6 Het testament

Een ogenblik was het, begrijpelijk genoeg, drukkend stil. Pussey zat daar als in elkaar geploft onder zijn eigen vermetelheid, ik nam de gebruikelijke schroom in acht, en Leo scheen te worstelen met zijn bevattingsvermogen. 'Hè!' zei hij tenslotte. 'Samenzwering, hè?' Pussey zweette. 'Ziet er nauwelijks naar uit, dat dat het geval kan zijn, sir,' mompelde hij ongelukkig. 'Ik weet het niet..Leo sprak als een rechter. 'Ik weet het niet, Pussey. Het is een idee. Het is een idee. En toch, begrijp je, het kan in dit geval niet zo zijn geweest. Ze zouden allemaal hebben moeten meedoen, begrijp je, en ik was erbij.' Het was een subliem ogenblik. Leo sprak eenvoudig en met die schitterende onschuld, die even vernietigend als blind is. Pussey en ik zuchtten opgelucht. De ouwe jongen had het magertjes gestaafde feit weggeveegd en ons achter gelaten met een wonder, dat de moeite waard was.

Leo zette zijn overpeinzingen over de zaak voort. 'Nee,' zei hij tenslotte. 'Nee. Onmogelijk. Volstrekt onmogelijk. We moeten iets anders bedenken, Pussey. We zullen de alibi's eens samen bekijken. Misschien zit er ergens iets scheef; je weet nooit.' Ze gingen er eens gemakkelijk voor zitten en sloegen aan het werk. En ik, niet van plan het terrein van de inspecteur binnen te dringen, sloop weg om Kingston te zoeken. Ik vond hem in de salon, samen met Janet en Bathwick, die verstijfde en zijn stekels uitzette toen ik binnenkwam. Het was me liever geweest als hij dat niet had gedaan. Ik ben niet overgevoelig, hoop ik, maar zijn hevige antipathie verwarde me, en ik bood hem een sigaret aan, als was het een geschenk. Hij weigerde. Kingston was er evenzeer op gebrand om te praten als ik, en hij stelde voor om een sigaar te gaan roken op het terras. In iedere andere salon, met uitzondering misschien van die van oudtante Caroline in Cambridge, zou zo'n opmerking hoogdravend of tenminste als opgelegd pandoer geklonken hebben, maar Highwaters is zo'n soort huis. Wijlen Lady Pursuivant hield alleen van haar gepolitoerde meubels en van haar porselein om de chic. Ik zag hoe Bathwick hem een hondse blik vol dankbaarheid toewierp, wat mijn gevoel voor onrechtvaardigheid weer vergrootte, terwijl Janet me een smeulende blik over het haardkleed heen toewierp. Door de openslaande deuren liepen we een marmeren terras op, dat even mooi is als welk terras ook tegenwoordig in Hollywood, en Kingston nam me bij de arm.

'Wat ik zeggen wil,' begon hij, 'die vent Peters...' Het voerde me in mijn herinnering jaren terug naar dat kleine grasveldje achter de kapel op school, waar Guffy me bij de arm nam en dezelfde woorden uitsprak op precies dezelfde toon, een mengsel van opwinding en woede. 'Die vent Peters ...' 'Ja,' zei ik aanmoedigend.

Kingston aarzelde. 'Dit heeft het karakter van een bekentenis,' begon hij onverwacht, en ik vermoed dat ik hem verbaasd aanstaarde, want hij kleurde en lachte. 'O, ik heb die stakker niet beroofd,' zei hij. 'Maar ik heb zijn testament voor hem opgeschreven. Daarover wilde ik met u praten. Hij kwam bij me om op te knappen na zijn blindedarmoperatie, weet u. Hij regelde zijn overkomst per brief, en op weg naar me toe vatte hij kou, die zich ontwikkelde tot een zware longontsteking, en hij stierf ondanks alles. Hij kwam naar mij toe, omdat ik tamelijk goedkoop was, weet u. Hij had een aanbeveling van iemand in het district, zei hij, en hij noemde een knaap die ik vaag kende. Nu, toen hij erg ziek was had hij een helder ogenblik, en hij liet me bij zich komen en zei, dat hij een testament wilde maken. Ik schreef het voor hem op, en hij ondertekende het.'

