25

December 1864

'Kan dit werkelijk al de vierde Kerst zijn sinds we in oorlog zijn?' vroeg Caroline zich hardop af. Ze was op kerstmorgen wakker geworden door het klokgelui van de nabijgelegen St. John's.
'Ja missy, ik heb ze ook geteld,' antwoordde Ruby. 'En ik heb Meester Jezus gevraagd of dit alsjeblieft de laatste mag zijn.' Ze stond op van haar matras in Carolines kamer. Sinds Isaac geboren was, had Ruby Tessies plaats ingenomen als kamermeid. Nu liep ze snel naar de haard en begon erin te porren om de sintels weer nieuw leven in te blazen.
'Laat het vuur maar uit, Ruby. We moeten zuinig zijn met brandhout.'
'Maar het is hier veel te koud om je aan te kleden. Je zou nog ziek worden.'
'Ik zal me snel aankleden. Ik hoef al die hoepelrokken en onderjurken niet aan te trekken. Beneden in de keuken zal het lekker warm zijn.'
Caroline kon echter niet voorkomen dat ze rilde toen ze op de koude vloer stond te wachten tot Ruby de veters van haar korset had vastgeknoopt en haar had geholpen haar keurslijf vast te maken. Ze deed twee paar kousen aan om warme voeten te houden, hoewel haar schoenen dan eigenlijk te strak zaten. Ruby borstelde snel haar haar en stak het op.
De kerkklokken beierden luider toen Caroline buiten kwam om naar de keuken te gaan. Het carillon van de St. Paul's in het centrum en van nog tientallen andere kerken in de stad hadden zich bij het klokgelui van de St. John's aangesloten, ieder met zijn eigen klank. Ze wilde wel dat het gelui zou stoppen. Het herinnerde haar eraan dat het Kerst was en Kerst herinnerde haar aan Charles en aan hun verloving vijf jaar geleden. Ook Sally zou vanmorgen aan haar verloving met Jonathan denken en bidden dat ze geen weduwe zou zijn.
In het donker had Caroline de vorige avond zachtjes in haar kussen liggen huilen en ernaar verlangd de kerstnachtdienst in de prachtige St. Paul's te kunnen bijwonen. Omdat ze huisarrest had, was ze in geen weken naar de kerk geweest. Ze vroeg zich af of Charles wel naar de kerk was gegaan als hij voldoende hersteld was om zijn bed en huis te verlaten.
Zodra Caroline de keuken binnenkwam, zorgde de kleine Isaac ervoor dat ze haar verdriet vergat. Hij rende met uitgestrekte armpjes op haar toe en was, net als iedere dag, overgelukkig dat hij haar weer zag. Ze tilde hem op en kuste hem op zijn zachte wangetjes. Ze kreeg er een natte zoen van hem voor terug. Het was een prachtig kind met de amandelvor-mige ogen van Tessie Josiah's zwarte huid en Eli's brede glimlach.
'Gelukkig Kerstfeest, Isaac,' zei Caroline, terwijl ze zijn wollige haardos streelde. 'Je weet nog niet wat dat betekent, hè?'
'O, dat weet hij best, hoor,' zei Tessie. 'weet je niet dat zijn opa hem alles over het kindje Jezus in de kribbe heeft verteld, over de zingende engelen en de herders die kwamen kijken? Dat jochie zal de hele Bijbel uit zijn hoofd kennen nog voor hij tanden heeft.'
'Het kan dan wel Kerst zijn,' zei Esther zuchtend,'maar het kerstdiner zal dit jaar niet zoveel voorstellen. We eten dezelfde dingen die we iedere dag eten — gedroogde erwten, gezouten varkensvlees en deze aardappels hier.'
Eli kwam net de keuken binnen met wat brandhout en hij hoorde Esther klagen. 'Weet je wat de Bijbel zegt over een karig maal?' vroeg hij. 'Hij zegt dat het beter is een stuk oud brood te eten in een keuken vol liefde dan een uitgebreide maaltijd in een paleis waar iedereen de hele dag ruzie met elkaar maakt.'
'Nou, we hebben hier een heleboel liefde,' zei Esther,'maar dat is dan ook zo ongeveer alles wat we hebben.'
'Het ruikt hier heerlijk,' zei Caroline, de lucht opsnuivend.
'Wat ben je in de oven aan het bakken?'
'O, dat zijn maar zoete aardappelen met gierststroop en wat kruiden. Dan proeft het misschien een beetje als een aardappelsalade - zonder korst natuurlijk, want we hebben geen meel meer.'
