anders. Er zijn veel andere gegadigden.’
‘Nou en? Wij krijgen het, hoe dan ook.’
‘Nee, geen rivalen. Echte mensen. Chris en Eddie, Nessa en Niall, Maddy Ross… en ik geloof zelfs dat Maura erop hoopt.’
‘Maddy Ross!’ Lachend rolde hij over het bed. ‘Maddy Ross gelooft in sprookjes. We zouden haar een geweldige dienst bewijzen door het zelf te kopen.’
‘Ja, maar de anderen! Ik meen het.’
‘Luister, Niall en Nessa zijn zakenmensen, die weten hoe het gaat met dergelijke transacties. Niall doet de hele dag niets anders. Dat geldt ook voor Chris en Eddie – ook zij zullen het begrijpen. Sommige dingen die je wilt hebben, krijg je ook, andere niet.’
Leo begon door de slaapkamer te ijsberen. Het herinnerde haar aan haar ouders. Die hadden ook vaak lopen ijsberen in dit huis. Ze huiverde bij de gedachte.
Foxy kwam nu ook het bed uit. Bezorgd hing hij een peignoir om haar schouders. ‘Ik zei: noem me één goeie reden. Dan zie ik ervan af.’
‘Maura.’
‘Ach, toe nou, Leo, doe me een lol! Maura heeft geen stuiver. We hebben de koetsierswoning vrijwel aan haar weggegeven! Waar wil zíj het voor hebben?’
‘Ik heb geen idee, maar ze gaat er elke avond heen met Michael, en dan staan ze er samen naar te kijken. Ze wil het hebben, om de een of andere reden.’
‘Nessa, kom even bij me, wil je?’
‘Hoe komt het toch dat ik me altijd een kind voel als je die toon aanslaat, in plaats van de beste medewerkster die je ooit in dit hotel hebt gehad?’ zei Nessa lachend tegen haar moeder.
Breda Ryan schonk voor hen beiden een glaasje sherry in, altijd een teken dat ze iets belangrijks op haar lever had. ‘Is paps seniel geworden?’
‘Nee, cynisch kind.’ Ze zaten zusterlijk bij elkaar. Nessa wachtte, in de wetenschap dat haar moeder iets te vertellen had. Ze had gelijk. Haar moeder zei dat ze haar een goede raad wilde geven, maar dat ze zich er daarna niet meer mee zou bemoeien, omdat Nessa het zelf verder moest uitzoeken.
Ze had gehoord dat Nessa en Niall overwogen het schooltje te kopen, om er hun woning van te maken. Nee, ze peinsde er niet over te zeggen hoe ze het had gehoord, en Nessa hoefde ook niet op te spelen en te zeggen dat het haar zaak niet was. Breda wilde alleen het volgende op tafel leggen, voor wat het waard mocht zijn: het zou een ongelooflijke dwaasheid zijn The Terrace te verlaten en dat prachtige huis prijs te geven, alleen omdat de ouwe Ethel een heuse duivelin was en omdat Nessa zich geen vrouw des huizes kon voelen. Zoiets kon veel eenvoudiger worden opgelost: de ouders moesten verhuizen naar de begane grond.
Alleen moest ze het natuurlijk niet op die manier brengen. Ze zouden moeten zeggen dat Foxy Dunne en zijn architect met het verbazingwekkende idee waren gekomen om de begane grond te verbouwen tot een zelfstandig appartement voor de twee oudere mensen, in verband met het traplopen.
Nessa zat onrustig op haar stoel te schuiven, maar ze bleef luisteren.
‘Het is alleen een kwestie van tijd,’ vervolgde haar moeder. ‘Stel dat je nu naar het schooltje verhuist en zijn ouders gaan volgend jaar dood – denk je dan eens in hoe woest je zou zijn, omdat je op die manier de mooiste locatie van het hele dorp hebt prijsgegeven. Hou het huis zelf, deel het niet met zijn zussen. Het is het mooiste huis van heel Shancarrig.’
‘Ik vraag me af of je gelijk hebt,’ zei Nessa peinzend, als tegen een gelijke.
‘Ik héb gelijk,’ zei haar moeder.
Eddie kwam terug van zijn wervingsreis. Hij had genoeg mensen gevonden om het centrum tot een succes te kunnen maken. Precies het soort mensen met wie ze altijd al hadden willen samenwerken. Sommigen waren zelfs vertrouwd met hun eigen werk. Het was een vleiend idee te weten dat Chris en Eddie Barton bezig waren bekend te worden in Ierland.
Nu moesten ze met de manager van de bank gaan praten.
En ook moesten ze een zakenplan opstellen, compleet met vooruitzichten.
