38

 

 

 

Tegen de tijd dat het begon te schemeren was de vlaag van optimisme die Thorne na het gesprek met Kitson had gevoeld, alweer vervlogen. In zijn hotelkamer, met het ondertussen vertrouwd klinkende geluid van trompetten en applaus dat vanaf het plein omhoog zweefde, voelde hij zich rusteloos en op een vreemde manier overal buiten staan. Hij kon niet besluiten of hij nou behoefte had aan geruststelling of aan gezelschap.

Hij zapte langs de kanalen op de televisie, maar het was nog veel te vroeg voor de comfortabele afleiding van porno. Hij pakte de thriller die op zijn nachtkastje lag, las een paar bladzijden en legde het boek weer neer.

Het verhaal was ontzettend slecht.

Hij belde Samarez en vroeg of die zin had om met hem uit eten te gaan. Samarez woonde op een uur rijden aan de andere kant van Malaga en zei dat het lastig zou worden om Thornes kant op te komen. Bovendien zou zijn vrouw vanavond koken en Thorne antwoordde dat dat veel aantrekkelijker klonk.

Daarna belde hij Phil Hendricks.

‘Heb je die sombrero al voor me gekocht?’ vroeg Hendricks. ‘Ik wil zo’n achterlijk grote, weet je wel? En ik wil ook zo’n stierenvechtersposter met mijn naam erop.’

‘Komt voor mekaar. Want ik heb het helemaal niet druk of zo.’

‘Laat er maar El Magnifico op zetten.’

‘Ik zat zelf eerder aan El Flikkero te denken.’

‘Ja, dat werkt ook wel.’

Het gesprek vrolijkte Thorne op, maar niet echt. ‘Ik ben ten einde raad, Phil.’

‘Het zijn maar Spanjaarden, godsamme, man.’

‘Ik heb het niet over Spanje, eikel. Ik heb het over de zaak. Over Langford…’

Thorne vertelde hem over zijn ontmoeting met Langford in Ronda. Hij was eraan gewend dat criminelen de confrontatie met hem zochten. Soms was dat de enige optie die hun nog overbleef. Maar Langford had echt een heel zelfverzekerde en relaxte indruk gemaakt, zelfs toen Thorne hem in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk maakte hoe hij over de moord op Anna Carpenter dacht.

Thorne was degene geweest die ontdaan was weggelopen.

‘Arrogant is goed,’ zei Hendricks. ‘Juist die arrogante types gaan de mist in.’

‘Zolang ik maar niet als eerste de mist inga.’

‘Het is helemaal niet erg als je wat…. gespannen bent, toch?’

‘Zelfs als ons geheimzinnige lijk inderdaad die vermiste politieman blijkt te zijn, weet ik nog niet of we daar ver mee komen.’

‘Maak je nou maar geen zorgen, het komt wel goed, jongen.’

‘Dat hoop ik maar.’

‘En dat mag ook weleens.’

‘Na Adam Chambers, bedoel je?’

‘Hoor eens, Tom. Langford is degene die ten einde raad is omdat hij jou niet kent. Als hij jou wel kende, dan zou hij het niet in zijn hoofd halen om jou zo op de kast te jagen en weg te wandelen.’

Thorne mompelde iets vaags en bad dat zijn vriend gelijk had.

‘Luister je nou wel?’

‘Ja…’

‘Het is niet alleen deze zaak die je dwarszit, hè?’

De muziek klonk nu luider en om de paar minuten hoorde je het zwaarmoedige, harde geluid van een kerkklok.

‘Het is idioot,’ zei Thorne. ‘Ik zit op drie uur vliegen van huis, maar het voelt alsof ik aan de andere kant van de wereld zit. Alsof ik duizenden kilometers ver weg zit.’

‘Het moet hartverscheurend zijn om zo ver van mij vandaan te zitten,’ zei Hendricks. ‘Dat begrijp ik.’

‘Ja, ik weet gewoon niet hoe ik de dag door moet komen.’

‘Vervelend trouwens wat er met Elvis is gebeurd.’

‘Heb je Lou gesproken?’

‘Niet dat dat harige monster veel van me moest hebben.’

Thorne slikte moeizaam en moest even glimlachen bij de gedachte aan de kat die altijd met een grote boog om Hendricks heen liep. ‘Ze had kijk op mensen.’

‘Lou was van streek, dus ik ben even langs geweest.’

‘Bedankt, Phil.’

‘Graag gedaan.’

‘Ging het goed met haar?’

‘Ik geloof niet dat ze alleen maar verdrietig was vanwege de kat. Snap je?’

Thorne mompelde weer iets onverstaanbaars en deze keer ging Hendricks er niet verder op in. ‘Hoe hebben de Spurs het gisteravond gedaan?’

‘Met een-twee van Villa verloren in een thuiswedstrijd,’ deelde Hendricks opgewekt mee. ‘Kijk, díé zijn pas ten einde raad.’ Er klonk trompetgeschal, als om de grap te honoreren die Thorne verkoos te negeren. ‘Wat is dat voor lawaai?’

Thorne vertelde hem over de feria, over het grote feest dat vanavond in het dorp gevierd ging worden.

‘Nou, wat zit je dan te jeremiëren?’

Toen hij en Hendricks waren uitgepraat, probeerde Thorne Louise te bellen. Zowel in Kentish Town als in Pimlico werd niet opgenomen en haar mobiel werd meteen doorgeschakeld naar de voicemail. Thorne liet een bericht achter, zei dat hij haar miste.

Toen pakte hij zijn jasje, verliet het hotel en liep op het lawaai af.