Ondanks zichzelf dacht Caroline opnieuw aan Charles en zijn familie. Omdat de tarweoogst in de Shenandoahvallei in handen van de vijand was gevallen, waren hun maalderijen zo goed als stil komen te liggen. Tessie had via de praatjes onder de slaven gehoord dat meneer St. John Josiah verhuurd had aan de mijnen om wat extra geld te verdienen.Tessie had haar man niet meer gezien sinds de avond dat hij Charles naar het ziekenhuis had gebracht. Maar in al de jaren dat Tessie gescheiden van haar man had moeten leven, had Caroline nog nooit een klacht van haar gehoord of haar zien huilen. Ze wilde Tessie weleens vragen wat het geheim was om te kunnen vergeten. Hoe lang zou het duren voordat zij de man kon vergeten van wie ze hield en aan wie ze iedere dag moest denken, en zich dan afvroeg waar hij zou zijn en wat hij zou doen?
Toen hun eenvoudige maaltijd op tafel stond, klom Eli de ladder op naar de zolder om Gilbert wakker te maken die toestemming had gekregen om uit te slapen. De twee mannen bleven om de beurt 's nachts op om over Carolines bezittingen te waken — vooral over hun schaarse voedselvoorraden en hun brandhout, 's Nachts dwaalden er hongerige mensen in de belegerde stad rond, die alles stalen wat ze maar konden vinden.
Toen iedereen aan tafel zat, bad Eli om een zegen. 'God, ik dank U voor dit eten en ik vraag U de arme mensen die zelfs dit niet hebben, te zegenen. Ik dank U dat meneer Lincoln in het Noorden de verkiezingen heeft gewonnen, omdat hij beloofd heeft ons, zwarte mensen, allemaal de vrijheid te geven. Ik dank U voor het zenden van Uw Zoon op deze blijde dag en voor het feit dat U ons zo liefheeft dat U ons als Uw familie heeft aangenomen. Dank U, Meester Jezus. Amen.'
Caroline keek de kring van haar bedienden langs en dankte God in stilte dat ze haar in hun familiekring hadden opgenomen. Haar eigen vader en moeder mochten er dan voor gekozen hebben haar te verlaten, maar Tessie en Eli waren gebleven, ook al betekende dat dat ze hun kans op vrijheid opgaven. Ze dacht terug aan haar gesprek met Eli van lang geleden over Rachab de spion, die haar stad had verraden, maar die later een stammoeder van Christus werd. Misschien had Eli gelijk; misschien gaf God iets terug voor datgene wat verloren was gegaan.
'Ik denk dat de oorlog nu wel gauw voorbij zal zijn,' zei Eli onder het eten. 'Denk je ook niet, missy?'
'Ja,' antwoordde ze, 'iedereen die realistisch is en gelezen heeft over al de verliezen die we onlangs geleden hebben, moet weten dat het spoedig afgelopen zal zijn. En dat het Zuiden verloren heeft.'
Volgens de kranten had generaal Sherman zijn belofte om de stad Savannah als kerstcadeau aan president Lincoln te geven net op tijd ingelost. Maar het nieuws over de verwoesting, die Sherman in zijn kielzog had achtergelaten, deed Caroline walgen van de Yankees. Hoezeer ze er ook naar verlangde dat de slaven geëmancipeerd zouden worden, ze vond de verschrikkelijk hoge prijs die ervoor betaald moest worden, heel erg.
'Nu onze vrijheid ophanden is,' vervolgde Eli, 'moeten we over de toekomst na gaan denken — wat we zullen gaan doen als we eenmaal vrij zijn. En wat nog belangrijker is, welke taak God ons vraagt voor Hem te gaan doen. We zullen eens een rondje maken en iedereen hier aan tafel laten vertellen waarvan hij of zij droomt. Dan weten we hoe we voor elkaar in het komende jaar moeten bidden.'
Iedereen knikte toen Eli hen een voor een aankeek. Caroline had niemand van haar bedienden verteld dat de straf voor haar spionage verbanning zou zijn. Als de oorlog niet voor het voorjaar afgelopen zou zijn, voor de volgende uitwisseling van gevangenen, zou ze zeer waarschijnlijk uit haar huis verbannen en naar het Noorden gestuurd worden. Maar terwijl ze naar de toekomstplannen van haar bedienden luisterde, nam ze zich voor de dag niet te bederven door hun te vertellen wat haar te wachten zou staan.
'Goed dan,' zei Eli. 'Ik denk dat ik maar zal beginnen... Als ik vrij zal zijn, wil ik een kerk beginnen waarin ik preken kan over de liefde van Meester Jezus. Ik geloof dat Hij mij vraagt Hem te helpen aan alle zwarte mensen te leren hoe ze hun nieuwe Meester moeten dienen.' Hij richtte zich tot Esther die naast hem zat.
