Toen het voor Maura tijd werd naar school te gaan, was het laatste sprankje geestdrift voor onderwijs dat de familie Brennan ooit had kunnen opbrengen al gedoofd. Maura’s moeder was afgetobd, vanwege alle eisen waaraan ze had moeten voldoen om haar kinderen behoorlijk te kleden voor de processies in mei, of voor de bezoeken van de bisschop, om van de eerste communies en vormsels maar te zwijgen. Het scheen dat mevrouw Brennan zich ooit had laten ontvallen dat de school van Shancarrig zich verbeeldde een particuliere school voor de kinderen van de landadel te zijn, in plaats van de staatsschool die het was, zoals altijd de bedoeling was geweest.
Van haar vader kreeg de jonge Maura al evenmin veel aanmoediging. Paudie Brennan vond dat scholen en alles wat ermee samenhing ‘vrouwenwerk’ was waarmee een man zich niet behoefde te bemoeien. En aangezien Paudie Brennan er niet de man naar was om constant te werken, mocht niemand verwachten dat hij financieel – of op welke andere manier ook – belangstelling aan de dag legde voor een van zijn negen nog levende kinderen. En Maura kwam bijna achteraan in de rij. Paudie Brennans aandacht werd enerzijds opgeëist door het lekkende dak van zijn huis, waarop een stel leien ontbraken, en anderzijds door een heel ander soort lei bij Johnny Finn Noted for Best Drinks, een lei die hem zo mogelijk nog méér zorgen baarde. Waar moest hij de tijd vandaan halen om zich zorgen te maken over de jonge Maura en haar schoolboeken?
Niet dat Maura aandacht had verwacht. De school was om te leren, thuis was om ruzie te maken. De oudere broers en zussen waren weggegaan naar Engeland, degenen die al echt volwassen waren althans. Ze waren gegaan zodra ze zeventien of achttien waren geworden. Ze kwamen voor de feestdagen altijd thuis en in het begin was dat heel opwindend, maar na een dag was het nieuwtje eraf en werd er weer als vanouds geschreeuwd, alsof de teruggekeerde zus of broer een alledaags lid van het gezin was, in plaats van een bezoeker of bezoekster.
Op een dag, zo wist Maura, zou zij de oudste thuis zijn, als alleen zij en Geraldine over waren. Maura wilde echter niet naar Engeland gaan om in een schoenfabriek te gaan werken, zoals Margaret, of in een vishandel, zoals Deirdre. Nee, zij zou hier blijven, in Shancarrig. Trouwen wilde ze evenmin; zij wilde net zo leven als juffrouw Ross, die heel oud was en precies kon doen waar ze zelf zin in had, zonder dat iemand op haar mopperde of haar aan het hoofd zeurde. Juffrouw Ross mocht dan schooljuffrouw zijn en dus smakken geld verdienen, maar Maura kon sparen zodra ze eenmaal zelf een werkkring had, en ze zou het geld bij het postkantoor laten totdat ze een eigen huis kon kopen, zodat ze ’s nachts om twee uur naar bed kon gaan als ze daar zin in had.
Maura Brennan bleef vaak na op school om wat te babbelen met juffrouw Ross, in een poging meer te weten te komen over haar vorstelijke manier van leven in het huisje met de seringenstruiken en de hoge stokrozen. Maura stelde haar tot in het oneindige vragen over de hond of de kat. Ze hoopte dat juffrouw Ross vroeg of laat nog wat meer zou loslaten over haar leven. Juffrouw Ross scheen zich over haar belangstelling te verbazen. Het kind was allesbehalve schrander. Zelfs als je rekening hield met haar drinkende vader en schuchtere moeder, die nooit onderwijs had genoten, moest je de jonge Maura een van de traagste leerlingen van de hele school noemen. Zelfs de jongste uit die lange reeks kinderen Brennan, Geraldine, die altijd en eeuwig verkouden was en haar lange blonde haar voor haar ogen liet hangen, was sneller van begrip. Maura was echter degene die altijd talmde en allerlei smoesjes verzon om korte, zinloze gesprekjes met haar te kunnen voeren.
Op een dag liet juffrouw Ross zich ontvallen dat ze strijken verfoeide. ‘Ik vind het juist heerlijk!’ zei Maura. ‘Ik ben er dol op. Het liefst deed ik het de hele dag, maar ons strijkijzer is kapot en mijn pa wil de reparatie niet betalen.’
‘Wat vind je er dan zo leuk aan?’ Juffrouw Ross scheen er oprecht belangstelling voor te hebben.
‘Nou ja… de manier waarop je hand steeds heen en weer gaat… het is net muziek bijna, en alle kleren worden zo mooi glad, en alles ruikt zo lekker schoon,’ zei Maura.
‘Je laat het heel aantrekkelijk klinken. Ik wilde dat je bij mij kwam strijken!’
‘Graag,’ zei Maura grif. Ze was toen elf, een stevig meisje met een hoog voorhoofd en grote, heldere kijkers, dat haar donkere haar met een bruine clip op haar achterhoofd bijeenhield. In een ander gezin en in een andere plaats zou ze misschien een betere kans hebben gehad; met zo’n start zou ze langs de een of andere weg in het leven wat verder zijn gekomen.
‘Ach nee, Maura, dat zal niet gaan, kind. Ik zou niet willen dat de andere kinderen het idee krijgen dat jij in mijn ogen alleen geschikt zou zijn mijn was voor me te strijken. Ik wil niet dat je jezelf zo naar beneden haalt.’
‘Hoe zou ik mezelf naar beneden kunnen halen?’ vroeg ze naïef. Maura Brennan zag niet in dat het ten koste van haar waardigheid zou zijn als zij naar het huis van haar juf kwam om huishoudelijk werk voor haar te doen. ‘De anderen, die hoeven er toch niets van te weten, juffrouw Ross?’
‘O, maar ze komen het altijd te weten, vroeg of laat. Je weet hoe het gaat, in dit dorp!’
‘Ach, ze komen zoveel dingen niet te weten, zoals de baby die mijn zuster Margaret in Northampton heeft gekregen. Geraldine en ik zijn al tante, juffrouw Ross! Stel u voor!’ Maura had het familiegeheim met het grootste gemak gespuid, alsof ze wist dat er geen gevaar bestond dat juffrouw Ross het verder zou vertellen. Ze had er even argeloos en natuurlijk over gesproken als over het strijken.
‘Goed dan. Eén keer in de week, en ik zal je goed betalen,’ had juffrouw Ross gezegd.
‘Dank u wel, juffrouw Ross! En ik zal het geld naar het postkantoor brengen.’ Voor de kleine Maura Brennan was dit het begin. Ze waarschuwde haar jongere zusje Geraldine dat ze er tegen niemand iets over mocht zeggen. Het zou hun geheim zijn.
‘Waarom moet het geheim blijven?’ wilde Geraldine weten.
‘Dat weet ik niet,’ zei Maura eerlijk. ‘Maar het moet!’
Zo kwam het dat Geraldine, telkens als mevrouw Brennan vroeg waarom Maura zo lang op school moest nablijven, antwoordde dat ze het niet wist. In haar ogen was het idioot, al dat geslijm bij juffrouw Ross. Maura’s prestaties op school werden er niet beter op. Ze was traag en moest altijd iemand anders om hulp vragen, zoals Leo Murphy of Nessa Ryan, meisjes uit vooraanstaande gezinnen en deftige, grote huizen. Geraldine wist wel beter dan met zulke kinderen praten. Maura deed vaak zulke stomme dingen.
Toen Maura voor haar kwam strijken, gaf juffrouw Ross haar niet alleen geld, maar ook een pop. Ze zei dat ze had gezien dat Maura de pop mooi vond en zelfs het verkreukelde roze jurkje van de pop had gestreken. Iemand die zoveel aandacht had voor een pop, verdiende haar. Maura maakte Geraldine wijs dat ze de pop had mogen lenen, en ze hield het vol: juffrouw Ross had haar de pop geleend tot juffrouw Ross met iemand ging trouwen en zelf kinderen kreeg.
‘Ach, juffrouw Ross is wel honderd! Die trouwt toch zeker nooit meer, en kinderen krijgen zal ze ook niet!’ riep Geraldine uit.
‘Kinderen kun je op elke leeftijd krijgen. Kijk maar naar mammie. Of naar de Heilige Elizabeth.’
Geraldine was met betrekking tot de Heilige Elizabeth niet al te zeker van haar zaak, maar over haar moeder konden ze haar niets wijsmaken. ‘Toen mammie eenmaal een kind had gekregen, kon ze er niet meer mee ophouden. Ik heb het haar zelf tegen mevrouw Barton horen zeggen. Maar na mij is ze er plotseling mee gestopt.’ Geraldine was negen en ze wist altijd alles.
Maura wenste dat zij ook zo zeker van alles kon zijn. De pop zat op een plank in hun slaapkamer. Ze had een gezichtje en handjes van porselein. Als Geraldine er niet was, zodat ze niet werd uitgelachen, nam Maura de pop innig in haar armen en sprak geruststellende woordjes die de pop vertelden dat ze veel van haar hield. Soms gaf juffrouw Ross Maura iets om te dragen, zoals een gekleurde ceintuur, of een sjaal met kwastjes eraan.
‘Ik heb het nooit op school gedragen, Maura, dus niemand zal weten dat het van mij is geweest.’
‘Waarom zou ik het erg moeten vinden als ze dat wisten?’ Ook die vraag was zo argeloos en naïef dat Maddy Ross er versteld van stond.
‘Ik wilde dat ik je kon helpen met je lessen, Maura. Ik zou je graag helpen, maar je hebt te veel moeite om er je aandacht erbij te houden.’
