Nessa

Mevrouw Ryan was in Ryan’s Commercial Hotel degene die de broek aanhad, dat wist iedereen. En maar goed ook, want als Conor Ryan met een doetje was getrouwd, zou het hotel allang op de fles zijn gegaan.

Conor Ryan had beslist geen doetje gekozen, toen hij met Breda O’Connor trouwde. Ze was een tenger, mager meisje met rusteloze ogen en glanzend, sluik zwart haar, en ze was een verre nicht van de Ryans. Ze hadden elkaar op een bruiloft van een familielid leren kennen. Conor Ryan had haar verteld dat hij met de gedachte speelde naar Engeland te emigreren en bij het Britse leger te gaan. Alles was beter dan onder de plak blijven zitten bij zijn ouders, die een armzalig hotelletje in een achterlijk dorp dreven.

‘Waarom moet jij zo nodig het leger in? Straks komt er oorlog en dan sneuvel je nog,’ had ze gezegd. Conor Ryan had laten doorschemeren dat zelfs die mogelijkheid te verkiezen was boven bij zijn ouders blijven. ‘Ach nee, zo erg kan het ook weer niet zijn,’ had Breda gezegd.

‘Toch wel. Vergelijk het hotel maar met de ark van Noach. Of nee, eigenlijk niet. De ark was tenminste droog en veilig en de mensen wilden er graag in. Dit hotel lijkt meer op een mortuarium.’

‘Waarom knap je het dan niet op?’

‘Omdat ik pas drieëntwintig ben. Ze zullen me nooit de kans geven,’ had hij gezegd.

Op staande voet had Breda O’Connor besloten dat ze met hém wilde trouwen. En tegen de tijd dat Groot-Brittannië Duitsland de oorlog verklaarde, waren ze al verloofd. ‘En? Ben je nu niet blij dat ik je niet dienst heb laten nemen?’ vroeg Breda.

‘Ja, maar jij hoeft niet met mijn vader en moeder te leven,’ had hij gezegd, met een blik van berusting en verslagenheid. Ze was vastbesloten hem daaroverheen te helpen.

‘En dat ben ik ook niet van plan,’ had ze daadkrachtig gezegd. ‘We bouwen iets voor onszelf.’

Conor Ryans vader had gezegd dat hij een spilzieke vrouw had gekozen, een meisje dat scheen te denken dat het geld hen op de rug groeide, toen de stenen schuur in de grote achtertuin van het hotel tot een bescheiden woninkje voor het jonge paar werd verbouwd. Conor Ryans moeder had gezegd dat ze geen inmenging duldde van een nuffig jong vrouwtje dat scheen te denken dat zij alles beter wist, alleen omdat ze het diploma van de huishoudschool had behaald.

Conor briefde van die twee visies niets over aan zijn aanstaande. Breda zou er zelf vroeg genoeg achterkomen hoe ze waren. Ze had hem verzekerd dat ze op alles voorbereid was. Het lot wilde echter dat zij nooit echt te weten zou komen hoe afschuwelijk zijn ouders het hadden gevonden dat zij bij hen in huis zou komen en met hun enige zoon was getrouwd toen hij nog nauwelijks de kinderschoenen was ontgroeid.

Breda zou nooit vernemen dat zijn ouders hadden voorspeld dat zij, als ze eenmaal in die betonnen hut die ze voor zichzelf in de achtertuin liet bouwen een paar kinderen had gekregen, wel een toontje lager zou gaan zingen.

Beide ouders van Conor Ryan behoorden tot de slachtoffers van de verwoestende griepepidemie die het platteland in de winter van 1939 teisterde.

Twee weken na het in die winter gesloten huwelijk van Conor en Breda kwam dezelfde groep mensen in de kerk bijeen voor de dubbele begrafenis van de ouders van de bruidegom. Er werden veel hoofden geschud. Wat moest het voor een jong meisje moeilijk zijn om zomaar in het diepe te worden gegooid. Ze zou het vast niet aankunnen. Ze was nog zo’n jong ding. En als je Conor Ryan in beweging wilde krijgen, moest je een raket onder zijn gat afsteken. Dit betekende het einde van Ryan’s Commercial Hotel voor Shancarrig.

Nooit hadden zo velen het zo lelijk mis gehad. Breda Ryan-O’Connor nam ogenblikkelijk de touwtjes in handen, al op de dag van de begrafenis. Ze verzekerde de nabestaanden dat ze welkom waren in de hotelbar voor een drankje, in plaats van hun heil te zoeken in de kroeg van Johnny Finn, zoals ze uit een soort respect voor de overledenen hadden willen doen. ‘Jullie kunnen mijn schoonouders geen groter respect betonen dan naar hun hotel te komen,’ zei Breda Ryan.

Binnen een week liet ze weten dat ze er de voorkeur aan gaf ‘de jonge mevrouw Ryan’ te worden genoemd. ‘De moeder van mijn man geniet van haar hemelse loon en heeft, de Here zij haar genadig, haar naam niet meer nodig. Nu ben ik mevrouw Ryan,’ zei ze.

En ze had gelijk. Voortaan was zij ‘mevrouw Ryan’ van het enige hotel dat Shancarrig rijk was en dat deel uitmaakte van de kleine driehoek die de mensen ‘het centrum van het dorp’ noemden. Een zijde van die driehoek was The Terrace, het korte rijtje herenhuizen waar de ‘rijke mensen’ woonden, zoals de dokter en meester Hayes, de advocaat; de tweede zijde bestond uit een rijtje winkels, zoals de kruidenierszaak van Nellie Dunne, de drogisterij van meneer Connors, de ijzerwinkel van de andere Dunnes, en verder de slagerij en een manufacturenwinkeltje – kortom, de weinige neringdoenden die een bescheiden bestaantje ontleenden aan de klandizie van Shancarrig en de boerderijen in de omtrek. De derde zijde van de driehoek was Ryan’s Hotel.

Het was geen chique gelegenheid. Het hele interieur was donkerbruin en op de vloeren lag linoleum. In alle kamers was een zware eikehouten schouw te vinden, en de schilderijen aan de muren hadden donkere, brede lijsten. De meeste stelden onwaarschijnlijk romantische taferelen voor, van heren in rokkostuum – zoals die in Shancarrig en zelfs de rest van het district nooit werden gezien – die galant hun arm aanboden aan dames in al even buitenissige japonnen. Op de gang hingen enkele religieuze schilderijen en onder het schilderij van het Heilig Hart brandde een rood godslampje. De dressoirs in de gang en de eetzaal stonden vol glaswerk en kristal dat nooit op de tafels verscheen, en met porselein van het merk Belleek.

De jonge mevrouw Ryan had plannen om dit alles te veranderen en te verbeteren, maar eerst moest ze zorgen dat er gasten kwamen in het hotel zoals het nu was. Om te beginnen zorgde ze ervoor dat de gasten niet meteen bij hun binnenkomst in de hal werden verwelkomd door kookluchtjes; dat deed ze door zware gordijnen voor de deuren van de keuken te hangen. Ze liet een platte kast met glazen deuren ervoor bij de receptiebalie plaatsen en gebruikte die om er aanplakbiljetten van concerten, jachtbals en andere chique evenementen in naburige plaatsen in op te hangen.

Ze had zich voorgenomen het hotel uit te bouwen tot het eigenlijke hart van Shancarrig, de plaats waar iedereen naartoe zou komen om informatie op te doen. Voor iedereen zichtbaar hing ze ook de vertrek- en aankomsttijden van de bus en de trein op, in de hoop dat dit reizigers zou aanmoedigen om het wachten op hun aansluiting te bekorten door in het hotel iets te gebruiken. Ze was nog maar net met de uitvoering van haar plannen begonnen toen ze ontdekte dat ze in verwachting was.

Haar eerste kind werd geboren in 1940. Het was een meisje en ze werd ter wereld geholpen door de jonge dokter Jims, omdat de baby zich aandiende in het holst van de nacht en dokter Nolan al te oud begon te worden om nog bij nacht en ontij in de weer te zijn.

‘Een wolk van een dochter,’ zei dokter Jims. ‘Was dat wat je wenste?’

‘Natuurlijk niet. Ik had een sterke zoon gewild, die het hotel voor me kon runnen.’ Lachend nam ze de baby in haar armen.

‘Nou, misschien runt zij het wel totdat ze een broer heeft.’ Dokter Jims kon goed met mensen overweg.

‘Dat is geen leven voor een vrouw. We zullen voor Vanessa een betere positie vinden.’ Ze hield het kind dicht tegen zich aan.

‘Vanessa! Een deftige naam.’

‘Gróót denken, dokter! Daar heb ik altijd in geloofd.’

Conor Ryan schonk een cognacje voor de dokter in en de twee mannen zaten die ochtend om halfvijf broederlijk in de bar te toosten op het nieuwe leven in Shancarrig.

‘Moge Vanessa lang genoeg leven om het jaar tweeduizend te zien,’ zei dokter Jims.

‘Zal Nessa dan niet pas een spring-in-’t-veld van zestig zijn? Waarom wenst u haar zo’n kort leven toe?’ vroeg de nieuwbakken vader.

Vanaf het eerste begin werd ze Nessa genoemd. Zelfs haar wilskrachtige moeder zag geen kans op dat punt de mensen van Shancarrig haar wil op te leggen. En toen haar zusje werd geboren, kreeg de nieuwe baby de naam Catherine; het derde dochtertje heette Nuala. Er kwamen geen sterke zonen om het hotel voor Breda Ryan te runnen. Tegen de tijd dat het echtpaar Ryan zich dit realiseerde, hoorden de meisjes al zo thuis in Shancarrig dat niemand nog erg had in het feit dat er een zoon ontbrak.

Nessa vond altijd dat zij de meest ongunstige combinatie van uiterlijke trekken van haar ouders had geërfd. Ze had het sluike haar van haar moeder. Hoeveel en hoe vaak ze ook papillotten of, later, rollers inzette, nooit kreeg ze er ook maar een zweem van een golf of krul in. En de brede schouders en grote voeten had ze van haar vader. Waarom had ze niet zijn krulhaar, en de tengere lichaamsbouw van haar moeder? Het leven was niet eerlijk. Iedereen bewonderde mensen met krullend haar. Zoals het haar van Leo.

Sinds Nessa zich kon heugen, was Leo Murphy haar boezemvriendin geweest. Leo was het meisje dat in The Glen woonde. Ze was in feite enig kind. De geluksvogel! Niet een echt enig kind, zoals Eddie Barton van de naaister, maar Leo’s beide broers waren al stokoud en woonden niet meer thuis. Nessa had Leo zelfs al leren kennen voordat ze allebei het schooltje van Shancarrig begonnen te bezoeken. Mevrouw Ryan had gezegd dat ze wilde dat Vanessa een echt vriendinnetje had vóórdat ze naar school moest, want daar zou ze zich moeten afgeven met de kinderen van de Dunnes en de Brennans.

‘Wat is afgeven?’ had Nessa haar moeder gevraagd.

‘Dat doet er niet toe, en bovendien, ik zou het niet goedvinden.’

‘Dat is trouwens de reden waarom je naar school moet,’ zei Conor Ryan, die bezig was de krant zodanig te vouwen dat de deelnemerslijsten van de paardenkoersen boven kwamen te liggen, zodat hij in één oogopslag een mogelijke winnaar van de koers van die middag kon kiezen.

Die eerste dag op school kwam Nessa Ryan naast Maura Brennan te zitten. Samen leerden ze pothaken te tekenen. ‘Waarom noemen ze het pothaken?’ vroeg Nessa, toen de twee meisjes langzaam de vorm van een ‘S’ in hun ruitjesschrift tekenden.

‘Omdat ze er net zo uitzien als de haken waaraan je een pot ophangt boven een vuur,’ wist Maura haar te vertellen.

Trots gaf Nessa haar moeder deze informatie door. ‘Wat? Hebben ze jou naast een van de Brennans uit de huisjes gezet?’ zei haar moeder boos.

‘Breng het kind geen nuffige ideeën bij. Mag dat arme Brennan-kind soms niet naast iemand zitten? Is zij soms géén menselijk wezen?’ zei Nessa’s vader, die het om de een of andere reden voor Maura Brennan opnam. Toch bleef haar moeder er boos om, hoewel Nessa niet begreep waarom.

‘Dat hoor ik jou anders niet zeggen als haar vader hier binnen komt vallen als een stier in een porseleinkast, en vloekend als een bootwerker.’

‘Ja, maar sinds die opmerking die jij destijds tegen hem hebt gemaakt, gunt hij Johnny Finn de klandizie.’

‘Als ik jou zo hoor, schijn je het nog jammer te vinden óók! Het was voor dit hotel een enorme verbetering toen ik dat dronken lor de deur wees. Je was het er trouwens zelf mee eens, toen.’

‘Da’s waar, da’s waar.’

‘Dus waar zeur je dan over?’

‘Ach, ik weet het niet, Breda…’ zei hij hoofdschuddend. Nessa had nooit goed begrepen wat haar vader niet had geweten. Hij was minder bekend met de dingen dan haar moeder, die altijd alles wist. Bijvoorbeeld over hoe je een hotel moest drijven, en hoe je de touwtjes in handen hield.

‘Mag ik niet naast haar zitten?’ had Nessa gevraagd

Er was een zachtere trek op het gezicht van haar moeder verschenen. ‘Let maar niet op mij – je vader heeft gelijk. Het kind kan er niets aan doen.’

‘Wij hebben geen pothaken, hè?’

‘Nee, wij hebben een fornuis, zoals ieder normaal mens. Ik veronderstel dat de Brennans nog boven een open vuur koken. Heb je Leo Murphy vandaag niet op school gezien?’

‘Zij zat naast Eddie. En ze kregen een standje omdat ze te veel kletsten.’

‘Wat is er nog meer gebeurd? Je moet me alles vertellen.’

‘We hebben een spel gedaan rondom de boom. U weet wel, hand in hand, in een grote kring.’

‘Dat deden wij in mijn jeugd ook, om diezelfde boom,’ zei haar vader.

Nessa zag hoe haar moeder naar hem toe ging en haar arm over zijn schouders legde. Ze lachten elkaar toe. Nessa voelde zich geborgen. Misschien hield haar moeder toch van haar vader, ook al wist hij niet hoe je een hotel moest runnen. Als mensen in het hotel moesten zijn, vroegen ze altijd naar mevrouw Ryan, nooit naar meneer – als ze tenminste vertrouwd waren met de gang van zaken. En anders moesten ze altijd even wachten totdat meneer Ryan zijn vrouw had laten waarschuwen.

Nessa groeide op in de wetenschap dat ze in een crisissituatie bij haar moeder moest zijn, en niet bij haar vader. Aanvankelijk dacht ze dat dit in alle gezinnen zo was. Ze ontdekte echter dat ze zich in dat opzicht vergiste. Zo ontdekte ze dat Leo Murphy’s moeder niet wist waar alles lag en dat majoor Murphy het huishouden van The Glen bestierde, samen met het dienstmeisje, Biddy. Leo hoefde haar moeder nooit over iets te raadplegen. Die genoot een benijdenswaardige vrijheid.

Ze kwam te weten dat Maura Brennans moeder genoodzaakt was uit bedelen te gaan, omdat meneer Brennan al het geld dat hij in de vingers kreeg opmaakte aan drank. Toen Nessa vroeg waarom mevrouw Brennan hem dat niet belette door hem boos toe te spreken of alleen maar boos aan te kijken, zoals háár moeder zou hebben gedaan, haalde Maura haar schouders op. Zo waren vrouwen niet, beweerde ze.

Niall Hayes zei dat zijn moeder in huis niets te vertellen had. Zijn vader betaalde alle rekeningen en handelde ook alle andere zaken af. Foxy Dunne zei dat niemand ooit had meegemaakt dat zijn moeder haar mond over iets open deed, maar ja, aan de andere kant had ook nog nooit iemand meegemaakt dat zijn vader ook maar even zijn klep dicht hield, dus die twee vulden elkaar goed aan. Alleen Eddie, wiens vader dood was, of weg was gegaan of zoiets, zei dat zijn moeder alles regelde. Hoewel ze er eigenlijk een reuzehekel aan had, volgens hem. Ze zei altijd dat er een man in huis hoorde te zijn.

