Eddie

Eddie Barton was ééns in de vier jaar jarig, wat hoogst uitzonderlijk was. In feite meende hij dat hij de enige op de wereld was die in die situatie verkeerde. Toen hij hoorde dat er nog andere kinderen op diezelfde dag waren geboren, betekende dat een schok voor hem. Pas toen hij een jaar of tien was, legde hij zich erbij neer. Tot op dat moment had hij altijd gedacht dat hij volstrekt uniek was.

Juffrouw Ross, de aardige schooljuffrouw, had hem alles verteld van het schrikkeljaar. Meneer Kelly had hem de stuipen op het lijf gejaagd door te zeggen dat je, als een vrouw jou op de negenentwintigste februari ten huwelijk vroeg, verplicht was ja te zeggen, ook al was ze het afschuwelijkste meisje van de wereld. Meneer Kelly had het weliswaar lachend gezegd, maar Eddie betwijfelde of het wel een echte lach was. Meneer Kelly zag er vaak verdrietig uit.

‘Heeft mevrouw Kelly u ook op mijn verjaardag ten huwelijk gevraagd?’ vroeg Eddie angstig. Als het antwoord ja luidde, was dat werkelijk een kwalijk vooruitzicht voor als hij volwassen zou zijn. Meneer Kelly had echter op gekscherende manier zijn wijsvinger tegen zijn mond gehouden en gezegd: ‘Onzin, en laat mevrouw Kelly hier niets van te horen krijgen, anders komen er moeilijkheden.’ Dit moest een geheim tussen hen blijven.

‘Ik dacht dat u zei dat het een algemeen bekend feit was?’ Eddie begreep er niet veel van.

‘Da’s waar,’ verzuchtte de onderwijzer. ‘Alleen vergeet ik telkens, zelfs na al die jaren voor de klas, hoe gevaarlijk het is tegen kinderen ook maar iets te zeggen.’

Toen Eddies tiende verjaardag in aantocht was, zei zijn moeder dat hij kon kiezen of hij een dag eerder of een dag later jarig wilde zijn. ‘Ik kan beter wachten tot de dag erna,’ vertrouwde hij toe aan Leo Murphy, die na schooltijd altijd met hem opliep, omdat zij in het grote huis The Glen op de heuveltop woonde, en Eddie in het roze huis halverwege de weg erheen. Leo had eens tegen hem gezegd dat Eddies huis haar deed denken aan een kindertekening van een huis. De vensters zagen eruit alsof ze op de muren waren geschilderd. Eddie wist niet goed of dit een compliment was of iets anders.

‘Wat is daar mis mee?’ had hij dreigend gevraagd.

‘Niets! Het is juist heel aardig. Het ziet er zo veilig en gewoon uit, niet als een jungle,’ had Leo geantwoord. Dat hield in dat ze het leuk vond. Hij was ermee ingenomen. Eddie was gesteld op Leo Murphy. Als zij hem ten huwelijk vroeg op zijn echte verjaardag, zou hij niet nee zeggen. The Glen zou een fijn huis zijn om in te wonen, met boomgaarden en zelfs een oude tennisbaan. Fantastisch.

Leo nam de dingen serieus. ‘Waarom zou je wachten tot de eerste maart?’ vroeg ze Eddie, met het oog op zijn verjaardag. ‘Stel dat je op de achtentwintigste februari doodgaat? Dan heb je je verjaardag helemaal gemist.’

Er viel niets op te zeggen. Eddies moeder zei dat het haar niet uitmaakte welke dag hij koos, als hij maar wist dat er alleen cake en appeltaart zouden zijn en meer niet. Hij mocht tien kinderen vragen, of twee. Eddie bestudeerde de taartvorm zorgvuldig. Hij zou drie kinderen vragen; met hemzelf erbij kwam dat uit op vier. Op die manier hadden ze meer dan genoeg. Hij vroeg Leo Murphy, Nessa Ryan en Maura Brennan. Zij zaten in de klas naast hem en hij vond hen aardig. ‘Geen jongens erbij?’ Eddies moeder was naaister. Ze werd zelden gezien zonder spelden tussen haar lippen, of zonder een diepe denkrimpel in haar voorhoofd.

‘Ik zit niet naast jongens,’ zei Eddie. Zijn moeder scheen dit te accepteren. Una Barton was een kleine, donkere vrouw met zorgelijke ogen. Ze liep altijd haastig, alsof ze vreesde dat de mensen haar staande zouden houden om een gesprek met haar te beginnen. Ze had een vriendelijk hart en veel gevoel voor kleuren en stoffen, zoals bleek uit de kleren die ze voor de vrouwen van Shancarrig maakte, en voor de echtgenotes van de boeren rondom het dorp. Er werd gezegd dat Una Barton enkel en alleen leefde voor haar zoon Eddie.

Eddie had haar dat op zijn hoofd recht naar boven groeide. Foxy Dunne had eens gezegd dat hij eruitzag als een pleeborstel. Eddie wist niet wat een pleeborstel was. Ze hadden thuis niet zo’n ding, maar toen hij er eens eentje zag in Ryan’s Commercial Hotel, kreeg hij de smoor in. Zo raar was zijn haar beslist niet! Hij deed vaak dingen die andere jongens helemaal niet graag deden. Zo ging hij graag naar Barna Woods om daar bloemen te verzamelen. Soms droogde hij ze en schreef hun namen eronder, waarna hij ze op een stuk karton prikte. Zijn moeder vond hem een echte kunstenaar.

‘Was mijn vader kunstzinnig?’ vroeg Eddie.

‘Hoe minder je over de kunsten van je vader praat, des te beter het is.’ Het gezicht van zijn moeder was weer verstrakt. Er zou niet meer over worden gepraat. Hij mocht een wens doen toen hij de taart aansneed. Hij sloot zijn ogen en wenste dat zijn vader terug zou komen, net als hij een jaar eerder en het jaar daarvoor had gedaan. Misschien gebeurde zoiets als je het drie keer wenste.

Ted Barton was weggegaan toen zijn zoon vijf was. Hij was op tamelijk spectaculaire wijze vertrokken, want Eddie had er verscheidene keren over horen praten als de mensen niet wisten dat hij luisterde. Dan zeiden ze iets in de trant van: ‘Bijna evenveel herrie als die avond dat Ted Barton eruit werd gegooid.’ En op een keer hoorde hij de Dunnes in hun winkel zeggen dat, als een zekere persoon niet oppaste, hij dezelfde weg zou gaan als Ted Barton, en dat zijn koffers hem over de trap zouden worden nagegooid. Eddie kon zich niet voorstellen dat zijn moeder ooit had geschreeuwd of met koffers had gegooid. Toch moest ze dat hebben gedaan.

Al zijn andere vragen beantwoordde ze gewillig, maar over zijn vader vertelde ze hem niets. ‘Laten we het er nou maar op houden dat hij zijn deel van de afspraak niet nakwam. Hij zorgde niet voor zijn vrouw en zoon. Hij verdient onze belangstelling niet.’

Zij had gemakkelijk praten, maar Eddie was het niet met haar eens. Iedere jongen wilde weten waar zijn vader was, zelfs als dat zo’n vreselijke vader was als van de Brennans of zo’n woesteling als die van Leo Murphy, met zijn grote snor en zijn majoorsrang. Soms zag Eddie mensen uit de bus stappen; dan droomde hij dat misschien zijn vader hem kwam halen – om hem mee te nemen voor een lange vakantie, alleen zij tweetjes, wandelend door heel Ierland en slapend waar het hun uitkwam. En dan stelde hij zich voor dat hij zijn vader hoorde zeggen, zijn hoofd een tikje scheef: ‘Wat dacht jij ervan, Eddie, zoon – zal ik thuiskomen?’ In die dagdroom zag hij zijn moeder altijd zijn vader lachend verwelkomen, mede omdat ze wist dat ze nu minder werk zou hoeven te doen dat haar zo moe maakte omdat zijn vader nu voor hen zou zorgen.

Na de thee deden ze spelletjes. Ze moesten op de vloer van Eddies slaapkamer spelen, omdat mevrouw Barton beneden anders haar naaimachine van de tafel moest tillen. Ze zeiden dat het jammer was dat Eddie niet ’s zomers jarig was. Dan hadden ze met z’n allen naar Barna Woods gekund. Eddie liet een paar van zijn gedroogde bloemen zien.

‘Ze zijn prachtig,’ vond Nessa Ryan. Nessa zei nooit iets om je een plezier te doen. Als Nessa Ryan zei dat ze mooi waren, moest dat inderdaad zo zijn. ‘Je zou er zelfs je brood mee kunnen verdienen,’ liet ze erop volgen. Als kinderen tien waren, dachten ze meestal niet zo ver vooruit, maar vandaag hadden ze op school gepraat over wat ze wilden worden en waren ze aangemoedigd om vooruit te denken en te proberen een opleiding voor het een of andere beroep te volgen, in plaats van uit het raam te zitten staren en de tijd voorbij te laten gaan.

‘Hoe en waar kan ik me laten opleiden in het drogen van bloemen?’ Eddies belangstelling was gewekt, maar Nessa’s tijdelijke interesse was alweer verflauwd.

‘Laten we nog een partijtje blaasvoetbal spelen,’ zei ze. Het was Eddies verjaarscadeau, dat spel. Het enige. Hij had er eigenlijk niet om gevraagd, maar zijn moeder had van de Dunnes in de winkel vernomen dat dit het cadeau was dat elk kind dit jaar wilde hebben. En ze had het in vijf weken afbetaald. Ze was dolblij dat het spel nu werd gebruikt. In zijn hart vond Eddie het een vermoeiend stom spel, mede omdat er veel te veel spuug aan te pas kwam om een papieren bal door een stel papieren buizen te blazen die vies en slap werden.