Haastig probeerde Maura haar bezorgdheid weg te nemen. ‘Met mij komt het wel goed, juffrouw Ross. Het heeft geen zin allerlei dingen in mijn hoofd te stoppen die er toch niet in willen, en waarom moet ik al die sommen en gedichten uit het hoofd kennen? Ik zou er later toch niets aan hebben.’
‘Wat zal er dan van je worden… zeker óók zonder diploma’s naar Engeland, net als Deirdre en Margaret…?
‘Nee, ik blijf hier! Ik ga net zo’n huis kopen als dit en het net zo inrichten als u – alles mooi, glanzend en schoon, met gekleurd porselein op een dressoir en overal de geur van lavendelwas!’
‘De man die jou krijgt, mag zich gelukkig prijzen, als je dat allemaal voor hem doet.’
‘O, ik trouw nooit, juffrouw Ross.’ Het was een van de weinige dingen die ze ooit vol overtuiging had gezegd.
Zelfs haar zusje Geraldine geloofde haar op dit punt.
‘Waarom ga je niet nog een stap verder door non te worden?’ wilde Geraldine weten. ‘Als jij zo zeker weet dat je geen jongen neemt, kun je dan niet beter in een klooster zitten, zodat je in het koor kan zingen en drie keer per dag te eten krijgt?’
‘In mijn eigen huis kan ik evengoed bidden. Ik neem een Heilig Hart-lampje op een smalle houten plank en ik neem een beeld van Onze-Lieve-Vrouwe van Mei, op een rond tafeltje met een blauw tafelkleed en een vaas bloemen ervoor.’
Ze vertelde niet dat ze ook een stoel voor de pop zou kopen.
Geraldine haalde haar schouders op. Ze was nu twaalf en veel volwassener dan haar zusje van veertien, die dit jaar van school zou komen. Geraldines vormsel stond voor de deur en samen met haar moeder slaagde ze er door middel van beurtelings smeken en klagen in van Paudie Brennan geld los te krijgen voor een mooie jurk. Dit was het eerste kledingstuk in het gezin Brennan dat ooit nieuw was gekocht om het vormsel van een van de negen kinderen te vieren. Het jurkje hing aan de achterkant van hun slaapkamerdeur en was al tien, twaalf keer gepast. Maura had kans gezien Geraldine ervan te overtuigen dat ze haar blonde haar niet voor haar ogen moest laten hangen. Geraldine zou er geweldig uitzien op de grote dag. Ze had haar broers en zusters in Engeland geschreven om hen in te lichten over de grote dag, en ze hadden haar ieder een briefje van een pond of tien shilling in een envelop toegestuurd, met een paar haastig neergekrabbelde regels waarin ze haar geluk wensten. Maura had dit niet gedaan en keek nu met afgunst naar de rijkdommen die binnenstroomden. Ze zou heel wat moeten strijken in het huis van juffrouw Ross voordat ze zoveel geld bijeen had.
Drie dagen voor het vormsel kwam Paudie Brennan, die het weer eens voor een paar dagen op een zuipen had gezet, tot de ontdekking dat zijn geld op was. Hij was van mening dat Onze-Lieve-Heer zich onmogelijk druk kon maken over de vraag in wat voor kleding jonge christenen zich voor hun plechtig vormsel hulden, zodat hij het nieuwe jurkje naar een pandjesbaas in de grote stad bracht en er twee pond voor kreeg.
De consternatie was onvoorstelbaar. Te midden van al het getier, de tranen en de beschuldigingen over en weer begreep Maura dat dit het enige was wat er zou gebeuren. Ontsteltenis, verdriet, teleurstellingen en verwijten. Er was geen sprake van dat iemand het jurkje voor Geraldine terug zou halen. Zoveel geld viel je niet in de schoot. Ze hadden al voor de aanschaf geld moeten lenen. Het was ondenkbaar dat er nog meer geld kon worden geleend.
‘Ik haal het wel terug voor je,’ had Maura bedaard gezegd tegen de bijna hysterische Geraldine, die met roodomrande ogen van het huilen op haar bed lag te mokken over de onrechtvaardigheid van het leven en de gemeenheid van haar vader.
‘Hoe zou jij het terug kunnen halen? Doe niet zo stom!’
‘Ik heb gespaard. Zorg jij nou maar dat hij je het bonnetje teruggeeft. We nemen de bus, maar je mag het hun nooit vertellen. Nooit, nooit, nooit!’
‘En het geld dan? Ze zullen zich afvragen hoe we eraan zijn gekomen. Misschien zeggen ze wel dat we het hebben gestolen.’ Geraldine durfde niet te geloven dat er een oplossing in zicht was.
‘Pa kan er toch niks van zeggen, niet na wat hij heeft gedaan,’ zei Maura.
Op de grote dag werd Paudie Brennan aangekleed en geschoren en moest hij zijn hals in een heus overhemd met gesteven kraag persen, voor het bezoek aan de bisschop. Het was een zonnige dag en de kinderen van Shancarrig waren een sieraad voor hun school, zeiden de mensen toen ze zich voor de groepsfoto voor de kathedraal in de grote stad hadden verzameld. Geraldine Brennan, oogverblindend met haar glanzende blonde haar en witte jurkje met geplooide stroken, trok de aandacht van veel mensen.
‘U hebt haar mooi gekleed, echt een pláátje. U kunt trots op haar zijn,’ zei mevrouw Ryan van Ryan’s Commercial Hotel. Haar eigen dochter, Catherine, zag er zeker niet oogverblindend uit. Het was haar aan te zien dat ze niet begreep, ja er zelfs verbluft van was, dat het jonge Brennan-kind, de dochter van een lanterfanter en dronkaard, er zo schattig uit kon zien.
‘Ach ja, je doet je best als moeder, mevrouw Ryan,’ zei Maura’s moeder. Maura voelde hoe haar hart versteende. Als het aan haar moeder had gelegen, zou Geraldine hier vandaag in een of ander afdankertje hebben gestaan, afgebedeld van een gezin dat niet alle kledingstukken van de oudere kinderen hoefde te vermaken voor de volgende in de rij. Haar vader had geen woord van excuus laten horen en van een belofte tot terugbetaling aan Geraldine was al helemaal geen sprake. Geen vragen, geen greintje belangstelling.
Net zomin als iemand Maura had gevraagd wat zij ging doen als ze over enkele weken van school kwam. Ze ging niet naar de kloosterschool in de stad, zoals Leo Murphy en Nessa Ryan. Ook waren er geen plannen haar naar de huishoudschool of de school voor voortgezet lager onderwijs te sturen. En ze was niet schrander genoeg om als leerling-verkoopster of leerling-kapster te worden aangenomen.
Maura kon wél als dienstmeisje gaan werken; de enige vraag was waar; en dat was iets, zo besefte ze, dat ze zelf zou moeten uitzoeken, zoals ze altijd alles zelf moest uitzoeken. Het liefst zou Maura een baantje als inwonend dienstmeisje hebben. In een mooi groot huis, met fraaie meubels erin. Zoiets als The Glen, het huis van Leo Murphy en haar ouders. Ze zou bij hen langsgaan om te vragen of ze plaats voor haar hadden. Het zou niet eerlijk zijn het Leo op school te vragen, omdat ze in verlegenheid zou worden gebracht als het antwoord nee luidde. En anders kon ze misschien een baantje krijgen in de keuken van Ryan’s Commercial Hotel, of als kamermeisje. Hoewel ze dat minder leuk zou vinden. Er was daar niets moois om aan te raken en te poetsen.
‘Jij denkt zeker aan je eigen vormsel, Maureen?’ Kapelaan Gunn uit Shancarrig stond plotseling naast haar.
‘Nee, eigenlijk niet, vrees ik, eerwaarde. Ik dacht na over waar ik werk zou kunnen vinden.’
‘Is het dan al tijd voor je om van school te gaan?’ Hij was een vriendelijke man met erg dikke brilleglazen, die hem er verstrooider en minder besluitvaardig lieten uitzien dan hij was. Hij scheen niet te kunnen geloven dat alweer een spruit van Paudie Brennan rijp was voor het emigratieschip.
‘Toch wel. Binnenkort word ik vijftien,’ zei Maura trots. Kapelaan Gunn bekeek haar wat aandachtiger. Een aardig kind, met een argeloos gezicht. Niet zo knap als het Brennan-kind dat vandaag als lidmaat van de Kerk werd bevestigd, maar niet onaardig om te zien. Hij hoopte dat ze niet zwanger zou worden gemaakt, zoals haar oudere zus in Northampton was overkomen. Voor een priester in zo’n kleine gemeenschap bleven er maar weinig dingen geheim.
‘Dan zul je wel een referentie nodig hebben,’ verzuchtte hij, denkend aan de vele jongeren die hij al een aanbeveling voor eventuele werkgevers in Engeland had meegegeven en waarin hij hoog had opgegeven van hun eerlijkheid en integriteit.
‘Ach, ik denk dat iedereen in Shancarrig me wel kent,’ zei Maura. ‘Ik zoek een baantje als dienstmeisje, eerwaarde. Als u soms van iemand mocht horen die een dienstmeisje zoekt… ik kan goed schoonmaken en zo.’
‘Dat zal ik doen, Maura… ik zal mijn ogen en oren voor je openhouden.’ Hij wendde zich af en voelde zich onverwachts triest.
