12 Het storende element
Ik had bijna de auto bereikt, toen ik me iets herinnerde dat me in de opwinding van het moment door het hoofd geschoten was. Ik haastte me terug en spoorde Pussey op.
'Maakt u zich geen zorgen, sir. We hebben een mannetje uitgestuurd om hem in de gaten te houden,' zei hij geruststellend in antwoord op mijn vraag.
En toch aarzelde ik. 'Hayhoe is zo glad als een aal,' waagde ik te zeggen, 'en het is ook allerbelangrijkst dat hij geen lont ruikt.'
Pussey was niet beledigd, maar hij scheen te denken dat ik een beetje te veel drukte maakte. 'De jonge Birkin volgt hem en hij zal daar niet meer van merken, dan wanneer een fret hem op het spoor was,' zei hij. 'U kunt gerust zijn.' Dit was alles erg bemoedigend, en ik liep alweer weg, toen Leo me staande hield. Hij twijfelde nog steeds over de noodzakelijkheid van een lijkschouwing, en het kwam er tenslotte op neer dat ik terug moest gaan om het dèerniswekkende lichaam van de Dikke nog eens te bekijken. We vonden een of twee interessante merktekens, en toen ik hem verliet was hij overtuigd.
Het was op dat moment al betrekkelijk Iaat, en ik stopte bij 'De Veren' even voor twee uur. De waardin, een typische Oost-Angelsaksische, broodmager en woordkarig, was niet erg behulpzaam. Het kostte me enige tijd om haar aan het verstand te brengen dat het Whippet was die ik wilde spreken. 'O,' zei ze tenslotte, 'een blonde jonge heer, met een zachte stem, bijna een idioot, zou je kunnen zeggen. Wel, hij is hier niet.'
'Maar hij sliep hier vannacht toch,' hield ik aan.
'Ja, ja, dat deed Hij, en dat is de waarheid,' stemde ze toe, 'maar hij is nu niet hier.'
'Komt hij terug?'
'Dat zou ik niet kunnen zeggen.'
Ik kreeg de indruk dat Whippet haar gezegd moest hebben haar mond te houden, en dit was iets dat volstrekt niet bij hem paste. Mijn belangstelling voor hem groeide.
Er was ook geen teken van Miss Rowlandson te bespeuren. Zij scheen eveneens te zijn uitgegaan. Maar of ze te zamen of apart waren gegaan, dat wist de waardin me niet te vertellen. Onbevredigd keerde ik uiteindelijk naar Highwaters terug. Ik was natuurlijk te laat voor de lunch en Pepper serveerde voor mij apart in de eetkamer, terwijl bezorgdheid en teleurstelling duidelijk leesbaar waren uit iedere lijn van zijn welgedane lichaam. Want in zijn waardering tuimelde ik door een en ander halsoverkop naar beneden. Toen het maal ten einde was, wendde hij zich tot mij.
'Miss Janet is in de rozentuin, sir,' zei hij, daarmee duidelijk tot uitdrukking brengend dat hij, moord of geen moord, vond dat een gast zijn gastvrouw een zekere achting verschuldigd was. Ik aanvaardde die berisping deemoedig en ging naar buiten om het weer goed te maken. Het was een van die schitterende zomerdagen, die heet zijn zonder onaangenaam te worden. De tuin was een en al bloemenweelde, de atmosfeer kalm en vredig. Terwijl ik het pad afliep tussen de lavendelhagen door, hoorde ik het geluid van stemmen en iets vertrouwds in een van hen trok mijn aandacht. Twee ligstoelen stonden met de rug naar mij toegekeerd tussen de rozenperken en ik hoorde Janet lachen. Bij het geluid van mijn nadering rees haar metgezel omhoog en terwijl ik zijn hoofd en schouders boven de rug van de stoel uit zag verschijnen, onderging ik een eigenaardige sensatie, die gedeeltelijk uit een verademing en gedeeltelijk uit een niet te rechtvaardigen verbittering bestond. Het was Whippet. Hij zag er ook nog zeer fris en behaaglijk uit in zijn nette wit-flanellen pak. Zijn eerste woorden waren niet innemend.