Na het feestje stond hij bij de deur van het roze huis Leo na te kijken, die huppelend in het maanlicht onderweg was naar het huis op de heuveltop. Hiervandaan kon je de muren van The Glen zien. Ze wuifde naar hem toen ze het hek had bereikt. Nessa en Maura gingen naar beneden: Maura naar de rij huisjes waar ze woonde. Eddie hoopte dat haar vader vanavond niet dronken zou zijn. Soms wankelde Paudie Brennan stomdronken door de straten en schreeuwde hij de mensen beledigingen toe. Nessa Ryan was op een holletje vooruitgegaan. Zij woonde in Ryan’s Hotel. Zij kon elke dag eten wat ze wilde. Ze had het Eddie verteld toen hij haar had uitgelegd hoe het zat met de cake en de appeltaart. Toch moest hij er een verontschuldigend gezicht bij hebben getrokken, want Nessa had vlug gezegd dat ze lang niet zoveel taart kreeg als ze wilde. Eigenlijk kreeg ze alleen patat en boterhammen.

De maan scheen helder, al was het pas zeven uur. De naaimachine van zijn moeder snorde er alweer op los. Ze zat te werken, omringd door knippatronen van papier, met tegenover zich de grote paspop die hem als klein kind altijd zoveel angst had aangejaagd en die altijd het een of andere gereedgekomen kledingstuk droeg. En onderwijl luisterde ze naar de radio. Ze lachte veel tegen hem, maar toen hij alleen terugkwam, vond hij dat haar gezicht er vermoeid en triest uitzag. Hij wilde maar dat ze niet zo hard hoefde te werken. En de naaimachine zou blijven snorren tot nadat hij al in slaap was gevallen. Zo was het geweest zolang hij zich kon herinneren. Eddie vroeg zich af of zijn vader nu ook ergens naar de maan zou opkijken. Herinnerde hij zich dat zijn zoon vandaag tien jaar was geworden?

Die avond schreef Eddie een brief aan zijn vader. Hij vertelde hem van de fijne dag en de gedroogde bloemen die Nessa Ryan zo mooi had gevonden. Daarna vroeg hij zich af of zijn vader hem geen mietje zou vinden, genoeg reden om die zin maar te schrappen. Hij vertelde zijn vader dat er in het naburige dorp een grote bruiloft op til was en dat zijn moeder niet alleen de bruidsjapon mocht maken, maar ook de japonnen van de twee bruidsmeisjes, de moeder van de bruid en een tante van de bruid. Bijna iedereen in de kerk zou kleren van mevrouw Barton dragen! En ook dat zijn moeder had gezegd dat die opdracht op het nippertje was gekomen, omdat het dak hoognodig moest worden gerepareerd, maar dat ze geen geld had om dat te betalen.

Daarna las hij dat laatste nog eens over. Hij vroeg zich af of zijn vader het misschien als een klacht zou uitleggen. En hij wilde hem niet boos maken, nu hij hem net had gevonden. Met een schok realiseerde Eddie zich dat hij zijn vader níét had gevonden en dat hij het alleen maar verzon. Toch had hij er troost uit geput. Hij schrapte het verhaal over het dak en het geldgebrek en liet alleen het goede nieuws over de japonnen voor de grote bruiloft staan. Hij vertelde zijn vader van de lezing over beroepskeuze op school, toen hun was verteld dat er in Engeland massa’s banen voor jongeren waren, als hij groot genoeg was. Misschien, zo dacht hij, woonde zijn vader in Engeland. Zou het niet geweldig zijn als hij hem daar per ongeluk ontmoette, als hij daarginds een goeie baan had, met vooruitzichten?

Dat jaar schreef Eddie vaak. Hij vertelde zijn vader dat Bernard Shaw was gestorven, voor het geval hij ergens zat waar dat grote nieuws nog niet was doorgedrongen. Meneer Kelly had gezegd dat Bernard Shaw een groot schrijver was, maar dat hij een beetje tegen de Kerk was geweest. Zijn vader schreef niet terug, natuurlijk, want Eddies brieven werden nooit verstuurd. Hij zou niet weten waar hij ze heen had moeten sturen. Niet dat Eddie volslagen eenzaam was, zonder vrienden. Hij had vrienden, dat zeker. Hij ging vaak naar boven, naar The Glen, om met Leo Murphy te spelen. Ze sloegen dan op de tennisbaan een balletje, en Leo had bovendien een fijne schommel aan een grote eik. Ze had niet geweten dat het een eik was voordat hij het haar had verteld en haar de bladeren en eikels had laten zien. Vreemd dat iemand zoveel bomen kon hebben en toch niet wist hoe ze heetten. Eddie nam vaak een eikeblad om de omtrek ervan na te tekenen. Hij vond de vorm ervan zo mooi – in de bladeren van een plataan of populier had je veel meer kartels. Hij vond kastanjebladeren trouwens ook heel mooi, en nooit speelde hij dat stomme spelletje van de andere kinderen op school, die het groen van de bladeren lostrokken om te zien wie het mooiste ‘geraamte’ overhield, omdat een blad dan deed denken aan een visgraat. Eddie hield van de textuur van bladeren.

Zijn vader schreef hij niets van dit alles, maar wel schreef hij hem over de terugkomst van De Valera, of dat Nessa Ryan had gezegd dat er op een avond bijna slaande ruzie in het hotel was geweest, zodat haar moeder de politie had moeten waarschuwen, omdat sommige mensen het niet geweldig vonden dat De Valera terug was. Zo schreef en schreef Eddie maar door en vertelde hij zijn vader veel dingen die hij aan niemand anders kwijt kon.

Waar hij niets over schreef, was zijn angst dat iemand hem een huwelijksaanzoek zou doen op zijn verjaardag, als hij twaalf werd. Het leek belachelijk voor zoiets bang te zijn, maar Eddie was uiterst beducht voor Eileen Dunne van school, een meisje met een afschuwelijke lach en wel vijf grote broers die wel met je zouden afrekenen als je nee tegen haar zei.

‘Je dacht er zeker niet aan mij ten huwelijk te vragen, op vrijdag, hè?’ vroeg hij hoopvol aan Leo. Ze had net opgekeken van een boek.

‘Nee,’ zei Leo. ‘Ik dacht aan het overlijden van de koning van Engeland en aan mijn vader, die er zo van streek door is geraakt.’

‘Zou je het doen?’ vroeg hij.

‘Wát zou ik doen? Van streek raken?’

‘Nee. Mij vragen met je te trouwen.’

‘Waarom zou ik? Je hebt mij nooit ten huwelijk gevraagd!’

‘Het is dan namelijk de dag, weet je. De dag waarop vrouwen het kunnen doen.’

‘Mannen kunnen het op alle andere dagen van het jaar.’

Eddie had het al helemaal uitgeknobbeld. ‘Stel dat ik jou nu vraag en dat we ons verloofden? Als iemand mij dan op vrijdag vroeg, zou ik kunnen zeggen dat ik niet vrij meer was.’ Hij keek erg zorgelijk, maar Leo schonk er niet de minste aandacht aan. Zij zat in haar boek te lezen. Ze had altijd wel een boek bij zich. Deze keer heette het: Good Wives. In Eddies ogen had het niet beter kunnen uitkomen.

‘Wat is er, Eddie?’

‘Je hoeft alleen maar ja te zeggen. Ik zal je er niet aan houden.’

‘Ja, dan.’

Eddie was onuitsprekelijk opgelucht. Voor zijn twaalfde verjaardag mocht hij geen feestje geven – daar was hij nu te oud voor. Hij zou een fiets krijgen, een tweedehandsfiets. Zijn moeder had hem gezegd dat hij op de dag zelf naar school zou kunnen fietsen. Hij wilde hem alleen maar houden tot de volgende dag, had hij gezegd, waarop zijn moeder hem vol genegenheid had aangekeken. Hij was ook zo’n grappig klein joch, grillig en complex, hoewel hij het haar nooit moeilijk maakte. En dat was meer dan waarop ze had durven hopen, die dag dat de schoft haar huis had verlaten. De mensen zeiden soms dat het voor haar moeilijk moest zijn helemaal in haar eentje een zoon groot te brengen. Una Barton was echter van mening dat ze samen een redelijk leven leidden. Haar zoon vertelde haar lange, soms wat onsamenhangende verhalen, wilde haar graag helpen koken en droogde plichtsgetrouw af. Ze wilde dat ze over meer geld en tijd beschikte om hem mee te nemen naar de zee, of naar de dierentuin in Dublin. Dat was echter niet voor hen weggelegd. Dat was voor jongens met vaders die niet wegliepen.

Eddie wilde niemand eraan herinneren dat hij vandaag jarig was, alleen voor het geval Eileen Dunne het in haar hoofd mocht halen om hem te vragen, of Maura Brennans jongere zusje Geraldine. Niemand van de meisjes scheen zich echter te realiseren dat ze vandaag de kans hadden Eddie – of wie dan ook – ten huwelijk te vragen. Ze hadden veel meer belangstelling voor kapelaan Barry, die een praatje kwam houden over de missie en hun een missieblad liet zien waarin wedstrijden stonden. Het blad had ook een penvriendrubriek. Overal ter wereld waren mensen die graag van gedachten zouden wisselen met Ierse jongeren, zei hij. Ze konden veel plezier beleven aan corresponderen met jongeren uit allerlei landen.

Kapelaan Barry was heel aardig. Hij leek altijd wat dromerig als hij sprak, en soms sloot hij zijn ogen alsof hij zo de plaats waarover hij het had dichterbij kon halen. Dat beviel Eddie. In gedachten was hij vaak tussen de bomen en de bloemen, als hij met zijn aandacht bij de sommen op het bord had moeten zijn. Kapelaan Barry prikte de lijst met namen van alle buitenlandse jongens en meisjes die een penvriend of -vriendin wilden op het mededelingenbord. Ze spraken allemaal Engels. Ze woonden in verre landen. En een van die jongens schreef dat hij dol was op botanica, bloemen en planten. Hij heette Chris en woonde in Glasgow, Schotland.