Maura ging eerst naar de achterdeur van The Glen, waar ze geduldig bleef staan wachten terwijl de honden om haar heen renden en luid blaffend het nieuws van haar komst verkondigden, maar er kwam niemand om te vragen wat ze kwam doen. In de voorkamer had ze twee silhouetten gezien. Ze moesten haar hebben gehoord. Nadat ze er lang over had nagedacht, liep ze om naar de voordeur en kwam Leo, lang en zelfverzekerd, de trap afhollen.
‘Maura, wat doe jij hier in ’s hemelsnaam?’ vroeg ze.
‘Ik vroeg me af of je ouders misschien iemand nodig hebben om te helpen in het huishouden, Leo,’ zei ze tegen het meisje dat op school acht jaar lang naast haar in de bank had gezeten.
‘Je zoekt werk?’ vroeg Leo kennelijk geschrokken.
‘Ja, ik zou graag ergens een baantje vinden en dit is een groot huis. Daarom vroeg ik me af of…’
‘Nee, Maura.’
‘O, maar ik weet heel goed hoe ik een kamer moet schoon…’
‘We hebben Biddy!’
‘Naast Biddy, bedoel ik natuurlijk. Onder haar.’ Leo was altijd heel aardig tegen haar geweest op school. Maura snapte niet waarom ze nu zo bruusk tegen haar sprak.
‘Het kan niets worden. Je kunt hier niet komen werken om mijn rommel op te ruimen.’
‘Ik moet toch iemands rommel opruimen. Waarom zou dat niet net zo goed bij jouw ouders kunnen als bij wie ook? Toe, Leo, laat me het zelf vragen.’ Ze zei er niet bij dat het huis hard toe was aan een schoonmaakbeurt. Ze vroeg niet verder. Ze had altijd gauw door of iets onmogelijk was. En één blik op Leo Murphy’s gezicht vertelde haar dat dit zo’n geval was. ‘Nou ja, niets aan te doen,’ zei ze opgewekt. ‘Ik moest het wel vragen.’
Ze wist dat Leo met de honden bij de deur stond toen ze de oprijlaan afwandelde. Maura vond dat ze de kans had moeten krijgen om met de bewoners van het huis zelf te praten, in plaats van te worden afgepoeierd door haar eigen schoolvriendin. Toch had Leo de indruk gewekt dat zij degene was die in dat huis de beslissingen nam. Haar ouders zouden haar vermoedelijk toch niet hebben genomen, als ze wisten dat Leo het er niet mee eens was. Stel je voor: nog geen vijftien jaar zijn en toch al zulke dingen bedisselen! Maar toen hield Maura zichzelf voor dat zij in feite hetzelfde deed. Er werden in het gezin Brennan maar weinig dingen buiten haar om bedisseld.
Daarna bracht Maura een bezoekje aan mevrouw Hayes. Meneer Hayes was advocaat, dus was het gezin Hayes heel rijk. Ze hadden een groot, met klimop begroeid huis, en in de salon stond een mooie piano. Dat wist Maura omdat Niall Hayes bij haar op school zat. Hij was heel aardig. Hij had haar eens verteld dat hij een gloeiende hekel had aan de pianolessen waar zijn moeder hem twee keer per week heen stuurde. En zelf had Maura hem verteld hoe afschuwelijk ze het vond om op zaterdagen zondagmiddag naar de kroeg te moeten om haar vader te zeggen dat het eten klaar was. Het was een soort band tussen hen.
Mevrouw Hayes wilde echter geen jong hulpje, zei ze tegen Maura. Ze had een wat ouder iemand nodig, iemand met ervaring. Daarop ging ze naar mevrouw Barton, de moeder van Eddie Barton, die naaister was, maar mevrouw Barton zei dat het voor haar al moeilijk genoeg was voor haarzelf en Eddie eten op tafel te krijgen, ook zonder dat ze moeite moest doen om een paar shilling vrij te maken voor een kind dat werkstertje wilde spelen. Ze had het vriendelijk genoeg gezegd, maar feiten zijn feiten. En dokter Jims zei dat hij niet alleen Carrie had om voor zijn zoon te zorgen, maar dat ook Maisie nog heel wat jaartjes mee zou gaan. Nu hing alles af van de Ryans in het hotel. Maura had dat adres tot het laatst bewaard, omdat ze vond dat mevrouw Ryan nogal bazig was. Ze was een vrouw die zich misschien gauw aan iets zou ergeren.
Ze kréég het baantje. Kamermeisje. Mevrouw Ryan zei dat ze hoopte dat Maura het naar haar zin zou hebben, maar dat er drie dingen waren die ze vanaf het eerste begin duidelijk wilde stellen: Maura mocht niet met Nessa praten, alleen omdat ze elkaar van school kenden; Maura moest in het hotel slapen (ze had liever niet dat ze elke avond terugging naar de huisjes); en ze mocht niet flirten of al te vrijmoedig omgaan met de gasten, want in dat geval zou kapelaan Gunn ervan horen en zou Maura genoodzaakt zijn Shancarrig te verlaten zonder achterom te kijken.
Maura was allang blij dat ze het huis uit kon. Haar vader werd de laatste tijd steeds moeilijker. Geraldine had altijd en eeuwig vriendinnetjes over de vloer, die in de slaapkamer met haar zaten te giechelen. Nee, het zou fijn zijn als ze eindelijk een eigen plekje had, ongetwijfeld een kleine kamer, ongeveer zo groot als de cel van een non, maar helemaal van haarzelf.
Maura begon meteen in haar eerste baan, en in haar vrije tijd bleef ze de was van juffrouw Ross strijken en het zilver van mevrouw Hayes poetsen. Dan zat ze op haar vrije middag stilletjes in de keuken te werken. Als Niall in de vakanties thuiskwam van zijn kostschool, zei ze geen boe of bah tegen hem; niemand zou ooit hebben vermoed dat ze samen naar school waren gegaan en in zekere zin zelfs goede maatjes waren geweest. En als Niall haar al zag, deed hij alsof hij haar niet opmerkte. Zelfs niet toen de jaren verstreken en Maura Brennan een slanke leest kreeg en er beslist aantrekkelijk begon uit te zien. Als je met een alledaags uiterlijk bent geboren, komt het niet gauw bij je op te denken dat er ooit verandering in kan komen. Maura wist dat haar zusje Geraldine aantrekkelijk was, maar ze was er niet jaloers op. Het was fijn dat Geraldine een baantje had gekregen bij de houtzagerij: op zo’n kantoor zagen ze graag iemand met een knap toetje en een leuke lach. Maura kwam niet op de gedachte dat ze zelf pech had gehad omdat ze er zo alledaags uitzag en achter de schermen in een hotel bedden moest opmaken. Ze was er feitelijk zo aan gewend er saai en alledaags uit te zien dat ze niet merkte dat ze veranderd was en er nu echt heel aantrekkelijk uitzag.
De mannen die in Ryan’s Commercial Hotel logeerden, merkten het wél. Het gebeurde vaak dat Maura genoodzaakt was haar stem te verheffen en van zich af te bijten, als zo’n mannelijke gast om een extra deken vroeg of over de een of andere verzonnen tekortkoming van de kamer zeurde, alleen om haar een kneepje te kunnen geven. Tegen haar achttiende opperde mevrouw Ryan tegenover haar man dat ze haar achter de bar zouden moeten zetten. Dat zou goed zijn voor de klandizie. Tot haar verbazing weigerde Maura. Ze bleef liever het werk doen dat ze deed; ze had geen hoofd voor cijfers, zei ze. En bovendien zou ze veel mooie kleren nodig hebben, als ze zo in het oog liep. Nee, ze voelde zich prettiger als ze bedden mocht opmaken en in de keuken kon helpen.
‘Help dan tenminste met opdienen,’ stelde mevrouw Ryan voor. Maar nee, als mevrouw tevreden was over haar werk, hield ze zich liever op de achtergrond.
Breda Ryan haalde haar schouders op. Ze hadden geprobeerd haar vooruit te helpen, dit meisje uit de huisjes, dat een kind was van de arme Paudie Brennan, maar ze vertikte het haar kans te grijpen. Mevrouw Ryan was altijd van mening geweest dat je, als je alle rijkdommen van de wereld gelijkelijk over de mensen verdeelde, binnen een jaar of vijf zou zien dat dezelfde mensen die nu geld hadden, ook dan weer alle macht en al het geld naar zich toe zouden hebben getrokken, en dat de rest weer in armoedige omstandigheden zou leven, zonder hoop op verbetering. Ze putte veel geruststelling uit die gedachte, in een snel veranderende wereld.
Maura voelde niets voor verandering, eenvoudig omdat haar leven zoals het was haar prima beviel. Ze kreeg drie behoorlijke maaltijden per dag; ze kon in het hotel zelfs kiezen wat ze wilde eten, wat in een particulier huishouden niet mogelijk zou zijn geweest. Tegenover haar vader en moeder kon ze altijd het excuus ophangen dat het hotel haar dag en nacht nodig had. Als barmeisje of serveerster kon van haar worden verwacht dat ze buiten het hotel ging wonen. En ze wilde niet dat ook maar iets haar zou verhinderen te sparen en haar plannen uit te voeren. Steeds als ze de kinderen voor wie ze zorgde meenam voor een wandeling, koos ze dezelfde route, langs de huizen die ze zou willen kopen als ze het geld ervoor had. Zo was er de kleine koetsierswoning van The Glen. Totaal verwaarloosd. Vroeger was het huisje bewoond geweest, maar nu groeide de klimop in de vensters. Dat was haar eerste keus. Verder was er het huisje in de buurt van het huis van juffrouw Ross. Het pleisterwerk was grauw, maar Maura zou het roze verven en plantenbakken vol bloeiende rode geraniums voor de vensterbanken aan weerszijden van de voordeur aanbrengen. Voor gesprekken met vriendinnen had ze tegenwoordig weinig tijd. Niet als je zo hard spaarde als Maura deed.