Soms maakten ze zelfs grapjes over Nessa’s moeder, omdat ze zo anders was dan alle andere vrouwen van Shancarrig. Nessa vond dat niet zo leuk, maar in haar hart moest ze toegeven dat er veel waars in school. Zo had haar moeder meer belangstelling voor haar doen en laten dan haar lief was. Ze wilde altijd en eeuwig het naadje van de kous weten. ‘Waarom wilt u toch altijd zoveel weten?’ had Nessa haar eens gevraagd.

‘Omdat ik er zeker van wil zijn dat jij niet de fouten maakt die ik heb gemaakt. Ik wil je helpen een zo goed mogelijke jeugd te hebben.’ Het antwoord van haar moeder had heel rechtstreeks en eenvoudig geklonken, alsof ze het tegen iemand van haar eigen leeftijd had. Geen spoor van neerbuigendheid.

‘Laat het kind toch met rust,’ zei haar vader, zoals hij zo dikwijls deed. ‘Ze zijn immers maar zo kort kind? Laat ze ervan genieten.’

‘Of het werkelijk zo kort is, betwijfel ik,’ zei Nessa’s moeder. ‘Er lopen hier genoeg mensen rond die nooit volwassen worden.’

Als de mensen op straat bleven staan om de jonge Nessa Ryan te bewonderen, vroegen ze vaak: ‘Wiens troeteldier ben jij?’ Het was maar een groet, geen echte vraag, maar Nessa nam de vraag altijd serieus. ‘Van niemand!’ zei ze. ‘In een hotel moet zo hard worden gewerkt, dat er geen tijd is voor troeteldiertjes.’ De mensen moesten lachen om de ernstige toon waarop het kind sprak, ongetwijfeld omdat ze iets nazei dat ze thuis had gehoord.

Haar moeder was het er niet mee eens. ‘Jij bent het meest vertroetelde kind in het hele land. Maak de mensen nooit meer wijs dat niemand jou verwent,’ zei ze.

Nessa zelf dacht er anders over. Ze vroeg zich zelfs af of ze soms een vondeling kon zijn. Zouden die zwarte zigeuners, de zigeunerfamilies die elk jaar door Shancarrig kwamen, haar op de stoep van het hotel te vondeling hebben gelegd? Of zouden ze haar bij de Oude Rots hebben gevonden, waar ze was achtergelaten door een oogverblindend mooie jonkvrouw met lang golvend haar, iemand die in het geheim in moeilijkheden was gekomen en haar baby had moeten achterlaten toen ze moest vluchten?

Nessa wist niet precies wat ze wilde, maar ze wist heel zeker dat het iets anders was dan wat ze kreeg. Ze zou nooit in staat zijn het haar moeder naar de zin te maken, wát ze ook deed, en haar vader was zo zachtmoedig en meegaand dat zijn mening er niet toe deed. Een enkele keer, als ze zich heel godsdienstig en dicht bij God voelde, vroeg ze Hem of Hij haar bemind en populair wilde maken. ‘Ik vraag u niet dat ik mooi mag zijn, lieve Heer; ik weet dat het niet netjes is te bidden om een mooi uiterlijk. Maar ik vraag u wel om te maken dat andere mensen me aardiger vinden. Mensen die door iedereen aardig worden gevonden, zijn gelukkiger. Die kunnen altijd rondgaan en goed doen. Eerlijk, God, zelfs kinderen! Ik kan best een heel aardig kind en ook een aardige volwassene zijn. Probeer het maar eens, dan zult U het zien.’

In de jaren van Nessa Ryans jeugd voltrok zich een ingrijpende verandering in Ryan’s Commercial Hotel. Na de eindeloze rantsoenering van benzine, vanwege de brandstofschaarste die door de oorlog op het vasteland van Europa werd veroorzaakt, kwamen er plotseling weer auto’s op de weg.

In plaats van dat de hotelgasten die Shancarrig aandeden op het spoorwegstation arriveerden en vandaar overstaken naar Ryan’s Hotel, dat een van de benen van de driehoek vormde die als het centrum van Shancarrig werd beschouwd, reden ze nu het dorp in en stopten voor de deur van het hotel. De meeste mensen lieten hun auto’s liever niet op straat staan, ook al was dit het deftigste deel van het dorp. Bezoekers konden niet weten dat The Terrace, waar dokter Nolan en later ook dokter Jims woonden, op nummer 3, en het gezin van meneer Hayes op nummer 5, zo ongeveer het voornaamste adres in het hele district vertegenwoordigde. Ze wilden gewoon een veilige parkeerplaats voor hun auto.

Het hotelinterieur was nu niet meer donkerbruin. De donkere kleuren hadden plaatsgemaakt voor gebroken wit en voor wat Breda placht te omschrijven als een ‘rustgevend eau de Nil’. Zij was wezen rondneuzen in een aantal chique hotels en had ontdekt dat dit lichtgroene ‘Nijlwaterkleurtje’ in de mode was. De somberste exemplaren onder de schilderijen met zware lijsten waren verbannen naar de eigen slaapkamer van de Ryans, buiten het zicht van de gasten. Er waren meer badkamers geinstalleerd en op de overige kamers was de po discreet in een nachtkastje opgeborgen, in plaats van in een verwachtingsvolIe positie onder het bed.

De vrouwen die de gasten in de eetzaal van Ryan’s Commercial Hotel bedienden, droegen tegenwoordig een vlotte groene jurk met een kittig wit schortje en een bijpassend wit mutsje. De dagen van de in het zwart gehulde serveerster waren voorgoed voorbij. En in de hal bij de voordeur, die nu de ‘foyer’ heette, stonden gerieflijke fauteuils, die de gasten aanmoedigden om over vroeger te mijmeren.

Toen Nessa en haar zusjes Catherine en Nuala jong waren, moesten ze altijd buiten het gezichtsveld van de gasten blijven, hoewel ze waren opgevoed om altijd netjes goedemorgen of goedenavond te zeggen tegen iedereen die ze in het hotel tegenkwamen, zelfs tegen een dronken gast met een vuurrood hoofd die misschien niet eens in staat was die groet te beantwoorden.

Nessa’s moeder had ook de binnenplaats van het hotel laten opknappen. De oude, kapotte huishoudelijke apparaten waren weggehaald en de bijgebouwtjes en schuren hadden een verfje gekregen. De binnenplaats werd niet langer als opslagplaats voor oud roest gebruikt. De gasten kregen aan de receptiebalie te horen dat er ruime parkeergelegenheid voorhanden was.

Zelfs de gasten waren veranderd. Een sijpelend stroompje Amerikaanse militairen, die in oorlogstijd Europa hadden leren kennen, kwam nu in vredestijd terug. En deze mannen brachten hun echtgenotes mee, vooral als er Iers bloed in de familie zat. Dan namen ze ergens in het land hun intrek in een hotelletje en probeerden hun wortels te achterhalen. Ze werden een vertrouwde aanblik, sommigen nog in uniform, en ze zagen er vaak heel parmantig uit als ze domicilie kozen in Ryan’s Commercial Hotel. Kapelaan Gunn zei dat hij een sik kreeg van al dat gesnuffel in oude doopregisters.

Daarnaast waren er de handelsreizigers. Dit waren gasten die regelmatig kwamen – zo eens in de maand, en soms zelfs om de twee weken. In de regel waren er twee, drie kamers gereserveerd voor de verschillende vertegenwoordigers die in Shancarrig en omstreken orders kwamen noteren. Ze werden door Nessa’s moeder met veel respect behandeld. Zij vormden immers de ‘ruggegraat van het bedrijf ’, zoals ze haar echtgenoot voorhield. Conor Ryan haalde er zijn schouders over op. Hij vond het maar een saai stelletje, en vaak waren ze nog geheelonthouder ook; daar kon de bar niet van draaien. Bleke, vermoeide heren die zich eeuwig zorgen maakten over hun omzet; ze hadden nooit rust in hun gat.

Nessa’s moeder stónd op handhaving van de ‘Commercial Room’, de kleine foyer die speciaal voor de vertegenwoordigers was gereserveerd; er stonden enkele tafels verspreid, er brandde een gezellig haardvuur en ze konden hier hun dagrapporten schrijven en hun orderboeken bijhouden. Ze konden er roken, en ook mochten ze er een kop thee of koffie mee naartoe nemen. Conor Ryan vond het verspilling. Waarom konden ze niet gewoon in de bar zitten, net zoals alle andere gasten? Het was hem opgevallen dat ze geen van allen enige belangstelling hadden voor de paardenkoersen of de hondenrennen, zodat je zelfs in het gunstigste geval ternauwernood een gesprek met hen kon voeren.

Op school stelde iedereen altijd belang in het hotel en wat daar gaande was. Ze vroegen altijd naar het ontbijt dat de boeren bestelden die eens in de maand op marktdag in het hotel logeerden, en ze wilden weten of een van hun koeien ooit een ruit had ingedrukt, zoals een keer was gebeurd met de etalageruit van Nellie Dunnes kruidenierswinkel toen ze had vergeten de vernikkelde buizen op hun plaats te brengen. Nessa vertelde van het uitgebreide ontbijt dat de hele ochtend werd opgediend voor de boeren, omdat de vaders en hun zonen om beurten op de dieren moesten passen, terwijl de ander zich te goed deed aan grote hoeveelheden gebakken eieren met bacon.

‘Wie was uw beste vriendin toen u jong was?’ vroeg Nessa haar moeder, toen Breda Ryan haar zwarte, glanzende haar stond te borstelen – het haar dat ze zo hardnekkig mooi bleef noemen, ondanks alle klachten van Nessa.

‘Wij hadden destijds geen tijd voor beste vriendinnen. Zit stil, Vanessa.’

‘Waarom noemt u mij Vanessa? Dat doet verder niemand.’

‘Zo heet je. Kijk eens aan, dat ziet er mooi uit.’

‘Ik zie eruit als de heks in het toneelstuk van school!’

‘Waarom zeg je toch altijd zulke afschuwelijke dingen over jezelf, kind? Als jij zulke stomme dingen denkt, zullen anderen dat ook gaan doen.’

‘Dat is vreemd. Dat zei Leo ook al.’

‘Die heeft een hoofd op haar schouders, dat meisje,’ zei mevrouw Ryan goedkeurend.

‘Volgend jaar zullen we elke dag samen met de bus naar de kloosterschool gaan. Dan zullen we vast nog hechtere vriendinnen worden.’

Met een zeldzaam vertoon van genegenheid drukte Nessa’s moeder haar oudste dochter even tegen zich aan. ‘Jij krijgt massa’s vriendinnen, let maar op!’ zei ze.

‘Dan mag ik wel voortmaken. Ik ben al bijna veertien,’ zei Nessa somber.

In tijdschriftverhalen had Nessa over meisjes gelezen wier moeder zich als een vriendin gedroeg. Ze wenste dat zij zo’n moeder had, in plaats van een moeder die zo bazig was, en altijd zo zeker van alles. Nessa kon zich niet herinneren dat haar moeder het ooit bij het verkeerde eind had gehad of ooit met haar mond vol tanden had gestaan. Met haar vader lag dat anders: die krabde zich altijd op zijn bol en zei dan dat hij ‘geen idee’ had van het een of ander. Nessa had het idee dat haar moeder alwetend geboren was.

Op hun laatste dag op de school van Shancarrig stond Nessa Ryan voor de klassefoto tussen Niall Hayes en Foxy Dunne in. Mevrouw Kelly stelde er altijd prijs op dat de klassefoto op die laatste dag werd genomen, en ze maande haar pupillen altijd zich zo netjes mogelijk te kleden, zodat toekomstige generaties zouden zien hoe keurig de jaargangen waren geweest die deze klaslokalen hadden bezocht. Nu was het een traditie geworden, die officiële klassefoto onder de boom tegenover de ingang van de school. Het laatste moment van het jaar, speciaal gepland om hen te kalmeren nadat ze hadden meegedaan aan die andere traditie: het kerven van de namen en de luidruchtige rondgang door de klaslokalen om de schriften, boeken en potloden te verzamelen, onder het zingen van;

No more Irish, no more French
No more sitting on a hard school bench
Kick up tables, kick up chairs
Kick the master and the mistress down the stairs.

Het feit dat er in Shancarrig nooit Frans was gegeven en dat er in het schooltje geen trap te vinden was om de meester en de juf af te trappen, waren details waarover ze zich niet druk konden maken. Overal ter wereld zongen kinderen dit liedje, geloofden ze.

De kinderen die pas dertien waren en daarom na de zomer weer naar school zouden moeten, keken afgunstig toe. Dit was de dag waarop ze hun namen in de stam van de oude beuk schreven, iets waarvoor de jongens zakmessen hadden meegebracht. Iedereen stond druk in de bast van de oude boom te kerven.

Nessa wenste dat zij er net zo van kon genieten als de anderen. Ze schenen er allemaal in op te gaan. Maura Brennan had al weken lopen te broeden op de plek waar zij haar naam wilde hebben. Eddie Barton zei dat hij de zijne in een tekening van een bloem zou kerven, zodat zijn naam er in de komende jaren altijd bijzonder uit zou zien.

Foxy zei helemaal niets, maar hij keek alsof hij het al precies wist. Nessa nam het extra mes van meester Kelly aan en kerfde:

VANESSA RYAN, JUNI 1954.

Ze had het idee dat er nog méér bij had gemoeten, maar ze wist niet wát.

De zon scheen in hun ogen toen ze naar de lens van mevrouw Kelly’s fototoestel tuurden. ‘Sta rechtop! Sta niet te friemelen!’ zei ze luid, in de wetenschap dat dit de laatste bevelen waren die ze hun kon geven.

Foxy Dunne streelde Nessa’s haar, dat los over haar schouders hing. ‘Heel mooi,’ zei hij.

‘Blijf met je handen van me af, Foxy Dunne!’ bitste ze.

‘Ik bewonderde het alleen even, juffrouw Snibbekat. Ik vind het alleen maar mooi, meer niet.’ Hij was niet in het minst uit het veld geslagen. Stel je vóór, Foxy uit dat afschuwelijke gezin van de Dunnes, die het waagde haar haar aan te raken!

‘Ja, je hebt echt heel mooi haar,’ zei Niall Hayes. De goedmoedige, betrouwbare, saaie Niall, die nog nooit van zijn leven een oorspronkelijke gedachte had gehad. Hij zei het alsof hij probeerde bij Foxy in de gunst te komen door hem bij te vallen.

‘O…’ zei ze, niet wetend wat ze hierop moest zeggen. Tot haar verbazing voelde ze hoe haar gezicht en haar hals rood werden, als gevolg van al die lof. Nog nooit had Nessa Ryan een complimentje van een jongen gekregen. Ze bracht haar hand naar haar gezicht, om te voorkomen dat ze zouden zien hoe hevig ze bloosde.

‘Nu lachen, iedereen. Nessa, haal ogenblikkelijk je hand weg van je gezicht. Leo, als je nog één keer je tong uitsteekt, krijg je moeilijkheden. Grote moeilijkheden.’ Iedereen moest lachen, en het werd een aardige, blije foto voor aan de muur in de school.

Toen ze samen voor de laatste keer vanuit het schooltje van Shancarrig naar huis gingen, liepen Nessa en Leo arm in arm en wandelde Maura Brennan met hen mee. Maura zou een baan nemen als dienstmeisje, of ergens in een fabriek, want ze wilde niet naar Engeland vertrekken, net als haar oudere zussen. Nessa voelde een golf van sympathie voor dit meisje in zich opwellen, omdat zíj niet de kansen kreeg die zijzelf wel zou hebben. Nessa’s vader had zich laten ontvallen dat de Brennans en de Dunnes van de huisjes een ‘slechte kaart’ van het lot hadden gekregen, met maar heel weinig troeven erbij.

