'9 Ook goeiedag, sir
'De rivier?' herhaalde ik, terwijl Whippet's dwaze opmerking me weer te binnen schoot. 'Werkelijk?' Bathwick giechelde. Het was zuiver een uiting van zenuwachtigheid, maar Leo bekeek hem fronsend. 'Wel, eigenlijk niet,' zei hij. 'Ik sneed een stuk af op weg naar mijn huis dwars door de schorren en ik struikelde en viel in een van de slootjes. Ik ben er mijn zaklantaarn kwijtgeraakt. Ik ben terug gegaan naar de weg, en sir Leo was zo vriendelijk om me op te pikken en een lift te geven.' Het was een ongeloofwaardig verhaal met het oog op het maanlicht, dat zo helder scheen dat er bijna kleuren waren te onderscheiden, en ik dacht dat Leo dat had opgemerkt. Hij heeft echter een geest die uit één spoor bestaat. Zijn enig verlangen was om terug te komen op het toneel van de verdwijning.
'Doet er niet toe, doet er niet toe. Je bent nu gauw thuis,' zei hij. 'Pepper zal je brengen. Maak je een hete grog. Wikkel je in een deken en er kan je niets overkomen.'
'Eh - dank u, dank u zeer,' zei Bathwick. 'Er is niets wat ik meer zou willen. Ik zou alleen -' De rest hoorden we niet meer, want Pepper junior, die zeker het verlangen van zijn werkgever deelde om in de kortst mogelijke tijd op het toneel der opwinding te komen, gaf gas en Bathwick werd weggeveegd.
Het speet me hem nu kwijt te zijn. Zijn verbazingwekkende vriendelijkheid tegenover mij was niet het minst verdachte aan zijn kortstondige verschijning.
'Waar hebt u hem gevonden?' vroeg ik aan Leo. 'Op de binnenweg. Reed hem bijna omver. Hij is wel in orde - alleen maar een nat pak.' Leo vocht met de sluiting van het hek voor het politiebureau en scheen totaal niet geïnteresseerd. 'Ja, dat weet ik,' zei ik. 'Maar hij heeft High waters om ongeveer kwart voor tien verlaten. Ik dacht dat Kingston hem naar huis zou rijden.' 'Dat deed hij ook, dat deed hij ook,' zei Leo, met een zucht van verlichting toen we het hek open-kregen. 'Kingston zette hem af bij de Witte Schuur, en hij zei dat hij een weg door de moerassen zou nemen. Kan niet meer dan vierhonderd meter zijn. Maar de sufferd struikelde in een sloot, werd zenuwachtig en kwam terug naar de weg. Heel eenvoudig. Heel eenvoudig, Campion. Niets geheimzinnigs aan. Kom, mijn jongen, kom. We verspillen onze tijd.'
'Maar het is nu middernacht,' wierp ik tegen. 'Hij kan er toch geen uren voor nodig hebben gehad om uit een sloot te kruipen?'
'Best mogelijk,' zei Leo geïrriteerd. 'Een kerel zonder ruggegraat. In elk geval, we kunnen ons nu niet over hem druk maken. Hebben ernstiger dingen om over na te denken. Ik houd niet van die grapjes met een lijk. Zo iets past niet in mijn district. Het is onfatsoenlijk. Het raakt me, Campion, dat wil ik je wel zeggen. Ah, daar is Pussey. Nog iets te melden, beste kerel?'
Pussey en Lugg kwamen aangelopen. Ik kon hun gezichten heel duidelijk zien, en ik vroeg me af hoe Bathwick het had gepresteerd om een konijnenhol niet te zien, om maar niet te spreken van een sloot. Pussey, zo zag ik meteen, was nu over zijn eerste bijgelovige opwinding heen. Op dat moment voelde hij zich minder bedrogen dan geschokt, 'Het is wat je noemt een vies zaakje, sir,' zei hij, 'dat is het.'
Hij leidde ons de schuur binnen en gaf ons, terwijl Lugg zo barmhartig was om stil op de achtergrond te blijven, een tamelijk beknopte opsomming van zijn naspeuringen.
'Al deze ramen waren van binnen gegrendeld, sir, precies zoals u ze nu ziet, en de deur was afgesloten. Om kwart voor elf ben ik rond het bureau gelopen om te zien of alles voor de nacht in orde was, en het lichaam was toen nog hier. Daarna ben ik het huis binnengegaan en enige tijd in de voorkamer gebleven, totdat ik naar boven ben gegaan.
Ik was juist van plan naar bed te gaan, toen Mr. Campion hier aankwam met de jonge dame en Mr. Lugg, daarna zijn we hierheen gekomen en deden we de ontdekking, sir.'
Hij pauzeerde, haalde diep adem, en Leo sputterde. 'Heb je de sleutel uit handen gegeven?' 'Nee, sir.'