‘Dat is niet echt ver om naar te schrijven,’ zei Niall Hayes minachtend. Hij had zelf een jongen in Argentinië uitgekozen.

‘Je hebt meer kans dat hij terug zal schrijven als hij niet te ver weg woont,’ vond Eddie.

‘Dat is stom!’ In zijn hart was Eddie het daarmee eens. Misschien wilde die jongen in Schotland iemand die veel verder weg woonde, in plaats van een jongen uit een Iers dorp. De eigenlijke reden waarom hij Chris Taylor koos, was echter dat een postzegel voor een brief naar Schotland niet zo duur zou zijn, en ook omdat die jongen had geschreven dat hij van planten en zo hield. Eddie had altijd gedacht dat botanica een soort wol was. Hij vroeg het aan juffrouw Ross. Hij voelde er niets voor te moeten schrijven over breien, of over schapen of zo. Hoewel, welke jongen hield er nou van breien? Juffrouw Ross legde hem uit dat botanica de kennis was van planten en andere groeiende dingen.

Hij schreef Chris een brief, een lange brief. Het was opwindend nu eens een brief te schrijven die echt op de post zou gaan. Andere jongens van twaalf zouden misschien op hun pen hebben gekauwd, nadenkend over wat ze nog meer konden schrijven op een volgend vel papier, maar niet Eddie Barton. Hij was bedreven in het schrijven van lange brieven, over de toestand in de wereld in het algemeen, en die in Shancarrig in het bijzonder.

Het antwoord kwam bijna per kerende post, maar was gericht aan Mej. E. Barton. Volgens het poststempel kwam de brief uit Glasgow. Eddie bestudeerde de envelop langdurig. De brief moest voor hem zijn. Zijn moeder heette trouwens Una. Alleen, waarom had Chris Taylor hem ‘mejuffrouw’ genoemd? Met een brandende blos van schaamte ritste hij de brief open.

Beste Edith,

Ik kon je naam niet zo goed lezen en misschien heb je wel een Ierse naam maar ik hoop dat ik het goed geraden heb en dat je werkelijk Edith heet.

De brief ging verder en het was een aardige, interessante brief, waarin veel werd gezegd over Schotse dennensoorten en dennenappels. Ook was er een verzoek om wat gedroogde bloemen te sturen en wilde Chris weten of het misschien goed zou zijn de Latijnse namen van planten en dergelijke te leren, omdat het dan gemakkelijker zou zijn er iets over te vinden.

Chris was naar de bibliotheek geweest en hij had twee uur nodig gehad om iets te vinden over een doodgewone esdoorn. Uiteindelijk had hij er niets over gevonden, eenvoudig omdat hij niet had geweten dat de geslachtsnaam Acer was.

Verheugd las Eddie verder. Het was heel aardig van Chris dat hij zoveel moeite had gedaan om terug te schrijven, vooral omdat hij scheen te denken dat hij, Eddie, een meisje was dat Edith heette. Ugh! Hij vroeg Eddie zelfs op wat voor kloosterschool hij zat, waar de onderwijzeressen ‘juffrouw Ross’ en ‘mevrouw Kelly’ heetten, zodat ze geen nonnen konden zijn. En op de laatste bladzijde wachtte Eddie een nog heviger schok. Chris sprak de hoop uit dat hij spoedig zou terugschrijven en zei dat hij het heel fijn vond een gelijkgestemde ziel aan de overkant van de zee te hebben gevonden. En toen ondertekende hij met de naam… Christine.

Chris was een meisje! Hij had het afwisselend warm en koud vanwege zijn stomme fout. Ze zou hem niet meer willen schrijven als ze eenmaal wist dat hij niet op een kloosterschool zat, zoals zij, en dat hij een twaalfjarige jongen was, met een drollenvanger aan, en piekhaar op zijn hoofd. Dat was jammer, want zij was precies het soort iemand met wie hij zo graag had willen corresponderen. En het was háár schuld. Niet de zijne. Zij was degene met een naam die zowel van een jongen als van een meisje kon zijn. Hij had een doodgewone jongensnaam: Eddie. Hij kon zich gemakkelijk voorstellen wat ze op school zouden zeggen als ze wisten dat hij in Schotland een penvriendín had gevonden, terwijl alle andere jongens een penvríénd in India of Zuid-Amerika hadden. Echt iets voor ‘Mietje Barton’, zouden ze zeggen.

Graag zou hij Chris – en het maakte niet uit of het een jongen of meisje was met die naam – een paar van zijn gedroogde bloemen hebben gestuurd. En opeens ging Eddie een licht op over wat hem te doen stond: hij zou doen alsof hij een meisje was. Alleen moest hij haar over zien te halen de volgende keren niet meer ‘Mej.’ op de envelop te schrijven.

Vier jaar lang schreven Eddie Barton en Christine Taylor elkaar uitvoerige brieven waarin ze hun hart uitstortten, zoals ze dat geen van beiden tegenover iemand anders konden doen. Chris schreef van de droom van haar moeder om naar de stad te verhuizen en daar in een huis op een eigen stuk grond te wonen, een huis met een tuin en een garage, ook al hadden ze geen auto. Chris zelf verfoeide dat idee: ze zou dan kilometers moeten lopen naar de bibliotheek en de kunstgalerie, en naar allerlei andere dingen die ze na schooltijd bezocht. De meisjes op school hadden nooit ergens zin in, behalve in een bezoek aan de snoepwinkel, of kletsen over jongens. Chris stuurde een foto van haarzelf in schooluniform en wilde dat Edith haar ook een foto zou sturen. In zijn wanhoop stuurde Eddie haar een foto van Leo die hij tijdens een bezoekje aan The Glen had gepikt.

Chris schreef terug dat ze niet had gedacht dat hij zo lang zou zijn. Uit wat hij haar had geschreven had ze de indruk opgedaan dat hij klein en stevig gebouwd moest zijn, met haar dat recht omhoog wilde groeien. Eddie sidderde toen hij dit las, alsof ze hem had ontmaskerd. Hij dankte de hemel dat Schotland zo ver weg was dat ze hem nooit zou bezoeken. Het zou nog beter zijn geweest als ze in Argentinië had gewoond, want dan had hij niet eens aan de mogelijkheid van een bezoek hoeven denken.

Het was moeilijk de fictie van een leven op school vol te houden toen hij op zijn veertiende de school van Shancarrig vaarwel zei en voortaan elke dag met de bus naar de school van de broeders in de grote stad ging. Hij vertelde Chris dat hij het eigenlijk afschuwelijk vond op school en in zijn brieven daarom liever over andere dingen schreef, zoals de wilde lijsterbes of het feit dat zijn moeder aanvallen had van hoofdpijn omdat ze veel te hard werkte. En anders vroeg hij zich per brief af of er misschien een manier zou bestaan om te ontdekken waar zijn vader uithing, zodat hij hem kon laten weten hoe de vlag erbij hing.

Hij schreef over kapelaan Barry, die steeds weer over een dorpje in Peru had gepreekt dat Vieja Piedra heette, maar dat hij ermee had moeten ophouden; de mensen zeiden dat de bisschop het niet prettig vond dat het geld uit zijn diocees naar een plaats in het buitenland ging, in plaats van in eigen land te worden besteed. Chris scheen het te snappen. Ze vroeg hem waarom hij zijn moeder niet hielp met haar naaiwerk; zo moeilijk was het niet, en ze konden het werk best verdelen! Eddie raakte er gefrustreerd van. Hij begreep dat hij als een luie egoïst was overgekomen, terwijl zijn enige misdaad was dat hij een jongen was. Iedereen wist dat jongens geen naaiwerk deden.

Op school ging het niet goed met hem, maar daar schreef hij niets over aan Chris. Hoe kon hij haar vertellen van de broeders, die vaak tegen hem tekeergingen, hem heel ruw behandelden en hem soms met de riem sloegen als hij daar het minst op rekende, broeders die zelfs de spot dreven met zijn gestotter? Chris vroeg hem om een nieuwe foto toen hij zestien was. Hij had natuurlijk geen nieuwe foto van Leo. Omdat hij haar er niet persoonlijk om durfde te vragen, schreef hij Leo een kattebelletje.

Om een ingewikkelde reden, die ik je nog wel eens zal uitleggen, heb ik een foto van je nodig. Ik zeg je er uitdrukkelijk bij dat het niets te maken heeft met die huwelijksbelofte die ik je ooit heb afgeperst. Je bent vrij van die belofte, maar kun je me volgende week een foto sturen?

Ze schreef niet terug, maar kort voor zijn zestiende verjaardag ontmoette hij haar onverwachts midden in het dorp. ‘Was je de foto vergeten?’ vroeg hij. Leo keek hem afwezig aan. Ze had er niet meer aan gedacht. ‘Alsjeblieft, Leo, het is heel belangrijk. Je weet dat ik je er niet om zou vragen als het dat niet was. Mag ik naar je huis komen om te zien of je er een hebt?’

Het wás belangrijk. Chris had hem een foto van haarzelf gestuurd, een maandje geleden, genomen op haar zestiende verjaardag. Een zwartharig meisje met grote ogen en een aardige lach.

‘Nee!’ Nooit had hij haar zo onverbiddelijk meegemaakt.

‘Kun je me er dan eentje brengen?’

Ze staarde hem aan alsof ze probeerde vast te stellen of dat misschien de manier was om te zorgen dat haar leven minder vaak werd verstoord. ‘O, god, ik breng je er wel een,’ zei ze toen.

Hij leek gekrenkt te zijn. ‘Ik dacht dat we vrienden waren, op de een of andere manier,’ zei hij.

‘Ja, ja, natuurlijk zijn we dat,’ zei ze, wat vriendelijker.

‘Je hoeft niet bang te zijn. Het heeft niets te maken met verloofd zijn.’

‘Wat?’