En dansen deed ze evenmin: dansen kostte geld, erg veel geld. Eerst moest je iets kopen om aan te trekken, dan moest je het buskaartje naar de stad betalen, en de toegangsprijs van de danszaal, en dan ook nog de glaasjes mineraalwater. Op die manier kon je sparen wel vergeten. Maura was nog nooit naar een dansavond geweest, tegen de tijd dat haar jongere zusje Geraldine het tijd vond om Shancarrig te verlaten en net als hun zusters naar Engeland te gaan.
‘Kom mee, bij wijze van afscheidsavondje,’ had Geraldine aangedrongen.
‘Ik heb niets om aan te trekken.’ De zusjes waren bevriend gebleven, in de jaren dat Maura in het hotel werkte en Geraldine een kantoorbaantje had bij de houtzagerij.
‘Ik heb genoeg kleren,’ zei Geraldine.
Die had ze zeker, ontdekte Maura. In de slaapkamer die ze vroeger hadden gedeeld, zou nu geen tweede bed meer hebben gepast vanwege alle kleren die er rondslingerden. Maura keek verwonderd om zich heen. ‘Je hebt zeker alles wat je verdiende aan kleren uitgegeven,’ zei ze.
‘Doe niet zo krenterig, Maura. Er is niets erger dan een krenterige vrouw.’
Wás ze krenterig? vroeg Maura zich af. Dat zou inderdaad erg zijn. Toch dacht ze niet dat ze echt krenterig was. Elke week gaf ze van haar verdienste een pond aan haar moeder, en altijd als ze thuis thee ging drinken, nam ze een cake mee, of een half pond ham. En zolang ze zich kon heugen had ze Geraldine getrakteerd op een bioscoopkaartje. Ze had alleen nooit iets voor zichzelf uitgegeven. Nou ja, misschien was dat inderdaad wel krenterig. Ze bevoelde de kleren. Een tafzijden jurkje in de kleuren groen en geel, een rok van rood ribfluweel, een japonnetje van zwart satijn met fonkelende stras bij de schouders… Het leek de grot van Aladdin wel.
‘Dragen al je vriendinnen zulke kleren?’ vroeg ze.
‘Tja, Catherine Ryan, van het hotel waar jij werkt, draagt heel andere dingen. Je weet wel, van dat afgrijselijke spul waar je niet eens in afgelegd wilt worden. Sommige meisjes hebben ontzaglijk veel kleren. We ruilen af en toe een beetje. Wat trek jij aan?’
Maura koos het japonnetje van zwart satijn met de stras-decoratie erop en ging dansen in de grote stad. In de damestoiletten monsterde ze zichzelf in de spiegel. Ze vond dat ze er best mee door kon. Ze had geen idee wat jongens mooi zouden vinden, maar ze had zo’n idee dat ze haar wel zouden komen vragen voor een dans, zodat ze niet als een idioot het muurbloempje zou hoeven te spelen.
De eerste die naar haar toe kwam, was Gerry O’Sullivan, de nieuwe barman in Ryan’s Hotel.
‘Je wilt toch niet beweren dat jij hetzelfde meisje bent dat ik soms in de keuken zie van het hotel waar ik werk?’ zei hij, zijn armen naar haar uitstrekkend.
En de avond vlóóg om. Ze dansten alles mee: samba, rock-’n-roll, de Weense wals… Ze kon het niet geloven toen de band het volkslied speelde. ‘Ik moet terug naar mijn zuster en haar vriendinnen,’ zei ze.
‘Ah, kom op! Ik heb een auto te leen,’ zei hij.
Hij was heel aantrekkelijk, deze Gerry O’Sullivan, klein en donker, met gitzwart haar en een gulle lach. Er kon echter geen sprake van zijn. Ze hadden allemaal vijf shilling betaald voor een lift heen en terug in een grote bestelbus. ‘Ik zie je morgen in het hotel,’ zei ze, in de veronderstelling dat die gedachte hem zou opmonteren. Dat had ze mis.
‘Morgen zie je er niet meer uit zoals nu; dan draag je weer je alledaagse kleren en leeg je pispotten,’ mopperde hij en hij ging ervandoor. Onderweg naar huis zei Maura heel weinig. Geraldines vriendinnen lieten een fles cider rondgaan, maar ze schudde het hoofd. Ze veronderstelde dat Gerry gelijk had: dat was de manier waarop ze zich kleedde en dat was wat ze deed voor de kost. ‘Ik schrijf je vanuit Engeland,’ zei Geraldine. Maura wist dat er niets van zou komen, net zomin als bij de anderen.
Een paar dagen later trof Gerry O’Sullivan haar alleen. ‘Ik heb dat alleen gezegd omdat ik nijdig was, omdat ik je graag naar huis had gebracht. Het was lelijk van me om het te zeggen en het spijt me.’ Hij was zo knap en zo ontdaan dat Maura’s gezicht opklaarde.
‘Ik vond het niet erg hoor,’ zei ze.
‘Je had het wel erg moeten vinden! Luister, ga je weer mee dansen, vrijdag? Ik breng je heen en terug. Alsjeblieft?’ Ze keek hem weifelend aan, want deze keer had ze werkelijk niets om aan te trekken. Geraldine had haar garderobe meegenomen overzee, naar Engeland. ‘En ik zal me de hele avond heel netjes gedragen,’ grinnikte hij. ‘We krijgen Mick Delahunty’s Showband, en die komt voorlopig niet meer deze kant op.’
Ze kwam tot de conclusie dat ze het geld voor één feestjurkje best van haar spaargeld kon nemen. Een week later deed ze dat opnieuw, samen met het geld voor leuke schoentjes en een aardige handtas. In dit tempo zou ze haar huis nóóit kunnen kopen, hield Maura zichzelf voor. Het eindigde er echter mee dat ze tegen zichzelf zei dat je maar één keer leefde.
Gerry O’Sullivan zei dat zij het mooiste meisje in de hele danszaal was.
‘Steek niet de draak met me,’ zei ze.
‘Ik zal je laten zien dat ik niet de draak met je steek,’ zei Gerry verontwaardigd. ‘Ik ga met iemand anders en dan moet jij maar eens opletten hoe snel ze je komen halen…’ Voordat ze iets had kunnen zeggen, vroeg hij een ander meisje ten dans en ging met haar de dansvloer op. Blozend en onzeker stond Maura op het punt zich terug te trekken, maar van drie kanten tegelijk werden er armen naar haar uitgestoken en vroegen de bijbehorende gezichten haar ten dans. Lachend en in verwarring gebracht koos ze de dichtstbijzijnde. Gerry had gelijk, ze was werkelijk het soort meisje met wie mannen wilden dansen.
‘Nou, wat zei ik je?’ zei hij die avond zacht in haar oor, toen ze op de achterbank van de auto zaten. Hij scheen de gedachte dat andere mannen Maura ook wilden en haar niet konden krijgen opwindend te vinden. Zijn eigen plan haar te krijgen was nu bijna verwezenlijkt. Protesten zouden haar nu niet meer kunnen helpen, en eerlijk gezegd wilde Maura niet protesteren.
‘Niet in de auto, alsjeblieft,’ fluisterde ze.
‘Je hebt gelijk.’ Hij scheen opgewekt te zijn. Te vrolijk, in feite. Uit zijn zak diepte hij een van de sleutels van het hotel op. ‘Kamer elf,’ zei hij triomfantelijk. ‘Die is vannacht vrij. Niemand maakt ons wat, als we het licht maar niet aandoen.’
‘Kan het geen kwaad?’ fluisterde ze angstig.
‘Ik laat je nooit vallen,’ zei Gerry O’Sullivan.
Ze wist dat hij de waarheid sprak. Ze wist het ook vijf maanden later, toen ze hem – na heel wat verrukkelijke bezoekjes aan kamer elf, en zelfs ook kamer twee – vertelde dat ze in verwachting was.
‘We trouwen,’ zei hij meteen. Kapelaan Gunn was het ermee eens dat er spoed was geboden. Zijn gezicht scheen te willen zeggen dat het niet beter of slechter zou zijn dan tal van andere huwelijken die hij met spoed had moeten inzegenen. En in dit geval schenen ze zelfs een aanbetaling te hebben voor een huis, en dat was meer dan waarop je in sommige gevallen mocht hopen. Kapelaan Gunn praatte erover met juffrouw Ross.
‘Het had een stuk slechter gekund, veronderstel ik,’ zei hij.
‘Ze zal zich nooit prettig voelen in een armoedig huisje. Ze wilde er een flink eind uit de buurt zijn. Ze had haar vizier hoger gesteld,’ antwoordde de onderwijzeres.
‘Nou ja, we zullen maar dankbaar zijn voor het feit dat die knaap met haar wil trouwen; nu zal ze haar aandacht moeten richten op het grootbrengen van dat kind. Ze mag blij wezen dat ze een dak boven haar hoofd heeft.’ Kapelaan Gunn wist wel dat hij nu net zo praatte als een strenge dorpspastoor van dertig jaar geleden, maar om de een of andere reden ergerde hij zich aan de hele kwestie en stond zijn hoofd niet naar sprookjes over meisjes met grote ambities.