Leo's natuurlijke reactie op het verhaal van een wonder is om aan te nemen dat er iemand liegt. Ik kon hem zachtjes horen koken aan mijn zijde. 'Pussey, ik heb je altijd voor een zeer bekwaam inspecteur gehouden,' begon hij met een gevaarlijke kalmte in zijn stem, 'maar je vraagt mij te geloven in een sprookje. Als het lichaam niet door de ramen is verdwenen, dan moet het door de deur zijn gegaan, en als jij de enige sleutel in je bezit had -' Pussey kuchte. 'Neemt u me niet kwalijk, sir,' begon hij, 'maar Mr. Lugg en ik hebben een soort ontdekking gedaan. Dit gebouw is gebouwd door Mr. Henry Royle, de aannemer hier, en Mr. Lugg en ik hebben ontdekt dat verscheidene andere huizen in de buurt, die in dezelfde tijd werden gebouwd, allemaal hetzelfde soort slot hebben.' Leo's woede zakte weg en hij werd belangstellend. 'Wordt er een van de andere sleutels vermist?' 'Nee, sir; maar omdat Mr. Royle de laatste tijd hier in de buurt een hoop werk heeft gedaan, lijkt het u dan niet mogelijk dat -?' Hij brak zijn vraag af.
Leo vloekte, en het scheen hem op te luchten.
'Nu goed, van die kant zullen we geen hulp kunnen verwachten gromde hij. 'Verbaast me dat je toch nog de moeite hebt genomen om de zaak af te sluiten, Pussey. Verdomd ondoelmatig. Typisch voor de hele landstreek,' voegde hij er fluisterend tegen mij aan toe.
Maar Pussey had nog meer te bieden. Met aanzienlijke trots leidde hij ons over het ruwe gras opzij van de schuur naar de geteerde schutting, die de afsluiting vormde van de politie-bezitting. Er waren drie planken losgetrapt en er liep een duidelijk paadje naar de smalle landweg erachter. 'Dat is nieuw,' zei hij. 'Dat is vannacht gebeurd.' Een vluchtig onderzoek van de landweg leverde niets op. De grond was hard en het oppervlak bestond uit gedroogde modder met hier en daar plukjes gras. Het was Pussey die ieders gedachte tot uitdrukking bracht.
'Wie hem ook heeft weggehaald moet dat gedaan hebben tussen kwart voor elf en vijfentwintig over elf. Lijkt heel waarschijnlijk dat het met een auto gebeurd is, of met een kar. Hij was een zware kerel. Als u me toestaat, sir, ik geloof dat het beste wat we kunnen doen is wachten tot de morgen en dan iedereen in de buurt ondervragen. Ziet ernaar uit dat we niets kunnen doen zolang het donker is.' Tenslotte lieten we het daar maar bij. Pepper junior haalde Leo op en ik zond Lugg terug met de Lagonda. Pussey ging naar bed en ik liep de met gras begroeide landweg af achter de schuur. De maan zakte en in het oosten werden al vage strepen licht zichtbaar. Het was kouder geworden en ik verkeerde in een stemming om naar huis te lopen. De landweg liep over enige afstand tussen hoge heggen door. Pussey had me duidelijke aanwijzingen gegeven, hoe ik weer op de rijweg moest komen, en ik kuierde voort, mijn gedachten helemaal door de zaak in beslag genomen. Leo en Pussey, zo begreep ik, waren diep verontwaardigd. De moord had hen wakker geschud, maar deze kennelijk baldadige verstoring van de rust van een dode had hen beiden diep geschokt. Terwijl ik daarover nadacht, scheen het me toe dat deze gebeurtenis misschien wel de meest verhelderende was van alles wat ik tot dusver had meegemaakt, want, hoewel ik wist dat ik het niet kon bewijzen, het scheen me toe dat ze een volledige ontlasting vormde voor Leo's intieme vriendenkring, die zich rond Poppy in haar moeilijkheden had verzameld. Terwijl elk van hen heel gemakkelijk het enigszins bespottelijke ongeluk, dat de Dikke had gedood, in scène had kunnen zetten, kon ik niet geloven dat een van hen naderhand op deze volstrekt zinloze manier met zijn lichaam zou gaan slepen.
Ik liet juist degenen die waren overgebleven mijn geest passeren - en Bathwick nam onder hen een grote plaats in - toen het weggetje overging in een grasveld, dat omhoog stijgend een flinke heuvel vormde, die cirkelvormig tegen de horizon afstak.
Ik wist dat ik langs dit veld heen moest lopen en nog een ander oversteken, voordat ik bij de rijweg kwam, indien ik een aantal onnodige kilometers wilde vermijden.
Het was bijna helemaal donker aan de voet van de heuvel, en terwijl ik voort ploeterde, in gedachten verloren, bereikte me plotseling van over de rand van de heuvel een geluid, dat tegelijkertijd zo menselijk en zo schrikaanjagend was, dat ik voelde hoe mijn haren overeind gingen staan. Het was de hoest van de Dikke. De nacht was zeer stil, en ik hoorde het geschraap in het strottehoofd, de hoest en zelfs het pufje als besluit.