Eddie constateerde dat Leo Murphy nooit echt luisterde naar wat iemand zei. Ze was zo heel anders dan Chris Taylor, die alles belangrijk vond. Alleen dacht ze dat Eddie een meisje was, een mede-samenzweerster tegen het leven. Eddie had zich genoodzaakt gezien haar te schrijven dat ‘inderdaad’ ook bij hem de maandstonden op zijn elfde waren begonnen. Ook had hij het kunnen opbrengen om haar te schrijven dat hij wég was van de filmster Fernando Lamas, en dat hij een rode ruit heel aardig vond voor een winterrok. Chris schreef echter voornamelijk over interessante dingen – ze dwaalde slechts een enkele keer af naar vrouwelijke onderwerpen. En onveranderlijk schrok hij zich dan een hoedje.

Hij deed de foto op de post en wachtte, wetend dat ze hem een verjaarskaart zou sturen, meestal met bloemen en strikken en allerlei andere dingen die hij onmogelijk aan iemand kon laten zien. Dit jaar was het een kleine envelop. ‘Niet openen vóór woensdag de negenentwintigste,’ stond erop. Eddie stak hem in zijn zak om hem te lezen als hij alleen was. Hij had zijn moeder uitgelegd dat hij een penvriend had, een jongen in Schotland.

‘Wat heeft die Schotse jongen zoal te zeggen?’ vroeg zijn moeder hem van tijd tot tijd.

‘Niet veel. Het gaat meestal over bloemen en bomen,’ zei Eddie.

‘Nou, het houdt je van de straat, denk ik,’ zei mevrouw Barton dan. Eddie wist dat ze het niet zo boos bedoelde als het klonk. In zijn slaapkamer maakte hij de brief van Chris open, en dat bezorgde hem zo’n hevige schok dat hij moest gaan zitten.

Ik heb mezelf altijd beloofd dat ik, als we allebei zestien waren, je zou schrijven dat ik vanaf het eerste begin heb geweten dat je een jongen was. Ik durfde het je niet te zeggen, uit angst dat je me niet meer zou schrijven. Ik vind het fijn dat je een jongen bent. Je bent de aardigste jongen die ik ooit van mijn leven heb ontmoet. Van harte gefeliciteerd, lieve Eddie, en bedankt voor je vriendschap.

Zijn eerste gevoel was schaamte. Hoe had ze het gewaagd om hem vier jaar lang voor de gek te houden? Daarna verbijstering. Hoe kon ze dat weten? Hij had toegegeven dat hij maandstonden had, op een kloosterschool zat en een rok met een rode ruit droeg. Toen volgde er een heel ander gevoel. Een gevoel van opwinding. Ze wist dat hij een jongen was en ze vond hem toch aardig! En ze was bang hem kwijt te raken. Hij liep naar de lade waarin hij haar brieven bewaarde. Hij las hier en daar een passage over.

Met jou kan ik gemakkelijk praten. Jij begrijpt het echt. Je hebt een fantastische geest – de mensen hier zijn zo dom.

Eddie Barton was zestien jaar oud en verliefd. Hij ging naar Barna Woods. Het was ijskoud, maar het kon hem niet schelen. Hij vond een oude boomstam waarop hij kon zitten en dacht na over de nieuwe wending in zijn leven. Nog vóór zessen moest hij een brief aan haar posten. Van naar school gaan kon geen sprake zijn; hij had veel te veel om over na te denken. De hele dag werd hij geplaagd door spijt over sommige dingen die hij haar had geschreven; hele alinea’s waarvan ze moest hebben geweten dat het leugens waren. De spijt werd weggevaagd door ergernis. Waarom had ze hem gevraagd zijn moeder te helpen naaien, als ze had geweten dat hij een jongen was? Toch wilde hij vooral dat zijn brief aan haar precies goed zou zijn; hij wilde haar zeggen wat er in hem omging, zonder haar bang te maken. Hij nam haar foto weer in zijn handen. Grote zwarte ogen, als van een Italiaanse. Toen maakte zijn hart een sprongetje. Ze had er geen idee van hoe hij eruitzag. Ze dacht dat hij het uiterlijk had van Leo Murphy. Of nee, dat dacht ze niet, maar ze had geen idee van zijn echte uiterlijk. Eddie wenste dat hij groot en sterk was en er net zo uitzag als Niall Hayes’ neef Richard, die nu bij hem logeerde. Iedereen zei dat hij zo knap was. Eddie wenste meer dan ooit dat hij zijn vader kon vinden, zodat hij hem om raad kon vragen.

Zijn vader was op Eddies zestiende verjaardag echter evenmin komen opdagen als op alle vorige, en Eddie wist dat hij het alleen moest uitzoeken. Hij besloot naar juffrouw Ross en haar moeder te gaan om te vragen of hij zijn brief daar mocht schrijven. Het zou er warm en droog zijn. En hij hoefde er niet bang te zijn dat zijn moeder hem kwam vragen wat hij uitvoerde of iets tegen hem zou zeggen waaraan hij zich zou ergeren. Hij werkte geregeld voor juffrouw Ross in de tuin; die zou het niet erg vinden als hij op een ijzige dag als vandaag binnenkwam.

Ze kwam net voor de lunch terug uit school toen hij eraan kwam. Haar regenjas, een jas met ceintuur, maakte een ruisend geluid onder het lopen. Eddie vroeg zich af of Chris ook zo’n regenjas droeg. Hij kon het haar vragen, maar om de een of andere reden klonk het te persoonlijk, dat ruisende, bijna sissende geluid. Het was iets waarvan hij niet wilde dat ze het wist, laat staan het gevoel dat het hem bezorgde. Juffrouw Ross zag er nogal vermoeid en bleekjes uit. Ze zei dat hij de verhoring was van haar gebed. Als hij een paar blokken hout voor haar wilde kloven, zou hij niet alleen de hele middag bij de open haard mogen schrijven, maar zou ze hem bovendien een grote kop soep voorzetten.

‘Het is namelijk mijn verjaardag, juffrouw Ross, daarom,’ zei hij. Ze scheen die verklaring afdoende te vinden, want ze vroeg hem niet waarom hij spijbelde van de school van de broeders. Ze kon zich niet voorstellen dat broeder O’Brien ooit tegen een jongen van zestien zou zeggen dat hij het er maar eens van moest nemen, vandaag.

‘Wat voor brief? Ga je solliciteren naar een baan?’ vroeg juffrouw Ross.

‘Nee. Het is maar een brief aan een kennis,’ zei hij met een vuurrode kop.

‘O. Nou, als het een vriendin op een kloosterschool is, moet je niet vergeten dat de nonnen misschien de brief zullen lezen.’ Juffrouw Ross had altijd goede raad bij de hand.

‘Nee, het is geen vriendin op een kloosterschool,’ antwoordde Eddie, in het besef dat het stroef klonk.

‘Dan hoef je nergens bang voor te zijn.’ Eddie vond dat juffrouw Ross het ter wille van hem opgewekt liet klinken. En hoorde hij er ook niet een tikje afgunst in? Eddie keek in de kamer om zich heen, voordat hij aan zijn brief begon. Hij had nooit veel notitie van het huis genomen en had het alleen gezien als een plek waar hij zijn schoenen moest uittrekken voordat hij vanuit de tuin naar binnen ging. Hij herinnerde zich dat Maura Brennan, met wie hij op het schooltje van Shancarrig bevriend was geweest, altijd had gezegd dat ze dol was op dit huis en dat ze, als ze groot was, net zo’n huis als dit wilde hebben, met mooie meubeltjes die ze kon wrijven totdat ze blonken, en met sierborden van porselein op planken, en met prachtige gordijnen van zwaar velours. Eddie bewonderde de kleuren; alles leek harmonisch bij elkaar te passen – heel anders dan bij hem thuis, waar het vloerkleed bruin was, en de gordijnen knalgeel, en het tafelkleed gifgroen, zodat het wel leek alsof alles was gekozen om met de rest te vloeken. Hij wist dat dit niet zo was: het kwam omdat ze niet genoeg geld hadden om mooie dingen te kopen. Zijn moeder had tenslotte veel smaak, zoals bleek uit de kleren die ze maakte. Ze kon haar klanten altijd precies zeggen wat bij de kleur van hun ogen of hun teint paste. Alleen had hij niets aan dat alles nu hij Chris Taylor wilde schrijven. Hij zat langdurig te peinzen en hoorde de oude grootvaderklok tikken. Juffrouw Ross was weer naar het schooltje van Shancarrig en haar moeder was naar boven gegaan voor haar middagdutje. Eddie schreef:

Liefste Chris,
Ik kan je niet vertellen hoe fijn het voor me is om je als mezelf te kunnen schrijven. Ik heb het vaak willen doen, maar toen ik eenmaal met die dwaze leugen was begonnen, moest ik er wel mee doorgaan, omdat je mij anders misschien niet meer zou schrijven. Je brieven zijn het belangrijkste in mijn leven. Ik zou het niet kunnen verdragen als ze niet meer kwamen.

Daarna was het niet moeilijk meer. Het ene kantje na het andere. Hij probeerde zich in te denken hoe het zou zijn als híj daarginds in dat huisje in Glasgow zat. Ze noemde het altijd ‘twee boven, twee beneden’, waarmee ze het aantal kamers bedoelde. Haar moeder had haar droom over verhuizen naar een groot huis in de stad nooit kunnen verwezenlijken. Haar vader was duivenmelker en stelde nergens anders belang in. Haar twee broers zaten op zee en kwamen slechts af en toe voor een kort bezoek naar huis. Ze wilde eigenlijk naar een kunstacademie maar was niet goed genoeg. Haar moeder had gezegd dat ze maar dat baantje bij de bloemist moest nemen en er dankbaar voor diende te zijn; de meeste mensen moesten werk doen dat ze verfoeiden. Chris hield tenminste van bloemen, dus in dat opzicht zou ze een voorsprong hebben. Wat zou zo’n meisje graag willen lezen over Eddie, die nu was ontmaskerd als een man? Hij wist één ding: hij zou nooit meer doen alsof.