'Nou Eli,' zei ze fronsend, 'je weet wel dat God aan mij niet zulke mooie plannen geeft als aan jou.'
'Dat doet er niet toe,' zei hij.'God heeft mensen nodig om allerlei dingen te doen, grote en kleine dingen. Vertel ons maar gewoon wat je op je hart hebt.'
'Nou... ik zou weer graag kokkin willen worden, weer graag volop eten in deze keuken hebben, zodat ik de mensen van wie ik houd, weer te eten kan geven. Ik zou graag willen dat mijn zoon, Josiah, naar huis komt. En ik wil deze kleinzoon van mij graag zien opgroeien tot een man. Dat is alles.'
'Dat zijn mooie dingen om te wensen,' zei Eli. 'Hoe staat het met jou, Gilbert?'
Hij staarde zo lang naar zijn bord dat Caroline dacht dat deze gewoonlijk zo stille man niet bereid was om zijn toekomstplannen met de anderen te delen. Toen hij dat uiteindelijk toch deed, verraste hij haar.
'Ik bid voortdurend dat je vader weer thuis zal komen, missy Caroline. En als hij dat doet... nou, dan zou ik graag op een van zijn schepen gaan werken. Ik heb de zee nog nooit gezien. Ik zou graag naar een van die eilanden varen waar ze suikerriet verbouwen. Ik heb gehoord dat daar aardige vrouwen wonen en ik zou daar graag een vrouw gaan zoeken.'
Vervolgens was Luella aan de beurt. Ze sprak met een hoogrode kleur zonder iemand aan te kijken. 'Ik heb Gus beloofd met hem te trouwen als we vrij zijn. Voor hij wegliep, was Gus de koetsier van juffrouw Sally Hij moet een huis voor ons vinden waarin we kunnen gaan wonen en dan weer terugkomen om mij te halen.'
Caroline kromp even in elkaar toen ze aan Sally en Charles herinnerd werd — en aan haar eigen onwetendheid over het leven van haar bedienden. Tijdens al die jaren dat de familie St.John haar had bezocht, was het Caroline nooit opgevallen dat hun koetsier en Luella verliefd op elkaar waren.
'Gus is een goede man,' zei Eli.'Hij zal zich aan zijn woord houden... En wat zou jij willen gaan doen, Ruby?'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit plannen gemaakt heb, Eli. Ik heb voor je moeder gezorgd, missy Caroline, en nu zorg ik voor jou. Ik zou graag voor jouw kinderen en kleinkinderen willen zorgen als ik dat mag doen.'
Caroline vocht tegen haar tranen. 'Heel graag, Ruby,' zei ze. Maar ze had geen enkele hoop dat ze nog ooit van een andere man dan Charles zou kunnen gaan houden. En ze kon zich ook niet voorstellen dat ze zelf ooit kinderen zou hebben waar Ruby voor zou kunnen zorgen.
Toen was Tessie aan de beurt. 'Ik bid dat God Grady thuis zal brengen,' begon ze.
'Hoe oud zal die jongen nu zijn?' vroeg Esther.
'Bijna twintig. Ik denk nog steeds aan hem als mijn kleine jongen, maar hij is nu natuurlijk een man geworden. En ik wil natuurlijk dat Josiah naar huis komt. Ik zou graag willen dat we nu eindelijk allemaal bij elkaar kunnen gaan wonen -ik en Josiah en Grady en Isaac. En dat we nooit meer van elkaar gescheiden zullen worden. Missy Caroline, jij bent ook mijn kind, dus ik hoop dat Ruby het goed zal vinden als ik ook voor je kinderen en kleinkinderen zal zorgen.'
'Natuurlijk,' zei Ruby. 'Ieder kind in de wereld heeft toch twee grootmoeders nodig.'
Caroline glimlachte, hoewel ze niet durfde te geloven dat de dromen van haar bedienden zouden uitkomen. Ze dacht terug aan een avond in Philadelphia, heel lang geleden, toen haar nicht Julia haar kussen had omhelsd en net had gedaan of het haar man was. Caroline had het ook geprobeerd, maar was tot de conclusie gekomen dat het kussen geen gezicht had, dat ze zich niemand kon voorstellen met wie ze zou willen trouwen. Jaren later was dat nog steeds zo. Als ze probeerde zich Charles' gezicht voor de geest te halen, zag ze het zoals ze dat voor het laatst had gezien, zijn ogen vol boosheid en verdriet om haar verraad.
Na een poosje merkte Caroline dat het stil geworden was in de keuken. Ze keek op. 'En hoe staat het met jou, liefje?' vroeg Tessie.
'Ik zou graag willen dat de oorlog voorbij was,' zei Caroline met schorre stem.