‘Beschrijf toch niet altijd alles in kaarttermen,’ zei mevrouw Ryan op belerende toon.

‘Best. Dan zeg ik maar dat de grote Bookmaker de Brennans en de Dunnes met een forse handicap heeft opgezadeld,’ grinnikte hij.

Maura Brennan beklaagde zich echter nooit. Ze was altijd heel meegaand en stilletjes, alsof ze zich al lang geleden had neergelegd bij het feit dat haar vader een schandaal op twee benen was, en dat haar moeder zich altijd verlaagde tot bedelen. Foxy Dunne was uit ander hout gesneden – die gedroeg zich alsof zijn familie een geslacht van hertogen en graven was, in plaats van dronkaards en lanterfanters. Als je Foxy Dunne zag, zou je niet zeggen dat zijn vader en broers uit nagenoeg elke gelegenheid in Shancarrig werden geweerd. Ze mochten zelfs geen voet zetten in de ijzerwinkel van hun oom Jimmy. Foxy bedacht nooit verontschuldigingen voor hen, maar verdedigen deed hij hen ook niet. Het was alsof hij hen zag als mensen met wie hij niets te maken had.

Nessa wenste soms dat zij daar ook toe in staat was. Ze vond het erg pijnlijk als haar moeder bits deed tegen haar goedmoedige vader. En het ergerde haar als hij er zijn schouders over ophaalde en niets van de verantwoordelijkheid op zich nam.

‘Er is een zigeunerin die de toekomst voorspelt. Ze zeggen dat ze heel goed is,’ zei Maura.

‘Zullen wij ons ook de toekomst laten voorspellen?’ zei Leo met glinsterende ogen.

Nessa wist dat haar moeder ontzettend boos zou worden als ze zich zelfs maar in de buurt van het zigeunerkamp waagde. Dat gold ook voor Leo’s moeder, maar Leo trok zich er niets van aan. Het zou heerlijk zijn als je net zo vrij kon zijn als zij!

‘Ach, ze vertelt je alleen maar terug wat jij haar eerst hebt verteld,’ wist Foxy. ‘Zo doen ze dat. Ze vragen je eerst wat je wilt worden, en dan vertellen ze je twee minuten later dat dát je in de toekomst zal overkomen.’

‘Dat is niet eerlijk!’ protesteerde Niall Hayes.

‘Zo is het leven, Niall.’ Foxy sprak altijd alsof hij in dat armoedige krot waarin zijn familie woonde veel meer van de wereld te weten kwam dan Niall Hayes, de zoon van de advocaat die een van de herenhuizen aan The Terrace bewoonde.

‘Nou, gaan we erheen?’ zei Leo, altijd in voor een verzetje.

‘We kunnen ook handlezen, als we willen weten wat ons te wachten staat,’ zei Eddie onverwachts.

Dat leek Nessa heel wat veiliger. Hiervan hoefde haar moeder nooit iets te weten te komen. ‘Hoe doen we dat?’ vroeg ze.

‘Niets aan. Je hebt een levenslijn en een hartlijn, en ook een heleboel groefjes die kinderen voorstellen.’ Eddie zei het alsof hij wist waarover hij het had.

‘Hoe ben je dat allemaal aan de weet gekomen?’ wilde Foxy weten.

‘O, ik kreeg er belangstelling voor via een vriend,’ zei Eddie.

‘Je penvriend zeker?’ vroeg Leo. Hij knikte.

Een golf van afgunst overspoelde Nessa. Hoe kwam het toch dat Leo altijd alles over iedereen wist, maar nauwelijks iets over haar, Nessa, die geacht werd haar beste vriendin te zijn? ‘Als we het willen doen, kunnen we net zo goed nu meteen beginnen,’ zei Nessa op scherpe toon.

Samen wandelden ze omhoog door Barna Woods, op weg naar de Oude Rots. Niemand hoefde hun de weg te wijzen of voor te stellen waar ze heen zouden gaan. Als er iets belangrijks te doen viel, was de Oude Rots de aangewezen plek daarvoor.

Eddie wees hun wat hun levenslijn was. Zo te zien hadden ze allemaal een lange levenslijn. ‘Hoeveel jaren gaan er in een centimeter, denk je?’ vroeg Foxy.

‘Geen idee,’ zei Eddie eerlijk.

‘Vast heel veel,’ zei Maura, die altijd overal het beste van hoopte en er vast in geloofde.

‘Dit hier is de hartlijn.’ In deze lijn ontdekten ze forse verschillen. Die van Nessa scheen een leemte te vertonen. ‘Dat betekent dat je twee liefdes zult hebben,’ zei Eddie.

‘Of misschien dat je twee keer van dezelfde persoon zult houden. Je weet wel. Halverwege krijg je een gebroken hart, en dan komt hij bij je terug,’ opperde Maura.

‘Ik zal misschien zíjn hart wel breken, wie hij ook moge zijn,’ zei Nessa met een nijdige hoofdbeweging.

‘Ja, best mogelijk. Dat staat er niet bij. Verder met de lijnen,’ zei Eddie, die moeilijkheden liever uit de weg ging.

Foxy’s hartlijn was vaag. ‘Is dat goed of slecht?’ vroeg Leo.

‘Goed, natuurlijk,’ zei Foxy zelfverzekerd. ‘Het betekent dat wij geen van beiden veel romantiek zullen kennen voordat het tijd wordt dat we trouwen.’

Ze moesten allemaal lachen. Eddie ging over op het onderwerp ‘kinderen’. ‘Kijk, aan deze smalle lijntjes aan de basis van je pink kun je zien hoeveel kinderen je krijgt.’ Maura zou er zes krijgen. Ze giechelde. Dan zou ze net zo zijn als haar moeder, zei ze. Die wist ook niet van ophouden. Leo zou er twee krijgen, net als Foxy. Hij knikte goedkeurend. Bij Eddie en Niall was niet te zien of ze kinderen zouden hebben. Ze bleven hun handen inspecteren en slaakten luide jammerklachten.

Nessa had drie lijntjes. ‘Dat worden drie aardige, kleine Ryans die bij je in het hotel zullen wonen,’ zei Foxy met instemming. Hij had Leo al duidelijk gemaakt dat hun handen op dit punt ideaal bij elkaar pasten.

‘Geen Ryans,’ verbeterde Nessa hem scherp. ‘Ze krijgen toch zeker de naam van mijn man!’

‘Dat wel, maar als ze ook maar een beetje op jouw moeder lijken, zal iedereen ze als Ryans beschouwen,’ zei Foxy.

Nessa wilde hem niet laten merken hoe kwaad ze was en vocht dapper tegen haar tranen van woede over zijn spot. ‘Laat je niet door hem van streek maken,’ zei Leo. ‘Doe net of je het niet hoort.’

‘Ja, jij hebt gemakkelijk praten. Jij geeft niet om je ouders,’ zei Nessa.

De anderen hadden het nog druk met het tellen van hun toekomstige kinderen. Leo en Nessa zaten iets van de anderen vandaan. Hoewel Nessa’s ogen fonkelden, weigerde ze zichzelf toe te staan te huilen. Ze dacht dat ze het kon voorkomen als ze door bleef praten. ‘Als iemand iets over jouw vader of moeder zegt, Leo Murphy, lach je er gewoon om.’

‘Het doet er niet toe wat ze zeggen, Nessa, domkopje. Het is alleen van belang als jij je erdoor van streek laat maken; voor de rest zijn het alleen woorden die door de lucht zweven.’

Leo had haar belangstelling alweer verloren, zoals gewoonlijk. Ze ging terug naar de anderen, die de lijn in hun handpalm hadden gevonden die het hoofdstuk ‘geld’ weergaf. Het zag ernaaruit dat de enige die ooit over een aardig kapitaal zou beschikken Maura Brennan van de huisjes was, en zij was wel de minst waarschijnlijke kandidaat voor rijkdom van hen allemaal.

Nessa wachtte niet totdat ze had gehoord hoe haar toekomst er in financieel opzicht uit zou zien. Foxy zou misschien een grap maken over de voorliefde van haar vader voor paardenkoersen en hondenrennen. Het was allemaal zo oneerlijk, bedacht ze woedend. Je kon moeilijk zeggen dat Foxy Dunnes vader zelfs niet meer welkom was in Johnny Finns, wat betekende dat hij in beschonken toestand iets spectaculairs moest hebben gedaan – iets wat te grof was voor woorden. En ook kon je niet met goed fatsoen zeggen dat Foxy een broer had die in de gevangenis zat, en dat een andere broer op het nippertje op de boot naar Engeland was gestapt, een uur voordat ook hij zou worden gearresteerd. Het leek wel alsof de familie van Foxy zich zó onbetamelijk had gedragen dat het voor anderen nu onbetamelijk was om erover te spreken.

Toch irriteerde het haar thuis altijd als haar moeder dergelijke dingen over de Dunnes te berde bracht. Thuis nam ze het op voor haar klasgenootjes, en als ze bij hén was, verdedigde ze haar eigen familie. Ze kon het niet uitstaan als Maura Brennan haar neus afveegde aan haar mouw, omdat ze wist dat haar moeder dan zuchtend haar hoofd zou schudden. Maar ze vonden het al even erg of zelfs erger nog als Eddie en Niall erbij waren wanneer haar moeder het weer eens nodig vond haar vader een standje te geven, of hem op scherpe toon zei dat hij zijn krant moest opbergen, zijn jasje diende aan te trekken en op zijn minst kon doen alsóf hij een hotelbedrijf runde. Nessa had een paar keer gezien hoe haar vrienden elkaar veelbetekenend aankeken als haar moeder haar scherpe tong roerde.

Het liefst had ze hun uitgelegd dat het noodzakelijk was, omdat haar vader anders voortdurend gebogen zou zitten over de stambomen van greyhounds en renpaarden die ergens ver weg over een renbaan ijlden, terwijl er hotelgasten op bediening zaten te wachten. Ze wenste dat haar vrienden zouden weten dat haar vader niet zo snel aanstoot nam aan bitse opmerkingen als andere mannen misschien zouden doen. Nessa wenste dat haar vrienden belangstelling zouden hebben voor de verhalen die zij kon vertellen over de gesprekken die haar ouders thuis aan tafel voerden, maar niemand interesseerde zich ervoor. Ze wenste dat haar vader en moeder bereid waren te luisteren naar verhalen over Foxy, die zo stom was om verkikkerd te zijn op Leo, zonder dat ze meteen snoven van minachting of iets denigrerends over dat tweetal opmerkten.

Tot nu toe had Nessa zich thuis tamelijk geborgen gevoeld. Een van de nadelen van de groei naar volwassenheid was dat je begon te ontdekken dat de geborgenheid thuis lang niet zo onwankelbaar was als je altijd had gedacht.

Een paar dagen na het begin van de zomervakantie stuurde de kloosterschool die Nessa zou gaan bezoeken bericht dat de leerkrachten de nieuwe leerlingen graag van tevoren wilden leren kennen.

‘Je moet je mooiste kleren dragen. De eerste indruk is altijd de belangrijkste,’ zei haar moeder.

‘Ze zullen me toch niet weigeren, hè?’

‘Zul je het dan nooit leren? Als jij wilt dat anderen jou als een belangrijk iemand behandelen, moet je zorgen dat je er ook belangrijk uitziet.’

‘Het zijn nonnen, mama. Die bekijken de dingen niet op zo’n snobistische manier.’

‘Dat denk jij,’ zei haar moeder, die niet van wijken wist.

Het werd een leuk uitje. Leo ging in haar alledaagse kleren; ze had zich er niet speciaal op gekleed. ‘Dat kan zij zich permitteren,’ zei Nessa’s moeder, toen ze Leo in haar gewone jurkje zag aankomen – roze katoen, met een verbleekt bloemenpatroon en een tamelijk versleten kraag.

‘Hoezo?’

‘Omdat zij is wie ze is.’

Het was Nessa een raadsel.

Leo was die dag in vorm en zij en Nessa lachten en giechelden om alles. En ze lachten des te meer omdat ze in de kloosterschool zulke ernstige gezichten moesten zetten. De gangen waren lang en het rook er naar de was waarmee de vloeren waren geboend. Voor beelden en schilderijen van het Heilig Hart brandden rode godslampjes, en voor Onze-Lieve-Vrouwe brandde een blauw lampje. Moeder Dorothy, de moeder-overste, onderhield hen ernstig over de noodzaak van behoorlijk gedrag in het schooluniform. Ze legde uit dat het allemaal heel anders zou zijn dan in Shancarrig. Als je haar hoorde praten, zou je haast denken dat Shancarrig aan de achterkant van de maan lag.

‘Zijn jullie goede vriendinnen?’ vroeg Moeder Dorothy.

‘Och, bij ons op school is vrijwel iedereen met iedereen bevriend,’ antwoordde Leo schouderophalend.

De glanzende ogen van de non schenen alles in zich op te nemen.

Leo wilde alvast de stad gaan verkennen. ‘Het is beter dat we naar huis gaan,’ zei Nessa. ‘Ze zullen zich afvragen waar we blijven.’

Leo staarde haar verbaasd aan. ‘We zijn al bijna vijftien; we zijn naar de kloosterschool waar we de komende drie jaar gevangen zullen zitten. Waar kunnen ze zich zorgen over maken?’ vroeg ze.

‘Ze bedenken altijd wel iets,’ zei Nessa.

‘Je bent een giller,’ zei Leo met genegenheid.

En toen, een week of drie later, begon Leo zich tegenover Nessa plotseling radicaal anders te gedragen. Ze kwam nooit meer op straat en scheen er niets voor te voelen ooit nog een stap buiten The Glen te zetten. Kort daarna was ze plotseling vertrokken, voor een geheimzinnige vakantie met haar vader en moeder en die twee grote, rare honden, zonder ook maar iemand te zeggen waar ze heen gingen.

De zomer sleepte zich voort. Er was niemand om mee te spelen. Maura Brennan was bij iedereen gaan vragen of ze dienstmeisje in hun huis kon worden, en uiteindelijk had Nessa’s moeder haar een baantje gegeven, als kamermeisje in het hotel. Als inwonend kamermeisje – wat belachelijk was, aangezien het maar tien minuten lopen was naar de huisjes. Maar Nessa’s moeder had gezegd: ‘Heb je soms liever dat Maura in dát huis slaapt, of dacht je dat Maura zelf liever daar sliep?’

Eddie Barton werd volledig in beslag genomen door zijn gedroogde bloemen en het schrijven van brieven. Niall Hayes beklaagde zich onophoudelijk over de kloosterschool waar hij in september heen moest. Hij scheen te hopen dat iemand hem op dat punt zou geruststellen. Nessa wenste dat Leo wat meer weg had van Niall, die haar mening belangrijk vond en haar altijd om raad vroeg. En ze vond dat Niall zich wat meer zou moeten gedragen als dat eigenzinnige meisje daarginds in The Glen, dat heel goed haar eigen boontjes kon doppen en voor zichzelf op wist te komen.

Haar moeder merkte het op, zoals altijd. ‘Ik heb het je al tientallen keren gezegd: “Als jij het initiatief neemt, volgen de anderen wel.”’

‘Al neem ik duizend keer het initiatief, Leo zou mij nooit volgen.’ Nessa wenste dat ze het niet had toegegeven, maar het was eruit voordat ze het goed en wel besefte. Breda Ryan slaakte een zucht en ze leek teleurgesteld te zijn. ‘Het spijt me, mam, maar voor jou is het iets anders. Jij was altijd een geboren leider. Sommige mensen hebben dat nu eenmaal in zich.’

Haar moeder zat peinzend naar haar te kijken. ‘Ik heb over je haar zitten denken,’ zei ze onverwachts.

‘Nou, doe dat maar liever niet,’ riep Nessa uit. ‘Zit toch niet altijd te broeden op de mogelijkheid dat andere mensen de dingen beter zouden kunnen doen als ze het maar op jouw manier deden.’ In haar boosheid zei Nessa ‘je’ tegen haar moeder, in plaats van ‘u’.

‘Nessa!’ zei haar moeder, geschrokken van haar uitbarsting.

