14

Op 20 juli werd ik 's morgens wakker met het besef dat het vandaag mijn trouwdag zou zijn geweest. Ook Sally had er kennelijk aan gedacht, want ze reed Church Hill op om mij te vragen met haar mee te gaan naar het Congres van de Confederatie dat in Richmond voor de eerste keer bijeenkwam. 'Het zal je helpen je gedachten wat te verzetten,' zei ze.
'Maar dat wil ik helemaal niet,' zei ik. 'Ik kan niet anders dan aan Charles denken. Ik weet niet hoe ik het uit moet leggen.' Hoe kon ik iets uitleggen dat zo gevoelsmatig was. Toch geloofde ik dat het mijn gedachten aan hem, mijn wilskracht en mijn gebeden waren die Charles in leven hielden - net zoals een zwemmer, die op het punt staat te verdrinken, blijft watertrappen om boven te blijven.
'Ik begrijp het wel,' zei ze eenvoudig en ze bleef de hele verdere dag bij mij. We lachten, wisselden vertrouwelijke dingen uit en droomden samen over de toekomst als de oorlog eenmaal voorbij zou zijn. Ik praatte over Jonathan en haalde herinneringen op aan Hilltop. Sally vertelde mij verhalen over Charles'jeugd. Toen de zomerzon eindelijk achter de horizon zakte, voelden we ons als zussen — wat we ook geweest zouden zijn als de oorlog er niet tussen gekomen was.
Zondag, 21 juli, was een warme, rustige dag. Ik ging met Sally naar de diensten in St. Paul's en merkte twee dingen op: dat de kerkgangers vrijwel uitsluitend vrouwen waren en dat president Davis niet in zijn kerkbank zat, halverwege het middenpad rechts. Later hoorde ik dat op diezelfde dag, terwijl wij in alle rust zaten te praten, van een heerlijke lunch genoten en 's middags langs de boulevard wandelden, het eerste bloedige gevecht van de oorlog had plaatsgevonden in de buurt van Manassas in Virginia, bij een kreek die Bull Run heette.
Toen ik die morgen te midden van de rustgevende schoonheid van St. Pauls geknield het OnzeVader had opgezegd, had ik er geen idee van gehad dat Charles in een modderige greppel had gelegen, in stilte eveneens het gebed opzeggend, terwijl hij zwermen vijandelijke troepen als een donkerblauwe vloedgolf op zich af zag komen. Ik had niet geweten dat zijn lippen zwart geworden waren omdat hij met zijn tanden ontelbare kordiethoezen opengetrokken had, dat zijn stem schor geworden was van het schreeuwen van de rebellenkreet, en dat zijn handen aan het eind van die dag hadden gebeefd van uitputting en honger. Ik had hem in mijn verbeelding niet gezien toen hij moedig de strijd aanbond met een meedogenloze vijand — zijn geweer ladend, vurend, weer ladend, onder een blakerende zon, terwijl de kogels van de vijand om zijn hoofd floten. Ik had hem niet gezien toen hij voorwaarts trok terwijl de grond onder zijn voeten trilde, het vuur opflitste van de vijandelijke geweren die op hem gericht waren, zijn ogen roodomrand en waterig waren van alle kruitdamp en stof. Ik kon niet weten dat zijn oren tuitten van het oorverdovende lawaai tot hij ten slotte de commando's niet meer kon horen en de Confederale linie bezweek en terugviel. Ook had ik niet geweten dat hij velen van zijn vrienden naast hem plotseling had zien vallen, kronkelend, schreeuwend, stervend, en dat hij over hun lichamen gestruikeld was toen hij zich terugtrok. Terwijl ik pepermuntthee had zitten drinken, had Charles voor het eerst de dood op het slagveld zien rondwaren, had hij gezien hoe het lichaam van mannen werd opengereten en hun ingewanden uitpuilden.
Op die rustige zondag in Richmond hoorden we het eerste nieuws toen Charles' vader laat in de middag van het plein voor het Congresgebouw haastig naar huis kwam. 'De gevechten zijn vanmorgen begonnen bij Manassas Junction,' vertelde hij ons. 'Ze duren al de hele dag.'
Ik bad als nooit tevoren en later hoorde ik dat er een wonder was gebeurd toen de brigade van generaal 'Stonewall' Jackson had standgehouden op de heuvel midden in de Confederale linie, en de versterkingen van generaal Johnston waren gearriveerd, waardoor de slag in het voordeel van de Confederatie werd beslist. Charles leerde de duizelingwekkende euforie van de overwinning kennen toen hij voorwaarts stormde achter de vluchtende vijand aan, waarbij hij hun achtergelaten broodzakken, patroongordels en dekens, die langs de weg lagen, opzijschopte.
Charles' vader keerde naar het Congresgebouw terug om op verder nieuws te wachten, dat uiteindelijk per telegram arriveerde: 'De nacht is gevallen over een zwaarbevochten terrein... Onze troepen hebben een glorieuze overwinning behaald.' Generaal Beauregard, de held van Sumter, had generaal McDowell van de Unie verpletterend verslagen.