'Amen. Maar daarna dan?' vroeg Eli zacht.
Caroline veegde een traan weg. Ze had gebeden dat Charles zou blijven leven en God had haar verhoord. Diep in haar hart was het enige wat ze wilde dat Charles haar zou vergeven, dat hij weer van haar zou houden zoals vroeger. Maar dat zou niet gebeuren. Een jaar geleden had ze die droom losgelaten, toen ze haar trouwjapon aan Sally had gegeven. Er was geen andere droom voor in de plaats gekomen.
'Ik bid dat papa veilig thuis mag komen,' zei ze ten slotte. 'En ook mijn neef Jonathan... en verder heb ik er niet zoveel over nagedacht.'
'Goed,' zei Eli. 'Laten we bidden... Meester Jezus, U ziet al onze dromen en U kent onze harten. U houdt onze toekomst in Uw handen. We kunnen bidden: "Uw wil geschiede" met blijdschap in ons hart omdat er hoop ligt in dat gebed - hoop omdat U van ons houdt en Uw wil het beste voor ons is. Neem onze dromen en Uw dromen, God, en maak die tot een en dezelfde. In de naam van Meester Jezus, amen.'
Terwijl Eli bad, voelde Caroline Gods nabijheid zoals ook een jaar geleden in Sally's slaapkamer. Ze realiseerde zich dat ze in haar hart nog steeds aan Charles hing en hoopte dat hij haar terug zou nemen — zoals ze ook aan haar trouwjapon en uitzet had gehangen, lang nadat de voorgenomen trouwdatum gekomen en verstreken was. Opnieuw opende Caroline haar hart en handen voor God en gaf ze haar liefde voor Charles over aan Zijn wil. Tegen de tijd dat Eli 'amen' zei, voelde Caroline een stille vrede - hoewel het verschrikkelijke verdriet om het verlies van Charles er nog steeds was.
'En nu hebben we een verrassing voor je, liefje,' zei Tessie.
Caroline deed haar ogen open en keek op. Al haar bedienden keken naar haar. Tessie gaf Isaac aan Eli en liep naar de haard om de Bijbel van de schoorsteenmantel te halen. 'We hebben allemaal heel lang aan deze verrassing gewerkt,' zei ze terwijl ze de Bijbel bij een bladwijzer opensloeg, 'maar we hebben het bewaard voor een bijzondere dag als Kerst. We willen je iets laten horen.' Ze gaf de opengeslagen Bijbel aan Ruby.
'Looft de Here, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid,' las Ruby voor, ieder woord langzaam en zorgvuldig uitsprekend. 'Dat de verlosten des Heren zo spreken, die Hij uit de macht van de tegenstander heeft verlost en uit de landen heeft verzameld, van het oosten en van het westen, van het noorden en van de zee.'
Ruby gaf de Bijbel door aan Luella die begon te lezen: 'Er waren er, die dwaalden in de woestijn, op een eenzame weg, een stad ter woning vonden zij niet; hongerig waren zij, ja dorstig, hun ziel versmachtte in hen.'
Vervolgens nam Gilbert de Bijbel over. 'Toen riepen zij tot de Here in hun benauwdheid,' las hij,'en Hij redde hen uit hun angsten; Hij deed hen treden op een effen weg om te gaan naar een stad ter woning.'
Gilbert gaf het boek aan Esther.'Dat zij de Here loven om Zijn goedertierenheid en om Zijn wonderen aan de mensenkinderen, omdat Hij de dorstende ziel heeft gelaafd en de hongerende ziel met het goede vervuld.'
Caroline kon nauwelijks een woord uitbrengen. Haar bedienden konden lezen! 'Hoe...?'
'Je bent zo'n goede onderwijzeres,' zei Tessie. 'Het enige wat ik gedaan heb, is hun vertellen wat jij mij verteld hebt. Jij bent degene die hun in feite lezen hebt geleerd.'
'Ze heeft gelijk,' zei Eli. 'Jij hebt het zaad gestrooid en God heeft het laten groeien zonder dat je het zag.'
'Je moet na de oorlog onderwijzeres worden,' zei Tessie. 'Heel veel zwarte mensen zullen er een nodig hebben.'
'Vond je het een leuke verrassing, missy Caroline?' vroeg Gilbert verlegen.
'Ja,' zei ze met tranen in haar ogen. 'Het is het mooiste cadeau dat iemand mij ooit heeft gegeven.'
'O nee, liefje,' zei Tessie terwijl ze haar omhelsde. 'Jij bent degene die ons het cadeau heeft gegeven.'