Maura besloot dat ze tot aan de dag voor haar huwelijk zou blijven werken. Ze keek mevrouw Ryan recht in de ogen en weigerde notitie te nemen van toespelingen over werk dat in haar toestand te zwaar zou zijn. Ze zei dat ze elke cent die ze kon verdienen hard nodig had. Mevrouw Ryan was nijdig dat ze zo’n hardwerkend kamermeisje kwijtraakte. Ook was ze boos dat haar knappe barman beneden zijn stand moest trouwen, vanwege activiteiten die kennelijk onder haar dak hadden plaatsgevonden. Ze begon strenger te letten op haar eigen dochters, Nessa en Catherine, om te verhinderen dat er ook in hun leven zoiets onbehoorlijks zou voorvallen. Nessa, die even oud was als Maura, was samen met haar naar school gegaan.
‘Wat voor cadeautje zal ik haar geven?’ zei ze tegen haar moeder.
‘Het is beter het te negeren, samen met de aanleiding ertoe,’ snauwde mevrouw Ryan vinnig. Met die reactie bereikte ze natuurlijk alleen dat Nessa nog beter haar deed een aardig huwelijksgeschenk voor Maura te vinden. Ze belde Leo Murphy in The Glen. Maura, die bezig was zwabbers en emmers weg te zetten in de kast aan het eind van de gang, hoorde Nessa bellen.
‘Leo, ze heeft bij ons in de klas gezeten! We moeten iets doen! Natuurlijk is het een moetje, wat dacht je anders? Kies jij iets uit, het maakt niet uit wat. De arme Maura, ze verwacht nooit iets.’
Dat is niet waar, dacht Maura terwijl ze de zwabbers tegen de kastmuur zette. Ze verwachtte níét weinig; ze verwachtte juist veel, en ze kreeg het ook, grotendeels. Ze had in Shancarrig willen blijven, in plaats van te emigreren, net als haar broers en zusters. En ze had kunnen blijven. Ze had de enige knappe man die ze ooit van haar leven had begeerd gekregen, en hij had háár begeerd. Nu stond hij achter haar en ging met haar trouwen. Ze had meer gekregen dan ze had verwacht. Ze had zeker niet gedacht dat er een baby zou komen, en nu was er een onderweg. Alleen de gedachte al maakte haar blij en opgewonden. Het verzachtte de pijn over het huisje waarin ze zouden wonen. Nou ja, met Gerry en een baby deed het er niet meer toe.
Leo Murphy en Nessa Ryan gaven haar een kleine pronkkast met een glazen deur. Ze was er wég van. Ze streek met haar hand keer op keer langs het hout en zei dat het kastje heel mooi zou uitkomen tegen een muur, als ze er haar eigen schatten in had uitgesteld.
‘Héb je dan al schatten?’ vroeg Nessa.
‘Alleen een pop. Een pop met een gezichtje en handjes van porselein,’ zei Maura.
‘Leuk voor de baby…’ flapte Leo eruit. ‘Als je er ooit een krijgt,’ liet ze er haastig op volgen.
‘O, reken maar,’ zei Maura. ‘Hoewel ik de baby niet met deze pop laat spelen. Die is veel te kostbaar. Die komt in de pronkkast.’
Ze kon merken dat de twee meisjes vonden dat ze hun geld goed hadden besteed, en ze voelde zich geroerd bij de gedachte hoeveel het moest hebben gekost. In het kader van haar fantasieën over een eigen huis had Maura altijd vaak naar meubels gekeken en zich de prijzen ervan in het hoofd geprent. Ze wist heel goed dat dit geen goedkoop kastje was. Maura hoopte dat Geraldine uit Engeland zou overkomen. Ze bood zelfs aan haar overtocht te betalen, maar ze kreeg geen antwoord. Het zou heel fijn zijn geweest haar als bruidsmeisje te hebben, maar in haar plaats vroeg ze Eileen Dunne, die zei dat ze dol was op bruiloften en iedereen had aangeboden bruidsmeisje te zijn. En met een duw die Maura bijna van de sokken gooide, had ze erbij gezegd dat ze best ook petemoei wilde zijn, waarna ze had geschaterd van het lachen.
Gerry’s broer zou als getuige optreden. Zijn ouders waren oud en konden niet meer reizen, zei hij.
Maura kon niets droevigs of armoedigs aan haar trouwdag ontdekken. Toen ze zich in de kerk omdraaide, zag ze Nessa Ryan, Leo Murphy, Niall Hayes en Eddie Barton zitten, en ze lachten haar allemaal toe. Zij was van hun klas de eerste die trouwde. Ze scheen eerder te denken dat ze een soort wedren had gewonnen dan te beseffen dat een zwangerschap een eind maakte aan haar tienerjaren. Toen ze naar Johnny Finns gingen om iets te drinken, kwam meneer Ryan van het hotel met een bundeltje bankbiljetten aanhollen om iedereen op een borrel te trakteren. Hij zei dat hij het jonge paar kwam gelukwensen, namens iedereen in Ryan’s Commercial Hotel.
Niemand zei iets over onbetamelijke haast of onuitwisbare schande. Maura’s vader gedroeg zich op een manier die voor Paudie Brennans doen betamelijk mocht worden genoemd. Die week verkeerde hij toevallig op goede voet met Foxy Dunnes vader, en nu zaten die twee met hun armen over elkaars schouders ergens in een hoekje vals met elkaar te zingen. Als dit een van die weken was geweest waarin ze het met elkaar aan de stok hadden, zouden ze elkaar in Johnny Finns de hele middag beledigingen hebben toegebruld.
En kapelaan Gunn en kapelaan Barry waren er ook, en ze praatten en lachten met iedereen alsof het een echte bruiloft was. Maura zag niets minder dan het soort trouwdag waarvan ieder meisje al op school had gedroomd, of waarover ze fantaseerde als ze in een damesblad las. Het enige wat ze zag, was de lachende Gerry O’Sullivan naast haar, die haar verzekerde dat alles geweldig zou worden.
En alles was ook geweldig – een poosje. Maura zei haar baan in het hotel op. Mevrouw Ryan scheen het zo te willen. Misschien maakte het maatschappelijk gezien verschil dat Maura nu de vrouw was van een populaire barman, in plaats van gewoon het meisje uit de huisjes dat de vloeren schrobde en de piepers jaste. Maura vond echter meer dan genoeg werk – hier wat uurtjes, daar een halve dag. Toen duidelijk werd dat ze in verwachting was, zeiden veel van haar nieuwe werkgevers dat ze zich zonder haar geen raad zouden weten. Vooral mevrouw Hayes, die haar aanvankelijk niet had willen hebben, was erop gebrand haar te houden.
‘Misschien zou je moeder voor de kleine kunnen zorgen, zodat je zelf uit werken kunt?’ opperde ze hoopvol.
Maura peinsde er niet over haar kind in hetzelfde huis te laten opgroeien als zijzelf, met al dat gebrek aan belangstelling en liefde. Ze had in haar leven echter geleerd om nooit overijld te reageren. ‘Misschien, misschien,’ zei ze tegen mevrouw Hayes en de anderen. ‘We zullen moeten zien hoe het gaat.’ Het wachten viel haar moeilijk, al die avonden in haar eentje in het kleine huisje, waar ze soms haar vader dronken thuis hoorde komen, net als in haar jeugd. Ze poetste het pronkkastje, nam de pop eruit en streek over haar bolle buik.
‘Binnenkort zul jij er ook van genieten,’ zei ze tegen haar ongeboren kind.
Het was dokter Jims Blake die haar vertelde hoe het zat met haar baby, een jongen. Het kind had het syndroom van Down. Zo’n kind werd een ‘mongooltje’ genoemd, maar het zou toch gezond en lief zijn en een blij leven leiden. Het was kapelaan Gunn die haar het nieuws kwam brengen van Gerry, die vanuit het huisje naar de kerk was gekomen om tegen de priester te zeggen dat hij wegging. Hij had in het hotel gevraagd om het geld dat hij nog te goed had van zijn loon, met de mededeling dat zijn vader was overleden en dat hij verlof moest hebben voor de begrafenis. Kapelaan Gunn vertelde hij echter dat hij de boot nam naar Engeland. Geen smeekbeden konden hem ertoe bewegen te blijven. Maura zou zich altijd blijven herinneren hoe de dikke brilleglazen van kapelaan Gunn leken te fonkelen toen hij het haar vertelde. Ze wist niet of het kwam doordat er tranen achter blonken, of dat het licht haar parten speelde.
De mensen waren aardig, heel aardig voor haar. Maureen wenste zichzelf vaak geluk met het feit dat ze in Shancarrig was gebleven. Stel dat dit alles haar was overkomen in de een of andere grote stad in Engeland, waar ze niemand had gekend! Hier zag ze vriendelijke gezichten, overal waar ze keek.
En natuurlijk had ze Michael. Niemand had haar verteld hoeveel ze van hem zou houden, omdat niemand dat had kunnen weten. Zelf had ze nooit een kind gekend dat zoveel liefde gaf. Haar hart barstte bijna van trots nu ze hem zag opgroeien. Alles wat hij leerde, elke nieuwe vaardigheid, zoals het dichtknopen van zijn jasje, was voor dit kind een grote horde, en al spoedig raakte iedereen in Shancarrig vertrouwd met de aanblik van moeder en kind, die hand in hand door het dorp wandelden.
‘Wie is dit?’ vroegen de mensen haar uit genegenheid, ook al wisten ze het best.
‘Dit is Michael O’Sullivan,’ antwoordde Maura dan trots.