‘Ik méén het. Ik ben vijftien! In sommige landen zou ik al getrouwd kunnen zijn en een eigen gezin hebben! Jij weet altijd alles beter. Jij weet dat papa niet over greyhounds kan praten. Jij weet dat we niemand “knul” mogen noemen omdat dat vulgair is – van jou moeten we jongeheer zeggen, of jongeman of een ander woord dat niemand gebruikt.’

‘Ik probeer je wat manieren bij te brengen. Wat stijl. Da’s alles.’

‘Nee, dat is niet alles! Je laat ons niet normaal zijn. Om de een of andere reden is Maura beneden onze stand. Leo Murphy’s familie is boven onze stand, omdat zij in een groot huis wonen. Jij bent altijd zo zeker van alles; jij weet gewoon dat je gelijk hebt.’ Nessa’s gezicht was helemaal rood van kwaadheid.

‘Wat is de aanleiding van deze uitval, als ik vragen mag?’

‘Mijn haar. Ik had een gewoon gesprek met je en plotseling begin je over mijn haar! Het kan me niet schelen wat je wilt; ik doe het niet! Ik weiger het te doen. Ik zal papa zeggen dat je wilt dat ik het laat afknippen of verven, of dat ik net zo’n afschuwelijk knotje ga dragen als jij. Het maakt niet uit wat je wilt – ik doe het niet!’

‘Goed, goed… als je er dan zo over denkt…’ Haar moeder stond op en maakte aanstalten de zitkamer te verlaten.

Nessa was nog niet uitgeraasd. ‘Ja, toe maar! Ga maar gauw naar beneden, naar papa, om hém de stuipen op het lijf te jagen. Ga hem maar vertellen dat ik nu zo moeilijk ben dat je niet meer weet hoe je me aan moet pakken, en dan komt die arme papa naar boven om mij te smeken mijn excuus te maken.’

‘Denk je werkelijk dat ik dat ga doen?’ Haar moeder keek haar verbaasd aan, en tegelijk ook een beetje afwezig.

‘Je hebt jarenlang niet anders gedaan.’ Ze was nu zo ver gegaan dat het haar niet meer kon schelen wat ze zei.

‘Toevallig was ik van plan je een complimentje over je haar te maken; ik had je willen zeggen dat het er nooit mooier heeft uitgezien en dat je het eens mooi zou moeten laten knippen. Ik had je willen voorstellen samen met mij naar Dublin te gaan, dan kunnen we naar een goede kapsalon die me is aanbevolen.’

‘Ik geloof er niks van!’

‘Je gelooft maar wat je wilt. Het adres staat hier, op dit briefje. Ik had je willen zeggen dat we de goedkope busexcursie op woensdag konden nemen. Maar nu ga je maar alleen.’

‘Hoe kan ik alleen gaan? Ik heb geen geld!’

‘Ik had je vader willen vragen jou het geld te geven.’

‘En nu doe je dat dus maar niet! Ik begrijp het: je wilt me duidelijk maken dat ik het zelf heb verknald door me slecht te gedragen.’ Nessa liet een vreugdeloos lachje horen, om haar te demonstreren dat zij precies wist hoe volwassenen zich gedroegen tegenover hun kinderen.

‘Je vraagt het hem zelf maar, Nessa. Er valt momenteel gewoon niet met je te praten.’

Nessa vroeg het haar vader niet, dus begon hij er dinsdagavond zelf over. Wat ze ervan dacht om de dagexcursie naar Dublin te nemen en haar haar eens te laten doen. Ze antwoordde dat ze er niet heen wilde; ze zei dat haar moeder een hekel aan haar had; ze zei dat haar moeder haar alleen maar een schuldgevoel wilde geven; ze zei dat ze afschuwelijk haar had dat veel weg had van een paardestaart. En ook zei ze dat ze niet in haar eentje naar Dublin ging.

‘Neem Leo mee. Ik betaal voor jullie allebei,’ stelde hij voor.

‘Dat kun je niet, paps.’

‘O, toch wel. Ik heb hier af en toe ook iets te vertellen.’

‘Welnee.’

‘Toch wel, Nessa. Ik neem alleen de beslissingen die ik wíl nemen.’ Iets in zijn stem maakte dat ze hem uiteindelijk toch geloofde. En Leo ging met haar mee naar Dublin.

De kapster had uren nodig om haar haar in model te knippen. ‘Je zou eigenlijk om de drie maanden terug moeten komen,’ zei ze.

‘Is over vijf jaar niet vroeg genoeg?’ zei Nessa.

‘Let maar niet op haar,’ kwam Leo tussenbeide. ‘Ze ziet er nu zo geweldig uit dat ze haar elke week zullen sturen.’

‘Eerlijk?’ vroeg Nessa.

‘Eerlijk wat?’

‘Meende je dat, toen je zei dat ik er geweldig uitzag? Of wilde je alleen beleefd tegen haar zijn?’

‘Nee, je ziet er echt geweldig uit. Dat weet je toch zelf wel? Je lijkt nu op Jean Simmons, of zo iemand.’ Leo zei het op een toon alsof het even vanzelfsprekend was als het feit dat de nacht volgde op de dag.

‘Hoe kan ik dat weten? Niemand heeft het ooit tegen me gezegd.’

‘Nou, ík zeg het tegen je!’

‘Ja, maar jij bent mijn vriendin. Misschien zeg je het alleen om mij zoet te houden,’ klaagde Nessa.

‘O, god, Nessa, soms is er gewoon niet met jou te praten,’ zei Leo. Dezelfde woorden als haar moeder had gebruikt. Ze zou er verstandig aan doen wat in te binden.

Gedurende de jaren dat Nessa Ryan dagelijks naar de stad ging om naar school te gaan, was de relatie met haar moeder tamelijk wisselvallig. Met Leo erover praten was zinloos, want Leo scheen haar eigen moeder geen plaats toe te kennen in haar leven. Als Nessa niet naar de bioscoop kon, kwam dat omdat Nessa’s moeder wilde dat ze het zilver poetste. Als Leo niet naar de bioscoop kon, kwam dat alleen omdat Lance en Jessica – de rare honden – hoognodig uitgelaten moesten worden, of omdat haar vader haar hulp bij het een of ander nodig had. Mevrouw Murphy werd nooit genoemd.

Nessa had gehoord dat mevrouw Murphy van The Glen ‘geen sterke vrouw’ was en misschien kampte met haar zenuwgestel, maar er werd weinig over gepraat waar kinderen bij waren. Leo leek tamelijk afwezig, alsof er bij haar thuis iets mis was, maar zelfs in hun intiemste ogenblikken weigerde ze zich erover uit te laten. En er waren zo weinig anderen met wie ze kon praten.

Nessa werd niet aangemoedigd om gesprekken te voeren met Maura Brennan, die als kamermeisje in het hotel werkte. Telkens als ze elkaar in een gang tegenkwamen en Nessa bleef staan om met Maura te praten, keek Maura meteen nerveus om zich heen. ‘Nee, Nessa. Je moeder vindt het niet prettig als we staan te kletsen.’

‘Onzin, Maura. En trouwens, het kan me niet schelen wat zij vindt.’

‘Maar mij wel. Het is mijn boterham, weet je.’

Daar viel niets tegen in te brengen.

Soms was mevrouw Ryan heel aardig, zoals die keer dat ze hun allemaal dansles gaf – Leo, Nessa en haar jongere zusjes Catherine en Nuala, en de beide meisjes Blake. Wat hadden ze een plezier gehad.

En soms was haar moeder een echte verschrikking, zoals die keer dat ze haar vader had verzocht de bar te verlaten, op de avond dat hij vijfentachtig pond op een greyhound had gewonnen.

‘Ik wilde alleen niet dat hij weer het driedubbele zou uitgeven, Nessa,’ legde haar moeder haar later uit. ‘Hij was ertoe in staat de straat op te gaan en naar iedereen te zoeken die ook maar enigszins op een greyhound leek, alleen om hem te kunnen trakteren op een borrel.’

Nessa was er razend om geweest. Haar vader moest in zijn waarde worden gelaten. Ze had hem dat avondje feestvieren moeten gunnen.

Haar moeder was daarentegen weer heel lief geweest met die grammofoon, en Nessa had haar eigen platenverzameling opgebouwd, met nummers als ‘Three Coins in the Fountain’, ‘Rock Around the Clock’ en ‘Whatever Will Be Will Be’. Maar die keer dat ze Tab Hunters ‘Young Love’ kocht, deed haar moeder weer afgrijselijk tegen haar en zei dat ze met ontzettend slechte cijfers van school zou komen.

Van verder leren aan een universiteit was geen sprake, noch van een bewuste beroepskeuze, afgezien van de gebruikelijke toevlucht van meisjes die niet wisten wat ze moesten worden – de secretaresse-opleiding in de stad.

Die zomer werd Nessa steeds knorriger. Haar vader verzocht haar diverse keren om beter haar best te doen, ter wille van de lieve vrede in huis. ‘Ach, jij bent ook zo’n slappeling, paps,’ snauwde ze hem op een dag toe. Ze had er dadelijk spijt van; het leek zoveel op wat haar moeder had kunnen zeggen.

‘Nee, ik ben geen slappeling, ik stel alleen prijs op een rustig leven, zonder dat de mensen van wie ik hou voortdurend met elkaar overhoop liggen, als een stel zigeunerinnen. Dat is alles,’ antwoordde hij toegeeflijk.

‘Waarom vit je toch zoveel op mij?’ vroeg ze haar moeder. ‘Ik bedoel, het zal ons geen van beiden vrolijker maken en papa vindt het afschuwelijk.’

‘Ik zou het geen vitten willen noemen. Ik zie het als mijn taak om jou de moed en de kracht mee te geven die je nodig zult hebben om je eigen leven te kunnen leiden. Ik wil dat je vervuld bent van levensmoed. Eerlijk.’ En ze geloofde haar moeder ook nog, toen ze dit zei.

‘Heb jij altijd levensmoed gehad?’

‘Nee, dat heb ik niet. Ik heb het geleerd toen ik in dit huis terechtkwam. Toen ik dat stel aan de muur het hoofd moest bieden.’

‘Welk stel?’

‘Jouw grootouders, de twee heiligen,’ zei haar moeder vinnig.

Nessa keek geschrokken op naar de oude Ryans, over wie in dit huis altijd met zoveel bewondering en respect was gesproken.

‘Waarom had je moed nodig om hun het hoofd te bieden?’ wilde ze weten.

‘Zij hadden het liefst gezien dat je vader in een glazen huisje leefde, zodat zij hem altijd konden vertroetelen,’ zei mevrouw Ryan. En als ze dergelijke dingen zei, leek ze heel normaal; dan was het net alsof je gewoon met haar kon praten. Alleen zei ze zulke dingen niet vaak genoeg.

Zo kwam het dat Nessa in een slecht humeur verkeerde toen ze, in de zomer waarin ze achttien werd, aan haar cursus stenografie en typen begon. Leo Murphy wilde niet met haar mee – ze maakte er zich van af met een reeks vage, onbevredigende excuses die erop neerkwamen dat ze in The Glen nodig was. Het was een periode van verwarring in Shancarrig.

Eddie Barton was zo gedeprimeerd door zijn baantje in de ijzerwinkel van de Dunnes dat hij nauwelijks zijn ogen opsloeg als je naar binnen ging om een praatje met hem te maken. Niall Hayes zat in Dublin, waar hij ernst maakte met zijn plannen om rechten te gaan studeren. Foxy zat in Engeland, waar hij in de bouw scheen te werken. De meisjes Blake studeerden in Dublin. Met Maura kon Nessa niet praten, dat vond haar moeder niet prettig. En haar moeder stelde haar zoveel vragen over met wie ze naar de bioscoop in de stad was geweest, dat het soms nauwelijks de moeite waard leek er nog heen te gaan.

En juist toen Nessa ernaar snakte dat er iets opwindends zou gebeuren in Shancarrig, dook Richard Hayes op. Hij was buitengewoon knap om te zien, heel anders dan de alledaagse Niall. Hij was groot, slank en heel volwassen – zeven tot acht jaar ouder dan Nessa, vijf- of zesentwintig jaar. En hij was vanwege een of ander schandaaltje met een meisje uit Dublin weggestuurd, dat wist iedereen. Iedereen wist dat hij naar Shancarrig was verbannen, blijkbaar omdat daar geen meisjes zouden zijn. Of althans geen meisjes die een oogje waard waren.

Nessa kleedde zich heel zorgvuldig, zodat ze zijn aandacht trok. ‘Nee maar, daar had ik niet op durven hopen,’ zei hij. ‘Ik ben Richard Hayes.’

‘Dag Richard, hoe maak je het?’ zei Nessa, op een toontje waarop ze weken had geoefend.

Zijn lach was weliswaar vriendelijk, maar maakte haar nerveus. Het liefst was ze er op een holletje vandoor gegaan om iemand om raad te vragen, en juist op dat moment riep haar moeder haar. ‘Nu weet ik je naam,’ zei hij.

‘Mijn moeder is de enige die mij Vanessa noemt,’ zei ze, hoewel ze blij was dat ze kon ontsnappen.

Haar moeder had alles gezien. ‘Wat een aantrekkelijke jongeman,’ zei ze.

‘Ja,’ zei Nessa, en ze beet op haar lip.

‘Jij hebt van niemand hier concurrentie,’ verzekerde haar moeder. ‘Dat is een man die oog heeft voor knappe meisjes, en jij bent het mooiste meisje van heel Shancarrig.’

De volgende keer dat hij haar ontmoette, stelde hij voor dat ze een wandeling met hem zou gaan maken.

‘Ik zou het graag doen, maar ik moet die afschuwelijke stenohalen oefenen,’ zei Nessa.

‘Steno? Steno raakt uit de mode. Binnenkort heeft iedereen daar een dictafoon voor,’ zei hij.

‘Je kunt best gelijk hebben, maar niet voordat ik examen moet doen. Misschien zie ik je later op de avond,’ zei ze. Ze kon aan zijn ogen zien dat ze het goed had aangepakt. Zijn belangstelling was aangewakkerd.

‘Reken maar, Vanessa!’ zei hij met een buiginkje.

Ze begon lange wandelingen met hem te maken om hem Shancarrig en omgeving te laten zien. Ze nam hem mee naar de Oude Rots en vertelde hem alle legendes erover. Ze nam hem mee naar het schooltje en liet hem de boom zien waarin ze hun namen hadden gekerfd. Ze nam hem mee naar het kerkhof en wees hem de oude grafzerken. Ze liet hem de kinderen zien die in de rivier visten en legde hem uit hoe je kleine visjes met je blote handen kon vangen door ze op te sluiten in een kring van stenen.

Ze vertelde hem van Mattie de postbode, die nooit naar de mis ging, maar die elke brief kon bezorgen, zolang de naam van de geadresseerde er maar op stond, met ‘Shancarrig’ eronder. Ze stelde hem voor aan kapelaan Gunn en kapelaan Barry, uitleggend dat ze als gids fungeerde. Mevrouw Kennedy, de huishoudster van de pastorie, keek heel afkeurend, maar Nessa lachte alleen en ging op de tafel zitten, uitleggend dat ze Richard Hayes speciaal had meegebracht om hem een van de donuts van mevrouw Kennedy te laten proeven. Die waren legendarisch. Onder vier ogen vertelde ze Richard dat ze legendarisch waren omdat ze zo hard en zo zwaar waren als stenen.

Nessa nam Richard Hayes mee naar het huis van juffrouw Ross, en naar de winkel van Nellie Dunne. In drie dagen had ze hem alle hoeken en gaten van Shancarrig en omgeving laten zien. ‘Om je te introduceren,’ zei ze opgewekt tegen hem. ‘Dan kun je nooit meer beweren dat je het dorp niet goed hebt gezien.’ Ze wist intuïtief dat hij weg van haar was en haar een intelligente, zelfverzekerde jonge vrouw vond.