Voorjaar 1865

Caroline vouwde de krant zorgvuldig op en weerstond de aandrang om hem te verfrommelen en in de haard te gooien. Het papier waarop hij gedrukt was, was van zo'n slechte kwaliteit dat, als ze er niet voorzichtig mee zou omgaan, de anderen hem niet meer zouden kunnen lezen. Maar Tessie, gevoelig voor stemmingen, merkte hoe gefrustreerd ze was.
'Ik neem aan dat het geen goed nieuws is dat je zojuist gelezen hebt.'
'Nee, het is verschrikkelijk. De vredesonderhandelingen in Fort Monroe zijn op een mislukking uitgelopen. President Lincoln eist onvoorwaardelijke overgave en dat weigeren de Confederalen natuurlijk. Ze staan nog steeds op "handhaving van hun instituties" — waarmee ze natuurlijk de slavernij bedoelen.'
'God zij ons genadig,' zei Esther. 'Begrijpen die Rebellen dan niet dat het geen zin heeft om voor handhaving van de slavernij te vechten als alle slaven eerst zullen omkomen van de honger?'
'Het andere grote nieuws is,' vervolgde Caroline, 'dat het Confederale Congres een wet overweegt om de slaven onder de wapens te roepen.'
'Bedoel je dat ze in het leger moeten gaan vechten? Voor het Zuiden?' vroeg Tessie stomverbaasd.
'Ja. De krant zegt dat generaal Lee daar al heel lang voor pleit omdat hij dringend behoefte aan mannen heeft. Duizenden manschappen zijn met verlof naar huis gegaan en zijn daarna niet meer teruggekomen. Hij kan generaal Grant dit voorjaar onmogelijk verslaan als hij niet meer soldaten krijgt.'
Tessie schudde verbaasd haar hoofd. 'Ze trekken slaven dus een uniform aan en geven hun wapens? Zijn ze dan niet bang dat we die wapens op hen zullen richten?'
'Ik denk van niet. Het laat wel zien hoe vastbesloten het Zuiden is om door te blijven vechten — en hoe wanhopig ze zijn.' Caroline herinnerde zich nog goed hoe verbijsterd en woedend het Zuiden was geweest toen ze voor het eerst met zwarte soldaten te maken kregen die voor de Federalen vochten. Nu ze hadden gezien hoe goed de negers konden vechten, waren ze van plan om ze ook in het Confederale leger op te roepen.
'Ze zullen Eli en Gilbert toch niet oproepen?' vroeg Ruby.
Caroline schudde haar hoofd. 'Ze kunnen niemand oproepen zonder toestemming van hun eigenaar. En die geef ik natuurlijk nooit.'
'Misschien zijn ze in het leger wel beter af,' mompelde Esther, die een karig maal van maïsbrood stond klaar te maken. 'Misschien krijgen ze als soldaten eindelijk weer voldoende te eten.'
'Nee, ik denk niet dat de soldaten beter te eten hebben dan wij,' zei Caroline.'In de krant was een hele pagina gewijd aan de oproep van de commissaris generaal, samen met een smeekbede van generaal Lee, waarin de mensen wordt verzocht alle extra voedselvoorraden aan het leger over te dragen, zodat ze hun halfverhongerde soldaten kunnen voeden.'
Esther snoof verachtelijk. 'Alsof we nog iets extra's zouden hebben om over te dragen!'
Toen het tijd werd voor het middagmaal kwam Eli thuis. Caroline had hem die morgen naar de stad gestuurd en ze wilde graag weten wat voor nieuws hij van de andere bedienden in de stad had opgevangen. Omdat ze al die maanden haar huis niet uit mocht, was het roddelcircuit van de bedienden haar enige bron geworden voor nieuws over Charles en zijn familie.
'Ik zag vanmorgen een hele bende Rebellensoldaten door de stad trekken,' zei Eli nadat hij om een zegen had gevraagd. 'Ze trokken naar het zuiden. Ik wil je wel zeggen dat ik er vast van overtuigd zou zijn geweest dat ik een troep slaven naar de katoenvelden zag lopen als ze geen witte gezichten hadden gehad. Ze zien er bijzonder zielig uit, uniformen aan flarden, schoenen die bijna van hun voeten vallen, hoofden gebogen... en hun paarden zijn vel over been.'
'Heb je een van de bedienden van de familie St. John gesproken?' vroeg Caroline.
Eli boog zijn hoofd en concentreerde zich op zijn bord met eten alsof hij haar niet had gehoord. Dat kon maar één ding betekenen - hij had slecht nieuws waarover hij niet wilde praten. Caroline legde haar vork neer.
'Vertel op, Eli. Alsjeblieft. Je weet toch wel dat onzekerheid een grotere kwelling is dan het horen van de waarheid?'
Toen hij nog steeds niet antwoordde, zei Esther: 'Vertel het nu maar, anders krijgt dat kind geen hap door haar keel.'