‘Ik ben Michael O’Sullivan,’ zei hij zelf, en meestal omhelsde hij dan degene die het had gevraagd. Als je wilde dat Maura je huis kwam schoonhouden, nam je Michael op de koop toe. En terwijl ze dagelijks van het ene ‘werkhuis’ naar het andere wandelden, wees Maura haar zoon altijd de huizen die zij mooi vond: de kleine koetsierswoning bij The Glen, die nu nog meer begroeid was met klimop en bijna schuilging achter brand- en dovenetels, aan het begin van de oprijlaan, of dat huisje in de buurt van het huis van juffrouw Ross, dat ze roze zou verven als ze het ooit kon kopen.
’s Avonds haalde ze de pop met de porseleinen handjes en het porseleinen gezichtje uit de pronkkast, samen met de beide koppen en schotels die ze van mevrouw Ryan had gekregen. Ook was er het zilveren dienblaadje met de letters EPNS op de onderkant dat Eileen Dunne haar had gegeven toen ze als petemoei Michael ten doop had gehouden. Ze had uitgelegd dat dit betekende dat het geen echt zilver was, maar omdat de ‘S’ voor silver stond, vond Maureen dat het dienblaadje een plaatsje inhaar pronkkast verdiende. Ook lag er een horloge in dat van Gerry was. Het was een zakhorloge dat niet meer liep, maar misschien zou ze het eens laten repareren, en dan zou ze het aan een kettinkje hangen. Als Michael groot was, zou hij het ‘het klokje van mijn vader’ kunnen noemen.
De meeste mensen vergaten dat Michael ooit een vader had gehad, want de herinnering aan Gerry O’Sullivan vervaagde. Ook bij Maura zelf, trouwens. Er gingen hele dagen voorbij waarop ze niet terugdacht aan de knappe jongeman met de grote, donkere ogen die genoeg om haar had gegeven om met haar te trouwen, maar die niet genoeg ruggegraat had gehad om te blijven toen hij zag dat zijn kind gehandicapt was. Ze had hem er nooit om gehaat, en soms had ze zelfs met hem te doen omdat hij niets wist van de liefde en de omhelzingen van zijn zoon, die wel lichamelijk groeide, maar niet in prestaties.
Maura trok de aandacht van andere mannen en soms werd ze serieus mee uit gevraagd, maar ze zei altijd eenvoudig dat het haar niet vrij stond op zo’n uitnodiging in te gaan. Haar man woonde en werkte in Engeland en er kon werkelijk geen sprake zijn van iets anders. Haar droom verflauwde nooit. Een aardig klein huis, in plaats van deze bouwvallen, waar alleen de hulpelozen en hopelozen woonden en waar zij was opgegroeid met het voornemen eruit te ontsnappen.
Toen arriveerde het echtpaar Darcy in Shancarrig. Ze kochten een kleine kruidenierszaak, net zoiets als die van Nellie Dunne, en namen allerlei nieuwerwetse dingen in voorraad. De wereld veranderde, zelfs in dorpen als Shancarrig. Mike en Gloria Darcy waren nieuwelingen die de boel nieuw leven inbliezen. Niemand had ooit iemand ontmoet die Gloria heette, en ze deed haar naam alle eer aan. Ze had massa’s zwart, krullend haar als van een zigeunerin, en ze moest zich ervan bewust zijn, want ze droeg vaak een vuurrode sjaal om haar hals, en een rok met intense kleuren, zodat het leek alsof ze op het punt stond aan een zigeunerdans te beginnen.
Mike Darcy was een joviale man die het met iedereen goed kon vinden. Zelfs de oude Nellie Dunne, die hen als rivalen beschouwde, mocht deze Mike Darcy wel. Voor iedereen die hij op straat tegenkwam had hij een lach en een paar vriendelijke woorden. Mevrouw Ryan van het hotel vond het echtpaar een tikje te onstuimig voor Shancarrig, maar toen Mike zei dat hij op de markt ook best voor haar kon inkopen, begon ze bij te draaien.
Het was goed om zoveel nieuwe energie in het dorp te zien, zei ze nu, en het duurde niet lang voordat ze de voorgevel van haar hotel liet schilderen, om niet onder te doen voor de nieuwe gevel van Darcy’s winkel. Mikes broer, Jimmy Darcy, was met het echtpaar meegekomen. Hij kon uitstekend met de verfkwast overweg en mevrouw Ryan beweerde dat zelfs de slaperige huisvaders uit de huisjes, die een enkele keer de kwast hanteerden om iets bij te verdienen, van mening schenen te zijn dat Jimmy goed werk had geleverd. Mike en Gloria hadden kinderen – twee donkerharige jongetjes die op school allerlei streken uithaalden.
Maura wachtte niet om te zien of het dorp de Darcy’s aardig vond of niet; meteen na hun aankomst, belde ze bij hen aan. ‘U zult iemand nodig hebben om u te helpen,’ zei ze tegen Gloria.
Gloria keek langs haar heen naar het ronde, gretige gezicht van Michael, die de hand van zijn moeder vasthield. ‘Kunt u zich dan vrijmaken?’ vroeg ze.
‘Michael komt met me mee. Een betere assistent vind je nergens,’ zei ze, en Gloria zag dat Michael straalde van trots.
‘Ik geloof eigenlijk niet dat we echt iemand nodig hebben…’ zei Gloria beleefd maar weifelend.
‘O, u hebt beslist iemand nodig, maar neemt u rustig de tijd. Informeer gerust naar me. Maura O’Sullivan is de naam, echtgenote van Gerry O’Sullivan.’
‘Eh, tja, mevrouw O’Sullivan…’
‘Ziet u, ik wilde alleen dat u het wist, want u bent nieuw hier. Michaels vader moest naar Engeland om daar te werken. Als ik voor u werkte, zou u me Maura noemen.’
‘En mij zou u Michael noemen,’ zei de jongen, terwijl hij beide armen om Gloria’s slanke middel legde.
‘Ik hoef niet naar u te informeren. Wanneer kunt u beginnen?’
De Darcy’s betaalden beter dan wie ook in het dorp. Ze schenen nooit gebrek te hebben aan geld. De kleding van hun kinderen was altijd van goede kwaliteit en ze droegen nieuwe schoenen, geen opgelapte. De meubels die ze hadden waren duur geweest; geen fraai oud hout, dat Maura dolgraag had gewreven totdat het blonk, maar prijzig modern spul. Ze kende de prijzen van al die dingen vanwege haar uitstapjes naar de grote stad, waar ze droomde van het inrichten van het huis dat ze zou kopen. In haar bouwval had ze nauwelijks iets wat het vermelden waard was. Haar traag groeiende spaargeld was bestemd voor de grote dag waarop ze zou verhuizen naar haar droomhuis. Alleen het pronkkastje met het glazen deurtje waarachter haar bescheiden schat lag uitgestald ademde iets van de welstand waarnaar Maura snakte. Voor de rest stonden er alleen vertimmerde kisten en aftandse tweedehands meubeltjes.
De Darcy’s hadden al in veel plaatsen gewoond. Maura stond versteld van de snelheid waarmee hun kinderen zich aanpasten. Ook zij hadden een warm hart. Ze zagen niet graag dat Michael hun schoenen zat te poetsen. ‘Dat hoeft hij niet te doen, juffrouw,’ zei Kevin Darcy, die negen jaar was.
‘Ik kan het heel goed!’ protesteerde Michael.
‘Geen zorg, Kevin, dat is het werk van Michael en mij. Het enige wat we van jullie vragen, is dat jullie niet alles op de vloer van jullie slaapkamer laten slingeren, zodat wij telkens moeten bukken om het op te rapen.’ Het hielp. Gloria Darcy zei dat Maura en haar zoon kans hadden gezien haar kinderen manieren bij te brengen, iets wat nog niemand was gelukt, in welk huis dan ook.
‘Vindt u het niet vervelend, mevrouw, om steeds maar te moeten verhuizen?’
Gloria keek haar aan. ‘Nee, het is afwisselend. Je ontmoet steeds nieuwe mensen, en overal hebben we ons altijd kunnen verbeteren. Dan verkopen we de zaak met winst en trekken verder.’
‘Dus u gaat hier op den duur ook weer weg, denkt u?’ vroeg Maura teleurgesteld. Ze zou nergens meer zoveel uren werk krijgen, tegen zo’n goed loon, als bij de Darcy’s. Gloria Darcy zei een poosje niets. Ze vond dat ze in Shancarrig moesten blijven tot de kinderen wat onderwijs hadden gehad, voordat ze opnieuw gingen verkassen.
En hun zaak floreerde. Ze bouwden een heel nieuw gedeelte aan het pand dat ze hadden gekocht en breidden hun assortiment uit. Al spoedig hoefden de mensen niet meer naar de grote stad om inkopen te doen. Je kon bijna alles wat je nodig had in Darcy’s kopen.
‘Ik snap niet hoe ze aan het geld komen,’ zei mevrouw Hayes op een dag tegen Maura. ‘Zoveel omzet halen ze niet. Niet genoeg om het soort show te kunnen betalen dat zij hier opvoeren.’
Maura zweeg. Ze vond mevrouw Hayes echt het soort vrouw dat kritiek zou hebben op Gloria’s laag uitgesneden blouses, en op de manier waarop ze de mannen in Shancarrig in wist te palmen.
Omstreeks die tijd kreeg Maura door dat er geldzorgen waren in het gezin Darcy. Er waren bepaalde rekeningen die keer op keer opnieuw werden aangeboden. Ze hoorde hoe Mike Darcy met stemverheffing zat te telefoneren. Toch kocht Gloria juist in die tijd een paar prachtige sieraden waarover iedereen in Shancarrig praatte.
‘Ze koopt me arm,’ zei Mike als iemand de winkel binnenstapte. ‘Nou, Gloria, laat die smaragd maar eens zien.’