'Campion! Eindelijk heb ik je gevonden,' zei hij. 'Eh - goed. Ik heb je gezocht, beste kerel, ik heb je overal gezocht. Hier en ginder.'
Hij wees met een slappe hand in beide richtingen. 'Ik had het druk,' zei ik onvriendelijk. Hallo, Janet.' Glimlachend keek ze naar me op. 'Dit is een aardige vriend van je,' zei ze met een enigszins onnodig accent op het eerste woord. 'Ga toch zitten.' 'Ja, ga toch zitten,' viel Whippet haar bij. 'Daar is nog een stoel,' voegde hij eraan toe, op een stapel wijzend aan het andere einde van het grasveld. Ik ging er een halen, opende hem en ging tegenover hen zitten. Whippet keek vol belangstelling hoe ik hem opzette. 'Ingewikkelde dingen,' merkte hij op. Ik wachtte tot hij verder zou gaan, maar hij scheen er heel tevreden mee te zijn zich in de zon te kunnen koesteren, samen met Janet, die er heel lief uitzag in haar witte plooijurk. 'Hij is gevonden, weet je - in de rivier,' begon ik stoutmoedig.
Hij knikte. 'Dat hoorde ik in het dorp. Iedereen is verschrikkelijk geschokt door die tragedie, vind je ook niet? Er heerst een buitengewoon onrustige sfeer in het dorp - heb je dat opgemerkt?' Hij maakte me razend, en opnieuw onderging ik dat verlangen om hem een draai om zijn oren te geven, zoals ik dat eveneens zo sterk gevoeld had tijdens onze eerste ontmoeting als volwassenen. 'Jijzelf hebt ook een en ander te verklaren,' zei ik, wensend dat Janet zou weggaan. Tot mijn verrassing gaf hij mij een intelligent antwoord.
'Dat weet ik,' zei hij. 'Dat weet ik. Daarom heb ik je ook gezocht. Daar heb je bij voorbeeld Miss Rowlandson. Ze is verschrikkelijk overstuur. Ze is nu naar de pastorie gegaan. Ik wist niet welke raad ik haar moest geven.'
'De pastorie?' herhaalde ik. 'Waarvoor, verdraaid nog aan toe?' Janet zat belangstellend rechtop, zo zag ik.
'O, bewaar me,' zei Whippet vaag. 'Weet je, wanneer iemand in een dorp moeilijkheden heeft, dan gaat hij altijd naar de dominee, is 't niet. Goede werken en dergelijke dingen. O, ja - en dat herinnert me ergens aan, wat denk je hiervan? Het is vanmorgen gekomen. Zo gauw ik het zag dacht ik "Campion zou dit eens moeten bekijken; dit zal Campion interesseren". Heb jij er ook een gehad?' Onder het spreken haalde hij een gevouwen vel typepapier uit zijn portefeuille en overhandigde het mij.
'Dezelfde poststempel als de andere,' zei hij. 'Gek, hè? Ik wist niet dat iemand ervan op de hoogte was dat ik in "De Veren" verbleef, behalve jij, en - wel, ik bedoel jij zou er nauwelijks tijd voor hebben, zelfs al zou je -'
Zijn stem zweefde weg, en ik las de derde anonieme brief. Deze was zeer kort, getypt op dezelfde typemachine en met dezelfde pietluttige nauwkeurigheid:
'Hoewel de vilder nadert, zijn rust vindt hij in de aarde. Hij wacht geduldig. Vrede en hoop schuilen in zijn warme hart. Hij vouwt zijn handen over zijn buik. Het geloof bezit hij, dat bergen kan verzetten of zijn kleine heuvel. En dat was alles.
'Begrijp jij er iets van?' informeerde ik tenslotte. 'Nee,' zei Whippet. 'Nee.' Ik las het nog eens over. 'Wie is die "hij"?' vroeg ik.