Ik ben klein en breed en heb stekelhaar. Ik geloof niet dat ik je ooit echt van mijn school heb verteld en hoe groot mijn hekel eraan is, want aangezien ik moest doen alsof ik een meisje was, kon ik je niet zeggen hoe ruw ze daar zijn en dat ze denken dat ik zo stom ben als een rund. Dat ben ik niet, vind ik, en jouw brieven helpen me denken dat ik iets bijzonders heb.

Het kostte hem niet de minste moeite de woorden te vinden. En toen hij de brief overlas, geloofde hij dat ze het een redelijke verklaring zou vinden voor alle jaren van bedrog. Niet al te veel verontschuldigingen; gewoon een poging om de dingen recht te zetten. Hij keek verbaasd op dat juffrouw Ross nu al thuiskwam uit school.

‘Dat is geen kattebelletje, Eddie!’ zei ze goedkeurend.

‘Vindt u dat ik stom ben, juffrouw Ross?’

‘In geen geval! Stom ben je beslist niet,’ zei ze. Hij grijnsde haar dankbaar toe en ging ervandoor. Toen ze hem vanuit de deuropening nakeek, zag ze dat hij regelrecht koers zette naar het postkantoor en onderweg om de plassen heen rende of eroverheen sprong.

‘Als we elkaar ooit ontmoeten, moet ik je beslist alle varens van Barna Woods laten zien,’ had hij haar ooit geschreven.

‘Wat bedoel je met “als we elkaar ooit ontmoeten”? Het is “wanneer we elkaar ontmoeten”! had ze geantwoord, en nu was zijn hart bezwaard omdat hij wist dat hij Shancarrig te rooskleurig, te opwindend en te romantisch had afgeschilderd tegenover Christine Taylor.

‘Die jongen daarginds heeft zeker niets anders te doen dan brieven schrijven,’ zei zijn moeder op een dag, toen de zoveelste dikke envelop uit Schotland in de bus was gevallen.

‘Het is geen jongen, het is een meisje.’ Eddie wist dat hij het haar vroeg of laat zou moeten zeggen.

‘Hoe bedoel je? Is hij plotseling in een meisje veranderd?’ Mevrouw Barton vond het maar niets dat er nu opeens sprake was van een meisje.

‘Nee, dit is iemand anders.’ Eddie had niet de indruk dat verdere uitleg veel aan de situatie zou verbeteren.

‘Waarom Schotland?’ vroeg zijn moeder.

‘Lekker ver weg,’ antwoordde hij grinnikend. ‘Als ik dan toch met een meisje moet corresponderen, is het dan niet beter dat ik er een uitkies in een vreemd land?’

‘Op jouw leeftijd behoor je helemaal niet met meisjes te corresponderen. Daar heb je later meer dan genoeg tijd voor. Te véél tijd zelfs, als je een echte zoon van je vader bent.’

In de loop der jaren had ze vaak toespelingen gemaakt op Ted Bartons belangstelling voor vrouwen – altijd vaag en in algemene termen, nooit specifiek en gedetailleerd. Eddie had allang de hoop opgegeven dat ze ooit meer over hem zou loslaten dan het beetje dat hij al over zijn vader wist. Ze had hem destijds de deur gewezen omdat haar ter ore was gekomen dat hij omgang had met een andere vrouw. Toen hij die nacht Shancarrig had verlaten, was die vrouw niet met hem meegegaan. Ze kon zelfs iemand zijn die hij kende. Iemand met wie hij had gepraat. Was het maar zo’n aardig iemand als juffrouw Ross, dan kon die hem misschien wat meer vertellen over de man die uit hun leven was verdwenen. ‘Vond mijn vader juffrouw Ross aardig?’ vroeg hij zijn moeder onverwachts.

‘Maddy Ross?’ Zijn moeder staarde hem verbaasd aan.

‘Ja, die! Kan zij zijn geliefde zijn geweest?’

‘Tja, aangezien zij pas een jaar of twaalf, dertien was toen hij wegging, is dat niet al te waarschijnlijk, maar dat wil niet zeggen dat het uitgesloten is.’ Zijn moeder had zelfs kans gezien hem een wrang lachje te tonen toen ze dit zei.

Eddie vond dat ze minder verbitterd was dan vroeger. Hij moest erom denken dat aan Chris te schrijven, in zijn volgende brief; ze hadden geen geheimen voor elkaar. Ze had hem geschreven dat haar vader ontslag had gehad van de scheepswerf en dat haar moeder op de fabriek nu een extra dienst draaide. Chris verdiende ’s zaterdags wat bij in de plaatselijke bloemenwinkel. Het was niet wat zij ervan had verwacht, werken met bloemen. Het was erg eentonig, in feite, met stijve bloemstukjes en afschuwelijk bedrieglijke trucs, om te zorgen dat de bloemen er nog vers uitzagen, terwijl ze al op sterven na dood waren.

Ze schreven elkaar wanneer ze eigenlijk een laatste wanhopige poging hadden moeten doen om nog iets op te steken van hun schoolboeken. Christine zei dat ze op haar kloosterschool vreselijk snobistisch waren en een hekel hadden aan meisjes wier moeder in een fabriek werkte. Eddie schreef dat de broeders het hadden voorzien op iedereen met een beetje gevoel in zijn donder, en dat ze hem al als ‘hopeloos’ hadden afgeschreven. Welke uitslag hun examen zou opleveren, stond voor hen allebei al bij voorbaat vast.

In de zomer van 1957 schreven ze elkaar over hun slechte resultaten, slechte aantekeningen en beperkte vooruitzichten.

‘Ik heb een praatje gemaakt met broeder O’Brien. Die is van mening dat het niet de moeite waard is te proberen het jaar over te doen,’ zei Eddies moeder somber. Ze had de bus naar de grote stad genomen om materiaal in te kopen: garens, ritssluitingen en reserve-onderdelen voor de naaimachine. En ze had van de gelegenheid gebruikgemaakt om een bezoek aan de school te brengen.

Het was geen opwekkende ontmoeting geworden. ‘Ik heb hem gezegd dat andere jongens een vader hadden die voor zoiets konden betalen, maar dat wij niet in de gelukkige positie verkeerden te weten waar jouw vader uithangt, of waar hij de afgelopen twaalf jaar heeft gezeten.’ Op haar gezicht lag weer die oude trek van verbittering die Eddie verfoeide.

‘Mam, je hebt hem er zelf uit gegooid! Je hebt hem gezegd weg te gaan. Je kunt hem niet de schuld geven van alles wat er na zijn vertrek is misgegaan; alleen van wat hij vóór zijn vertrek heeft gedaan.’

‘Dat was meer dan genoeg voor een heel leven, dat verzeker ik je.’

‘Je “verzekert” me dat soort dingen altijd, maar je zegt er nooit bij wat het was.’

‘O, jij hebt je woordje altijd klaar, net als hij.’

‘En deed broeder O’Brien aardig tegen u? Leefde hij mee? Ik wil wedden van niet. Die geeft geen zier om iemands vader of moeder, of wie dan ook.’

Zijn moeder keek hem bevreemd aan. ‘Nee, hij toonde geen meeleven. Niet met jou, noch met mij. Ik geloof echter wel dat hij om mensen geeft. Hij zei dat het zinloos was dat ik me beklaagde over de afwezigheid van een echtgenoot, aangezien het toch altijd de vrouwen waren die kwamen praten, ongeacht of hun man nog leefde en bij hen was of niet.’

‘En verder?’

‘Hij zei dat jij jezelf te goed acht voor de school; dat jij je ver boven de anderen en hun gewone manieren verheven voelt. En dat zou volgens hem niet erg zijn als jij een echte kunstenaar was geweest, iemand met het vurige verlangen om te schilderen of te schrijven, maar dat hij nu niet wist wat er van jou moest worden. Het klonk alsof hij dat jammer vond.’

Eddie had het idee dat dit overeenstemde met de waarheid. Dit was precies de manier waarop broeder O’Brien kon praten, en er school wel enige waarheid in. Hij kon de grote man met zijn rode gezicht voor zich zien, een gezicht dat uitdrukte dat het hem speet dat hij geen plekje voor de jongen kon vinden. Broeder O’Brien vond het heerlijk ‘zijn jongens’ een plaatsje bij een bank of verzekeringsconcern te bezorgen, of bij de een of andere overheidsinstantie, en een heel enkele keer zelfs de universiteit. Niets van dat alles voor Eddie Barton. Als hij zijn reddingslijn niet had gehad, de brieven waaruit hij kracht en steun kon putten, zou Eddie die zomer diep in de put hebben gezeten. Chris schreef hem echter dagelijks. Ze zei dat ze zichzelf uit deze situatie moesten bevrijden. Ze vertikte het om in een fabriek te gaan werken, net als haar moeder, en ook wilde ze niet naar de opleiding voor bloemiste.

Ze waren nu verliefde woordjes gaan gebruiken en sloten elke brief af met zinnen waarin ze schreven dat ze naar de ander verlangden en vurig wensten dat ze elkaar zouden ontmoeten. Eddie schreef dat hij Shancarrig misschien wat al te aanlokkelijk had afgeschilderd. Misschien konden ze elkaar ontmoeten in een vreemd land, met een warme wind en wuivende palmen? Chris antwoordde dat niemand van iemand anders kon houden als ze elkaar in de grauwe straten rondom haar huis ontmoetten. Zij was ook helemaal vóór een ontmoeting ergens ver weg.

De fantasiewereld werd een belangrijk bestanddeel van hun correspondentie. De praktische kant werd er bijna helemaal door weggedrukt. Chris Taylor ging in een warenhuis in Glasgow werken. Ze verfoeide het, zei ze. Het was bijzonder vermoeiend. Haar benen bezorgden haar meer pijn dan gewoonlijk. Eddie vroeg of haar benen haar dan altijd pijn bezorgden; daar had ze nooit iets over geschreven. Ze kwam er echter niet op terug, zodat hij dacht dat ze het alleen bij wijze van spreken had opgemerkt.