Een ogenblik lang stond ik stil, ten prooi aan al de angsten uit de kindertijd. Daarna begon ik de heuvel met verdubbelde snelheid te beklimmen. De wind floot in mijn oren en mijn hart bonsde. Plotseling, terwijl ik de top bereikte, zag ik het silhouet van een of ander voorwerp tegen de grijze hemel afsteken. Dit gebeurde zo onverwachts, dat ik met starende ogen stil bleef staan. Het was een driepoot met nog iets anders, waarvan ik eerst dacht dat het een klein machinegeweer was, maar dat een ouderwetse telescoop bleek te zijn die erop was gemonteerd.
Voorzichtig liep ik naderbij, en ik had het bijna bereikt, toen uit de aarde ernaast een figuur omhoog rees, die daar op me bleef staan wachten. Hij stond met zijn rug naar het beetje licht toe, zodat ik alleen een klein silhouet zag. Ik bleef staan, en bij gebrek aan iets beters zei ik wat in deze omstandigheden moet hebben geklonken als de meest stupide begroeting ter wereld. Ik zei: 'Goeiedag.' 'Ook goeiedag, sir,' antwoordde een van de meest onaangename stemmen, die ik ooit in mijn leven heb gehoord.
Hij kwam op me toe en tot mijn opluchting herkende ik hem aan zijn eigenaardige, gemaakte manier van lopen.
'Misschien ken ik u al, sir,' begon hij. 'Bent u Mr. Campion?'
'Ja,' zei ik. 'En u bent Mr Hayhoe.' Hij lachte, een enigszins geaffecteerd geluid. 'Die naam voldoet wel,' mompelde hij. 'Voldoet wel. Met verlangen heb ik uitgezien naar een onderhoud met u vandaag, sir. ik vroeg me af hoe ik dat kon regelen met behoud van een zekere graad van geheimhouding. Dit is een zeer onverwacht genoegen. Ik had niet verwacht een man van uw leeftijd bij het aanbreken van de dag te zien rondwandelen. De meeste jongemannen geven er tegenwoordig de voorkeur aan om de beste tijd van de dag in bed door te brengen.'
'Uzelf bent ook vroeg op,' zei ik, een blik werpend op de telescoop. 'Wacht u op de zonsopgang?' 'Ja,' zei hij en lachte weer. 'Onder andere.' Het was een krankzinnig gesprek daar bovenop de heuvel om twee uur in de morgen, en het schoot me te binnen dat hij een van die moderne natuurliefhebbers moest zijn, die het land door snellen om vogels te bestuderen. Hij genas me echter spoedig van dat idee.
'Ik neem aan dat u naspeuringen doet betreffende de dood van die onfortuinlijke knaap Harris,' zei hij. 'Nu, Mr. Campion, ik kan zeer nuttig voor u zijn. Ik wil u een voorstel doen. Voor een redelijke som geld, waarvan de hoogte tussen ons beiden zal worden vastgesteld, ben ik bereid u bepaalde zeer interessante inlichtingen te verstrekken, inlichtingen die, moest u ze alleen zien te achterhalen, zeer veel tijd van u zouden vergen, en die u tot een zeer succesvolle afsluiting van de zaak zouden voeren. Uw reputatie zal erdoor stijgen, en ik laat de glorie natuurlijk geheel en al aan u over. Goed, stel dat we het eens worden . ..'
Ik vrees dat ik hem uitlachte. Dit is het soort aanbieding dat me al zo vaak is gedaan. Ik dacht aan de hoest die ik had gehoord. 'Harris was familie van u, veronderstel ik?' Hij verstijfde enigszins en haalde zijn schouders op. 'Een neef,' zei hij, 'en geen erg plichtsgetrouwe. Hij was een nogal rijke jongeman, ziet u, en ik - wel, zoals u zich kunt voorstellen, ik ben niet het soort man dat gewoonlijk zijn vakanties doorbrengt in een vervallen arbeiderskrot, of 's nachts rondslentert door de kale velden.'
Hij was eigenlijk een verschrikkelijk oude man, maar ik was blij dat ik het mysterie van de hoest had opgehelderd.
Op dat moment herinnerde ik me iets. Ik was tenslotte, tot dusverre, de enige die Roly Peters in verband bracht met Oswald Harris, met uitzondering misschien van Effie Rowlandson, die alleen maar haar verdenkingen had.
'Laat me eens nadenken,' mompelde ik, 'dat was uw neef, Rowland Peters, is 't niet?' Tot mijn diepe teleurstelling negeerde hij deze conclusie.
'Ik heb verscheidene neven, meneer Campion, of beter, ik had,' zei hij met valse waardigheid. 'Ik haat het om er de nadruk op te leggen, maar ik beschouw dit als een zakelijk onderhoud. Eerst de voorwaarden, alstublieft. Zullen we zeggen vijfhonderd guineas voor een volledige en geheimgehouden verklaring van de hele zaak? Of, ik kan natuurlijk ook de portie verdelen, om zo te zeggen.' Terwijl hij zo door bazelde dacht ik na, en opeens had ik een ingeving.
'Mr. Hayhoe,' zei ik, hoe zit dat met de mol?' Er ontsnapte hem een schril geluidje, maar hij beet het onmiddellijk weer af.
'O!' zei hij, en er klonken
voorzichtigheid en respect in zijn stem. 'Hebt u van de mol
gehoord?"