Dat was ze werkelijk. Ze was trots op haar dichte, zwarte haardos, op haar mooie huid, op haar felgele en felrode blouses en vooral op het feit dat zij niet zo’n domme giechel was als andere meisjes, met hem in de buurt. Die gave had ze van haar moeder – dit geloof dat zij de gelijke was van iedere Adonis die naar Shancarrig mocht komen. Nessa was echter niet van plan genoegen te nemen met een man die zich niet op zijn tijd liet gelden, zoals haar moeder had gedaan. Ze wilde geen tweede keus, want ongetwijfeld was dat de manier waarop haar moeder haar vader bekeek. Geen saaie, alledaagse doorsneeman voor Nessa Ryan! Niet nu! Niet nu ze de bewonderende blikken van een man als Richard op zich had voelen rusten.

Hij was het soort man dat misschien eens in de vijftig jaar in Shancarrig verzeild raakte. Ze had het geluk dat ze zijn aandacht had getrokken, en ze moest ervoor zorgen dat ze die nooit meer verloor. Dit was het soort man waarvan een meisje dag en nacht kon dromen, het soort man dat je gedachten helemaal in beslag nam. Om de een of andere reden stond ze zichzelf echter niet toe na te denken over wat ze voor hem voelde, deze charmante, attente Richard Hayes, die elke vrije minuut die hij had in haar gezelschap leek te willen doorbrengen. Ja, natuurlijk wilde ze het idee hebben dat hij haar aardig vond, maar een waarschuwend stemmetje in haar binnenste zei haar dat ze alleen zijn aandacht zou kunnen trekken als ze deed alsof hij niet belangrijk voor haar was. Het was toneelspel. Het leven behoorde geen toneelspel te zijn. Toch had ze het gevoel dat ze ergens elkaars gelijke niet waren. Ze moest dit heel zorgvuldig aanpakken.

Natuurlijk had ze allerlei verhalen gehoord over de reden waarom hij zijn oom Bill op kantoor kwam helpen. Sommige mensen beweerden dat de praktijk van meneer Hayes te druk voor hem werd en dat hij het niet meer alleen af kon, maar dat hij nauwelijks durfde te hopen dat zijn zoon Niall ooit genoeg van het vak zou begrijpen om een deel van zijn taken te kunnen overnemen. Niall ging aan de Universiteit van Dublin studeren, waar hij ook stage zou lopen op een advocatenkantoor. Het zou vier tot vijf jaar duren voordat hij was afgestudeerd en werd toegelaten tot de balie – de oude Bill Hayes had groot gelijk dat hij deze intelligente jongeman in dienst had genomen.

Anderen zeiden dat Richard naar Shancarrig was gestuurd omdat in Dublin de grond hem te heet onder de voeten was geworden; er werd gesproken over een schandaaltje dat zich daar had voorgedaan met de dochter van een rechter. Een ander verhaal wilde dat er een verloving zou zijn verbroken en dat er op het laatste moment een regeling was getroffen wegens een gebroken trouwbelofte.

Maar in alle verhalen werd Richard Hayes, een neef van de degelijke Niall, afgeschilderd als een echte playboy. In Shancarrig overheerste de mening dat het dorp al spoedig te klein zou blijken te zijn voor iemand die al zoveel had gezien en meegemaakt als deze knappe jonge vent van vijfentwintig of daaromtrent, die de goegemeente stormenderhand had veroverd.

‘Is hij niet fantastisch?’ had Leo gezegd, toen ze hem voor de eerste keer had gezien.

‘O, je kunt heel goed met hem praten,’ zei Nessa, die haar beste vriendin meteen duidelijk wilde maken hoe groot haar voorsprong was in de wedren waaraan iedere jonge vrouw in Shancarrig deel scheen te nemen.

‘Ik wilde maar dat hij zich wat vaker in de bar liet zien,’ zei Nessa’s moeder. ‘Hij is zo’n knappe man dat hij ongetwijfeld meer gasten zou aantrekken.’

‘Ik zou zo denken dat deze knaap meer dan eens het verzoek heeft gekregen een bar te verlaten,’ zei Conor Ryan, op de toon van een man die het allemaal al eens had meegemaakt en het klappen van de zweep kende.

Wonderlijk genoeg viel Gerry O’Sullivan, hun aardige jonge barman, zijn patroon bij. ‘Een regelrechte ladykiller,’ zei hij. ‘Het soort man waarvoor vrouwen elkaar naar de keel vliegen.’

‘Daar zitten we hier niet op te wachten,’ zei mevrouw Ryan resoluut. ‘Misschien is het maar goed ook dat hij hier niet elke avond rondhangt.’

‘Wie hier zou ooit een ander naar de keel vliegen vanwege een man? Zoveel hartstocht is er in heel Shancarrig niet te vinden.’ Conor Ryan verdiepte zich alweer in de prognoses van aanstaande paardenkoersen en hondenrennen in steden waaraan hij nooit een bezoek zou brengen, op renbanen die hij nooit zelf zou betreden.

Breda Ryan keek peinzend om naar de receptiebalie, waar Nessa met nauwgezetheid en ijver haar typeoefeningen deed. De cursisten moesten op zijn minst een uur per dag oefenen, en ze had de toetsen van de schrijfmachine van het hotel afgeplakt met leukoplast, zodat ze de letters niet kon zien. Nessa’s haar glansde, haar ogen glansden en ze droeg een tamelijk laag uitgesneden blousje. Nee, als Richard Hayes in het geding was, hoefde je niet te zoeken naar de vonk van hartstocht.

Nessa verzette zich tegen de pogingen van haar moeder om over seks te praten. ‘Dat weet ik allemaal al; je hebt me dat jaren geleden al verteld, toen ik begon te menstrueren.’

‘Het is nu een heel ander verhaal, we moeten nu om andere dingen denken, Nessa, alsjeblieft.’

‘Er zijn geen andere dingen. Ik wil er niet over praten.’ Ze glipte weg.

Ze wilde haar moeder geen laag-bij-de-grondse of angstaanjagende dingen horen zeggen. Ze was ook zo al angstig genoeg. Er waren problemen die geen enkele moeder kon oplossen.

Richard Hayes verzekerde Nessa dat ze mooi was. Hij wipte aan bij het hotel en ging op de receptiebalie zitten om met haar te praten. Het was halverwege de middag, een moment waarop het stil was in het hotel. Waarschijnlijk behoorde Richard op dat moment in het kantoor van zijn oom te zitten. Hij zei Nessa dat ze een heel mooi donker type was en dat ze hem aan Diana de maîtresse deed denken.

‘Was die goed of slecht?’

‘Ze was mooi. Nooit van haar gehoord?’

‘Nee, de nonnen hadden alleen oog voor het Nieuwe Testament. Zij was toch degene die zo uitzonderlijk kuis was, nietwaar?’

‘Dat beweerde ze, ja – en ze is er nooit op teruggekomen,’ lachte hij, waarop ze een kleur kreeg. Ze had de indruk dat hij naar haar keek alsof hij zelf ook dergelijke gedachten koesterde. Peinzend streelde hij haar wang. ‘Wat gebeurt er hier, als een meisje niet zo uitzonderlijk kuis is?’ vroeg hij.

‘Dan wordt ze naar haar oma gestuurd, of naar Engeland.’ Ze hoopte dat haar wangen niet al te rood waren. Het kwam alleen doordat hij zo waarderend naar haar borsten staarde, zoals een man zou doen die zin had om de liefde te bedrijven. Of verbeeldde ze het zich alleen? Nessa wist tegenwoordig niet meer wat echt was, of dat ze zich allerlei blikken, gebaren en gevoelens verbeeldde die er niet echt waren.

‘Ik zou heel, heel goed oppassen als we… om te voorkomen dat jij een reisje naar je oma zou moeten maken,’ zei hij. ‘Begrijp je? Ik zou héél voorzichtig zijn. Zodat er niet het minste gevaar was.’

Waar ze het vandaan haalde, wist ze zelf niet, maar ze zei: ‘Ach, daar zou absoluut geen sprake van kunnen zijn, Richard.’

Zijn belangstelling was groter dan ooit. ‘Bang?’

‘Nee. Er zijn andere redenen waarom iemand nee tegen jou kan zeggen.’

‘O, maar je vindt me best aardig, dat weet ik,’ zei hij speels.

‘Ja, maar hou ik van je? En hou jij van mij? Dat is wat je jezelf moet afvragen, voor je ergens naartoe gaat waar de mensen zoal naartoe gaan.’

‘Zoals naar de Oude Rots?’ Hij was pas een dag of tien in Shancarrig, maar nu al wist hij dat vrijende paartjes daarheen gingen. Naar dat kleine dalletje in Barna Woods, waar het voetpad naar de Oude Rots begon. ‘Wisten we maar wat liefde is, Vanessa Mary Ryan, dan zouden we de hele wereld kunnen regeren.’ Hij loosde een demonstratieve zucht.

‘Zouden we haar goed regeren, Richard Aloysius Hayes?’ lachte ze.

‘Hoe weet jij dat?’

‘Ik heb Niall gevraagd wat de letters RAH op je sporttas betekenden.’

‘En hij heeft het je verteld? De schoft!’

Ze waren nu bezig met een steekspel van woorden en lachten erbij. Hij pakte haar pols. ‘Ik maak geen gekheid – jij bent het mooiste meisje in een straal van vele kilometers.’

‘Je hebt nog geen andere meisjes gezien.’

‘Neem me niet kwalijk, maar dat heb je mis. Ik ben op inspectietocht geweest; ik heb mijn tennisspullen meegenomen naar The Glen, maar spelen ho maar – die zogenaamd beste vriendin van jou is allesbehalve een lolbroek. Een bonk zenuwen met rood krulhaar, dat is ze.’

‘Praat niet zo over Leo!’

‘En ik heb een studie gemaakt van Madeleine Ross.’

‘Die hoort bij het antiek hier.’

‘Ze is pas drie jaar ouder dan ik. En eens even kijken, wie nog meer? O ja, de knappe kleine Maura Brennan die in Ryan’s Ritz werkt, maar ik heb zo’n idee dat die al met jongeheer O’Sullivan naar de Oude Rots is geweest. Ik moet me al heel erg vergissen als we binnenkort geen huwelijksklokken horen luiden.’

‘Maura? In verwachting? Ik geloof er niks van.’

Afwerend stak hij zijn handen op. ‘Ik kan het mis hebben,’ zei hij.

‘Wat stom van haar. Gerry O’Sullivan zal nooit met haar trouwen…’ Het was eruit voordat Nessa er erg in had.

‘Aha! Het gaat er dus toch niet om of twee mensen van elkaar houden. Het gaat erom dat de jongen met het meisje trouwt, nietwaar?’

In dit debat trok ze aan het kortste eind. ‘Ik moet ervandoor,’ zei ze haastig.

Ze sleepte zich met moeite op haar trillende benen de trap op en liep haar kamer in. Daar vond ze haar zusjes Catherine en Nuala, die schuldig opkeken van de kaptafel, waar ze in haar dagboek hadden zitten neuzen.

‘Ik dacht dat jij achter de receptiebalie behoorde te zitten,’ zei Catherine, die onmiddellijk voor de aanval koos.

‘We hadden nog niets bijzonders gelezen, eerlijk,’ zei Nuala smekend, die jonger en angstiger was.

Voor die angst had ze ook alle reden. Nessa Ryan, achttien jaar oud en begeerd door de knapste jongeman van heel Ierland, richtte zich in haar volle lengte op. ‘Dat mogen jullie straks allemaal uitleggen,’ zei ze, de sleutel uit het slot van haar kamerdeur nemend. ‘Ik sluit jullie in totdat ik moeder heb gevonden.’

‘Vertel het niet aan mama!’ schreeuwde Nuala.

‘Wat jij in je schild voert, zal mam niet aanstaan,’ zei Catherine dreigend.

Nessa had echter de troeven in handen. Ze had niets in haar dagboek geschreven; alles stond achter in haar stenografieblok, dat ze geen moment uit het oog verloor.

Ze was naar boven gegaan om meer te schrijven; om zichzelf te vertellen van de hartstocht in zijn stem, van de tinteling die ze had gevoeld toen hij haar pols vastpakte, van de manier waarop hij had gezegd dat hij van haar kon houden.

Ze negeerde de smeekbeden en jammerklachten uit haar kamer en ging op zoek naar haar moeder. Op de gang kwam ze Maura tegen, die een stapel lakens droeg. ‘Alles goed, Maura?’ vroeg ze.

‘Waarom vraag je dat?’

‘Ach, ik weet het niet. Je ziet er anders uit.’

‘Ik bén ook anders. Volgende week ga ik met Gerry trouwen. Ik heb het nog aan niemand verteld. We hebben het pas net besloten.’

‘Trouwen?’

‘Ik weet het. Is het niet geweldig?’

Nessa was met stomheid geslagen. Misschien waren er andere regels dan zij had gedacht; misschien trouwde een jongen wél met je als je met hem naar de Oude Rots ging. Misschien hadden haar moeder, de nonnen en de brochures van de Catholic Truth Society het bij het verkeerde eind. Ze vermande zichzelf. ‘Dat is inderdaad geweldig, Maura. Gefeliciteerd.’

Nessa vond haar moeder en vertelde haar van de twee misdadigsters die ze in haar kamer had opgesloten. ‘En geef ze een behoorlijke straf,’ beval ze.

‘Hebben ze iets gelezen dat ze niet hadden mogen lezen?’ De blik in de ogen van haar moeder was zorgelijk.

‘Als ik je nu alwéér moet zeggen dat er niets te vinden valt en dat er dus ook niet steeds over hoeft te worden gepraat, word ik razend.’ Ze schreeuwde het bijna uit.

Tot haar verbazing keek haar moeder haar bewonderend aan. ‘Weet je, ik begin te denken dat Richard misschien toch goed voor je is. Je begint eindelijk zelfvertrouwen te ontwikkelen. Misschien steekt er toch nog een leider in je.’

Het was waar. Ze voelde zich zekerder van zichzelf. En het deed haar genoegen dat haar moeder Catherine en Nuala zo streng ter verantwoording riep. En haar vader ook, tot haar verbazing. ‘Je moet iemand een eigen privéleven en eigen dromen gunnen,’ hield hij de twee pruilende meisjes voor, die net hadden gehoord dat ze een week huisarrest hadden. ‘Het is monsterlijk je neus in andermans dromen te steken.’

‘Er stond niets bijzonders in!’ zei Catherine.

‘Dat je dát zegt, maakt het nog veel erger.’

De twee meisjes schrokken zichtbaar. In de regel was Nessa degene die zichzelf moeilijkheden op de hals haalde; Nessa was degene die met kalfsogen naar de neef van Niall Hayes zat te staren, maar het enige wat ze kreeg, was een loftuiting omdat ze zoiets gevaarlijks had gedaan als hen opsluiten in een slaapkamer. ‘Stel dat er brand was uitgebroken?’ opperde Catherine als mogelijkheid.

Ze kreeg geen steun. ‘Dan waren jullie levend verbrand,’ zei hun moeder.

Eddie Barton kwam soms binnen voor een praatje. ‘Heb jij een liaison met die Richard Hayes?’ vroeg hij Nessa.

‘Wat is een liaison?’

‘Weet ik niet; ik heb het me vaak afgevraagd. Maar is het zo?’

‘Nee, zeker niet. Hij loopt hier in en uit. Hij is heel knap, waarschijnlijk te knap voor mij.’

‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ zei Eddie, weinig complimenteus.

‘Dank je wel, grote vriend!’

‘Nee, dat bedoelde ik niet. Je ziet er immers geweldig uit, je bent nu veel mooier dan toen we allemaal jong waren, eerlijk…’ De arme Eddie had nu een kleur en hij betrapte zichzelf erop dat hij met gebaren duidelijk probeerde te maken hoe mooi Nessa wel was geworden. Gebaren die een volle boezem en een slanke taille uitbeeldden. Ze scheen er geen aanstoot aan te nemen. ‘Iemands uiterlijk schijnt belangrijk te zijn, hè?’ vroeg hij zorgelijk.

‘Ik denk het wel, ook al blijft iedereen zeggen dat het niet zo is.’