Eli zuchtte. 'Meester Charles is weer teruggekeerd naar het leger om te vechten.'
Caroline sloot haar ogen. Het werd even heel stil in de keuken. Zelfs de kleine Isaac scheen de algehele ontsteltenis aan te voelen en maakte geen enkel geluid.
'Is Charles dan weer helemaal genezen van zijn verwondingen?' vroeg Caroline toen ze haar ogen eindelijk weer opendeed. Het duurde even voor Eli antwoord gaf.
'Zijn schouder is nog steeds stijf en hij trekt een beetje met zijn been, maar toch besloot hij terug te gaan. Hij heeft ruzie met zijn vader gemaakt omdat die wil dat Charles thuis zal blijven - maar meneer St. John is te ziek om hem tegen te kunnen houden. Dat is alles wat ik weet, missy, echt waar.'
Caroline excuseerde zich en ging naar haar kamer. Het is allemaal voor niets geweest, dacht ze. Over een paar weken zou het voorjaar aanbreken en de oorlog weer beginnen. Deze keer had ze niets om God aan te bieden in ruil voor Charles' leven. Ze had haar toekomst met hem weggegeven, zodat Charles zou leven. Maar nu ging hij weer terug naar de loopgraven bij Petersburg, waar hij grote kans liep om te sneuvelen. De Rebellen zouden deze oorlog ongetwijfeld verliezen en dan zou haar offer — en Charles' leven — tevergeefs gebracht zijn.
Ze stond voor het raam van haar kamer naar buiten te turen, huiverend in het onverwarmde vertrek, toen ze een stem achter zich hoorde. 'Missy Caroline...' Ze draaide zich om en was verbaasd Eli in de deuropening te zien staan. 
Behalve in de nacht waarin Robert ontsnapt was, had hij het nooit gewaagd ongevraagd in het grote huis te komen, laat staan naar haar kamer te gaan. Meer dan wat ook maakte het Caroline duidelijk hoezeer haar wereld veranderd was.
'Missy, ik weet dat je dit niet zult willen horen... maar je moet meester Charles in Gods handen overgeven en op Hem vertrouwen, wat er ook gebeurt.'
'Waarom moest hij teruggaan om te vechten?' riep ze uit. 'Ik gaf God het enige wat ik had overgehouden — mijn toekomst met Charles - zodat Hij ervoor zou zorgen dat hij in leven bleef. Maar mijn offer zal voor niets zijn geweest als Charles weer teruggaat en sneuvelt.'
Eli fronste zijn voorhoofd toen hij aarzelend een paar stappen de kamer in kwam.'Wilje mij soms vertellen dat je probeert met God een soort overeenkomst te sluiten?'
'Ja. Daarom heeft Hij mijn gebeden verhoord en Charles in leven gehouden.'
'Nee, missy... nee,' zei hij, zijn hoofd schuddend.'Dat is niet de manier waarop God dingen tot stand brengt. Je kunt niet met Hem onderhandelen en afdingen alsof Hij een marktkoopman is. Hij heeft meester Charles in leven gehouden omdat Hij een doel met zijn leven heeft, niet omdat jij Hem daarvoor iets in de plaats hebt aangeboden. Zou je zo'n God willen? Iemand Die je kunt sturen en je wil opleggen — een God Die doet wat jij wilt als je Hem daar maar iets voor teruggeeft? Zou je willen dat Hij zo de wereld regeert?'
Ze dacht aan alle mensen, in het Noorden en in het Zuiden, die in hun kerken knielden en God om tegenovergestelde gunsten vroegen.'Nee...'
'Laat Hem dan alles besturen zoals Hij het het beste weet, overeenkomstig Zijn wil. Vertrouw Hem, missy. Vertrouw erop dat alles watje voor Hem gedaan hebt en dat alles wat je voor Hem hebt opgegeven, een doel heeft. Uiteindelijk krijgen al die dingen een betekenis. Als deze oorlog eindelijk voorbij zal zijn, zullen de dingen zijn zoals Hij dat wil - in het leven van meester Charles, in mijn leven en ook in jouw leven.'

Eind maart laaide de strijd weer in alle hevigheid op. Algauw verspreidde zich het gerucht door de stad dat er hevig gevochten werd om Fort Stedman, even buiten Petersburg. Voor het eerst sinds de oorlog begonnen was, kon Caroline niet naar het kantoor van de Enquirer gaan om naar het nieuws te luisteren of op de verlieslijsten naar Charles' naam te zoeken. Al haar slaven konden lezen, maar ze durfde hen er niet heen te sturen om de lijsten te lezen, uit angst dat ze ontdekt zouden worden. Ze kon slechts in grote onzekerheid leven, bidden voor Charles' veiligheid en wachten tot de lijsten in de kranten zouden staan.
