7 De Vriendin

Terwijl ik Pepper door het huis volgde, deed ik een poging hem te ondervragen. 'Hoe ziet ze eruit, Pepper?'

Hij draaide zich om en keek me aan met een blik, die duidelijk tot uitdrukking bracht dat hij een oude man was, een ervaren man, en dat het stof zijn ogen niet had aangetast.

'De jonge vrouw deelde me mee, dat zij een grote vriendin van u was, sir, wat de reden was waarom zij de vrijheid had genomen om u nog zo laat te spreken te vragen.' Hij sprak bedroefd, te kennen gevend dat de berisping hem evenzeer als mij kwetste. Hij opende de deur van de ontbijtkamer. 'Joe-hoe!' zei iemand binnen.

Pepper trok zich terug en Miss Effie Rowlandson stond op om me te begroeten. 'O-o!' zei ze, vanonder trillende wimpers naar me op kijkend, 'u bent toch niet werkelijk, niet echt boos, is 't niet?'

Ik ben bang dat ik haar wezenloos aanstaarde. Ze was klein, blond en meisjesachtig, met twinkelende

ogen en tanden van tandpasta-advertenties. Ze was geheel in het zwart gekleed, afgezien van een lange witte pen in haar hoed, en de totale indruk die zij maakte lag ergens tussen Hamlet en Aladdin. 'O-o, u herinnert zich mij niet meer,' zei ze. 'O-o, wat verschrikkelijk van mij dat ik ben gekomen! Ik dacht zeker dat u zich mij zou herinneren. Ik ben een domme, kleine gans, is 't niet?' Ze maakte me duidelijk dat ik iets van een bruut had, maar dat ze me dat niet kwalijk nam, en dat het leven nu eenmaal zo was. 'Misschien hebt u de verkeerde man te pakken?' suggereerde ik behulpzaam.

'O-o nee ..Weer trilden haar wimpers me toe. 'Ik herinner me u - van de begrafenis, weet u.' Bij deze woorden liet ze haar stem ingetogen dalen. Plotseling schoot me te binnen wie zij was. Zij was het meisje van Peters' begrafenis. Waarom ik haar was vergeten en me de oude man wel herinnerde, weet ik niet, behalve dat ik me herinner gevoeld te hebben, dat zij niet de juiste persoon was om naar te staren.

'Ah, ja,' zei ik langzaam. 'Nu herinner ik het me.' Ze klapte in haar handen en piepte verrukt. 'Ik wist het wel. Vraag me niet waarom, maar ik wist het gewoon. Zo ben ik wel eens. Ik weet gewoon bepaalde dingen.'

Op dit punt raakte het gesprek plotseling in een impasse. Ik was niet op mijn best, en zij stond daar naar me te kijken met een verbazingwekkend schrandere uitdrukking in haar lichtgrijze ogen. 'Ik wist dat u me zou helpen,' zei ze tenslotte. Ik was er meer dan ooit van overtuigd dat ik niet de man was die zij moest hebben, en terwijl ik bezig was bij mezelf te overleggen hoe ik haar dat duidelijk moest maken, deed ze me een verrassende verklaring.

'Hij heeft me vertrapt,' zei ze. 'Ik herinner me niet, dat ik me ooit zo in een man vergist heb. En toch, een meisje maakt fouten, is 't niet, Mr. Campion? Ik begrijp dat het fout van me was, te zeggen dat ik zo'n goede vriendin van u was, omdat we elkaar maar een keer hebben ontmoet - of eigenlijk alleen maar naar elkaar hebben gekeken. Ik weet dat nu. Ik zou het niet nog eens doen.' 'Miss Rowlandson,' zei ik, 'waarom bent u gekomen? Ik - eh - heb het recht dat te weten,' voegde ik er stoer aan toe, proberend in stijl te blijven. Ze keek me glurend aan. 'O-o, u bent hard, is 't niet?' zei ze. 'Alle mannen zijn hard, is 't niet? Hoewel, ze zijn niet allemaal zoals hij. O-o, hij was hard! En toch,' voegde ze er met een totaal onovertuigende poging tot hoffelijke zelfbeheersing aan toe, 'zou ik niet zo over hem behoren te praten, nu hij dood is - als hij dood is. Is hij dat?" 'Wie?*

Ze giechelde. 'U bent voorzichtig, is 't niet? Zijn alle detectives zo voorzichtig? Ik houd van mannen die voorzichtig zijn. Roly Peters, natuurlijk. Ik was gewoon hem Roly-Poly te noemen. Dat maakte hem altijd boos. U zou nooit kunnen vermoeden hoe boos hem dat altijd maakte. Arme Roly-Poly! Het is verkeerd om over hem te lachen nu hij dood is -als hij dood is. Weet u het!'