Eddie Barton kreeg een baantje in Dunnes ijzerwinkel. Hij verfoeide het. Hij schreef Chris over de dag waarop de boeren kwamen om prikkeldraad en onderdelen voor de ploeg te bestellen. Hij zei dat hij zijn buik vol had van harken en hooivorken en dat hij het zou besterven als hij ooit nog eens over lijnzaadolie of rode menieverf voor het verven van een hek moest praten. Hij schreef over de irritante domheid van de Dunnes. Hun tante, Nellie Dunne, had een kruidenierswinkeltje, en de enige reden waarom mensen bij haar kochten, was dat ze bij haar konden poffen. Eddie werkte bij de oude meneer Dunne en zijn zonen Brian en Liam. Eileen, die van zijn leeftijd was, werkte in Ryan’s Hotel, en ze lonkte altijd naar hem als ze binnenkwam.

Laat ik je dit zeggen, schreef hij Chris, niet om mezelf groter te laten lijken dan ik ben, noch om jou jaloers te maken, maar ik herinner mezelf er telkens aan dat ik van geluk mag spreken dat er voor stomme grieten als Eileen met hun opdringerige gedoe geen plaats is in mijn leven.

Soms schreef ze dat ze naar een dansavond was geweest, maar ze zei dat ze meestal op een stoel op het balkon had gezeten, denkend aan wat hij in zijn laatste brief had geschreven.

Een enkele keer kwamen Nessa Ryan en Leo Murphy de winkel in om met hem te praten. De Dunnes vonden het nooit erg als hij met hen kletste, want zij behoorden tot de chic van Shancarrig. Als Maura Brennan was binnengestapt, of iemand anders van de huisjes, zouden ze heel anders hebben gereageerd. De oude meneer Dunne scheen echter duidelijk ingenomen te zijn met een bezoekje van de jonge juffrouw Ryan van het hotel, of van de jonge juffrouw Murphy van The Glen. ‘En hoe maakt de goede majoor het?’ vroeg hij altijd aan Leo, doelend op haar vader.

‘O, die praat nog altijd in zichzelf, zoals altijd,’ had Leo een keer gemompeld, waarop ze allemaal hadden moeten giechelen.

Meneer Dunne vond dat een gebrek aan respect, en het stond hem niet aan. ‘En hoe maakt iedereen het in Ierlands meest vooraanstaande herberg?’ vroeg hij Nessa Ryan, doelend op het hotel van haar ouders. Nessa zei altijd dat iedereen het uitstekend maakte en bedankte hem.

Eddie schreef Chris over het zorgelijke gezicht van Leo Murphy, en dat terwijl ze geen enkele reden heeft zich zorgen te maken, over wat dan ook. Ze had zes eervolle vermeldingen op haarschoolcertificaat gekregen. Ze beschikte over al het geld van de wereld en kon als ze wilde naar de universiteit in Cork, Galway of Dublin, maar toch scheen ze altijd op haar lip te bijten. In haar antwoord schreef Chris dat je nooit wist wat voor zorgen andere mensen hadden. Misschien voelde Leo zich niet goed, misschien was er iets met haar gezondheid. Hoe zag ze er eigenlijk uit? Beschaamd schreef Eddie terug dat Leo er net zo uitzag als hijzelf, of beter gezegd, als het meisje op de foto’s die hij haar van zichzelf had gestuurd toen hij nog had gedaan alsof hij een meisje was.

Ze is heel aantrekkelijk, schreef Chris bezorgd terug.

Is me nooit opgevallen, antwoordde hij. Misschien had ik beter een meisje kunnen blijven.

Nee, je ziet er prima uit zoals je bent, zei ze in haar volgendebrief.

Ze wisten dat ze elkaar moesten spreken. Ze hadden geen van beiden thuis telefoon, maar Chris kon de telefooncel gebruiken en Eddie kon in Ryan’s Hotel op haar telefoontje wachten. Ze bereidden er zich een paar weken lang in hun brieven op voor. Misschien vinden we elkaars stem niet leuk, schreef Chris. Daarom is het van belang dat we voor ogen houden dat we elkaar aardig vinden en dat de stem er niet toe doet.

Wat bedoel je met ‘aardig vinden’? schreef Eddie. We houden van elkaar! Dat is waaraan we zaterdagavond moeten denken!

Ze hadden het voor zaterdagavond afgesproken, dan konden ze er zich de hele week op verheugen. Hij kleedde zich ervoor en trok een schoon overhemd aan.

‘Dat gaat zeker weer op stap?’ Zijn moeder had nauwelijks opgekeken, maar toch had ze gezien dat hij zich had opgedoft.

‘Ach welnee, mam. Wat valt er in Shancarrig nu te beleven?’

‘Nou, waar ga je dan heen als ik vragen mag?’ Haar stem klonk minder scherp dan de woorden. Ze wilde het zo graag weten.

‘Gewoon naar Ryan’s Hotel, mam, voor een kop koffie.’

‘Eddie…?’

‘Ja, mam.’

‘Eddie, ik weet dat ik een beetje zeur, maar zul je niet…’

‘Mam, je weet dat ik niet drink. Ik vond de geur afschuwelijk, laat staan de smaak ervan, toen ik het een keer probeerde.’

‘Ik heb het niet over drank.’ Ze monsterde hem van top tot teen, deze zoon van haar die zich had opgedoft voor een romantisch afspraakje.

‘Wat bedoel je dan?’

‘Je begint toch niets met Eileen Dunne, hè? Dat zijn geen mensen die je tegen je in het harnas moet jagen.’

‘Alsof ik dat niet weet! Ik werk toch bij hen?’

‘Ja, maar die Eileen…?’

Hij hurkte naast zijn moeder neer en keek haar recht aan. ‘Al was ze de laatste vrouw in heel Ierland, dan nog zou ik haar niet moeten.’ Iedereen zou hebben geweten dat hij de waarheid sprak. Met enige opluchting zwaaide Eddies moeder hem uit.

Chris zou om acht uur bellen. Eddie posteerde zich in de gang. De telefoon op de receptiebalie zou gaan rinkelen, en dan zou degene die achter de balie stond om zich heen kijken en zeggen: ‘Eddie Barton? Ik weet het niet… of wacht, ja, hij is hier,’ waarna ze Eddie zou gebaren dat hij de telefooncel in moest gaan. En dan zou hij haar spreken, het meisje van zijn hart.

Een ander pluspunt van zaterdagavond was dat die afschuwelijke Eileen Dunne niet achter de receptiebalie zou staan. Die werkte op zaterdagen in de eetzaal, met haar jurkje strak over haar billen en borsten gespannen, en met een wit schortje voor dat niet eens een poging mocht heten om haar kleding te beschermen. Eddies hart klopte zo hevig dat het hem deed denken aan de grote klok in het schooltje van Shancarrig, die bonkende geluiden maakte bij het wegtikken van de seconden. Nog even, nog even. Tien minuten. Negen…

Zijn voet schoot omhoog toen hij de telefoon hoorde rinkelen. Het was hem nog niet opgevallen dat Eileen Dunne vanavond toch receptioniste was. Hopelijk zou ze geen opmerkingen maken; hopelijk zou ze niets stoms zeggen zodat Chris het helemaal daarginds in Schotland kon horen. ‘Ja, die is hier. Een ogenblikje. Ed… die!’

Hij haastte zich naar de balie. ‘Ja?’

‘Er is iemand voor je aan de telefoon. Neem je het telefoontje hier, bij de balie? God, je ziet eruit om op te vreten, vanavond.’

‘Ik neem het liever in de cel,’ zei hij, rood van kwaadheid.

‘Best. Wacht totdat ik dit ellendige ding heb doorverbonden. Je hebt hier meer draadjes en pinnen dan op het achterste van een stekelvarken. Ga je vanavond nog ergens dansen?’

Hij vluchtte de donkere cel in, met bevende handen, en wenste Eileen Dunne naar de hel. O, alsjeblieft, laat Chris het niet hebben gehoord… ‘Hallo?’ zei hij voorzichtig. Kennelijk had hij de Schotse telefoniste aan de lijn. Hij kon haar nauwelijks verstaan. Ze zei iets over moeilijk doorkomen. ‘Kunt u mij verbinden met Chris, alstublieft?’ Hij wist dat zijn stem beverig klonk, maar gelukkig was de verbinding niet best. Zíj had die stomme, stomme Eileen Dunne in elk geval niet gehoord. Nu kon hij haar elk ogenblik aan de lijn krijgen.

‘Je spréékt met Chris,’ kon hij met moeite uit de vreemde klanken opmaken. ‘Bedoel je dat je me niet kunt horen?’

Dit kon onmogelijk de stem van Chris zijn. Dit was iemand die haar best deed een Schotse komiek na te doen. Overal rollende rrr’s. ‘Dat ben jij toch niet? Dat ben je toch niet zelf, Chris?’ zei hij. Ze moest een grap met hem uithalen.

‘Toe, Eddie, hou eens op met die Ierse tongval. Je praat net als die mannen die bij ons kerstconcerten komen geven in de kerk.’

Er viel een stilte. Ze begrepen dat ze geen van beiden deden alsof. Dit was echt de manier waarop ze praatten! De stilte werd verbroken door gelach.

‘O god, Eddie… ik heb er geen moment bij stilgestaan. In mijn gedachten hoorde ik je altijd gewoon praten.’

Zijn hart stroomde over van liefde. Die rare manier van spreken van haar deed er niet in het minst toe. ‘En ik heb ook steeds gedacht dat je een écht iemand was,’ zei hij.

Daarna was het tussen hen zoals in de brieven. Tot de drie minuten om waren.

‘Ik hou van je, Chris. Nu meer dan ooit.’

‘En ik hou ook van jou,’ zei ze.

