8 De zaak gaat draaien
Er viel een lange, onaangename stilte. Een ogenblik geleden nog had ik de lijnen van Peters' gestalte onder het laken duidelijk in mijn geest gehad. Nu was dit beeld zo meedogenloos uiteen gerukt, dat ik me geestelijk gestrand voelde. Het was erg koud en stil in het vertrek. Lugg stapte log naar voren. 'Het vervloekte lijk nu kwijt?' vroeg hij, en hij sprak zo snauwerig dat ik wist dat hij van streek was. 'Verdomd, inspecteur, ik hoop dat u uw helm achter slot en grendel bewaart.' Pussey stond maar naar de onttakelde tafel te kijken en zijn prettige, boerse gezicht was bleek. 'Dat is nou merkwaardig,' begon hij, en hij keek door het slecht verlichte, lege, kleine vertrek, alsof hij op de kale muren een verklaring van het mysterie verwachtte te vinden.
Het was een moment van alarm, de nacht zo stil om ons heen, de straten zo verlaten en het bemodderde katoenen kleed op de grond. Pussey zou verder gegaan zijn met spreken als Effie Rowlandson hem niet voor was geweest. Haar zenuwen begaven het, ze rukte zich van me los en met achterover gebogen hoofd begon ze te schreeuwen, haar mond vertrokken tot een O van verschrikking. Het werkte zwaar op onze zenuwen, en ik greep haar bij de schouders en schudde haar zo heftig door elkaar, dat haar tanden ervan klapperden. Dat kalmeerde haar natuurlijk. Haar laatste schreeuw werd middenin afgebroken, en ze keek me kwaad aan.
'Houd op!' zei ik. "Wil je het hele dorp wakker maken?'
Ze hief haar handen omhoog, om mij weg te duwen.
'Ik ben doodsbang,' zei ze. 'Ik weet niet meer wat ik doe. Wat is er met hem gebeurd? U vertelde me dat hij hier was. Ik zou hem gaan bekijken, en nu is hij weg.'
Ze begon luidruchtig te huilen. Pussey wierp een blik op haar en daarna op mij. 'Misschien zou het 't beste zijn als de jonge dame naar huis ging,' luidde zijn redelijk voorstel. Miss Rowlandson greep zich aan me vast. 'Laat me niet alleen,' zei ze. 'Ik ga niet naar "De Veren" in het donker. Dat doe ik niet, ik zeg u, dat doe ik niet! Niet terwijl hij in de buurt is, levend.' 'Het is al goed,' zei ik sussend. 'Lugg zal je erheen rijden. Er is niets om opgewonden over te zijn. Er is een vergissing gemaakt. Het lichaam is ergens anders heen gebracht. Misschien heeft de begrafenisondernemer -'
Pussey hief zijn hoofd op toen hij dit laatste woord hoorde.
'Nee,' zei hij. 'Het was er een uur geleden nog, want ik ben nog eens gaan kijken.' Effie begon opnieuw te huilen. 'Ik ga niet met hem mee,' zei ze. 'Ik ga met niemand anders dan met u. Ik ben bang. U hebt me hierin gehaald. U moet me er weer uit halen. Breng me naar huis! Breng me naar huis!'
Ze produceerde een verbazingwekkende hoeveelheid geluid, en Pussey keek me smekend aan. 'Als u de jonge dame naar huis zou willen rijden, sir,' opperde hij beschroomd, 'misschien zou dat de zaken hier verlichten, bij wijze van spreken. Het is het beste dat ik sir Leo meteen ga opbellen.' Ik wierp een smekende blik op Lugg, maar hij ontweek mijn ogen, en Miss Rowlandson legde in een stortvloed van tranen haar hoofd op mijn schouder. De situatie had al het onreële en onbehaaglijke van een nachtmerrie. Buiten de schuur lag het plaatsje in een spookachtig licht. Het was nog heet en nergens was ook maar een ademtochtje wind te bespeuren. Effie beefde zo hevig, dat ik vreesde dat ze in elkaar zou zakken.
'Ik ben over een minuutje weer terug,' zei ik tegen Pussey, en haastig leidde ik haar over het grintpad naar de wachtende auto.
De herberg 'De Veren' ligt aan het uiteinde van het dorp. Ze ligt helemaal vrij boven op een heuvel en heeft de reputatie, zo niet de beste accommodatie, dan toch het beste bier van de hele omgeving te hebben.
Effie Rowlandson klauterde op de plaats voorin en toen ik naast haar instapte, kroop ze dicht tegen mij aan. nog altijd huilend.