Op 1 april vond er nog een veldslag plaats bij Five Forks. DeYankees verdreven de Confederalen uit hun stellingen ten zuidwesten van Petersburg en kregen de zuidelijke spoorbaan in hun bezit, waardoor de enig overgebleven bevoorradingsroute voor Richmond werd afgesneden.
'Niemand praat er meer over om de Yankees een pak slaag te geven,' meldde Eli toen hij die middag terugkeerde van de stad.'Ze praten er nu over om de stad zo snel mogelijk te verlaten.'
'Het is bijna voorbij,' zei Caroline zacht. 'We hebben zo lang op deze dag gewacht en nu hij eindelijk is aangebroken, ben ik bang, Eli. Wat gaat er nu met ons gebeuren? Ze hebben voortdurend gezegd dat de Yankees als gekken door de stad zouden rennen als ze die eenmaal veroverd hebben, dat ze zullen moorden en verkrachten...'
'Je weet toch wel dat Gilbert en ik geen enkele Yank in de buurt van het huis zullen laten komen? We hebben de pistolen van je vader en die zullen we zeker gebruiken als dat nodig mocht zijn.' Maar Caroline vond het steeds moeilijker worden om 's nachts in slaap te komen.

De volgende morgen, zondag 2 april, ging de zon zo stralend op dat Caroline bijna ging geloven dat de Yankees duizend kilometer ver weg van Richmond gelegerd waren in plaats van nog geen tien. Afgezien van het gelui van de kerkklokken werd de zondagse rust door niets verstoord toen Eli naar de stad ging om het laatste nieuws te horen. Toen hij even voor twee uur weer thuiskwam, liet hij iedereen om de tafel in de keuken plaatsnemen, hoewel het eten nog niet helemaal klaar was.
'In de hele stad wordt erover gepraat dat het leger van Lee in moeilijkheden is. De Yankees zijn op drie plaatsen doorgebroken en het einde lijkt in zicht omdat hij niet voldoende mannen heeft om de Yankees terug te drijven. Generaal Lee heeft een boodschap naar president Davis gezonden toen hij vanmorgen in de kerk zat, en gezegd dat hij en ieder ander maar beter konden maken dat ze uit Richmond wegkwamen.'
'Weet je zeker dat het niet zomaar een gerucht is?' vroeg Caroline.'Ze hebben al eerder gezegd dat de stad ingenomen zou worden en dan bleek het altijd loos alarm te zijn.'
'Nee, deze keer denk ik dat de Yankees er echt aankomen. Als Lee zich met zijn mannen terugtrekt — en dat probeert hij momenteel — zal niemand hen meer tegenhouden.'
'Wat moeten wij doen?' vroeg ze aan de mensen van wie ze hield en die zich om haar heen verzameld hadden.
'Het beste wat we kunnen doen, is bidden,' zei Eli,'en God vragen wat Hij ervan denkt.'
Maar nadat ze gebeden hadden en het karige maal dat Esther had opgediend opgegeten hadden, wist Caroline nog steeds niet of ze nu in Richmond moest blijven of dat ze een veilig heenkomen moest zoeken. 'Wil je mij naar de stad brengen, Eli?' vroeg ze ten slotte. 'Als ik zelf gezien heb wat er gaande is, weet ik misschien beter wat we moeten doen.'
'Je mag toch het huis niet uit?'
'Als al die geruchten waar zijn, zal niemand dat nog iets kunnen schelen.'
Eli maakte het koetsje klaar en ze reden door de volle straten de heuvel af. De meeste mensen trokken naar het westen of het zuidwesten, de enige richtingen die niet geblokkeerd waren door duizenden en nog eens duizenden Yankees. Caroline vroeg zich af hoe zij en Eli ooit weer tegen de stroom in zouden kunnen gaan als ze de heuvel weer op wilden om naar huis terug te keren.
Toen ze het plein voor het Congresgebouw passeerden, zag ze mensen wanhopig bezig regeringsdocumenten uit het gebouw te brengen en op te laden. In het centrum waren alle banken open, ook al was het dan zondag, en de mensen stonden straten ver in de rij om hun laatste geld op te halen. Allerlei soorten wagens en karren reden door de straten en over de bruggen, beladen met koffers en kisten en meubilair. Honderden mensen met grote pakken op hun rug vluchtten te voet over het jaagpad langs het kanaal de stad uit naar Lynchburg. Verminkte soldaten met lijkbleke gezichten strompelden op krukken of werden op zelfgemaakte draagbaren vervoerd. Caroline zag een ontredderde moeder haar drie kinderen op een bokkenwagen laden. Ieder denkbaar transportmiddel werd gebruikt om Richmond zo snel mogelijk te verlaten.