Whippet keek me ontwijkend aan. 'Dat is niet zeker te zeggen, is 't niet? Ik nam aan dat het de mol was. "Zijn kleine heuvel", weet je.' Janet lachte. 'Ik veronderstel, dat jullie alletwee weten waarover jullie het hebben,' zei ze. Whippet stond op. 'Ik geloof dat ik moet gaan, nu ik Campion gevonden heb en alles opgehelderd is. Dank u dat u me hebt toegestaan u lastig te vallen, Miss Pursuivant. U was allervriendelijkst.' Ik liet hem afscheid nemen en stond er daarna op hem zelf naar de uitgang te begeleiden. 'Kijk eens hier, Whippet,' zei ik, zo gauw we buiten gehoorsafstand waren, 'je zult het me toch moeten uitleggen. Wat doe je eigenlijk in deze kwestie? Waarom ben je hier?'
Hij voelde zich volstrekt niet op zijn gemak. 'Het is dat meisje, Effie, Campion,' zei hij. 'Ze heeft een sterke persoonlijkheid, weet je. Ik ontmoette haar op de begrafenis van de Dikke, en ze overmeesterde me als het ware. Toen ze gisteren wilde dat ik haar hierheen reed, deed ik dat.'
Van iemand anders dan van Whippet zou het een onwaarschijnlijk verhaal zijn geweest, maar in zijn geval was ik geneigd het te geloven. 'Goed, hoe zit dat met die brieven?' hield ik vol. Hij haalde zijn schouders op. 'Van je wordt verwacht anonieme brieven te verscheuren, is 't niet?" zei hij. 'Ze te verscheuren of ze als herinnering te bewaren, of ze te laten inlijsten. Wat je maar wilt, maar niet ze ernstig te nemen. En toch, weet je, als ze er maar steeds mee doorgaan, dan schijn je een punt te bereiken waar je tegen jezelf zegt: "Wie voor de duivel schrijft deze dingen?" Het is erg verwarrend, maar ik mag die mol. Ik zal in "De Veren" zijn, Campion. Ik geef je mijn woord dat ik daar zal blijven. Kom me opzoeken als je de tijd kunt missen en we zullen er dieper op in gaan. Tot ziens.'
Ik liet hem gaan. Wanneer ik met hem sprak, dan scheen het onmogelijk dat hij de energie zou hebben om zich erg diep in te laten met zo iets verontrustends als onze zaak.
Terug wandelend naar de rozentuin, dacht ik voor het eerst ernstig na over de mol. Een groot deel van wat Whippet over anonieme brieven had gezegd was waar. Hayhoe was een ontwikkeld man en Bathwick eveneens, maar, desondanks, waarom zou wie van hen dan ook zowel naar mij als naar Whippet brieven sturen? Het scheen onverklaarbaar. Janet kwam me tegemoet. Ze was niet verheugd. 'Ik wil me er niet mee bemoeien,' zei ze, op een toon en in bewoordingen, die precies het tegenovergestelde bedoelden, 'maar ik geloof niet dat je haar toestemming behoorde te geven om die arme Bathwick lastig te vallen.'
'Wie?' zei ik, een ogenblik niet op mijn hoede. Janet stoof op. 'O, wat irriteer jij me,' zei ze. 'Je weet precies wie ik bedoel..., dat armzalige, stomme meisje, Effie Rowlandson. Het is al erg genoeg haar mee te hebben gebracht naar ons dorp, zonder dat ze haar klauwen uitsteekt naar mensen, die onmogelijk op zichzelf kunnen passen. Ik vind het ellendig om op deze manier tegen je te moeten praten, Albert, maar werkelijk, het is eigenlijk misselijk van je.'
Ik was niet van plan me te laten verleiden tot een verdediging van Effie Rowlandson, maar ik was moe en voelde me gebelgd over het feit dat Bathwick me werd voorgehouden als een voorbeeld van het onschuldige lam.
'Mijn beste meisje,' zei ik, 'je hebt gehoord dat Bathwick vannacht nat is geworden. Hij heeft Leo het absurde verhaal verteld, dat hij op weg naar huis in een sloot was gevallen. Het kostte hem echter bijna twee uur om er uit te komen en de hoofdweg weer te bereiken en ik ben bang dat hij zich nader zal moeten verklaren, nu Harris' lichaam te voorschijn is gekomen - eh - waar het te voorschijn is gekomen.'
Ik had haar niet aangekeken terwijl ik sprak. Toen ze dan ook een kreetje slaakte, draaide mijn gezicht zich met een ruk naar haar toe. Haar wangen waren vuurrood en haar ogen stonden wijd open van schrik.