En dan wuifde Gloria lachend met de smaragden hanger aan haar gouden ketting. Ze had hem gekocht bij een juwelier in de grote stad. Ze had er altijd al zo een willen hebben. En zo was het ook met de kleine diamanten oorhangers gegaan. De diamanten waren piepklein, in feite, maar de gedachte dat het echte diamanten waren, bezorgde haar huiveringen van opwinding. Shancarrig keek met bewondering toe. En de Darcy’s bezondigden zich niet aan grootspraak. Nessa Ryan had het gecontroleerd in de grote stad. Ze waren écht. De Darcy’s behoorden tot de nieuwe rijken die niet bang waren hun geld te laten rollen. De mensen van Shancarrig wensten hun het beste, zij het met uiteenlopende graden van afgunst.
De ketellappers kwamen elk jaar door het dorp, als ze op weg waren naar de rennen in Galway. Ze sloegen hun tenten niet op in Shancarrig, maar in de naaste omgeving. Maura werd getroffen door het feit dat Gloria het uiterlijk had van de Hollywoodversie van een zigeunerin. De echte vrouwen van dit rondreizende volkje waren heel anders. Die zagen er vermoeid en verweerd uit en hadden niet de glanzende ogen noch de kleurrijke kleren van Gloria Darcy, laat staan dat ze echte diamanten in hun oren droegen, of een echte smaragd om hun nek. Dit jaar beweerden de mensen echter dat de een of andere zigeunerin nu Gloria’s juwelen moest dragen, want in de periode dat die bij het dorp kampeerden, werd Gloria Darcy’s sieradenkistje gestolen.
De hel brak los. Dit konden alleen de zigeuners hebben gedaan! Veldwachter Keane leidde het onderzoek en het incident veroorzaakte grote wrijving. Er werd echter niets gevonden. Niemand werd in staat van beschuldiging gesteld. Iedereen was van streek. Zelfs Michael werd verhoord: hij moest vertellen wat hij had gezien en aangeraakt tijdens zijn bezoeken aan het huis van de Darcy’s. Het was een angstaanjagende tijd in Shancarrig: nog nooit was er op zo’n schaal geroofd. Er was ook nooit veel kostbaars te stelen geweest.
Er werden veel hoofden geschud en mondjes geroerd. Het was vulgair van de Darcy’s dat ze zo met hun sieraden te koop hadden gelopen; op die manier wekte je de afgunst van de mensen. En anderen bracht het in verzoeking. Maar hoe hadden de zigeuners het kunnen weten? Die hadden alleen in de buurt van het dorp hun tenten opgeslagen, meer niet. Die hadden zich niet kunnen vergapen aan de glinsterende smaragd aan de ketting om Gloria’s nek.
‘Het spijt me als de politie Michael bang heeft gemaakt,’ zei Gloria tegen Maura.
‘O, helemaal niet. Veldwachter Keane heeft Michael gekend vanaf dat hij nog in de wieg lag. Die maakt hem niet bang,’ antwoordde Maura. ‘Maar ik vind het heel erg voor u, mevrouw Darcy. U was zo op die sieraden gesteld. Nu u ze moet missen, is het leven niet meer hetzelfde voor u.’
‘Nee, maar uiteindelijk zal de verzekering ons moeten uitbetalen,’ zei Gloria. Ze zei erbij dat ze er geen smaragden of diamanten meer van zouden kopen. Ze zouden het geld misschien gebruiken om de uitbreiding af te betalen, de elektrische installatie opnieuw te laten bedraden en het assortiment uit te breiden. Maura herinnerde zich iets van de gesprekken die ze had gehoord, over de noodzaak de rekeningen van de aannemer te betalen. Ze riep zich nog eens de andere geldproblemen in herinnering waarvan ze had geweten. Misschien was het geld van de verzekering precies wat de Darcy’s op dit moment nodig hadden. Ja, je zou zelfs kunnen zeggen dat het niet beter uit had kunnen komen. Maura was zolang ze zich kon heugen gewend geweest haar gedachten voor zich te houden. Ze had gezien hoeveel ellende haar familieleden zichzelf en anderen hadden bezorgd met loslippigheid: de luide verhalen van haar vader over elk roddeltje dat hij had gehoord, of de manier waarop haar moeder had geprobeerd het ene lid van het gezin tegen het andere uit te spelen.
Maura had zich daarom aangeleerd heel weinig te zeggen. Ze had in de loop der jaren soms de verdenking gekoesterd dat de envelop die ze altijd met de kerst van kapelaan Gunn kreeg, met de mededeling dat hij was gestuurd door Gerry O’Sullivan in Engeland, die geen vast adres had, in werkelijkheid van de priester zelf afkomstig was. Ze had kapelaan Gunn echter nooit iets van haar vermoedens laten blijken en hem bedankt voor zijn bereidheid als postbode te fungeren.
Soms vroeg Maura zich af waarom ze zo gesloten en op zichzelf was geworden. Als kind had ze altijd vrijuit met iedereen gepraat. Misschien kwam het door die hele geschiedenis met Gerry en haar behoefte Michael te beschermen. En misschien ook omdat ze nooit een echte vriend had gehad om mee te praten. De opwinding over de diefstal van de sieraden was na een week of zo weggeëbd. Algauw praatte niemand er meer over. Er waren andere dingen die de mensen bezighielden.
In Shancarrig gebeurde er altijd wel iets. Maura begreep nooit waarom het altijd een ‘ingedommeld’ of ‘achtergebleven dorp’ werd genoemd. Zulke woorden werden alleen gebruikt door mensen die het dorp niet kenden. Maura en Michael hielpen bij de toneelvereniging, en daar beleefden ze elke week een spektakel, vanaf het moment dat Biddy, het dienstmeisje van The Glen, daar begon te dansen. Dan danste ze door alsof iemand een grote veer in haar borst had opgewonden, en was ze met geen tien paarden van het toneel te slepen. Ook waren er de verhalen over de gezondheidstoestand van kapelaan Barry, of over het feit dat hij naar de missie zou gaan.
Verder was er Richard, de knappe neef van Niall Hayes, die naar The Terrace was gekomen en er enkele harten had gebroken – misschien ook dat van Nessa Ryan – en Maura vermoedde dat er ook een beetje ‘elektriciteit’ was tussen hem en mevrouw Darcy, ook al zou zij er nooit een woord over loslaten. Nellie Dunne had er echter wél op gezinspeeld, zodat dit gerucht vermoedelijk toch de ronde deed. Eddie Barton had iedereen versteld laten staan met zijn onvermoede romance, en het nieuws van Foxy Dunne uit Londen was altijd een goede aanleiding voor mensen om te blijven staan en erover te praten.
Maura O’Sullivan en haar zoon Michael wandelden van huis naar huis: strijken voor juffrouw Ross, die nu groeven in haar gezicht had en als twee druppels water op haar oude moeder begon te lijken; zilver poetsen voor mevrouw Hayes; op zaterdag twee uur voor mevrouw Barton; en het leeuwedeel van haar tijd voor mevrouw Darcy.
Er viel veel te doen in een gezin met twee jongens en ouders die zelden of nooit hun winkel verlieten. Maura wachtte niet totdat haar dingen werden gevraagd. Ze volgde bedaard haar eigen werkschema.
Ze ‘deed’ de grote slaapkamer, zoals Gloria die noemde, toen ze de sieraden vond. Ze bevonden zich in een grote ronde hoededoos boven op de garderobekast. Maura had het deksel van de hoededoos afgestoft, nadat ze een paar kranten op de vloer had uitgespreid om neerdwarrelend stof op te vangen. Ze vond dat de koffers op de kast best wat netter konden worden opgestapeld, maar dat hield in dat ze ze eerst allemaal van de kast moest tillen. Michael stond bereidwillig naast de stoel waarop ze stond, om ze aan te pakken. En ze had de hoededoos alleen geopend omdat ze er iets in hoorde rammelen. Het leek wel alsof er een flinke kiezelsteen in zat. Ze wilde niet dat datgene wat erin zat eruit zou vallen.
Het bleek een sjaal van rode zijde te zijn, met twee kleine zakjes van zwart fluweel erin gewikkeld. Michael zag hoe ze verstarde en zich aan de garderobekast moest vasthouden. ‘Gaat u vallen?’ vroeg hij angstig.
‘Nee, schat.’ Maura stapte van de stoel en ging op het bed zitten. Haar hart dreigde over zijn toeren te raken. Het was onbestaanbaar dat ze de verdwenen en diepbetreurde sieraden toevallig had ontdekt. Er zouden geen kreten van verrukking worden geslaakt als de sieraden werden teruggevonden en de verzekeringsclaim moest worden ingetrokken. Ook wist ze dat ze niet toevallig in die hoededoos verzeild waren geraakt. Ze had het verhaal tot in den treure gehoord. De smaragden hanger aan de ketting had zich in een doos op de secretaire beneden bevonden, met de kleine oorhangers in hun zwartfluwelen zakje ernaast. De desbetreffende kamer, de zitkamer, had dubbele deuren van glas die uitkwamen op de kleine achtertuin. Een lichtvoetige, langvingerige zigeunerjongen had ongemerkt binnen kunnen komen. Zo luidde het verhaal.
Alle jaren dat Maura hier in het huishouden werkte, had ze nooit geweten dat de sieraden zich in deze hoededoos bevonden. Het was geen bergplaats waarin iemand ze had opgeborgen en dat later was vergeten.
‘Waarom zegt u niets?’ wilde Michael weten.