Kingston zweeg en bewoog zenuwachtig heen en weer.

'Ik vertel u dit, omdat ik iets van u weet,' ging hij tenslotte verder. 'Janet heeft me over u verteld, en

ik weet dat sir Leo u hierheen heeft laten komen in verband met deze Harris-zaak. Wel, Campion, de zaak is deze, dat ik het testament een beetje veranderd heb.'

'Deed u dat werkelijk?' zei ik dom. Hij knikte. 'Niet naar inhoud natuurlijk,' zei hij, 'maar naar de vorm. Ik moest wel. Hij dicteerde me het ongeveer aldus: "Aan die onbeschrijfelijke schoft en loslopende oplichter, mijn broer, geboren Henry Richard Peters - of hoe hij zichzelf nu ook mag noemen - laat ik alles na wat ik bezit op het tijdstip van mijn dood, inbegrepen alles wat zich aan mijn bezittingen mag toevoegen na mijn dood. Ik doe dit niet omdat ik hem graag mag, medelijden met hem heb, of op welke manier dan ook sympathiseer met welk vuil zaakje, waarin hij verwikkeld mag zijn, dan ook, maar eenvoudig omdat hij de zoon van mijn moeder is en ik geen andere ken."'

Kingston aarzelde, en ik zag in het maanlicht hoe hij me met een plechtige blik aankeek, 'ik vond het niet netjes,' zei hij. 'Iets dergelijks kan een hoop moeilijkheden veroorzaken. Ik kuiste de taal dus een beetje. Ik maakte het eenvoudig duidelijk dat Mr. Peters wenste dat alles aan zijn broer toeviel, en liet het zo. Hij tekende het en stierf.'

Hij rookte enige tijd stilzwijgend en ik wachtte tot hij verder zou gaan.

'Zo gauw ik Harris zag deed hij me aan iemand denken,' zei hij, 'en vanavond, tijdens het diner, toen u me aan die begrafenis herinnerde, realiseerde ik me wie hij was. Peters en Harris hadden een massa met elkaar gemeen. Ze waren gemaakt van hetzelfde soort materiaal, als u begrijpt wat ik bedoel, en ze waren van dezelfde kleur. Peters was breder en had meer vet op zijn lijf, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe sterker hun gelijkenis wordt. Begrijpt u waar ik naar toe wil, Campion? Deze Harris kan heel goed de broer van de legataris zijn.' Hij lachte verontschuldigend. 'Nu ik het heb uitgesproken, klinkt het niet zo erg opwindend,' zei hij.

Ik gaf hem niet meteen antwoord. Ik wist heel precies, dat de Peters in het lijkenhuis mijn Peters was, en als er een broer in de zaak betrokken was, dan nam ik aan dat die Kingston's patiënt was geweest. Het bevestigde mijn eerdere verdenkingen, dat de Dikke in een typisch verdacht zaakje verwikkeld was geweest, voordat de vergelding in de vorm van een bloempot hem had overvallen. 'Ik zond het testament naar zijn advocaten,' vervolgde Kingston. 'Ik ontving alle instructies voor de begrafenis enzovoort van hen, en zij betaalden mijn rekening. Ik heb thuis hun namen; ik zal ze u geven. Morgenvroeg, is dat goed?' Ik verzekerde hem dat dat goed was, en hij ging verder:

'Ik was vanmorgen in Knights toen het gebeurde,' zei hij, niet zonder een zekere trots. We speelden poker. Ik had net vijf vrouwen verschalkt, toen we de plof hoorden, en we renden allemaal naar buiten. Er viel natuurlijk niets meer te doen. Hebt u het lichaam gezien?'