Eddie had de potentiële huurders verzocht hun verhaal te schrijven, zodat hij en Chris een begroting konden maken. Ook had hij hun verzocht erbij te vermelden waarmee zij wel of geen succes hadden op hun huidige vestigingsplaats.
Samen lazen Eddie en Chris deze rapporten door. Ze lazen over centra waar nooit een bezoeker kwam omdat ze niet centraal genoeg waren gelegen, en over centra waar de touringcars voorbijreden omdat er geen tijd was om te stoppen. Ze kwamen te weten dat een centrum geïntegreerd moest zijn in een gemeenschap en er niet los van mocht staan. Langzamerhand raakten ze ervan overtuigd dat het schooltje in veel opzichten toch niet de droomlocatie was die zij erin hadden gezien.
‘Dat wil zeggen: áls we hier waarde aan hechten.’
‘We móéten er waarde aan hechten – dit is onze research,’ zei Eddie met een triest gezicht.
‘Het is toch altijd beter zoiets van tevoren te weten dan achteraf?’ zei Chris. ‘Ook al is het afschuwelijk een droom op die manier te zien vervliegen.’
‘Hoe bedoel je, een droom? Hadden we soms niet gehoopt op Nellie Dunnes winkel, als zij ermee stopt? Dat pand is aan de achterkant een regelrecht doolhof!’
Ze zag Eddie weer lachen en dat stelde haar gerust. ‘Kom mee, dan gaan we het Una zeggen.’ Ze sprong op en liep naar de kamers van Eddies moeder.
‘Het kan mij niet schelen waar ik zit, zolang ik maar bij jullie in de buurt ben,’ zei mevrouw Barton. Ook vertelde ze hun dat zij had gehoord dat Foxy Dunne en Niall Hayes allebei belangstelling hadden voor het schooltje.
‘Dan is het beter om goeie vrienden, die bovendien nog goeie klanten zijn, niet tegen ons in het harnas te jagen,’ zei Chris. De twee vrouwen lachten uitbundig, als twee samenzweerders.
Kapelaan Gunn lag in zijn smalle bed te woelen en te draaien. In gedachten probeerde hij een brief te schrijven aan de bisschop, een brief die de bisschop ertoe moest brengen een oordeel over de Family of Hope uit te spreken.
Het zag er nu naar uit dat Madeleine Ross deze sinistere lieden geld had gegeven om in het schooltje van Shancarrig een centrum te vestigen. Ze zouden midden in zijn parochie neerstrijken en proberen hem zieltjes af te troggelen, met hun preken in lange gewaden bij de rivier.
Of monseigneur hem alstublieft wilde laten weten wat hem te doen stond.
Waarom had hij jaren geleden zoveel moeite gedaan om een schandaal te vermijden? Zouden God en de parochie er niet veel beter mee gediend zijn geweest als hij die halvegare kapelaan Brian Barry en de al even halvegare Maddy Ross had aangemoedigd er samen vandoor te gaan? Dan zou dit afschuwelijke gedoe met de Family of Hope nooit zijn gebeurd.
Terry en Nancy Dixon gingen, toen ze vanuit Shancarrig op weg waren naar huis, meteen langs bij het huis van Vera en Richard Hayes.
‘We hebben een schitterend schooltje gezien. Volgens mij zouden we het samen moeten kopen,’ zei Terry. ‘Het staat in dat dorp waar jij jaren hebt gewerkt, Shancarrig.’
‘We hebben de advertentie gelezen,’ zei Vera, met een blik op Richard.
‘En?’ De Dixons keken van de een naar de ander. Richard had een afwezige blik in zijn ogen.
‘Richard zei dat hij zich nooit gelukkig heeft gevoeld in Shancarrig,’ zei Vera, namens hem.
‘Dat verbaast me niks,’ zei Nancy Dixon. ‘Hoewel je met de mensen van het dorp nauwelijks iets te maken hoeft te hebben. Het zou een ideale plek zijn om bij te komen van alle drukte hier. Alleen al vanwege die schitterende boom.’
‘Een oude beuk,’ zei Richard.
‘Ja, dat klopt. Ik denk dat het niet meer hoeft te kosten dan een appel en een ei. We hebben de plaatselijke advocaat gesproken, maar die was allesbehalve toeschietelijk.’
‘Hij is mijn oom,’ zei Richard.
De Dixons keken hem geschrokken aan. Ze legden uit dat het een jongere man was geweest, vermoedelijk de zoon. ‘Niet iemand die de wereld in brand zal steken, zeker?’ opperden ze.
Richard ging er niet op in. ‘Ze hebben allemaal hun naam in de stam van die boom gekerfd,’ zei hij.
‘Aha! Misschien heb jij ook jouw naam in die boom gekerfd en is dat de reden waarom je niet terug wilt!’ zei Vera koket.