Eddie haalde een hand door zijn pleeborstelhaar. ‘Ik wilde maar dat jongens ook knapper werden als ze opgroeien, net zoals dat bij alle meisjes het geval lijkt te zijn.’

‘Zie jij er zelf soms niet geweldig uit, Eddie?’ Ze meende dat ze haar stem luchtig en bemoedigend liet klinken.

‘Drijf niet de spot met me,’ zei hij, met een hoofd als een biet.

‘Dat doe ik niet.’

‘O, jawel. Ik heb haar dat eruitziet als Joost-mag-weten-wat, en ik moet in die stomme winkel van de gebroeders Dunne de godganse dag de vloer aanvegen. Wie ziet mij nou staan?’

Hij liep met bonkende stappen het hotel uit, Nessa verwonderd achterlatend. Voorzover zij wist, had Eddie nog geen enkel meisje in Shancarrig mee uit gevraagd; hij had voor geen van de meisjes in het dorp belangstelling getoond. Wel kwam hij zo nu en dan naar het hotel om geheimzinnige telefoontjes met iemand in Schotland te plegen. Het was moeilijk te doorgronden. En trouwens, ze had wel wat anders aan haar hoofd.

In de auto van zijn oom nam Richard Nessa mee naar de bioscoop in de stad.

‘Laat hij je hier zomaar mee rijden?’

‘Hij gaat ’s avonds toch nooit uit.’

‘Niall heeft de auto nooit meegekregen.’

‘Niall heeft er nooit om gevraagd.’

Niall logeerde bij een studievriend. Samen volgden ze een cursus boekhouden die drie weken zou duren. En ze verfoeiden het. Niall had Nessa diverse brieven geschreven en briefkaarten gestuurd waarin hij zei hoe afschuwelijk saai het allemaal was. Hij hoopte dat de universiteit plezieriger zou zijn.

‘Ik denk dat Niall wanhopig verliefd op jou is,’ zei Richard, terwijl hij Nessa kuste in de auto van zijn oom.

Ze trok zich terug. ‘Dat geloof ik niet,’ zei ze koeltjes en zonder te giechelen. Haar moeder had gelijk – ze was een stuk volwassener geworden sinds Richard naar Shancarrig was gekomen.

‘O, ik denk het wel. Neemt hij je niet mee naar de bios? Stuurt Niall niet aan op tochtjes naar de Oude Rots, net als ik?’

Nessa herhaalde zijn eigen woorden over zijn jongere neef. ‘Niall heeft het me nooit gevraagd,’ zei ze.

‘Niall komt morgenochtend terug, zei Ethel,’ vertelde mevrouw Ryan aan Nessa.

‘Dan zal Shancarrig op zijn grondvesten schudden,’ zei Nessa.

‘Jij en hij konden het altijd heel goed met elkaar vinden.’ De stem van haar moeder klonk zo toegeeflijk dat Nessa niet veel meer kwijt wilde.

‘Dat was inderdaad zo, ja. Hij is alleen zo saai geworden, mam. Je kunt bijna geen gesprek met hem voeren.’

‘Niet iedereen heeft de charme van zijn neef Richard.’

‘Richard is normaal. Hij is aardig tegen mensen, hij is plezierig in de omgang. Hij loopt niet eeuwig en altijd te mopperen, zoals Niall.’

‘Misschien heeft Niall wel redenen om te mopperen.’

‘Wat? Meer dan wij anderen?’

‘Tja, zijn jeugdvriendin is smoor op zijn neef, zijn plaatsje in de firma is lang niet zo zeker als hij altijd heeft gedacht… en hij heeft lang niet zo’n begrijpende moeder als jij. Hij moet het met die saaie ouwe Ethel stellen.’

Ze lachten als twee zussen, zoals ze de laatste tijd soms konden doen, of als twee vriendinnen. ‘Wat zou jij voor Niall doen, als jij met hem bevriend was?’ vroeg Nessa. Ze meende te zien dat haar moeder heel aandachtig op haar gezicht lette, maar ze was er niet zeker van.

‘Ik zou hem aanmoedigen voor zijn plaatsje daar te vechten. Per slot van rekening is híj Bills zoon. Het is zijn firma. Ik zou hem duidelijk maken dat het leven je maar weinig kansen biedt, en dat je ze moet grijpen. Misschien zou ik in die trant nog een poosje doorgaan.’

‘Misschien luistert hij niet eens naar me.’

‘Dat is mogelijk. Mensen luisteren vaak niet als anderen het beste met hen voor hebben.’

‘Luisterde papa wel naar jou?’

‘O, dat zeker. Maar dat is iets anders. Ik hield van je vader. Dat doe ik nog.’

‘Ik kan niet zeggen dat ik van Niall hou, maar ik ben wel op hem gesteld.’

‘Zeg dan tegen hem dat hij niet over zich moet laten lopen,’ zei Breda Ryan.

Nessa nodigde Niall uit om naar het hotel te komen en iets met haar te drinken. Ze voelde zich heel volwassen.

‘Wat ben je mooi,’ zei hij.

‘Dank je, Niall. Je mag er zelf ook wezen.’

‘Echt mooi, bedoel ik…’ zei hij.

‘Wat voor werk doe jij op kantoor?’ vroeg ze, overstappend op een ander onderwerp.

‘Stukken opbergen! Paperassen uit opengeritste enveloppen halen en ze in niet-opengeritste enveloppen opbergen. God, zelfs Dinny Dunne zou dat kunnen doen, als hij een heldere dag heeft.’

Niall was een en al treurnis en Nessa was een en al ongeduld. Waarom had hij niet de pit om van zich af te bijten, of waarom had hij niet de charme van zijn neef? Ze waren tenslotte zonen van twee broers. Richards vader moest degene met het initiatief zijn geweest.

Richard had zijn oom voorgehouden dat het beter was een jongere man naar de huizen van de cliëntèle af te vaardigen, en de oude Bill was het met hem eens geweest. Het betekende dat hij over de auto kon beschikken en desnoods de hele dag op pad kon zijn.

Wie bepaalde hoe lang het duurde om een testament op te maken of de bijzonderheden van een erfpachtkwestie door te spitten? Wie kon inschatten hoeveel uur je nodig kon hebben om met een ambtenaar van de fiscus te praten over verschuldigde successierechten, of met een vrouw over huwelijkse voorwaarden met het oog op de boerderij die ze zou erven?

Richard was tegenover iedereen altijd even opgewekt en vriendelijk. Als ze hém opdracht hadden gegeven om stukken op te bergen, zou hij er het belangrijkste baantje in de hele firma van hebben gemaakt. Waarom zag Niall dit niet in? Waarom liet hij het hoofd hangen alsof hij al verslagen was? Waarom gooide hij zijn hoofd niet in de nek om eens heerlijk te lachen?

‘Heb je Richard veel ontmoet, toen ik er niet was?’ vroeg Niall, haar storend in haar gedachtengang.

‘Hij komt hier nogal eens, ja.’

‘Hij is natuurlijk niet echt betrouwbaar,’ zei Niall.

‘Wees niet zo’n kwezel, Niall.’ De luchthartige toon waarop ze het zei, moest haar ergernis camoufleren. Ze wilde niets horen wat afbreuk kon doen aan haar voorstelling van Richard Hayes, en al helemaal geen vervelend familieverhaaltje over schande en oneer.

‘Ik vond alleen dat je het moest weten.’

‘O, ik weet alles van hem,’ zei ze luchtig.

‘Werkelijk?’ Niall scheen opgelucht te zijn.

‘In elk stadje een ander schatje. Vorige week hebben we hier zelfs die Elaine over gehad, uit Dublin. Nee, er zijn geen geheimen.’

‘Elaine was hier? Na alles wat er is gebeurd?’

‘Hier ja, bij jullie voor de deur. Ze zette hem af, uit een bijzonder chique auto.’

‘Als iemand dat te weten komt, breekt de hel los. Zij was het.’

‘Was wat?’

‘Het meisje dat hij eh… nou ja, zij was degene die in…’

‘O, dat! Ja, ik veronderstel van wel.’ Opeens had Nessa het gevoel dat haar hart zo zwaar was als lood. Niall hoefde zijn zinnen niet af te maken. De verhalen hadden de ronde al gedaan, over de dochter van de rechter die in verwachting zou zijn geweest. Stel je voor – ze was helemaal naar Shancarrig gekomen om Richard te zien! Dan moest ze het zwaar van hem te pakken hebben.

‘Dan is het goed,’ zei Niall. Hij keek Nessa opgelucht aan, alsof hij blij was dat hij, haar beschermer, haar niet uit een moeras van misverstanden hoefde te redden.

‘Ja. We maken het allemaal best hier, en we hebben een fijne zomer gehad. Als ik jóú hoor praten, moet je het afschuwelijk hebben gehad.’ Ze lokte bewust een nieuwe litanie van klachten uit, om ongestoord haar eigen gedachtengang te kunnen volgen.

Het was ondenkbaar dat Richard nog iets met dat meisje had. Hoewel het natuurlijk bekend was dat dit meisje – anders dan zij, Nessa – wel bereid was met hem naar bed te gaan. En dat had gedaan ook. Was dat alles waarom het hem begonnen was? Hij zou toch zeker ook wel behoefte hebben aan andere dingen – plezier maken, gezellig praten en kussen, met een meisje dat zeven jaar jonger was dan hij en dat hem aan Diana de maîtresse deed denken? Was er maar iemand aan wie ze het kon vragen. Er was echter niemand.

Op de trouwdag van Maura Brennan stelde haar vriendin Leo voor dat ze samen de trouwmis zouden bijwonen.

‘Dat zal Maura niet prettig vinden. Ze wil niet dat we met elkaar omgaan, omdat zij in het hotel werkt.’

‘Dat is grote onzin,’ zei Leo. ‘De enige die niet wil dat jullie met elkaar omgaan, is jouw moeder. We gaan.’

Terwijl ze zaten te wachten totdat de korte, wat trieste plechtigheid zou gaan beginnen, zag Nessa tot haar grote tevredenheid dat ook Niall Hayes en Eddie Barton waren gekomen. ‘Ik heb een uurtje los kunnen peuteren van de desperate Dunnes,’ fluisterde Eddie, die in de ijzerwinkel van Foxy Dunnes oom werkte, de respectabele tak van de familie. Hij scheen het daar afschuwelijk te hebben.

‘En ik heb mijn belangrijke taak – het plakken van etiketten op enveloppen – even mogen laten rusten,’ zei Niall.

‘Ik had eigenlijk naar typeles gemoeten, maar ik heb mijn moeder wijsgemaakt dat we vrij hadden. Ze waakt over me als een havik,’ zei Nessa klaaglijk.

‘Wij waren niet bepaald de briljantste klas die ooit door het schooltje van Shancarrig is afgeleverd, hè?’ lachte Leo.

‘Nou, wat de rest van ons betreft…’ Nessa zweeg. Ze herinnerde zich dat Leo ontzettend boos was geworden toen iemand haar een ‘luierende aristocrate’ had genoemd. Leo beloonde haar met een dankbaar glimlachje. In broederlijke stilte waren ze er gevieren getuige van hoe hun schoolvriendin Maura, zwanger en gelukkig, in de echt werd verbonden met Gerry O’Sullivan, klein en knap om te zien. Behalve de getuigen waren er geen vrienden of familieleden van Gerry O’Sullivan in de kerk.

‘Hij ziet er niet echt betrouwbaar uit,’ fluisterde Niall.

‘Jezus, Maria en de heilige Jozef, wie is in jouw ogen tegenwoordig nog betrouwbaar?’ siste Nessa.

‘Ik, voorzover je daar iets aan hebt.’ Hij keek haar aan en plotseling zag ze dat hij inderdaad op haar gesteld was, maar veel meer dan op de goeie-lobbesmanier waarop zij had gerekend. Niall Hayes was verliefd op haar. Ze putte er niet de trots uit die ze er vroeger van had verwacht. In de dagen waarin ze had gedacht dat niemand haar aardig vond, had ze erop gevlast dat ze ooit een paar strepen op de balk zou kunnen zetten; ze had gehoopt op een paar jongens die verliefd op haar zouden zijn; op een paar harten die ze zou kunnen breken. Dat kon ze tegenover Niall niet maken; hij was een te goeie vriend van haar.

‘Dank je,’ antwoordde ze fluisterend.

Maura was in de wolken met het cadeau dat ze voor haar hadden gekocht, een kleine pronkkast met veel glas. Leo had zich herinnerd dat Maura haar eens had verteld dat ze het heerlijk zou vinden schatten te verzamelen en die in een mooi kastje te pronk te kunnen zetten. Ze had tranen in haar ogen gehad toen ze het kastje hadden afgeleverd bij het huisje dat zij en Gerry zouden bewonen – op minder dan een steenworp afstand van waar haar vader nog elke avond stomdronken thuiskwam. ‘Jullie zijn fijne vriendinnen,’ had ze gesmoord uitgebracht.

Nessa’s schuldgevoel drukte op haar als een verstikkende deken. Jarenlang had Maura in Ryan’s Hotel gewerkt, jaren waarin ze nauwelijks drie zinnen met elkaar hadden gewisseld. Had ze maar de moed van Leo Murphy gehad, dan zou ze zich niets hebben aangetrokken van de mogelijkheid haar moeder te ontstemmen door de grens van familiariteit tussen het personeel en de eigenaren van het hotel te overschrijden.

Maar tegenwoordig beschikte ze wél over de nodige moed en dat zou ze nu laten zien. Toen ze terug was in het hotel, vroeg Nessa’s moeder haar waar het bruiloftsfeest was.

‘Je weet heel goed dat het zal blijven bij een paar drankjes in Johnny Finns en het stukje koude kip dat die arme Maura heeft klaarstaan voor degenen die bereid zijn met haar mee te gaan naar haar huisje.’

‘Tja, dat had ze allemaal eerder moeten be–’ begon haar moeder.

‘Nee, dat had ze niet! Ze had hier een receptie moeten krijgen. Ze was mijn vriendin op school, en bovendien werken Gerry en zij allebei hier. Iedereen met een beetje gevoel voor fatsoen zou hun op zijn minst dàt hebben gegund.’

Breda Ryan wist niet hoe ze het had. ‘Je begrijpt niet dat…’

‘Het staat me niet aan, datgene wat ik niet begrijp. Het is zo snobistisch en overtrokken. Bestempelt het ons tot betere mensen als anderen zien dat wij zoveel méér zijn dan Maura Brennan van de huisjes? Is dit wat je altijd hebt gewild: een hogere sport op de een of andere denkbeeldige ladder?’

‘Nee, dat is niet wat ik altijd heb gewild.’ Haar moeder was nu heel kalm en liet niets blijken van de woede die te verwachten zou zijn geweest vanwege het feit dat haar eigen dochter haar een grote mond gaf in de foyer van het hotel.

‘Wat wilde je dan wel?’

‘Dat zal ik je vertellen als je dat boze gezicht opbergt en… ermee ophoudt hier als een viswijf te staan schreeuwen. Kom mee.’ Haar moeder sprak nu met haar als met een gelijke.

Ze liepen de bar in. ‘Conor, waarom neem je niet wat geld uit de kas voor een bezoek aan Johnny Finns om Gerry en Maura op een borrel te trakteren?’

Nessa’s vader keek blij verrast op.

‘Ik had het alleen geopperd om…’

‘Je had groot gelijk. Ga maar gauw, nu ze nog nuchter genoeg zijn om te weten dat jij ze trakteert. Nessa en ik letten wel op de bar.’

Ze zagen hoe gretig Conor Ryan naar de festiviteiten vertrok, nog nauwelijks gelovend in zoveel geluk. Nessa wachtte rustig op wat haar moeder haar zou vertellen. Mevrouw Ryan schonk twee glaasjes cream sherry in, iets wat nog niet eerder was voorgekomen. Nessa besloot er niets over te zeggen en ze bracht het glas naar haar mond alsof zij en haar moeder al jaren dagelijks zaten te pimpelen.

