4

Zaterdag 7 maart

Het lukte me niet om je buiten mijn gedachten te plaatsen. Woensdagavond waren Menno en ik alleen thuis. Hij greep me vast en keek me aan. 'Dit gaat niet goed,' zei hij. 'Zeg eens eerlijk waar je over nadenkt. Wat je wilt.'

'Ik wil naar haar toe.' Toen het hoge woord eruit was, begon ik te huilen.

Hij startte de auto en reed me naar het ziekenhuis waar je lag. Hij vroeg me of ik liever alleen met je wilde zijn. Maar ik wilde juist dat hij meeging. Ik wilde dat je zag dat het mij gelukt is om een fatsoenlijke en integere vent te vinden. Dat het gemis van een basisveiligheid me niet klein heeft gekregen. Dat ik. jou niet achterna ben gegaan op je desolate levenspad.

Ik herkende je bijna niet.

Er lag een uitgemergeld lijf met een dikke buik en een knalgeel, kaal hoofd in bed. Ik dacht eerst dat je al comateus was, maar toen we een minuut of drie naast je bed stonden, opende je opeens je ogen.

Je keek naar me. Je keek naar Menno. En opnieuw naar mij. Je wist wie ik was.

Je zag er verschrikkelijk uit. Ik. kon me niet voorstellen dat je de nacht nog zou halen. Het leek erop of de dood al naast je lag. Of hij al in je zat. Je leek al dood. Maar je ademde, je borstkas bewoog. Je ogen riepen me naderbij. Ik stond dicht naast je bed. maar ik raakte je niet aan. Ik kon het niet. Je noemde mijn naam. Ik moest me vooroverbuigen om je te kunnen verstaan. Ik begreep dat je iets tegen me wilde zeggen, En het was er weer: de hoop. Ik hield mijn adem in om je te kunnen horen.

'Nooit geantwoord, 'fluisterde je. Je hebt nooit geantwoord. Nooit geld gestuurd. Je hebt me laten verrekken.'

Ik ging rechtop staan en vroeg me af of ik je werkelijk had horen zeggen dat ik nooit had geantwoord en je had laten verrekken. Ik kon het me niet voorstellen.

Menno pakte mijn arm vast. 'Dit leidt tot niets, denk ik,' zei hij. ' Wil je dit jezelf nog aandoen?'

Ik schudde hem van me af en boog me opnieuw naar je toe. 'Heb ik het goed verstaan? Heb je naar me gewaagd om mij verwijten te maken? Is dat alles wat je me te zeggen hebt? Dat ik had moeten antwoorden en dat ik je heb laten verrekken? En hoe zit het dan met je eigen rol?'

Je knipperde een paar keer met je ogen. 'Ik heb de stem van Jezus gehoord. Dat betekent dat ik ben uitverkoren. Ik heb mijn best gedaan. Ik heb het goed gedaan. 'Je ogen vielen dicht. Je begon te snurken.

Menno en ik staarden elkaar verbijsterd aan. We hebben nog minstens vijf minuten naast je bed gestaan en naar je gesnurk geluisterd. Ik weet nu dat ik eigenlijk stond te wachten op het moment dat je je laatste adem uitblies. Ik wilde zien dat je stierf. Maar ook die wens heb je niet vervuld.

We spraken niet toen we naar buiten liepen. Niet toen we in de auto stapten, niet op weg naar huis. Pas toen we thuis waren, konden we weer praten. Maar we hebben niet veel woorden meer aan je verspild.

De volgende morgen ging om tien uur de bel. Ik wist zonder gekeken te hebben wie er voor de deur stond dat de mensen van je kerk er weer waren. Ze kwamen hun deelneming betuigen met het overlijden van mijn moeder en prezen hun heer dat hij haar zo kalm en vredig had laten inslapen. Ik heb ze niet binnengelaten. Ik heb ook de rouwkaart die vanmorgen in de bus viel niet geopend. Ik. hoef niet te weten wanneer je wordt begraven en hoe dat feest georganiseerd is.

Je bent dood. Je hebt het leven verlaten. Het leven waar je niets van hebt gemaakt. Dat was je eigen keuze. Zou het je lukken om te rusten in vrede? Ik zal er niet van opkijken.