‘Nee, ik heb mijn naam er nooit in gekerfd,’ zei Richard naar waarheid. Zijn blik was nog steeds afwezig.
‘Is er veel interesse uit Dublin?’ vroeg dokter Jims aan zijn zoon.
‘Nee, hoewel ik had gedacht dat er wat meer belangstelling voor zou zijn. Misschien zouden we nog eens moeten adverteren.’
De twee mannen wandelden nu regelmatig samen door Shancarrig. Declan en Ruth lieten er een eigen huis bouwen. Ze hadden geen behoefte aan het huis aan The Terrace; ze wilden iets met meer ruimte – ruimte voor konijnen en een ezel, voor de kinderen die ze zouden nemen. Ruth was zwanger.
Ook vonden ze het tijd worden voor een filiaal van makelaarskantoor O’Neill & Blake in Shancarrig. Veel gasten die in Ryan’s Shancarrig Hotel logeerden, kwamen tegenwoordig op de gedachte hier grond te kopen. En Foxy Dunne was maar wat graag bereid voor hen te bouwen.
‘Wat zal het opbrengen?’ dokter Jims dacht vaak aan het schooltje.
‘We hebben al een bod van vijfduizend pond. Dat weet je.’ Declan knikte in de richting van Maddy Ross’ huis.
‘We willen die lui hier niet, Declan.’
‘Ik kan niet voor Onze-Lieve-Heer spelen, paps. Ik ben verplicht voor mijn opdrachtgever de beste prijs te accepteren.’
‘Jouw cliënt is het ministerie van Onderwijs maar, zoon. Dat wordt op alle mogelijke manieren gepakt en evengoed stroomt het geld er binnen. Van zo’n cliënt hoef je je niet zoveel aan te trekken.’
‘Jij houdt je aan de ethiek van jouw vak, ik hou me aan de ethiek van het mijne.’
‘In mijn vak moet je soms ook humaan zijn.’ Er viel een stilte tussen hen. Het was mogelijk dat ze allebei terugdachten aan die keer, jaren geleden, dat dokter Jims een keer de hand had gelicht met de ethiek om zijn zoon uit de nesten te helpen, maar ze spraken het niet uit.
‘Misschien komt er een hoger bod,’ zei Declan, hoewel het klonk alsof hij er zelf niet in geloofde.
‘Is Niall Hayes afgevallen?’
‘Ja, en Foxy Dunne ook. In zekere zin was dat een opluchting voor me. Eddie heeft zich ook teruggetrokken. Ik had ze niet graag tegen elkaar op laten bieden.’
Kijk eens aan, je hebt dus toch een hart,’ zei dokter Jims tevreden. ‘En verder geen gegadigden?’
‘Geen serieuze, althans.’
‘Wie kan bepalen wat serieus is en wat niet?’
‘Goed, vader. Maura. De moeder van Michael. Ze zegt dat zij er een tehuis in wil vestigen, een tehuis voor kinderen als Michael, met een leidster die er verstand van heeft. Ze zou er zelf ook willen werken. Kinderen als Michael, die geen moeder hebben… dat is wat zij wil.’
‘Is dat niet iets wat wij allemáál willen?’ vroeg dokter Jims. ‘En als we het echt willen, kan het werkelijkheid worden.’
Niemand wist precies hoe er achter de schermen was onderhandeld en hoe de Family of Hope ervan overtuigd werd dat zij – als ze de degens wilde kruisen met een heel dorp dat een tehuis wilde stichten voor kinderen met het syndroom van Down – zichzelf veel schadelijke publiciteit op de hals zou halen, vooral omdat het dorp het geld ervoor al bijeen had gebracht. Iemand hoorde Madeleine Ross later zeggen dat ze blij toe was dat zuster Judith niet genoodzaakt was geweest kennis te maken met de collectieve onwetendheid, bijgelovigheid en kwezelarij van Shancarrig.
Foxy en Leo hadden al gezorgd voor een zusje voor Moore en Frances – en Chris en Eddie voor een broertje voor de tweeling – en Nessa en Niall voor een broertje voor Danny en Breda – en de heer en mevrouw Hayes hadden uit eigen verkiezing besloten te verhuizen naar de begane grond van The Terrace, waar ze nu door een eigen voordeur kwamen en gingen – en Declan en Ruth hadden hun intrek genomen in het huis dat ze hadden laten bouwen en zij noemden hun zoon James – en Nora, de kleindochter van de Kelly’s, kon al lopen als een kieviet toen het Shancarrig Home feestelijk werd geopend.
In alle kranten werden foto’s afgedrukt en werd het nieuwe tehuis in een begeleidend artikeltje beschreven. Het was echter wat moeilijk er al te enthousiast over te doen, want het enige wat de mensen konden zien, was een stenen gebouwtje en een machtige, oude beuk.