Toen een natte en sombere maandag aanbrak, vroeg ik mij af of ik het allemaal gedroomd had. Kon het echt waar zijn dat het Zuiden zo dicht bij de hoofdstad van de Unie zo'n grote overwinning had behaald? Sally en ik wachtten in het rijtuig voor het kantoor van de Enquirer op verder nieuws, terwijl de regen gestadig op het dak van de koets kletterde, van de dakgoten van de gebouwen drupte en over de straten stroomde. De berichten die langzaam binnenkwamen, bevestigden niet alleen dat wij op die bloedige zondag een grote overwinning hadden behaald, maar maakten ook duidelijk dat de Unie verpletterend was verslagen. De Yankees waren in paniek geraakt en waren voor de Rebellen weggevlucht. Ze hadden hun uitrusting en bagage langs de wegen achtergelaten toen ze zich halsoverkop op Washington terugtrokken. Toeschouwers, die er op die prachtige zondagmiddag op uit waren gegaan om de veldslag te zien, waren door hun eigen terugtrekkende soldaten bijna onder de voet gelopen. De kreten:'Op naar Richmond' waren verstomd door het angstgeschreeuw dat hun eigen hoofdstad nu met bezetting werd bedreigd.
Ik hoorde veel politici van Richmond speculeren dat Lincoln wel om vrede zou smeken na deze verbijsterende nederlaag. Nu ze vlak bij huis zo'n bloedbad hadden meegemaakt, zouden de mensen in het Noorden ongetwijfeld de moed verliezen om de oorlog nog verder voort te zetten.
Sally en ik omhelsden elkaar van blijdschap, maar we wisten dat we niet in staat zouden zijn echt feest te vieren zolang we niet wisten of Charles en Jonathan het er goed afgebracht hadden. Iedere overwinning, en zeker als er zo zwaar voor gevochten was, betekende doden en gewonden. Toen we het nieuws hadden gehoord, keerden we naar huis terug. Veel burgers van Richmond begonnen voorbereidingen te treffen voor de stroom van gewonden, die zeker zou volgen.

Op dinsdag ging ik met alle andere vrouwen naar het centraal station om op nieuws over onze soldaten te wachten. Er gingen geruchten rond dat er per compagnie lijsten zouden worden opgehangen, waarop de namen vermeld zouden staan van de mannen die gewond waren geraakt, die vermist werden en die in de strijd gesneuveld waren. Sally en ik stonden hand in hand te wachten.

De trein uit Manassas waarmee president Davis van het slagveld terugkeerde, kwam eindelijk aan. Met hem kwamen de eerste slachtoffers van de strijd mee. De gesneuvelden kwamen in houten kisten aan. Ze werden in onrustbarende aantallen op het perron opgestapeld tot ze naar huis zouden worden gebracht. De gewonden arriveerden op krukken, brancards en zelfgemaakte laadborden — ieder uur kwamen er meer. Terwijl ik hun bleke, ontstelde gezichten afzocht en bad dat ik Charles niet onder hen zou aantreffen, hoorde ik een van de dokters praten met de echtgenoot van mevrouw Goode, een van de stadsbestuurders. Hij smeekte hem meer plaatsen te zoeken waar ze verzorgd konden worden.
'Het universiteitsziekenhuis is vol,' zei de dokter. 'U kunt er niemand meer heen sturen.'
'Alle andere ziekenhuizen puilen ook uit,' antwoordde meneer Goode. 'Wat kan ik eraan doen?'
'U moet meer plaatsen voor hen zoeken waar ze verzorgd kunnen worden.'
'Waar dan?'
'Weet ik veel... breng ze naar particuliere huizen, scholen en hotels - een of andere plaats waar ze uit de zon en het stof zijn. Ergens waar ze kunnen rusten en een slok water kunnen krijgen.'
Overal waar ik keek, zag ik gewonden liggen, wachtend op het perron, het trottoir en zelfs op straat. Sommigen van de mannen kreunden en huilden en smeekten om morfine of een slok water; mannen die ledematen misten, ernstige verwondingen hadden en vuile, bloeddoordrenkte verbanden droegen. Ik was verbijsterd door de wetenschap dat we niet genoeg ziekenhuizen hadden om voor hen allen te zorgen, niet genoeg ambulances om hen te vervoeren, niet genoeg dokters en verpleegsters, bedden en medicijnen.
Sally sloot haar ogen bij het zien van dit alles en weigerde een stap te verzetten toen we bij het kaartjesloket stonden te wachten tot de lijsten zouden worden opgehangen. Ik wilde wel naar huis rennen, maar nog meer wilde ik gaan zoeken naar Charles en Jonathan onder al die verminkte lichamen. Ik dwong mijzelf tussen de rijen door te lopen, naar de uitgeputte gezichten te kijken, op zoek naar het insigne van de 'Blauwen van Richmond' op ieder uniform. Sommige mannen grepen de zoom van mijn rok als ik langsliep, smeekten om hulp, om medelijden, om de verzekering dat ze niet zouden sterven. Tegen de tijd dat de lijsten werden opgehangen en ik erachter kwam dat noch Charles St. John noch Jonathan Fletcher erop voorkwam, wist ik dat het lang zou duren voordat ik de beelden van deze afschuwelijke dag kwijt zou raken.
Terwijl ik mij aan Sally vastklampte, huilend en God dankend dat Charles nog leefde, sprak de dokter die ik eerder had gezien ons plotseling aan. 'Dames, alstublieft. Ik heb uw hulp nodig... deze mannen hebben uw hulp nodig.'
'We zijn geen verpleegsters...' begon Sally.
'Dat is niet nodig. Alstublieft, helpt u me. Praat tegen die mannen. Stel ze gerust.' Ik zag de vermoeidheid op het radeloze gezicht van de dokter, de bloedspatten op zijn handen en op zijn kleren. Door het weinige dat ik op het perron had gezien, wist ik dat hij voor een bovenmenselijke taak stond.
Sally deed een stap achteruit.'Ik kan niet...'