‘Ik probeer over iets na te denken,’ zei ze. Ze legde een arm om zijn schouder en trok hem tegen zich aan. Voor haar gevoel had ze daar lang zo gezeten, de gele stofdoek in haar hand, haar voeten plat op de uitgespreide kranten, haar zoon weggekropen in haar arm. Die avond legde Maura de twee fluwelen zakjes in haar pronkkast met schatten. Ze moest er heel slim over nadenken. Als ze het verkeerd aanpakte met deze ontdekking, zou het slecht met haar aflopen.
Er gingen weken voorbij vóór ze de verdwenen sieraden ter sprake bracht. Ze wachtte tot ze Gloria alleen in huis trof; Michael had ze naar buiten gestuurd om met de kippen te spelen. ‘Ik heb eens nagedacht, mevrouw Darcy… wat zou er gebeuren als iemand uw ketting met smaragden hanger terugvond… bijvoorbeeld omdat de zigeuners hem in de heg waren verloren?’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Gloria scherp.
‘Nou ja, nu alle renovaties hier achter de rug zijn… en u eraan gewend bent hem niet meer om te hebben… zou het niet vervelend zijn als hij nu opeens boven water kwam?’
‘Dat ding komt heus niet meer boven water. Die mensen hebben de spullen allang verkocht, daar kun je vergif op innemen.’
‘Waar zouden ze zoiets dan kunnen verkopen? Als ze ermee naar een juwelier stapten, mevrouw Darcy, zouden de mensen dan niet weten dat het de smaragd is die ze van u hebben gestolen? Dan zou de juwelier de politie waarschuwen en zouden ze het geld niet krijgen.’
‘Deze mensen reizen veel en ver. Ze zijn er natuurlijk allang mee naar een winkel gegaan die hier ver vandaan is.’ Er viel een stilte, totdat Gloria zei: ‘Nou ja, hij is niet gevonden, en daarmee basta.’
‘Ik heb soms vreemde dromen, mevrouw Darcy. Dromen waarin ik langs de heggen wandel. En vaak vind ik daar dingen… Wat zou er gebeuren als ik hem vond?’
‘Ik begrijp je niet goed.’
‘Nou ja, stel dat ik hem vond, ermee naar veldwachter Keane ging en zei waar ik hem had gevonden… Of dat ik hem aan u zou geven…’
Gloria’s ogen veranderden in spleetjes. Maura zag haar naar de trap gluren, alsof ze op het punt stond naar boven te rennen om de hoededoos na te kijken. ‘Dit is pure fantasie,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik veronderstel echter dat het dan het beste zou zijn hem stilletjes aan mij terug te geven, als je hem werkelijk had gevonden. Zoals je al zei, hadden we op dat moment meer aan het geld van de verzekering dan aan de sieraden zelf.’
‘En hoe staat het dan met vindersloon?’ zei Maura, verward en gretig tegelijk.
‘Dat staat te bezien.’
Maura liep naar buiten om Michael weg te halen bij de kippen, maar ze bleef aan de deur staan luisteren totdat ze de voeten van Gloria Darcy de trap op hoorde rennen, gevolgd door het gebonk van koffers die zomaar vanaf de kast op de grond werden gegooid.
Er werd geen woord over gezegd. Voor Maura was het niet zo moeilijk als het misschien voor anderen zou zijn geweest, want na een mensenleven waarin ze haar gedachten en meningen altijd voor zich had gehouden, was het voor haar betrekkelijk gemakkelijk gewoon door te werken in het huis waar Gloria en Mike Darcy duidelijk op eieren liepen, met haar in de buurt. Ze boden haar midden in haar werk thee aan. Ze stopten Michael presentjes uit de winkel toe, maar Maura zei dat hij niet de indruk mocht krijgen dat de winkel een soort luilekkerland was waar hij doorheen kon wandelen om repen chocolade te pakken wanneer hij maar wilde. Dat zou heel slecht voor hem zijn en ze had juist zoveel moeite gedaan hem het verschil tussen mijn en dijn aan het verstand te brengen. Terwijl ze dat zei, keek Maura O’Sullivan Mike en Gloria recht in de ogen. Ze zag dat ze verbijsterd waren.
Uiteindelijk was Gloria degene die door de knieën ging. ‘Weet je nog dat je me eens vertelde dat jij goed was in het te-rugvinden van dingen, Maura?’
‘Zeg u dat wel! Ik heb eens een schietgebedje aan Sint-Antonius gedaan om te vragen of de mooie Parker-pen van meneer Darcy niet weer tevoorschijn zou kunnen komen, en kwam hij niet achter de stapel borden in de keuken vandaan?’ Maura was trots op en blij over de resultaten van haar gebeden.
‘Ik dacht aan wat je toen zei… en in onze branche… nou ja, wij kennen veel mensen. Stel dat je ooit ergens de dingen terugvond die de zigeuners hebben gestolen…?’
‘Ja, mevrouw Darcy?’
‘Weet je wat je er het beste mee zou kunnen doen?’
‘Dat weet ik niet. Ik heb me dat al dikwijls afgevraagd.’
‘De kwestie is dat het verzekeringsgeld al is gebruikt om de winkel te verbeteren en mensen hier werk te geven, zelfs jou hier in het huishouden.’ Maura hield haar hoofd een tikje schuin en wachtte af. ‘Dus als het spul boven water kwam en jij het me kon geven, zou ik het voor je kunnen laten verkopen en je een deel van de opbrengst kunnen…’ Haar stem stierf weg.
‘Ja… maar als ik zelf wist waar ik het kon verkopen, zou ik er veel geld voor kunnen krijgen. Want zoals u al zei, u hebt het verzekeringsgeld er al voor gehad. U zou er toch niet twee keer aan willen verdienen… dat zou niet eerlijk zijn!’
‘Waarom zou het eerlijk zijn als jíj alles opstreek?’
‘Als ik het in een heg had gevonden, of weet ik veel waar, is het eerlijk dat ik het krijg als eerlijke vinder, nietwaar?’
‘Daar zou je anders weinig aan hebben, als je niet wist waar je het kon verkopen.’
Ze zouden allebei water bij de wijn moeten doen en dat wisten ze.
‘Ik ga volgende week naar de grote stad, mevrouw Darcy.’
‘Ja, om kerstinkopen te doen, natuurlijk.’
‘Ik krijg altijd die envelop van Michaels vader, via kapelaan Gunn. Het geld dat erin zit, besteed ik daar altijd aan.’
‘Ik weet het.’
‘En nu had ik zo gedacht dat ik – aangenomen dat ik de verdwenen sieraden tegen die tijd had gevonden – zelf de smaragd aan de ketting zou kunnen verkopen, en dat ik u de diamanten oorhangers zou kunnen teruggeven, als u me regelrecht naar de juiste plek zou brengen. Op die manier…’ Ze liet de rest in de lucht hangen.
‘Ja, ik veronderstel dat die manier beter zou zijn dan alle andere,’ zei Gloria met een grimmig gezicht.
Niall Hayes verbaasde zich toen hij hoorde dat een zekere mevrouw O’Sullivan hem wilde spreken. Meestal wilden de mensen de ‘echte advocaat’ spreken, zoals hij zijn vader, meneer Hayes senior, vaak had horen noemen. En hij verbaasde zich nog meer toen hij ontdekte dat het Maura Brennan van de huisjes was. Hij ontving het tweetal in zijn kantoor: in Shancarrig was er nauwelijks iemand die hen ooit apart had gezien. ‘Hoe gaat het met je, Maura?’ vroeg hij. Hij was altijd een aardige jongeman met een openhartige manier van doen gebleven, ondanks zijn moeder, die een echte snob was.
‘Het had niet beter gekund, Niall,’ zei ze. ‘We hebben een meevaller gehad. Michaels vader heeft ons altijd tegen de kerst wat kunnen sturen, maar dit jaar heeft hij veel meer kunnen doen.’
‘Heel fijn voor je, werkelijk fijn.’ Het was alsof Niall voorvoelde waar dit gesprek op uit zou draaien.
‘En nu zal ik je zeggen wat het helemáál fijn voor ons zal maken, Niall… Je kent die koetsierswoning aan het begin van de oprijlaan van The Glen?’
‘Wis en waarachtig. Die staat te koop.’
‘Ik zou hem graag kopen, voor Michael en mezelf. Wil je voor ons bemiddelen?’
Niall aarzelde. Hoe kon Maura genoeg geld hebben om zoiets te kopen en op te knappen?
‘Ik zal met Leo gaan praten,’ zei hij uiteindelijk.
‘Nee, praat eerst eens met mij. Zeg me wat een redelijk bod voor haar zou zijn. Redelijk voor haar, en redelijk voor mij.’
Dit was de manier waarop Niall graag zaken deed. Dit gebeurde veel te weinig. De mensen veranderden, de moraal was anders. Ze wilden allemaal het onderste uit de kan. Hij gaf een klopje op Maura’s hand. Het kwam best voor elkaar, zei hij.
Maura zei tegen kapelaan Gunn dat Michaels vader hun dit jaar veel geld had gestuurd, veel meer dan anders. Als de priester zich erover verbaasde, liet hij daar niets van merken. ‘Ik denk dat het de laatste betaling is geweest, eerwaarde.’ Ze keek recht in de ogen van de priester, achter zijn dikke ronde brillenglazen. ‘Ik geloof niet dat u nog enveloppen zult ontvangen om met de kerst aan mij te geven.’
Hij keek het tweetal na toen ze door de straat wegliepen: Maura en Michael, die weldra een eigen huisje zouden bezitten, ze zouden binnenkort hun droompaleisje in bezit nemen en het opknappen en schilderen en vullen met schatten. Hij wist dat hij steeds minder van deze parochie zou begrijpen naarmate hij er langer had gewoond.