'O!' zei ze. 'O! O! Wat verschrikkelijk!' En nog voordat ik haar kon tegenhouden, had ze de benen genomen en snelde terug naar het huis. Ik volgde haar natuurlijk, maar ze had zich in haar slaapkamer opgesloten, en nogmaals had ik iets om woedend over na te denken.
Ik ging naar de bibliotheek, een grote, ouderwetse kamer, die bijna nooit gebruikt wordt door de Pursuivants. Het was er koel en er hing een lucht, die sterk naar papier geurde. Ik ging in een grote leren fauteuil zitten om na te denken en ik vrees dat mijn gebrek aan slaap van de vorige nacht me te machtig was. Toen ik wakker werd stond Janet voor me. Ze was bleek, maar vastberaden. 'Ik dacht dat je was uitgegaan,' zei ze ademloos. 'Het is al laat, weet je. Luister eens, Albert, ik moet je iets vertellen. Ik kan Bathwick niet in moeilijkheden laten komen voor iets dat hij niet gedaan heeft en ik weet dat hij nog liever zou sterven dan het jou zelf te vertellen. Als je lacht, dan spreek ik nooit meer tegen je.'
Ik stond op en schudde de resten van de slaap van me af. Ze zag er zeer charmant uit in haar witte japon en met haar uitdagende ogen. 'ik heb nooit in mijn leven minder neiging tot lachen gevoeld,' zei ik waarheidsgetrouw. 'Wat is er allemaal aan de hand met Bathwick?'
Ze haalde diep adem. 'Mr. Bathwick is niet in een sloot gevallen,' zei ze. 'Hij viel in onze lelievijver.'
'Werkelijk? Hoe weet je dat?'
'Ik heb hem erin geduwd,' zei Janet met een zwak stemmetje.
Ik dwong haar om verder te gaan en ze verklaarde: 'Gisteravond, nadat jij vertrokken was met Miss Rowlandson, ben ik niet onmiddellijk naar bed gegaan. Ik ben op het balkon van mijn kamer gaan staan. Het was een zeer heldere nacht, zoals je weet, en ik zag iemand door de rozentuin lopen. Ik dacht dat het pappie was, die daar over die zaak liep te piekeren, en ik ging naar buiten om met hem te praten. Toen ik daar kwam was het Bathwick. We zijn samen door de tuin gewandeld en toen wij vlak bij de vijver waren, heeft hij - eh -' Ze pauzeerde.
'Je zijn hand en hart aangeboden op een enigszins te rechtstreekse manier?' suggereerde ik. Ze knikte dankbaar. 'Ik duwde hem van me af, maar ongelukkigerwijs verloor hij zijn evenwicht en viel in de vijver. Zo gauw ik had gezien dat hij weer veilig aan de kant was, ben ik teruggegaan naar binnen. Het leek me het beste wat ik voor hem kon doen. Ik hoef het toch niet aan iemand anders te vertellen, is 't wel?' 'Nee,' mompelde ik. 'Nee, ik geloof het niet.' Ze glimlachte naar me. 'Je bent werkelijk een fijne vent, Albert,' zei ze.
En natuurlijk werd ik op dat moment aan de telefoon geroepen. Poppy was aan de lijn. Ze is nooit helemaal vertrouwd geraakt met dat instrument en ik moest de hoorn een paar centimeter van mijn oor afhouden om haar boodschap te kunnen verstaan.
'Ik heb die inlichtingen ingewonnen,'
schetterde ze. 'Ik geloof niet dat de D. terug is gekomen; in elk
geval, niemand heeft hem gezien. Maar wie denk je dat men
gistermorgen op de bovenste verdieping heeft zien rondzwerven?
Lieve hemel, dat zou ik niet van hem gedacht hebben. Hij leek zo
oprecht. Wie? O, heb ik je dat niet gezegd? Wel, de oom,
Hayhoe, natuurlijk.
Rondstappend alsof het huis hem toebehoorde. Het meisje, dat hem
heeft gezien, dacht natuurlijk dat ik hem toestemming had gegeven.
Je bent nooit zeker van de mensen, vind je ook niet?'