‘Mensen hebben in hun leven momenten waarop ze bepaalde dingen willen. Ik wilde een man die Teddy Burke heette. Ik wilde hem vanaf het moment dat ik hem zag, en het heeft geduurd vanaf mijn zestiende tot mijn eenentwintigste. Vijf lange jaren.’

Nessa keek naar deze onbekende sherrydrinkster en durfde niets te zeggen.

‘Teddy Burke had een woordje voor iedereen, maar dat was dan ook alles… een woordje. En ik dacht dat er meer achter zat. Ik dacht dat ik voor hem iets bijzonders was. Ik bouwde op die basis een heel luchtkasteel. Ik kon niet meer eten. Het kostte me mijn gezondheid en mijn aantrekkelijke uiterlijk, voorzover je daarvan kon spreken. Ze stuurden me naar een opleidingsinstituut voor huishoudsters. Het gekke is dat ik me die jaren niet echt goed kan herinneren. Ik veronderstel dat ik de lessen wel goed heb gevolgd – ik heb mijn examens met goed gevolg afgelegd, zoals mijn diploma’s bewijzen – maar ik had maar één gedachte: Teddy Burke.’

Ze laste nu zo’n lange pauze in dat Nessa het eindelijk waagde iets te zeggen. En ze deed dat als een vriendin, een gelijke. ‘En wist hij, had hij er enig benul van dat jij…’

‘Ik denk het niet, eerlijk gezegd. Hij was zo gewend aan de bewondering van iedereen; ik was gewoon een van de velen.’

De blik in de ogen van haar moeder bewees dat ze in gedachten ver weg was, hoewel ze in de verlaten hotelbar zat, haar zwarte haar in een losse wrong op haar achterhoofd, bijeengehouden met een speld van paarlemoer. De onberispelijke kraag van haar lichtroze blouse viel keurig over haar donkerroze sweater, en ze was op en top de geslaagde zakenvrouw. Dit verhaal van een mager, angstig meisje dat vijf jaar lang verliefd was geweest op een man die zich niet eens bewust was van haar bestaan viel moeilijk te rijmen met wie ze nu was.

‘Hoe het ook zij, op zekere dag werd me verteld dat Teddy Burke ging trouwen met Annie Lynch, verreweg het lelijkste meisje in de wijde omtrek, dat loenste en berucht was om haar slechte humeur. Alles werd opeens anders. Hij trouwde met haar vanwege de grond die ze bezat, landerijen die zich uitstrekten door groene dalen tot aan de meren, en vanwege de visrechten en het vee. Een man die zo knap en beminnelijk was als Teddy Burke, kon alles opgeven in ruil voor land.

Dat maakte dat ik me begon af te vragen wat ik werkelijk wilde. En ik bezocht een bruiloft van een nicht, ontmoette je vader en kwam tot de conclusie dat ik ver weg wilde van waar ik woonde, ver weg van de plaats waar ik me de lach van Teddy Burke zou herinneren, en de manier waarop hij iedereen om zijn vinger kon winden. Ik nam me voor jouw vader even sterk en zelfverzekerd te maken als Teddy was toen hij eenmaal die landerijen had, en zoals Annie Lynch altijd was geweest omdat zij wist dat ze die landerijen bezat… Ik nam me dat voor en zou me er door niets en niemand meer van af laten brengen…’

Er viel een lange stilte. Nessa liet het bezinken.

Toen vroeg ze: ‘Heb je er ooit spijt van gekregen?’

‘Geen dag, toen ik eenmaal had besloten. En is het niet goed uitgepakt? Het hotel heeft het toch gered; dat oude stel van die foto’s aan de muur zou het helemaal hebben laten vervallen, en zij zouden je vader naar het Britse leger hebben laten vertrekken.’

‘Waarom vertel je me dit nu?’

‘Omdat jij dacht dat ik alleen maar wilde dat wij op andere mensen konden neerkijken. Het is mogelijk dat het toevallig zo is uitgepakt, maar dat was niet wat ik me had voorgenomen.’

‘Weet paps van Teddy Burke?’

‘Ach, wat viel er voor hem te weten, behalve de dwaasheid en de dromen van een jong meisje?’

Mattie stapte de bar in; hij was klaar met het bestellen van de post. ‘Dit dorp gaat naar de haaien, mevrouw Ryan!’ zei hij. ‘Een stelletje bruiloftgangers die in Johnny Finns “Blijf bij mij, Heer” zitten te brallen, terwijl de vrouwen des huizes in Ryan’s sherry achterover zitten te slaan!’

‘Ja, en niemand om voor een arme postbode een biertje te tappen,’ lachte Nessa’s moeder.

Het moment was voorbij en zou misschien nooit terugkomen. Nessa Ryan begon hierna mensen met andere ogen te bekijken. Misschien had iederéén ooit een overweldigende liefde in zijn of haar leven gehad, of iets wat hij of zij ervoor had versleten. Misschien was meneer Kelly van de school vroeger smoorverliefd geweest op een nachtclubzangeres, voordat hij genoegen nam met mevrouw Kelly. En misschien was Nellie Dunne ooit verkikkerd geweest op de een of andere handelsreiziger die jaren en jaren geleden geregeld in Ryan’s Commercial Hotel had gelogeerd, maar die toch met iemand anders was getrouwd. Misschien was een van die oude heren in de Commercial Room wel Nellies oude vlam…

Zo onmogelijk was het niet. Neem bijvoorbeeld Eddie Barton, die verliefd was geworden op iemand in Schotland. Hoe hij met haar in contact was gekomen, was niemand helemaal duidelijk, maar blijkbaar had hij al jaren met Christine Taylor gecorrespondeerd en was zij degene geweest met wie hij geregeld in het hotel had staan bellen. En plotseling was ze in Shancarrig opgedoken en meteen bij hem en zijn moeder ingetrokken. Nessa stond versteld van de verandering die zich in Eddie had voltrokken. Hij sprak nu met de Dunnes – de neven van Foxy – alsof hij hun gelijke was. En samen met Christine kwam hij in het hotel praten over mogelijke verbeteringen en nieuwe manieren om de slaapkamers te stofferen. De liefde deed uitzonderlijke dingen met mensen.

Eileen Blake van The Terrace zei dat ze op de terugweg was geweest van Dublin en in Portlaoise eventjes was gestopt om een kop koffie te drinken; en wie anders was ze daar tegengekomen dan een zekere Richard Hayes en een meisje, die juist een kamer hadden genomen? Als man en vrouw!

De jonge Maria Kelly van het schooltje van Shancarrig was samen met hem op een dansavond in de stad gesignaleerd, maar haar ouders wisten er niets van, aangezien ze via de takken van de oude beuk op het schoolplein uit haar kamer was geklommen; zo was ze ook weer binnengekomen.

Al die feiten hoorde Nessa Ryan in een tijdsbestek van slechts drie dagen. Ze stuitte er min of meer bij toeval op; ze werden haar niet doelbewust als slecht nieuws opgedist. Ze had niet, zoals ze had gevreesd, het gevoel dat ze het slachtoffer was van kil verraad, noch voelde ze woede over het feit dat een man haar had bezworen dat ze heel bijzonder voor hem was en dat hij haar begeerde, terwijl hij precies hetzelfde had gedaan bij allerlei andere meisjes die ze wel of niet kende. Heel duidelijk en bewust had ze gemerkt dat er een eind kwam aan haar verliefdheid op hem. Misschien was ze werkelijk meer een dochter van haar moeder dan ze zelf ooit zou hebben geloofd. Ze was niet bereid hem helemaal op te geven, maar ze zou hem alleen onder totaal andere voorwaarden in haar leven dulden.

Richard kwam de Commercial Room binnen, waar Nessa haar steno-oefeningen zat te doen omdat er toch geen vertegenwoordigers waren. ‘Ik moet morgen in de stad zijn. Ik zou je van het opleidingsinstituut kunnen afhalen,’ bood hij aan.

Ze kon zich de blikken van haar medecursisten voorstellen als Richard Hayes buigend het portier van de auto voor haar open zou houden.

‘En waar zouden we dan naartoe gaan?’ wilde ze weten.

‘O, we vinden vast wel iets,’ zei hij. Nessa keek achterom naar de bar, waar ze haar vader en moeder zag staan, ruim buiten gehoorsafstand. ‘Ze luisteren heus niet,’ zei Richard ongeduldig.

Maar dat was niet wat Nessa’s belangstelling had gewekt. Het was de manier waarop ze haar moeder het gezicht van haar vader zag strelen, heel teder en lief. Opeens begreep ze dat het er niet echt toe deed wie er onderhandelde met de vertegenwoordigers van de brouwerij en de koekfabriek, of wie de barman aannam of ontsloeg. Het deed er niet toe dat veldwachter Keane altijd met haar moeder over de vergunningen praatte, en niet met haar vader. Haar moeder had Teddy of wie hij ook mocht zijn geweest vergeten; hij zou niet goed voor haar zijn geweest. Ze had ontdekt wat ze werkelijk wilde – iemand met wie ze haar eigen kracht kon delen. Voor het eerst zag Nessa in dat haar moeder had gekregen wat ze wilde. Het was absoluut niet zo dat ze genoegen had genomen met een tweede keus.

En met een schok van herkenning begreep ze dat zij precies dezelfde weg ging bewandelen. Er zou geen sprake zijn van het vizier hoog richten en op zoek gaan naar vuurwerk. Misschien bestond er een heel andere manier om je leven te leiden. Spontaan kwam Nialls bezorgde gezicht haar voor de geest. Ze verlangde er opeens hevig naar hem gerust te stellen en te zeggen dat alles goed zou komen.

Ze keek Richard aan, recht in de ogen. ‘Nee,’ zei ze, ‘toch maar niet. Nee, tegen alles. Evengoed bedankt.’

Het was allesbehalve gemakkelijk om te doen.

Ze vertikte het echter voortdurend over hem in angst te zitten, en over de vraag hoe hij zou reageren. Niets was dat waard.

‘Wel, wel, wel.’ Geringschattend keek hij om zich heen. ‘Dus verder dan dit zul jij het nooit brengen. Een tweederangs achterafhotelletje… een volwassen vrouw die altijd de gevangene van haar moeder zal blijven.’ Hij zag er heel kwaad en uit het veld geslagen uit. Het kwam zelden voor dat mensen zo tegen Richard Hayes spraken. Meisjes al helemaal niet.

Nessa was razend. ‘Dit is géén tweederangs hotelletje. Het is mijn thuis. Míjn thuis. Ik woon hier en ik verkies hier te wonen. Jij kunt niet eens wonen waar je wilt, omdat ze je hebben weggejaagd. Dan moet je hier niet kritiek op ons komen leveren. Het betaamt jou niet. En geef me eens antwoord op één vraag: hoezo zou ik het verder schoppen als ik met jou naar de Oude Rots ging om vijf minuten met je over de grond te rollebollen?’

‘Het zou heel wat langer hebben geduurd dan vijf minuten,’ zei hij snaaks. Ze was hem níét kwijt. Hij bewonderde haar des te meer omdat ze nee tegen hem had gezegd. Wat een macht, wat een verrukkelijke macht.

Vanaf dat moment bloeide Nessa Ryan op. Ze flirtte niet met hem, zoals iedere vrouw in een gebied met een straal van honderd kilometer scheen te doen. Ze wilde niet eens ‘zijn meisje’ worden genoemd.

Het was alsof zij de relatie op zijn kop had gezet, er een zakelijk partnerschap van had gemaakt – tot op zekere hoogte met genegenheid, maar in geen geval exclusief. Ze plaagde hem met zijn recentste reële en vermeende veroveringen, in de wetenschap dat haar gebrek aan jaloezie hem tot waanzin dreef. Ze stelde zich tevreden met de wetenschap dat hij haar begeerde. En als ze hem ontmoette, zorgde ze altijd dat er anderen bij waren.

Nadat ze haar diploma stenotypiste had behaald, ging ze fulltime voor haar vader en moeder werken. En zij was degene die besloot het hotel op een hoger plan te tillen. Ze hield ruggespraak met de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer over subsidies en kreeg voorschotten los voor het verbeteren van de accommodatie. Ze verzocht bezoekende Amerikanen om lovende brieven in te sturen naar hun plaatselijke krant, om te zorgen dat Ryan’s klantenkring zich uitbreidde.

Ze haalde haar moeder over het woord ‘Commercial’ te schrappen uit de naam van het hotel.

‘“Ryan’s” klinkt alsof het een kroeg is,’ zei haar moeder.

‘Noem het dan “Ryan’s Shancarrig Hotel”,’ opperde Nessa.

Er werden wat wenkbrauwen opgetrokken. Nellie Dunne zat verscheidene roddelgesprekken voor over de Ryans, die plotseling verbeelding schenen te krijgen.

‘Die oudste lijkt als twee druppels water op haar moeder,’ zei Nellie. ‘Ik herinner me als de dag van gisteren hoe Breda O’Connor hierheen kwam en de hele zaak overnam van Conors ouders. Nessa zal precies hetzelfde doen, let maar op!’

Maar van wrijving tussen Nessa en haar vader en moeder was niets te bekennen. Ze lachte samen met haar moeder vaak om de bewierookte grootouders, die hen vanuit hun portretten aan de muur streng aanstaarden. Ze verzekerde haar vader dat hij er heel chic uitzag in zijn smokingjasje en smeekte hem om mooie ingelijste foto’s van renpaarden aan de muur te hangen, zodat ze een paar leden van het koers-establishment zouden aantrekken, wat meteen geloofwaardigheid verschafte aan het enige gespreksthema dat haar vader beheerste.

Catherine en Nuala begrepen niets van haar. De knapste man van de wereld scheen op hun zusje Nessa te wachten, maar zij gunde hem nauwelijks een woord! Vol onbegrip zagen ze hoe Nessa er steeds aantrekkelijker begon uit te zien, met haar zwarte glanzende haar altijd los en modieus gekapt. In een stijl die niet door de kapster was bedacht, maar regelrecht was ontleend aan een plaatje in een kinderboek dat ze ooit had gezien – een afbeelding van Diana de maîtresse.

Nessa kon het uitstekend vinden met haar moeder. Samen reden ze vaak naar Dublin om stoffen en fournituren uit te zoeken. Ze scheen al heel jong het vertrouwen van haar ouders te hebben gewonnen. Die gunden haar veel vrijheden die de meer uitbundige Catherine en Nuala werden geweigerd.

‘Waarom mogen we niet in ons eentje naar Galway? Nessa mocht wel altijd alleen,’ klaagde Catherine.

‘Omdat jullie zo onevenwichtig en grillig zijn dat jullie waarschijnlijk met het eerste het beste stel zigeunerjongens dat jullie tegenkwamen onder een heg zouden kruipen,’ zei Nessa opgewekt. Ze ervoeren het als een groot verraad: er behoorde op zijn minst enige solidariteit tussen zusjes te bestaan. Stel je voor, ze sprak over onder een heg kruipen waar hun moeder bij was, zodat die zich allerlei dingen in het hoofd kon gaan halen!

‘Waarom zou ik solidair met jullie zijn?’ zei Nessa. ‘Jullie pikken mijn make-up, dragen mijn nylons en sproeien kwistig mijn parfum in het rond. Jullie spoelen de badkuip niet schoon, steken in het hotel geen hand uit om te helpen en weten niet hoe snel jullie naar buiten moeten komen. Waarom zou ik jullie helpen?’

Ja, als je het zo stelde, viel er weinig op te zeggen. ‘Vlees en bloed?’ opperde Catherine.

‘Daar wordt veel te veel waarde aan gehecht,’ zei Nessa.

‘Wat zou je denken van een cursus hotelmanagement?’ stelde haar moeder voor. ‘Je zou er ontzaglijk veel kunnen leren. Er is een heel goede hotelschool in Dublin.’

‘Ik voel me hier prima,’ zei Nessa.

‘Ik vraag je niet naar Richard…’ begon haar moeder.

‘Weet ik, moeder. Dat is een van de dingen die ik zo heerlijk van je vind.’ Zo sneed Nessa haar de pas af voordat ze goed en wel was begonnen.

