8

Nu ik beter naar haar kijk, ontdek ik steeds andere gelijkenissen. Ze heeft mijn neus. Ze gebruikt geen make-up en dat zou wel eens kunnen betekenen dat ze er ook overgevoelig voor is.

Ze heeft in de gaten dat ik naar haar zit te staren. 'Wij kennen elkaar toch niet ergens van?' informeert ze. 'U zit naar me te kijken alsof u zich wilt herinneren waar u me eerder hebt gezien.'

'Dat klopt. Je hebt iets bekends.' Ik begeef me op glad ijs. Laat ik uitkijken met wat ik zeg.

'Ik heb een tamelijk alledaags gezicht,' lacht ze. 'Het overkomt me vaker dat mensen denken dat ze me ergens van kennen. En ik maar mijn best doen om heel speciaal te zijn. U had me eens moeten zien toen ik zestien was. Ik verfde me zo heftig dat ik op iedereen leek, behalve op mezelf. En dat moest ik bekopen met vreselijke allergieaanvallen. Ik ben overgevoelig voor make-up. Dat is een ramp, ik krijg overal jeuk van.'

Nu zou ik haar kunnen vertellen dat ik zelf een merk heb ontdekt waar ik in ieder geval geen last van heb. Maar ik realiseer me dat ze dan vragen kan gaan stellen over mijn ervaringen en dat we zullen ontdekken dat die sterk overeenkomen. Ze is slim, dat merk ik aan alles wat ze zegt. Ze kijkt scherp. Ze denkt na. Ze zou een verband kunnen leggen tussen haar en mij. Ik verwerp deze mogelijkheid al op het moment dat ik het bedenk. Ik zie spoken, ik draaf door. Waar Chantal ook mee bezig is, niet met haar afkomst. Ze zei het toch zelf? Het voegt niets meer toe. Ze was aanvankelijk nog geïnteresseerd in mogelijke genetische afwijkingen die ze geërfd had van haar biologische familie. Maar nu ze geen kinderen meer kan krijgen, is die interesse verdwenen. Ze wil niet weten hoe haar eigen moeder eruitziet, wie ze is, waar ze van houdt, waarom ze haar heeft afgestaan. Ze heeft een veilige jeugd gehad en staat stevig in haar schoenen. Ze heeft een moeder. Dat is goed. Ik zou tevreden moeten zijn. Er zou een last van mijn schouders moeten vallen. Waarom voel ik dat dan niet? Waarom drukt er juist een last op mijn schouders? Waarom verkrampt mijn maag, trillen mijn handen, bonkt mijn hart?

Waarom zou ik het liefst de deur uit rennen, in mijn auto stappen en zomaar ergens naartoe rijden? Waarom wil ik alles en iedereen opeens achter me laten? Hoe is het mogelijk dat ik me bij deze sympathieke mensen zo slecht voel? Zo onbeschaafd, zo besmeurd, zo intens smerig?

Waarom kan ik niet ophouden met denken aan de manier waarop mijn kind is verwekt?