'Ja,' zei ik. 'Ik heb het nog niet onderzocht. Was dat de eerste keer dat u Harris zag?' 'O, hemel, nee! Hij was daar al een hele week. Ik moest daar iedere dag zijn om Flossie Gage, een van de dienstmeisjes, te bezoeken. Ze had geelzucht. Ik heb niet veel met Harris gepraat, want - wel, niemand van ons deed dat, begrijpt u. Hij was een agressief type. Dat incident met Bathwick heeft u wel duidelijk gemaakt welk type hij was.' 'Bathwick?'

'O, hebt u dat niet gehoord?' Kingston raakte voor mij in het vuur. Zoals de meeste plattelandsdokters kruidde hij zijn verhalen met een paar kletspraatjes. 'In zekere zin had het ook iets humoristisch. Bathwick is een ernstig wezen, zoals u misschien hebt opgemerkt.'

Dat gaf ik toe, en gnuivend haastte hij zich verder te vertellen:

'Harris had het over een danszaal en een zwembad, die hij van plan was te bouwen op dat stukje land, dat loopt tot aan het riviertje aan het uiteinde van het cricketveld. Dat kwam Bathwick ter ore en hij was ontsteld. Het paste niet in zijn eigen plannen voor Kepesake's ontwikkeling, die meer op het sociale vlak liggen - gemeenschappelijke keukens en gecontroleerde kinderbewaarplaatsen, enzovoort.

In paniek holde hij naar Harris toe, en ik geloof dat er een reusachtige scène is geweest. Harris had een bepaald soort humor en schepte er een genoegen in Bathwick, die dat in geen enkele mate heeft, op stang te jagen. Ze zaten in de lounge van Knights, en Bill Duchesney en een of twee andere mensen waren er ook, Harris had dus een publiek en liet zich gaan. Bill vertelde me, dat Bathwick tenslotte met uitpuilende ogen maakte dat hij wegkwam. Harris had hem revuemeisjes, besloten clubs en god weet wat nog allemaal meer beloofd, totdat de arme kerel zijn boerenpummels rechtstreeks vanuit de kerk aan de ene kant van de straat in de klauwen van de hel aan de andere kant zag lopen. Bill probeerde de dominee, geloof ik, nog te kalmeren, maar hij zei dat hij zo bang was als een gek en tot in zijn merg geschokt. Je ziet wat voor soort kerel Harris was. Hij hield ervan komedie te spelen. Het was helemaal niet nodig geweest om Bathwick zo te treiteren, het zou een beste kerel zijn als hij niet zo plechtstatig was. Hoewel, daar gaat het nu niet om. De vraag is, wie doodde Harris? Ik zal u meteen morgenvroeg de namen van de advocaten brengen en alle papieren die ik kan vinden, goed?' 'Heel graag,' zei ik, proberend het niet al te begerig te laten klinken. 'Bedankt dat u het me verteld hebt.'

'Geen dank. Ik wou dat ik werkelijk behulpzaam kon zijn. Er gebeurt hier maar zo zelden iets.' Hij lachte onhandig. 'Dit is een beetje naïef, nietwaar?' mompelde hij. 'Maar u hebt er geen idee van hoe saai het dorpsleven is voor een tamelijk intelligent man, Campion.'

We gingen terug naar de salon. Janet en Bathwick zaten naar de radio te luisteren, maar zij stond op en draaide hem uit toen wij verschenen, en Bathwick zuchtte hoorbaar toen hij me zag. Een ogenblik later kwam Leo binnen, maar hij was totaal in gedachten verzonken en hij excuseerde zich spoedig daarna. Het was logisch dat het feestje vroeg werd opgebroken. Kingston ging naar huis, de tegenstribbelende en smeulende geestelijke met zich mee nemend, en Janet en ik liepen het terras op. Het was warm en de maan scheen, een tamelijk exotische atmosfeer samen met de nachtelijke geuren van de bloemen beneden in de tuin en de nachtegalen in de steeneiken. 'Albert...' zei Janet ;ja?'