In de hele stad heerste verwarring en chaos die zich verspreidden als een epidemie. Toen ze al die bange gezichten zag, moest Caroline terugdenken aan het verhaal dat Eli haar eens had verteld over die doodsbange mannen die wegvluchtten toen reus Goliat op het toneel verscheen. Alleen de kleine David geloofde in Gods bevrijding. Ze nam een beslissing. 'Ik denk niet dat we ook uit angst moeten wegvluchten, Eli. Jij wel?' vroeg ze hem.
'Nee, missy. Het is niet verkeerd om bang te zijn — dat is heel menselijk. Maar we moeten onze angst aan Meester Jezus geven in plaats van ons door onze verbeelding te laten meevoeren.'
'Laten we weer naar huis gaan.' Maar ook toen ze haar beslissing had genomen en ze weer de heuvel op reden, moest Caroline bidden om haar eigen paniek meester te worden.
Het bleek nog moeilijker te zijn dan ze had vermoed om door de stroom van mensen en voertuigen, die allemaal in de tegenovergestelde richting gingen, heen te komen. Eli moest naast de in paniek geraakte merrie gaan lopen en haar bij de halster vastgrijpen om haar in beweging te krijgen. Ze werden door minstens tien mensen aangehouden die Caroline smeekten hun haar merrie te verkopen om er een oud of ziek gezinslid mee te vervoeren. Ze sloeg ieder aanbod van Confederale dollars, Federale dollars en zelfs goudstukken die wel duizend dollar waard waren, af. Ze begon zich er zorgen over te maken dat iemand het paard gewoon zou stelen en ze hoopte dat Eli een van de pistolen van haar vader had meegenomen.
Toen ze de top van de heuvel bereikten, zag ze een colonne Confederale soldaten op hen toe marcheren. 'We moeten zo snel mogelijk van de hoofdweg af,' riep Caroline. 'Schiet op. Als ze het paard zien, pakken ze het af.'
Maar in plaats van sneller te gaan lopen, bracht Eli het koetsje tot stilstand. 'Spring eruit, missy, en pak die leidsels vast. Zonder koetsje gaat ze sneller.' Zo vlug- als hij kon, maakte hij het paard los, terwijl het geluid van de marcherende soldaten steeds dichterbij kwam. 'Rennen met haar, missy. Door die zijstraat daar. Breng haar zo gauw mogelijk thuis.'
Caroline was haar hele leven bang voor paarden geweest, maar ze wilde het laatste dat ze nog had niet aan de Confederale soldaten kwijtraken. Ze greep de halster vlak bij het bit vast en begon te rennen. Vijf minuten later stommelde ze met bonzend hart het koetshuis binnen. Ze was buiten adem van inspanning, maar het paard was nu tenminste veilig. Toen ze weer op adem was gekomen, stuurde ze Gilbert naar Eli toe om hem te helpen het koetsje naar huis te trekken.
'We blijven,' zei Caroline tegen haar bedienden toen ze allemaal weer bij elkaar waren. 'We zullen het huis en de merrie zo goed mogelijk bewaken, maar zij zijn niet het belangrijkst. Het gaat er in de eerste plaats om dat we het er zelf goed afbrengen.'
Voor Caroline bleek het wachten het moeilijkst - zoals altijd. Ze stond op het balkon van de kamer van haar vader en keek naar de stroom vluchtelingen die over de Mayobrug naar Manchester trok, tot het te donker werd om nog iets te zien. Toen het donker was geworden, hoorde ze de chaos en het lawaai in de straten van de stad - geroep en geschreeuw en het geluid van brekend glas toen het gepeupel de winkels en een aantal verlaten huizen in de stad plunderde. Later hoorde ze dat de bewakers van de stadsgevangenissen allemaal waren gevlucht, waardoor de gevangenen konden ontsnappen en mee gingen plunderen.
Caroline liet haar bedienden dekens en kussens naar de salon brengen, waar ze die nacht zouden slapen met hun kleren en schoenen aan. Ze bonden de merrie op het achtererf vlak bij de deur vast. Eli en Gilbert kregen de pistolen van haar vader. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kwam er van slapen niet veel, alleen Isaac sliep als een roos.
Tegen middernacht hoorde Caroline de stoomfluit van een locomotief — president Davis en de laatste Confederale regeringsleiders verlieten de stad met de laatste trein naar Danville. In het donker lag ze wakker, biddend voor Charles en voor alle mensen die dicht opeengepakt om haar heen lagen en die haar zo dierbaar waren.
Het duurde heel lang voor ze eindelijk in een onrustige slaap viel.