'Dit was een schok voor mij,' snikte ze. 'Ik had mezelf voorbereid en toen was het niet nodig. Dat ten eerste. Toen besefte ik dat Roly er in zijn eentje is uitgekomen. U hebt Roly Peters niet zo goed gekend als ik, Mr. Campion. Toen ik hoorde dat hij vermoord was, geloofde ik dat niet werkelijk. Hij was knap, en hij was wreed. Hij houdt zich ergens verborgen.'
'Vanmiddag was hij dood,' zei ik grof. 'Flink dood. En omdat er tegenwoordig geen wonderen meer gebeuren is hij waarschijnlijk nog steeds dood. Er is niets om zo opgewonden over te raken. Het spijt me als dit een beroerde ervaring voor je is geweest, maar er is waarschijnlijk de een of andere zeer alledaagse verklaring voor het verdwijnen van het lichaam.'
Ik was nogal geschokt, mezelf zo gemelijk te horen praten. Er was iets zeer verontrustends in deze gebeurtenis. Het ongrijpbare karakter van Peters' dood begon onlogisch en alarmerend te worden. Toen wij buiten het dorp op het stuk hei kwamen, dat daar stil en verlaten in het koude, dreigende licht lag, huiverde ze.
'Ik ben geen meisje dat fantaseert, Mr. Campion,' zei ze, 'maar je leest dat er vreemde dingen gebeuren, is 't niet? Veronderstel dat hij vanachter een van deze hopen steen aan de kant van de weg oprees en op ons toekwam ..
'Hou je mond,' zei ik, nog heftiger zelfs dan mijn bedoeling was geweest. 'Je jaagt jezelf de stuipen op het lijf, mijn kind. Ik verzeker je, dat er een redelijke verklaring voor dit alles is. Wanneer je in 'De Veren' bent, laat je dan een hete drank geven en ga naar bed. Morgenvroeg zul je ontdekken dat het mysterie opgehelderd is.'
Ze schoof van me weg. 'O, u bent hard,' zei ze, haar oude toon hervindend. 'Ik zei, dat u hard was. Ik houd van harde mensen, werkelijk.' Haar bliksemsnelle veranderingen van stemming brachten me in de war, en ik was blij toen we voor het café stopten. De mooie, oude gevel van lat- en pleisterwerk was in duisternis gehuld, wat niet verwonderlijk was, want het was bijna middernacht. 'Welke deur is het?' informeerde ik. 'Die, waar Clublokaal op staat. Ik denk dat ze gesloten is.'
Ik liet haar in de auto achter en klopte op de deur die zij me had aangewezen. Ik hoorde een tijdje niets, en ik werd al ongeduldig door dit oponthoud, toen ik binnen een heimelijke beweging hoorde. Ik klopte nog eens. Nu werd de deur geopend. 'Je bent wel verschrikkelijk laat,' zei een stem, die ik wel het allerlaatst hier had verwacht, en uitgerekend Gilbert Whippet stak een bleek gezicht in het maanlicht.
Ik staarde hem aan, en hij was zo vriendelijk enigszins verontrust te lijken door mijn verschijning. 'O... eh ... Campion,' zei hij. 'Hallo! Vreselijk laat, is 't niet?'
Hij was alweer bezig zich terug te trekken in de donkere schacht van de gang toen ik me vermande. 'Hé,' zei ik, hem bij zijn mouw pakkend. 'Blijf hier, Whippet, waar ga je naar toe?' Hij verzette zich niet, maar maakte ook geen aanstalten om buiten in het licht te komen. Bovendien besefte ik, dat, liet ik hem eenmaal los, hij zonder meer zou oplossen in de achtergrond. 'Ik stond op het punt om naar bed te gaan,' mompelde hij, ongetwijfeld in antwoord op mijn vraag. 'Ik hoorde je kloppen, dus deed ik de deur open.' 'Je blijft hier en praat met me,' commandeerde ik. 'Wat doe je hier eigenlijk?'
Ondanks mijzelf hoorde ik weer de oude vitterige toon in mijn stem opkomen. Whippet is zo ontzettend vaag, dat hij iemand dwingt tot een ongebruikelijke directheid.
Hij antwoordde niet, en ik herhaalde mijn vraag. 'Hier?' zei hij, omhoog kijkend naar het café. 'O ja, ik verblijf hier. Een paar dagen maar.' Hij maakte me hels, en ik vergat het meisje helemaal, totdat ik haar voetstappen achter me hoorde. 'Mr. Whippet,' begon ze ademloos, 'hij is weg! Het lichaam is weg! Wat zullen we doen?' Whippet draaide zijn bleke ogen naar haar toe, en ik dacht een waarschuwing in zijn blik te zien.
'Ah, Miss Rowlandson,' zei hij. 'Bent u uit geweest? U bent laat, vindt u niet?'