Ze leefden voor de zaterdag, hoewel de telefoontjes nooit zo goed uitpakten als ze hadden verwacht op grond van hun briefwisseling. Soms begrepen ze niet wat de ander zei en moesten ze kostbare tijd verspillen aan nadere uitleg. Ze snakten ernaar elkaar te ontmoeten. De tijd króóp.

We moeten zorgen dat we elkaar zien voordat we te oud zijn om elkaar nog te herkennen, schreef ze.

Ja, als we nog weten wat we elkaar hebben geschreven.

Ze bewaarden hun brieven allebei in schoenendozen. Het leek een kleinigheid, maar het was iets wat hen met elkaar verbond… het zoveelste dat hen met elkaar verbond. Toch aarzelden ze allebei om de ander te vragen te komen. Eddie voelde zich niet opgewassen tegen de noodzakelijke uitleg, het opknappen van de logeerkamer, de vragen van zijn moeder, de nieuwsgierige ogen van heel Shancarrig.

Chris zei dat hij, als hij het al moeilijk vond haar te verstaan, haar ouders en hun buren in Glasgow al helemaal niet zou kunnen volgen. Zij smachtte gewoonweg naar Barna Woods en de heuvel met het grote rotsblok op de top, de rots die zijn naam aan het dorp had gegeven. Ze wilde Eddies roze huis zien en zijn moeder leren kennen. Hij wilde haar wel bij zich en ook weer niet. Hij wilde voorgoed weg uit Shancarrig en toch kon hij het niet. Zijn moeder was al eens in de steek gelaten door een man en Eddie kon het niet over zijn hart verkrijgen.

Totdat hij zichzelf hoorde vragen of ze naar hem toe kon komen. Het was eigenlijk zijn bedoeling niet geweest, maar het kwam er gewoon uit. Hij had een lange, moeilijke dag achter de rug in de ijzerwinkel van Dunne, waar niets was gegaan zoals het moest. De oude meneer Dunne had zich gedragen als de duivel in eigen persoon, Liam had hem bespot en Brian had hem gekoeioneerd, en alsof het allemaal nog niet erg genoeg was, was hun neef Foxy, die bij Eddie in de klas had gezeten, teruggekomen voor een bezoek aan zijn ouderlijk huis.

Foxy werkte in Engeland in de bouw. Als je alles moest geloven, had hij niet slecht geboerd. Hij was begonnen met het zetten van grote potten thee voor de vele Ieren die in het Verenigd Koninkrijk in de wegenbouw werkten. Hij kwam elk jaar naar huis, met zijn schrandere ogen die als vanouds alles in zich opnamen. Normaal gesproken was Eddie altijd blij Foxy terug te zien, die altijd een gevat antwoord of een grap bij de hand had. Vandaag was het anders gegaan. ‘Laat je niet op die manier toespreken,’ had Foxy tegen Eddie gezegd, toen meneer Dunne hem een ‘stom rund’ had genoemd.

‘Jij hebt makkelijk praten, Foxy. Voor jou is hij alleen een oom, maar voor mij is hij de man die mij m’n weekloon betaalt.’

‘Allemaal tot je dienst, maar je laat over je lopen! Jij blijft hier nog de rest van je leven achter de toonbank staan, met die stofjas aan.’

‘En wat doe jij dan?’ had Eddie driftig gezegd.

‘Ik heb gemaakt dat ik hier wegkwam. Ik voelde er niets voor mijn leven lang naar het gezever van die oom van mij te luisteren, of toe te zien hoe tante Nellie de rekening van sommige mensen hoog laat oplopen omdat ze “tot de chic” behoren. Ik zit in Engeland en verdien geld als water. En op een gegeven moment kom ik terug om met Leo Murphy te trouwen.’

Het was de langste toespraak die Foxy ooit had gehouden. Eddie had er versteld van gestaan. ‘En wil Leo ook met jou trouwen?’

‘Niet nu, nu zeker niet. Niet zoals ik nu ben. Niemand zou met jou of mij willen trouwen, Eddie. Wij zijn niks waard! Wij hebben allebei maar één goed pak en onze kont steekt in de broek ervan. Wij moeten iets van ons leven maken, in plaats van als stomme idioten hier te blijven plakken. Welke aantrekkelijke vrouw zou iemand als ons willen hebben?’

‘Ik weet het niet. Misschien hebben we een eigen soort charme.’ Eddie deed er luchthartig over, maar hij voelde dat Foxy gelijk had.

Ongeduldig had Foxy zich afgewend. ‘Ik merk wel dat je over twintig jaar nog net zo zult praten, Eddie. In dit gat wordt iedereen sloom en achterlijk. Net drijfzand dat je naar beneden trekt.’

Eddie had er de hele dag over lopen nadenken. Die avond had hij zich niet opgedoft voor het telefoongesprek. Het was zijn beurt om naar de telefooncel in Glasgow te bellen. ‘Kom naar Ierland, kom naar Shancarrig,’ zei hij, zodra Chris de hoorn opnam.

‘Wanneer? Wanneer moet ik komen?’

‘Zo gauw mogelijk. Ik ben het beu om zonder jou te zijn,’ zei hij. ‘Er is in mijn leven niets anders dan jij.’

Hun brieven veranderden van toon. Zelfverzekerder werden ze. Het ‘als’ had plaatsgemaakt voor ‘wanneer’. De liefde was er, samen met het verlangen en de verwondering over het feit dat iemand anders over alles precies hetzelfde kon denken. Het ging alleen nog om de details. Chris zou haar twee weken vakantie van de bloemisterij opnemen; Eddie zijn twee weken van de ijzerwinkel van Dunne. ‘Zal ik vanuit Stanraer de boot naar Larne nemen, en dan misschien de trein naar Belfast?’

‘Zal ik je daar tegemoetkomen? Ik ben nog nooit in het noorden van Ierland geweest. Het zal je bekend voorkomen: rode dubbeldekkers, rode telefooncellen. Net als in Engeland.’

‘Net als in Schotland,’ verbeterde ze hem. Ze was nooit in Engeland geweest. Of zou ze de trein naar Wales nemen, zodat ze vanuit Holyhead de veerboot kon nemen? Misschien was dat een mooiere route. Ze zou dan iets te zien krijgen van Dun Laoghaire en Dublin alvorens op de trein naar Shancarrig te stappen.

‘Ik heb liever niet dat je daar in je eentje rondloopt en kennismaakt met jongens uit Dublin. Ik haal je wel af van de boot,’ opperde hij.

Nee, zei Chris, ze wilde zelf per trein in Shancarrig arriveren. Ze wist hoe het stationnetje eruitzag, en ook dat bloemen nu de naam Shancarrig spelden. Dat had hij haar lang geleden eens geschreven.

Eddie zou haar afhalen op het perron. Hij bad dat het veertien fijne dagen zouden worden, dat de zon in Barna Woods tussen de takken door zou schijnen en dat de rivier de Grane zou glinsteren. Hij wist wel dat je nooit mocht bidden om iets vervelends dat een ander moest overkomen, maar hij hoopte dat Eileen Dunne op de een of andere manier in het ziekenhuis zou liggen als Chris aankwam, dat Nessa Ryan niet verwaand tegen hem zou doen en dat hij vrij zou zijn van Brian en Liam Dunne en hun humeurige oude heer, omdat hij vakantie had. Vooral hoopte hij dat zijn moeder aardig zou zijn voor Chris. Ze hadden nooit iemand te logeren gehad en Eddie had de muren van de kleine, bedompte kamer die ze tot nu toe ‘de dozenkast’ hadden genoemd gewit en het houtwerk geschilderd. Zijn moeder was merkwaardig stilletjes geweest.

‘Wat voor meisje is het?’ was het enige wat ze had gevraagd.

‘Gewoon een meisje met wie ik schrijf, veel schrijf. Ik vond haar brieven aardig en ook aan de telefoon vond ik haar wel sympathiek. Ik heb haar gevraagd of zij hierheen kon komen… Op die manier hoefde ik jou niet achter te laten.’

Zijn moeder wendde haar gezicht af om hem niet de dankbaarheid in haar ogen te laten zien, maar hij zag het evengoed. ‘Ik zal gordijnen voor de logeerkamer maken,’ had ze gezegd. God, laat ze elkaar aardig vinden, alstublieft, dacht Eddie.

Ze hadden ham bij de thee, gekookte ham en tomaten, en een chocoladecake met vier chocoladetorentjes erop. Zijn moeder had haar naaiwerk opgeruimd, zodat het huis eruitzag als een gewoon huis. Voor het raam van de logeerkamer hingen blauwe gordijnen en over het bed lag een bijpassende sprei. Over de provisorische commode lag een blauw kleedje en Eddie had bloemen voor haar geplukt.

Het was bijna tijd. De trein zou om drie uur arriveren. Nog maar vier uur. Nog maar drie. Twee. Het was zover. Liam Dunne was op het perron; de conducteur van de trein had een zending voor hem. ‘Wat doe jíj hier?’ vroeg Liam. ‘Ging jij niet met vakantie? Als je toch niets te doen hebt, kun je mij wel even helpen.’

‘Ik ben wel degelijk met vakantie, en ik kom hier iemand afhalen,’ zei Eddie resoluut.

De trein floot schril en kwam de bocht om. Ze stapte uit. Ze zeulde met een grote koffer, hoekig, maar met stevig beslag op de hoeken.

Ze droeg een rood jasje en een marineblauwe rok, een schoudertas in dezelfde kleur en een stralende brede lach.

Even vreesde hij dat ze Liam Dunne voor hem zou aanzien. Liam was langer en zag er op een bepaalde manier niet onknap uit. Eddie voelde zich een biervat. Hij wenste dat zijn wervelkolom omhoog zou schieten, zodat hij er slanker uit zou zien. Hij begon naar haar toe te lopen en zag haar voet. Een van de schoenen van Chris Taylor had een enorm dikke zool. Hij dwong zichzelf naar haar blij lachende, gretige gezicht te kijken.