'M'n beste meisje,' zei ik. 'We zijn op zijn begrafenis geweest, is 't niet?'

Ik vermoed dat ik op scherpe toon tegen haar sprak, want haar manier van doen veranderde. Ze nam een houding aan van valse waardigheid en ging zitten, zorgvuldig haar korte zwarte rok schikkend over haar magere benen.

'Ik ben gekomen om u raad te vragen, Mr. Campion,' zei ze. 'Ik leg al mijn kaarten op tafel. Ik wil weten of u tevreden bent over die begrafenis?' 'Ik had er niet veel mee te maken,' sputterde ik tegen, een ogenblik uit het veld geslagen. 'O, had u dat niet? Wel, waarom was u er dan? Daar komt u niet onderuit, is 't niet? Ik ben een oprecht meisje, Mr. Campion, en ik wil een oprecht antwoord. Er was iets geks aan die begrafenis, en u weet dat.'

'Kijk eens hier,' zei ik, 'ik ben helemaal bereid u te helpen. Wat denkt u ervan als u me eens vertelde, waarom u denkt dat ik dat kan.' Ze keek me vastberaden aan. 'U hebt een goede school bezocht, is 't niet?' zei ze. 'Ik denk altijd dat het een man helpt op een goede school te zijn geweest. Dan weet je dat hij een heer is; dat zeg ik altijd. Nu, ik zal u vertrouwen. Dat doe ik niet vaak. En als u me teleurstelt, nu, dan ben ik weer eens dom geweest, dat is alles. Ik stond op het punt om met Roly Peters te trouwen, Mr. Campion, en toen ging hij weg en stierf in een geheim verpleeghuis en liet zijn geld aan zijn broer na. Als u niet vindt dat dat verdacht is, ik wel.'

Ik aarzelde. 'U vindt het eigenaardig, omdat hij alles aan zijn broer naliet?' zo begon ik. Effie Rowlandson onderbrak me. 'Ik vind het gek dat hij stierf, als u het mij vraagt,' zei ze. 'Ik zou hem met een advocaat gedreigd hebben, dat had ik werkelijk. Ik had de brieven en alles.'

Ik zei niets en zij werd erg rood. 'Denkt u van mij wat u wijt, Mr. Campion,' zei ze, 'maar ik heb mijn gevoelens en ik heb erg hard gewerkt om te kunnen trouwen. Ik vind dat hij een smerige streek met mij heeft uitgehaald. Als hij zich verborgen houdt, dan zal ik hem weten te vinden, al is het 't laatste wat ik doe.' Ze zat me daar aan te kijken als een plotseling strijdvaardig geworden mus. 'Ik ben naar u toe gekomen,' zei ze, 'omdat ik hoorde dat u een detective bent en omdat uw gezicht me beviel.'

'Prachtig! Maar waarom hierheen komen?' vroeg ik. 'Waarom uitgerekend naar Kepesake?' Effie Rowlandson haalde diep adem. 'Ik zal u de waarheid vertellen, Mr. Campion,' zei ze. Haar oogwimpers trilden opnieuw, en ik voelde dat onze periode van vertrouwelijkheid ten einde was.

'Ik heb een vriend in dit dorp, en hij heeft mijn foto's van Roly Peters gezien. Hij is een oude man, kent me al jaren.'

Ze pauzeerde, en wierp me een blik toe om te zien of ik voor of tegen haar was, en klaarblijkelijk was ze gerustgesteld, want ademloos ging ze verder: 'Een paar dagen geleden schreef hij me, die vriend van mij. "Er is hier een heer in het dorp, die zeer veel lijkt op een vriend van jou", schreef hij. "Als ik jou was zou ik hem eens komen bekijken. Het zou de moeite waard kunnen zijn". Ik kwam zo gauw ik kon, en toen ik hier aankwam ontdekte ik, dat de man, voor wie ik was gekomen, juist vanmorgen vermoord was. Ik hoorde dat u in het dorp was, en dus ben ik langsgekomen.' Ik begon te begrijpen waar ze heen wilde. 'Wilt u hem identificeren?' zei ik. Ze knikte vastberaden.

'Waarom komt u dan naar mij? Waarom gaat u niet naar de autoriteiten?'

Haar antwoord was ontwapenend. 'Wel, ziet u, ik dacht, ik ken u,' zei ze.

Ik dacht na. De voordelen van een getuige op dit kritieke ogenblik waren van onschatbare waarde. 'Wanneer kunt u op het politiebureau zijn.' 'Ik zou nu graag willen gaan.' Het was nogal laat op de avond voor het platteland, en dat zei ik tegen haar, maar ze was onvermurwbaar.