'Je hebt een paar bijzonder eigenaardige vrienden.' 'O, je komt op school met allerhande mensen in aanraking,' zei ik, me verwerend, in gedachten nog steeds bij Peters. 'Het is net alsof je met een boel eieren omgaat. Je weet niet uit welk ei iets bepaald onaangenaams te voorschijn komt.' Ze haalde diep adem en haar ogen glinsterden in het zwakke licht.

'Ik wist niet dat je op een gemengde school hebt gezeten,' zei ze vernietigend. 'Dat verklaart veel, neem ik aan.'

'In zekere zin,' gaf ik mild toe. 'Ik herinner me Miss Marshall. Wat een prima schoolhoofd was ze, wat een kei op het hockeyveld, welk een duivel in het strafwerk geven, en een echte kleine wervelstorm met de roede.'

'Houd je mond,' zei Janet onredelijk. 'Wat vind je van Bathwick?'

'Een beste kerel,' zei ik plichtsgetrouw. 'Waar woont hij?'

'Op de pastorie, net achter Knights. Waarom?'

'Heeft hij een aardige tuin?'

'Heel aardig. Waarom?'

'Grenst zijn tuin aan die van Knights?'

'De tuin van de pastorie loopt tot aan het bosje kastanjebomen aan de achterkant van Poppy's huis.

Waarom?'

'Ik houd ervan om iemands achtergronden te kennen,' zei ik. 'Hij is nogal gek op je, is 't niet?' Ze gaf me geen antwoord, en ik geloof dat zij deze vraag als een uiting van slechte smaak beschouwde. Tot mijn verbazing voelde ik hoe ze naast mij rilde. 'Albert,' zei ze heel zacht, 'weet jij wie deze beestachtige moord heeft bedreven?' 'Nee, nog niet.'

'Denk je dat je erachter zult komen?' Ze fluisterde bijna.

'Ja,' zei ik. 'Ik kom er wel achter.'

Ze legde haar hand in de mijne. 'Leo is erg dol op Poppy,' mompelde ze.

Ik hield haar hand stevig vast. 'Leo heeft er even weinig idee van wie Harris vermoordde als een pasgeboren baby,' zei ik.

Ze rilde weer. 'Dat maakt het nog erger, vind je niet? Het zal zo'n verschrikkelijke schok voor hem zijn als hij - hij moet het weten.' 'Poppy?' zei ik.

Janet greep mijn arm vast. 'Ze zouden haar allemaal beschermen, denk je niet?' zei ze onvast. 'Zij heeft tenslotte het meeste te verliezen. Ga terug naar de stad, Albert. Geef het op. Zoek het niet uit.' 'Denk er niet meer aan,' zei ik. 'Denk er nu maar niet meer aan.'

Een poosje liepen we zwijgend heen en weer. Janet droeg een blauwe japon en ik zei dat ik die mooi vond. Ze droeg ook haar haar in een knot laag in haar nek, en ik zei dat ik dat eveneens mooi vond. Na een poosje gaf ze mij een complimentje. Ze zei dat ik een bijzonder eerlijk mens was, en dat het haar speet die middag in een zekere kwestie aan mijn woord te hebben getwijfeld. Ik vergaf het haar graag, om niet te zeggen vurig. We keerden terug naar de openslaande deuren, en hadden juist besloten om tenslotte toch maar niet naar binnen te gaan, toen er iets gebeurde dat even onvoorzien als ongelukkig was. Pepper kwam naar buiten, zachtjes fluitend. Hij vroeg om excuus, zei hij, maar er was een Miss Effie Rowlandson gekomen, die Mr. Campion wilde spreken en hij had haar in de ontbijtkamer gelaten.