Liam had het druk met de conducteur en het uitladen van de vracht in de bagagewagon, dus niemand lette op hen. Eddie had nog nooit van zijn leven een meisje gekust, afgezien van het wang-aan-wanggedoe op een van de dansavondjes. Hij omhelsde Chris. ‘Welkom in Shancarrig,’ zei hij, voordat hij haar heel teder kuste. Ze klampte zich aan hem vast.

‘Ik had je nog niets verteld van mijn voet,’ zei ze, met een nerveus trekkend spiertje in haar gezicht.

‘Wat is er met je voet?’ Hij dwong zichzelf om er niet nog eens naar te kijken, om te zien hoe erg het was. Kon ze lopen? Sleepte de voet over straat? Het duizelde hem.

‘Ik wilde niet dat je medelijden met me had,’ zei ze.

‘Ik? Medelijden met jóú? Je bent niet goed snik,’ zei hij.

‘Ik kan lopen zoveel ik wil, en ik kan je bijhouden ook. Na de thee mag je me heel Barna Woods laten zien, als je wilt.’

Ze leek zo jong en angstig. Ze moest er zich al heel lang zorgen over hebben gemaakt, net zoals hij zich zorgen had gemaakt over de mogelijkheid dat ze Shancarrig lang niet zo leuk en boeiend zou vinden als hij het had beschreven.

‘Ik snap niet waarover je zeurt,’ probeerde hij haar gerust te stellen, maar hij wist dat het niets uithaalde.

‘Over mijn been, Eddie. Het ene been is namelijk korter dan het andere, weet je. Ik draag een speciale schoen.’

Hij zag hoeveel moeite het haar kostte dit te zeggen. Ze moest het dikwijls hebben gerepeteerd. Hij spoorde zichzelf aan de juiste woorden te vinden. Hij keek omlaag naar haar voet in de zwarte schoen met de dikke verhoogde hak en dito zool. ‘Heb je er pijn aan?’ vroeg hij.

‘Nee, natuurlijk niet. Het gaat erom hoe het eruitziet.’

Hij nam haar beide handen in de hare. ‘Chris, ben je gek?’ vroeg hij. ‘Heb je je verstand verloren? Ik ben het! Eddie, je beste vriend! Je geliefde! Dacht je ook maar even dat het deel uitmaakte van de afspraak dat onze benen van gelijke lengte moesten zijn?’

Dat waren toevallig precies de juiste woorden. Chris Taylor barstte in tranen uit en omhelsde Eddie alsof ze hem nooit meer wilde loslaten. ‘Ik hou van je, Eddie.’

‘En ik ook van jou. Kom, we gaan naar huis.’ Hij droeg haar koffer en samen liepen ze naar de uitgang van het station. Chris depte nog steeds haar ogen. Liam Dunne stond hen gade te slaan. ‘Let maar niet op hem,’ zei hij, knikkend in Liams richting. ‘Een dikkere schedel als die van hem vind je nergens. Hij maakt voortdurend allerlei mensen van streek, zodat ze moeten huilen. We hebben in Shancarrig genoeg echte mannen.’

Ze vergastte hem op een stralende lach. ‘Dat geloof ik graag. Ik ben helemaal uit Schotland gekomen om ze te leren kennen.’ Ze gaf Eddie een stevige arm en samen wandelden ze naar buiten. Eddie voelde zich een boom van een kerel. ‘Wie was dat?’ fluisterde ze hem toe.

‘Liam Dunne. Wanhopig…’

‘Zeg maar niets meer, ik weet alles van hem af. De jongste zoon, degene die de zaak moet overnemen als Brian naar Engeland gaat en de oude man is overleden.’

‘Je hebt alles onthouden!’ zei hij verwonderd.

‘Ik voel me alsof ik thuiskom.’

Terwijl ze verder wandelden en hij haar Ryan’s Hotel aanwees, waar hij altijd op haar telefoontjes had zitten wachten, en daarna het kerkje waar kapelaan Gunn hen vrolijk toewuifde, en vervolgens de kroegen en Nellie Dunnes kruidenierswinkeltje, begon hij steeds beter te beseffen dat ze in vele opzichten inderdaad was thuisgekomen. Hij wist dat hij gelijk had gehad: ze was inderdaad de spil van zijn leven. Het zou fijn zijn als hij haar straks thuisbracht, naar zijn moeder.

Later wist niemand precies te vertellen hoe en waarom Chris Taylor in Shancarrig was komen wonen. De ene dag had nog nooit iemand over haar gehoord, een dag later was ze er opeens en leek het alsof ze haar leven lang hier had gewoond. Als de mensen bij mevrouw Barton naar haar informeerden, kregen ze te horen dat ze een geweldige meid was, en heel handig met de naaimachine. Wat haar ogen zagen, maakten haar handen. Zo had ze er bijvoorbeeld voor gezorgd dat ze nu ook gordijnen en spreien maakten. Op de dag van haar aankomst had Chris Taylor de gordijnen en de beddesprei prachtig gevonden. Ze had er telkens weer de loftrompet over gestoken. Mevrouw Barton was een genie!

Eddie had in het naaiwerk van zijn moeder nooit iets anders gezien dan een manier om de kost te verdienen; hij wist dat ze sommige van de vrouwen voor wie ze japonnen maakte niet eens graag mocht. Hij had nooit beseft dat het werk zelf artistiek was.

Chris opende hem de ogen. ‘Moet je zien hoe dat lint valt, en hoe prachtig de kleuren op elkaar zijn afgestemd… Eddie, het is niet moeilijk te raden van wie jij die artistieke inslag hebt…’

Haar moeder had gebloosd van blijdschap. De neerbuigende opmerkingen over zijn vader bleven achterwege. Feitelijk zag Chris zelfs kans het eerste redelijke gesprek over de lang geleden verdwenen Ted Barton op gang te brengen dat in dit huis ooit was gevoerd.

‘Ik veronderstel dat hij een rusteloze natuur had. En dat het in veel opzichten beter voor hem was om weg te gaan.’

En tot zijn verbazing hoorde Eddie dat zijn moeder met die visie instemde. De dingen hier waren werkelijk veranderd.

Chris hoorde er algauw bij in Shancarrig. Ze zagen haar bij de Dunnes in en uit lopen, voor een praatje met Eddie of om hem iets door te geven, en ze kenden haar in het hotel, waar ze vriendschap sloot met Nessa Ryan. Niemand sprak ooit op geringschattende toon tegen Chris Taylor, zoals sommige mensen wel hadden gedaan tegen Eddie Barton. Met Nessa’s moeder praatte ze over nieuwe stoffering. Er was sprake van een subsidie voor het hotel, om het eleganter te maken, het soort hotel waar toeristen even graag zouden logeren als zakenmensen. Het huidige Ryan was voor toeristen niet echt aanlokkelijk. Chris scheen precies te weten hoe het hotel eruit behoorde te zien: gordijnkappen, mooie kappen van triplex met schulpranden, bekleed met stof, zoals ze in een Amerikaans blad over woninginrichting had gezien: je plakte de stof op het triplex, en dan kon je de gordijnen in de kappen mooi draperen met opnemers. En uiteraard bijpassende spreien op de bedden.

Nessa Ryan en haar moeder raakten helemaal opgewonden. ‘Hoe pakken we dat aan? Moeten we er iemand uit Dublin bij halen? Wie kan het voor ons verzorgen?’

‘Wij,’ zei Chris eenvoudig. ‘Mevrouw Barton en ik. Laat ons één kamer op proef doen, dan zult u het zien.’

‘Houten gordijnkappen…? Die kun jij toch niet…?’

‘Ik niet, maar Eddie wel. Hij kan het triplex kopen en er kappen van maken. Liam Dunne zou hem kunnen helpen…’

De kamer werd een doorslaand succes. Het hele hotel zou op dezelfde manier worden gedaan. Ze hadden een stof gekozen die harmonieerde met Eddies gedurfde bloemmotieven naar het voorbeeld van zijn gedroogde bloemen uit Barna Woods, dus zogezegd van eigen bodem en van de hand van een plaatselijk kunstenaar.

‘Je kunt mij geen plaatselijk kunstenaar noemen,’ had Eddie gezegd.

‘Jij bent van hier! Je woont hier toch?’ had ze alleen geantwoord.

De plannen werden in uitvoering genomen. Chris en Eddies moeder zouden de gordijnen en spreien samen maken, maar ze hadden iemand nodig die het organisatorische deel op zich nam, iemand die erop uitging om de juiste stoffen te kiezen. Iemand met gevoel voor kleuren, iemand wiens bloemstillevens al aan de muren hingen.

Blozend en blij ontvouwde Chris haar plannen aan Eddie. ‘Je kunt opzeggen bij Dunne. We beginnen een eigen zaak, wij drietjes.’

‘Ik kan daar niet weg… Als we trouwen, moet ik je kunnen onderhouden.’

‘Wat bedoel je met “als”? Ben je van gedachten veranderd? Ik ben hierheen gekomen en schaamteloos bij jullie ingetrokken, en nu begin je over “als”?’

‘Ik wil je vragen, zoals het hoort.’

‘Niet hier, Eddie. Laten we het bos in gaan.’

Eddies moeder stond achter het raam en zag het tweetal wegwandelen, het enigszins hinkende figuurtje van dit vreemd-sterke Schotse meisje en de gedrongen gestalte van haar eigen zoon, die langer was geworden sinds Chris hier was gearriveerd. Ze wist niets van haar ouders in Schotland, mensen die hun dochter zomaar naar een ander land hadden laten gaan, kennelijk zonder zich er druk over te maken.

Het verleden interesseerde haar niet meer zo. Ze had er ooit in geleefd en had de last ervan moeten torsen, maar nu dacht ze alleen nog aan de toekomst, aan het aanzoek dat in Barna Woods zou worden gedaan en aanvaard, en aan het nieuwe leven dat voor hen alle drie te beginnen stond.