'Ik heb me dat nu eenmaal in mijn hoofd gezet en

ik heb geen rust als het uitgesteld wordt tot morgen. Breng me er nu in uw auto heen. Kom nu, u weet best dat het wel gaat. Ik ben lastig, is 't niet? Maar zo ben ik nu eenmaal. Als ik me iets in mijn hoofd heb gezet, dan wroet ik net zolang totdat ik het gedaan heb. Anders zou ik er morgenvroeg echt ziek van zijn, werkelijk.' Er schoot niets anders over. Ik wist uit ervaring, dat het 't veiligst is een getuige te grijpen zo gauw hij op het toneel verschijnt.

Ik drukte op de bel en gaf het meisje, dat even later binnenkwam, opdracht, Lugg de auto te laten voorrijden. Daarna liet ik Miss Rowlandson in de ontbijtkamer achter en ging Janet zoeken. Het was geen erg prettig gesprek. Janet is een best meisje, maar ze kan zich allerstompzinnigst gedragen. Toen ze naar bed ging, wat zij met enige waardigheid deed, een paar minuten nadat ik haar had opgespoord, ging ik terug naar de ontbijtkamer. Lugg scheen enigszins verbaasd toen ik met Miss Rowlandson verscheen. Ik stopte haar achter in de wagen en ging zelf voorin naast hem zitten. Hij drukte de koppeling in en terwijl we met loeiende motor in de vierde versnelling door de oprit reden, boog hij zich naar me toe.

'Ooit een kat uit een hondehok zien komen?' mompelde hij, en toen ik hem verbaasd aanstaarde voegde hij eraan toe: 'Geeft je iets om over na te denken. Dat is alles.'

We reden zwijgend verder. Ik begon te voelen dat mijn vriendin, Miss Effie Rowlandson, een verantwoordelijk persoon ging worden. Het was een vreemde nacht met een grote maan zeilend langs een oneindige hemel. Kleine, eigenaardig gevormde slierten cumulus-wolken zwommen er van tijd tot tijd overheen, maar meestal bleef hij vriendelijk schijnen, zo kaal als de knop van een ijzeren ledikant. Kepesake, dat overdag een open, schilderachtig dorp is, zag er in dit onechte licht geheimzinnig uit. De hoge bomen waren vol diepe schaduwen en verborgen de kleine huizen, terwijl de vierkante toren van de kerk plomp en dreigend tegen de doorzichtige hemel afstak. Het was een dorp vol geheimen, waar wij, zoals ik plotseling voelde, met een tamelijk ijzingwekkende boodschap doorheen snelden. Toen we stopten voor het huisje, dat eveneens het politiebureau is, was er slechts een enkel licht in een kamer op de bovenverdieping, en ik boog me over de rug van de zitting.

'Weet u zeker dat u er niet liever tot morgenvroeg mee wilt wachten?' probeerde ik. Ze antwoordde me met opeengeklemde tanden. 'Nee, dank u, Mr. Campion. Ik moet het nu weten.' Ik liet hen in de auto achter en liep het pad op om iemand wakker te maken. Pussey zelf deed bijna onmiddellijk open, en hij was buitengewoon vriendelijk, gezien het feit dat hij op het punt had gestaan om naar bed te gaan. We spraken fluisterend, uit eerbied voor de duisternis.

'Dat is in orde, sir,' zei hij in antwoord op mijn verontschuldigingen. "Wij kunnen wel een beetje hulp in deze zaak gebruiken, dat is de waarheid, zo is het. Als de dame ons iets kan vertellen over de overledene, dan is dat meer dan waartoe de huisbaas van zijn flat in Londen in staat was. Als u het goed vindt gaan we naar de achterkant.' Ik haalde de anderen, en te zamen vormden we een kleine, onverbiddelijke processie op het grintpad, dat om het huis heen liep naar het plaatsje. Pussey maakte de hekken open. Wij staken het kleine vierkant over naar de schuur, die eruit zag als het klaslokaal van een dorpsschool.

Ik nam Effie Rowlandson's arm. Ze klappertandde, ofschoon ze toch geen hazehart bezat. Pussey was zeer tactvol. 'Er is een lichtknopje even om de deur,' zei hij. 'Nu, Miss, er is niets schokkends te zien. Een ogenblik, sir; ik ga u voor.' Hij ontsloot de deur en we stonden opeen gedrongen op de drempel. Pussey boog zich naar het lichtknopje toe.

'Nu,' zei hij, en een ogenblik later verslikte hij zich met een geluid, waarin ongelovigheid vermengd was met ontzetting. Het vertrek was hetzelfde, zoals ik het die middag had gezien, afgezien van één opzienbare nieuwigheid. De tafel in het midden van de vloer was leeg. Het katoenen laken lag op de grond uitgespreid, alsof een onverschillige ontwaker het terzijde had gegooid. Dikke Peters was verdwenen.