Ze vroeg zich af hoe lang zijn ballingschap in Shancarrig zou duren, en namens Niall maakte ze zich zorgen, voor het geval hij voor zichzelf bij zijn oom Bill een al te permanent en belangrijk plaatsje had gecreëerd. Meneer Hayes kwam een enkele keer met majoor Murphy, Leo’s vader, naar de bar van Ryan’s Shancarrig Hotel om een borrel te drinken.

En soms stond Nessa achter de bar. Ze zei dat het haar hielp te ontdekken wat de klanten en hotelgasten graag wilden. Meneer Hayes liet niets los over de duur van het verblijf van zijn knappe neef, maar tot Nessa’s verdriet toonde hij nauwelijks enthousiasme voor de terugkeer van zijn zoon.

‘Het valt niet te peilen hoeveel hij daar heeft opgestoken, je krijgt bijna geen woord uit hem los,’ hoorde ze hem op een avond tegen dokter Jims Blake zeggen. Ze wilde zich eigenlijk niet in het gesprek mengen, maar later bracht ze het onderwerp toch ter sprake. ‘Ik krijg de indruk dat Niall het heel goed naar zijn zin heeft op de universiteit en dat hij heel hard blokt,’ zei ze.

‘De dondersteen laat er anders weinig van merken.’

‘O, toe nou. Alle vaders zijn hetzelfde. En de praktijk loopt toch prima? Niall zal zijn handen vol hebben, als hij terugkomt.’

‘Ach, ik weet het niet. Nu Richard hier is…’ Zijn stem stierf weg.

‘Maar Richard blijft hier toch niet eeuwig?’ Haar stem klonk helder, zonder een spoor van huichelarij.

Bill Hayes keek haar recht in de ogen. ‘Er is hier iets wat hem vast schijnt te houden. Ik had eigenlijk het idee dat jij dat misschien zou zijn?’

‘Nee, meneer Hayes. Ik ben niet het geschikte meisje voor Richard.’ Geen doen alsóf, geen dubbele bodem – ze sprak het uit alsof het een gegeven was.

‘Nou ja, iets houdt hem hier, Nessa. En dat iets is niet zijn honorarium, en het uitgaansleven evenmin.’

‘Ik veronderstel dat hij vroeg of laat zal vertrekken, net zoals hij hier is opgedoken,’ zei ze neutraal.

‘Misschien heb je wel gelijk.’ Zijn stem klonk zorgelijk.

Een week later was Niall thuis. ‘Ik hoor dat ze jou een auto willen geven, voor je eenentwintigste verjaardag?’ zei hij tegen Nessa.

‘Het is bedoeld als een verrassing, dus hou je koest,’ siste ze.

‘Ik had geen idee dat het een geheim was. Maar vind je het niet geweldig? Een eigen auto!’

‘Jij zou er ook een kunnen hebben.’

‘Hoe dan, als ik vragen mag? Ik ben niet de oogappel van mijn ouders.’

‘Dat niet, maar je bent wel de oudste zoon, en je legt niet de minste belangstelling voor de zaken van je vader aan de dag.’

‘Och, ik studeer verdomme alleen maar voor jurist, meer niet,’ zei Niall beledigd.

‘Wat voor jurist? Je vraagt hem niet eens wat er zoal gaande is. En je denkt geen moment aan de concurrentie.’

‘Richard, neem ik aan?’

‘Nee, dommerd. Die hoort bij de familie, die is lid van jullie ploeg. Ik heb het over de concurrentie. Ken je Gerry O’Neill, die veilingmeester in de stad? Nou, die heeft een broer die voortdurend de mond vol heeft over de makelaardij. Je moet terugknokken!’

‘Dat wist ik niet.’

‘Omdat je nergens naar vraagt.’

‘Als ik paps vraag of ik kan helpen, krijg ik te horen dat ik dossiers mag versnipperen en etiketten op enveloppen mag plakken.’

‘Dat is al drie jaar geleden, sufferd!’ Ze legde een arm over zijn schouder. ‘Neem je vader mee hierheen voor een borrel, behandel hem als een gelijke.’

‘Dat zal hem niet aanstaan.’

‘Vroeger was ik precies zo als jij. Mijn hele jeugd heb ik gedacht dat mijn moeder dit of dat niet goed zou keuren. Ik had het mis. Ze willen juist dat we eigen ideeën hebben!’

‘Nee, ze willen dat ze op ons kunnen bouwen,’ wierp Niall tegen.

‘Ja, dat ook. Jij en ik zijn betrouwbaar, dus dat hebben ze al. Nu willen ze ook nog dat we een eigen mening hebben over de dingen, en dat we zij aan zij met ze staan.’

Hij keek haar met grote bewondering aan. ‘Heb je met…?’ begon hij.

Ze wist dat hij iets over Richard wilde zeggen. ‘Wel?’ De manier waarop ze het vroeg, maakte dat hij de vraag inslikte.

‘Ach, niets,’ zei Niall.

‘Tot vanavond dan, als je hier bent met je vader,’ zei ze.

Toen Nessa Ryan voor haar eenentwintigste verjaardag een auto kreeg, was het eerste wat ze deed haar vader en moeder meenemen op een rijtoer door Shancarrig, wuivend naar iedereen die ze voorbijreden. Ze ving de blik van haar moeder meer dan eens op in het achteruitkijkspiegeltje en dan glimlachten ze tegen elkaar. Vriendinnen. Twee mensen die elkaar begrepen. Zij deed precies het goede. Ze bedankte hen in het openbaar, om heel Shancarrig te laten zien dat Breda O’Connor tweeëntwintig jaar geleden hierheen was gekomen om een succes te maken van haar leven.

Het was zes uur en het angelus klepte al toen ze terugreden naar huis. Er zouden nu mensen naar Ryan’s Shancarrig komen voor een borrel. Ook zouden er herfsttoeristen zijn die moesten worden ingeschreven – de touringcars zouden in het begin van de avond arriveren.

Toen ze Eddie Bartons huis naderden, zag ze Eddie en zijn Schotse Christine in de tuin zitten. Nessa trapte zo hard op de rem dat de banden ervan krijsten.

‘Ik kom jullie straks halen. Ik ga eerst Leo, Niall en Maura ophalen, en dan maken we met z’n allen een ritje!’ riep ze.

‘Alleen Eddie,’ zei Christine. ‘Dan zijn jullie onder elkaar, net als vroeger.’

‘Jij ook!’

‘Nee. Bedankt, maar liever niet.’

‘Die weet waarmee ze bezig is,’ zei Nessa’s moeder goedkeurend.

‘Net als alle vrouwen, naar het schijnt,’ zei Conor Ryan. Zijn zucht was een uiting van geluk, niet van berusting. Dit wist Nessa nu. Ooit had ze gedacht dat hij ernaar smachtte vrij te zijn; nu wist ze dat haar vader het leven leidde dat hij had gewild.

Maura zou niet mee willen, dat wist Nessa, maar ze zou het heerlijk vinden te worden gevraagd. Ze zou er trots op zijn dat er een auto voor haar deur stopte, waarna een groepje ‘deftigerds’, zoals mevrouw Brennan hen altijd had genoemd, haar kwamen smeken om ook mee te gaan. Ze zou echter thuisblijven om voor haar Michael te zorgen, haar zoontje van tweeënhalf, een schat van een kind dat nooit zijn vader had gekend. Gerry O’Sullivan, de knappe barman, was betrouwbaar genoeg geweest om met Maura te trouwen, maar niet betrouwbaar genoeg om te blijven toen bleek dat het pasgeboren kind gehandicapt was.

Nessa rende het trapje op naar The Terrace nummer 5. De deur zat nooit op slot.

‘Dag, meneer Hayes. Ik kom uw rechterhand ophalen voor een ritje in mijn nieuwe auto,’ zei ze.

‘Gelukgewenst, Nessa. Ik hoorde dat je jarig was en een auto had gekregen. Richard komt zo,’ antwoordde hij.

‘Ik bedoelde Niall,’ zei ze.

‘Ah, natuurlijk,’ zei hij.

‘Ik begrijp niet waarom u nog niet zelf aan het golfen bent, meneer Hayes, met alle mankracht waarover u beschikt.’ Ze gedroeg zich speels en zelfverzekerd en wist dat hij haar graag mocht. Drie jaar geleden zou ze hem niet eens hebben durven aankijken, laat staan dat ze haar stem tegen hem zou hebben verheven.

‘O, dat zou mijn vrouw niet goedvinden,’ zei hij.

Nessa dacht aan Nialls moeder, een degelijke, zuur kijkende vrouw die altijd kleuren als bruin en olijfgroen droeg. Geen esprit, geen leven. Meneer Hayes zou beter af zijn geweest met een vrouw als Nessa’s moeder, of als Nessa zelf.

Niall had haar stem gehoord. ‘Heb je de auto?’

‘Ja. En ik ben gekomen om jou erin rond te rijden.’ Ze haakte haar arm in de zijne en deed net alsof ze niet merkte dat Richard door de andere deur de gang in stapte, nog bezig met het rechttrekken van zijn stropdas, in de veronderstelling dat al die drukte hém gold. Richard Hayes stond boven aan het trapje voor de voordeur toen Nessa Niall met veel vertoon liet plaatsnemen op de voorbank.

‘Wilde jij niet…?’ begon Niall.

‘Nee. Ik wilde jou, maar ik heb expres tot zes uur gewacht om je vader niet te ergeren. Laten we Eddie gaan ophalen.’

Als Niall van plan was geweest iets over Richard te zeggen, zag hij daar nu van af. Hij installeerde zich met duidelijk behagen op de voorbank. Eddie kwam alleen; Chris had iets te bespreken met zijn moeder. Ze reden de lange oprijlaan van The Glen op, waar Leo in de deuropening op hen stond te wachten.

‘Zal ik je ouders de auto laten zien?’ vroeg Nessa.

‘Nee. Nee, liever niet,’ zei Leo.

Misschien konden Leo’s vader en moeder zich geen auto voor haar permitteren. Of misschien was haar moeder niet lekker. Iedereen had mevrouw Murphy al in geen eeuwen gezien, en Leo’s broers, Harry en James, kwamen nooit naar huis, van waar ze ook mochten zitten. Biddy, het dienstmeisje, zweeg altijd als het graf, alsof ze de familie tegenover iets verdedigde. Misschien hadden ze zo hun geheimen, de Murphy’s. Nessa vond het niet erg. Tegenwoordig niet meer.

En ze had gelijk wat Maura betrof. Maura wilde niet mee met hen, maar ze had een verjaarstaart gebakken en ze verorberden hem vriendschappelijk in haar huisje. In het pronkkastje stonden een paar schatten: een lepel in een met paars fluweel gevoerd doosje, een stuk marmer uit Connemara, en een van Eddies geperste droogbloemen die hij in glas had gelijmd, als dooppresentje voor de kleine Michael.

In een lijst op de schoorsteenmantel stond een foto van Gerry O’Sullivan.

‘Is het niet geweldig hoe we altijd bevriend zijn gebleven?’ zei Maura. Ze knikten, niet in staat iets te zeggen. ‘Nu hoeft alleen Foxy nog thuis te komen, dan zijn we weer compleet.’

‘Het gaat hem uitstekend,’ zei Leo onverwachts. ‘Als hij zo doorgaat, zal hij straks het hele dorp kunnen opkopen.’

‘Wil hij dat dan?’ vroeg Niall.

‘O, hij wil hier een belangrijk iemand zijn, dat staat vast,’ zei Leo.

‘Wie niet?’ zei Niall.

‘Jij bént het al, Niall. Jij bent advocaat. En als ik ooit een transactie moet afsluiten, kom ik naar jou toe,’ zei Maura loyaal.

Ze moesten er allemaal hartelijk om lachen, Maura zelf het meest.

‘Als je maar niet vergeet dat jij degene was die rijk zou worden, toen Eddie ons de hand las. Jij, en niet Foxy. Misschien zul jij inderdaad nog eens transacties afsluiten,’ zei Eddie Barton. Ze herinnerden zich allemaal de dag waarop ze het schooltje van Shancarrig hadden verlaten. Het was zeven jaar geleden, maar het leek een mensenleven.

Nessa reed hen tot aan de voet van de Oude Rots. Daar stapten ze uit en klommen naar boven, zoals ze zo vaak hadden gedaan. Het was moeilijk iets aan hun gezichten af te lezen, maar Nessa meende dat Eddies toekomst verzekerd was, nu hij een bondgenootschap had gesloten met Schotse Chris, die op onverklaarbare manier in zijn leven was gekomen.

Ze wist dat Maura zichzelf nooit als een pechvogel zou kunnen zien. Ze zou graag een beter huis willen; misschien spaarde ze er zelfs voor, want in het huisje dat ze hadden bezocht, was geen spoor terug te vinden van het geld dat ze met haar harde werken had verdiend.

Leo zou altijd ondoorgrondelijk blijven, maar vandaag was Nessa met haar gedachten bij Niall – de goeie, betrouwbare lobbes. Leo en Eddie slenterden weg om op de rotsen te gaan staan waar je geacht werd vier districten te kunnen overzien. Soms lukte dat in het avondlicht beter. Je kon een kerktoren in het ene district zien, en een lage berg in het andere.

Niall zat naast haar. Zijn colbertje was hem te klein en zijn overhemd zat onder de kreukels. Zijn haar had dezelfde zachtbruine kleur als dat van zijn neef Richard, maar het was veel weerbarstiger en bleef niet in model. Zijn ogen stonden zorgelijk toen hij haar aankeek.

‘We zullen heel gelukkig worden, Niall,’ zei ze tegen hem, met een klopje op zijn hand.

‘Ik hoop het voor je.’ Zijn stem klonk rauw van de edelmoedigheid waarmee hij haar geluk toewenste, maar ook van eenzaamheid. Ze hoorde het duidelijk, net zoals haar moeder de gretigheid in de stem van Conor Ryan moest hebben gehoord, al die jaren geleden, en haar besluit had genomen.

‘Jij en ik,’ zei Nessa. ‘We gáán toch trouwen, hè? Je zult het me toch ooit wel vragen?’

‘Drijf niet de spot met me, Nessa.’

‘Ik heb nooit van mijn leven iets serieuzer gemeend dan dit.’

‘En Richard dan?’

‘Wat is er met hem?’

‘Heb je niet…’

‘Nee.’

‘Dus jullie hebben niet…’

‘Nooit.’

‘En ik maar denken dat je mij niet eens zag stáán,’ zei Niall.

‘Ik heb je altijd al zien staan. Sinds die dag dat je tegen me zei dat ik mooi haar had, de dag waarop we van school gingen.’

‘Ik heb jouw naam in de stam gekerfd,’ zei hij.

‘Je hebt wát?’

‘Ik heb geschreven: JHN houdt van VR – heel laag, vlak boven een dikke wortel. Ik hield toen al van je, en dat is nog steeds zo.’

‘John Niall Hayes – Vanessa Ryan. Je jokt!’

‘Zal ik het je straks laten zien, als bewijs?’

Ze wisselden hun eerste kus in de zonsondergang op haar eenentwintigste verjaardag, op die heuvel die uitzicht bood over het dorp. Nessa wist dat er veel werk moest worden verzet. Ze zou moeten vechten tegen de apathie van zijn pessimistische moeder, en tegen de weigering van zijn vader om macht af te staan. Ze zou zelf moeten bepalen waar ze zouden wonen en hoe ze zouden leven. Vroeg of laat zou Richard vertrekken. Misschien eerder, nu dit alles werd bekokstoofd.

In de loop der jaren zou ze Niall Hayes verzekeren dat hij nooit iets te vrezen had gehad van Richard; dat hij nooit haar minnaar was geweest en dat er zelfs nooit sprake was geweest van liefde. Hij was iemand die in haar leven was gekomen toen ze dat nodig had, iemand die een injectie van zelfvertrouwen had gegeven die haar moeder altijd had moeten ontberen. En toch had de reden waarom ze zich zo zeker van zichzelf voelde veel te maken met het feit dat zij een dochter van haar moeder was.