Ik was blij te zien dat zij in elk geval geen komedie speelde.
'Het lichaam is weg herhaalde ze. 'Roly Peters' lichaam is weg.'
Deze inlichting scheen in te slaan. Gedurende één ogenblik keek hij beslist intelligent uit zijn ogen. 'Zoekgeraakt?' zei hij. 'O!... Heel vervelend. Het houdt de dingen zo op.'
Zijn stem zweefde weg, en opeens gaf hij mij een hand.
'Blij je te hebben ontmoet, Campion. Ik kom je nog wel eens opzoeken. Eh - goedenacht.' Hij stapte achteruit de gang in en Effie volgde hem. Met grote tegenwoordigheid van geest zette ik mijn voet tussen de deur.
Kijk eens hier, Whippet,' zei ik, 'als je iets kunt doen om ons te helpen in deze zaak, of als je iets weet, dan kun je daar beter mee voor de dag komen. Wat weet je eigenlijk van Peters?' Hij keek me ontwijkend aan. 'O... niets. Ik verblijf hier alleen maar. Ik heb er natuurlijk iets over gehoord .. Ik greep hem weer bij zijn mouw, juist toen hij wilde verdwijnen.
'Jij had een van die brieven,' zei ik. 'Heb je er nog meer ontvangen?'
'Over de mol? Ja, inderdaad, dat heb ik, Campion. Ik heb hem ergens liggen. Ik heb hem Miss Rowlandson laten zien. Ik moet zeggen dat het verschrikkelijk vervelend is dat je het lichaam kwijt bent. Heb je al in de rivier gekeken?' Het was zo'n onverwachte vraag dat ze me in hoge mate irriteerde.
'Waarom ter wereld in de rivier?' zei ik. 'Weet je iets?'
In mijn opwinding moet ik hem een beetje steviger hebben vastgehouden dan in mijn bedoeling lag, want plotseling rukte hij zich los. 'Ik zou eens in de rivier gaan kijken,' zei hij. 'Ik bedoel, het is zo voor de hand liggend, vind je niet?' Hij stapte achteruit en sloot de deur met zichzelf en Miss Rowlandson aan de binnenkant ervan. Ik had daar echter nog steeds mijn voet, en hij deed de deur weer open. Hij scheen er verlegen mee. 'Het is verschrikkelijk laat,' zei hij. 'Ik wil niet onbeleefd zijn, Campion. Ik zal je morgen komen opzoeken, als je het goed vindt, maar het heeft geen zin om wat dan ook te doen voordat je het lichaam hebt gevonden, vind je ook niet?' Ik aarzelde. Er zat veel waars in wat Whippet zei. Ik hunkerde ernaar om terug te keren, en toch was er duidelijk een heleboel wat hij nader kon verklaren. Wat ter wereld deed hij daar met Effie Rowlandson, om maar eens iets te noemen? Door dat moment van aarzeling was ik verloren. Hij kwam naar voren, en terwijl ik onvrijwillig achteruit stapte, werd de deur zachtjes, bijna beleefd voor mijn neus gesloten.
Ik vervloekte hem, maar besloot dat hij kon wachten. Ik haastte me naar de auto terug en keerde. Terwijl ik met grote snelheid naar het politiebureau reed, probeerde ik Whippet's herverschijning in overeenstemming te brengen met de hele mysterieuze affaire.
Ik legde de halve mijl af in iets minder dan een minuut, en ik stopte voor Pussey's huisje op hetzelfde moment dat er uit tegenovergestelde richting een andere auto arriveerde. Terwijl ik uitstapte herkende ik Leo's eerbiedwaardige Humber. Pepper junior zat achter het stuur, en Leo groette me vanuit de achterruimte.
'Ben jij dat, Campion? Hoogst merkwaardige zaak. Pussey vertelde het me door de telefoon.' Ik liep op de auto toe en opende de deur. 'Stapt u uit, sir?' zei ik.
'Ja, mijn jongen, ja. Had hier al
eerder moeten zijn, maar ik stopte onderweg om Bathwick hier op te pikken. Schijnt een ongelukje
te hebben gehad op weg van ons naar huis vanavond.' Hij stak zijn
hand omhoog en draaide, terwijl hij sprak, het licht aan. En ik
staarde in het bleke, verwarde gezicht van de eerwaarde heer
Smedley Philip Bathwick, die naar me glimlachte met een
vriendelijkheid die niet bij hem paste. Hij was drijfnat. Zijn
jacquet plakte tegen zijn lichaam, en zijn boordje was een
doorweekte lap. 'Heeft in de rivier gelegen, vertelt hij me,' zei
Leo.