Hij pakte haar arm vast en wilde haar niet laten gaan. 'Ik zag dat u even geleden naar een naam zocht op de lijsten. Een vriend? Een man? Een broer? Stel dat hij een van deze gewonden was die daar op het perron in een vreemde stad zou liggen. Zou u dan niet willen dat er een vriendelijke, medelijdende vrouw was die hem zou helpen? Ik vraag u niet hun wonden te verzorgen. Geef een soldaat gewoon een slok water. Help iemand met het schrijven van een brief naar huis - in het bijzonder de stervenden. Help me de mannen te eten te geven die zelf niet kunnen eten. Praat met hen, bemoedig ze... alstublieft.'
'Sally, we moeten helpen,' zei ik. 'Dat weet je ook wel.'
De dokter liet opgelucht zijn schouders zakken. 'Bedankt.' Hij liet Sally's arm los en toen hij ons naar het Armenhuis van de stad had verwezen, waar een noodhospitaal was ingericht, liep hij haastig naar een ander groepje vrouwen toe om hun hulp in te roepen.
Het tafereel in het Armenhuis was zo overweldigend dat ik me aan de deurpost moest vastgrijpen. Op de kale vloer lagen de verminkte mannen van muur tot muur, zo dicht op elkaar dat er nog nauwelijks ruimte was om tussen de rijen door te lopen. Iedere vierkante centimeter was bezet, maar toch werden nog steeds meer gewonden aangevoerd, die in de tuin werden neergelegd en moesten wachten tot er binnen iemand zou sterven om plaats voor hen te maken. De verbanden van de soldaten waren met bloed bevlekt, maar ook hun kleding, hun gezichten, de vloeren en zelfs de deurposten, terwijl de lichamen in een gestage stroom naar binnen en naar buiten werden gedragen. Ik had mijn hele leven nog niet zoveel bloed gezien.
De directrice van de inrichting leek blij te zijn ons te zien, maar ze had maar weinig tijd voor instructies, laat staan voor beleefdheidsfrasen. 'Begin maar met die kamer daar,' zei ze, naar een vertrek naast de hal wijzend.'De meesten hebben in geen twee dagen gegeten en de meesten hebben water nodig. Je zult sommigen met het eten moeten helpen.' Ze nam Sally, die zo wit als een doek geworden was, keurend op en voegde eraan toe: 'Je moet tegen ze praten, juffrouw... tegen ze glimlachen.'
We rolden onze mouwen op, haalden het eten en het water op en gingen aan het werk. Maar nog geen minuut nadat we het verstikkende vertrek waren binnengegaan, werd ik door de stank van zweet en bloed zo misselijk dat mijn maag in opstand kwam. Ik moest mijn best doen om niet over te geven. Zodra de gewonde mannen ons zagen, begonnen ze om hulp te roepen, te kreunen en te klagen.Van tientallen van deze mannen waren in de veldhospitalen armen of benen afgezet en nu de morfine begon uit te werken, huilden ze van pijn en verbijstering over het verlies van hun ledematen.
De eerste soldaat die Sally benaderde, barstte in snikken uit en huilde: 'Mijn been! O God, ze hebben mijn been geamputeerd!' Sally viel ter plekke flauw en viel boven op de soldaat.
Ik rende de gang op en riep om de directrice. 'Alstublieft. Iemand moet mijn vriendin helpen. Ze is flauwgevallen!'
De verpleegster schonk me een vernietigende blik. 'Trek haar opzij en help de gewonde soldaat.' Ze liep haastig naar een andere kamer.
Ik vond reukzout in Sally's tasje en bracht haar weer bij. Toen ze klaar was met overgeven in haar zakdoek, waste ik haar gezicht af met een wasdoekje dat voor de soldaten bedoeld was.
'Ik kan dit niet,' huilde Sally. 'Ik kan niet naar die afschuwelijke, geamputeerde armen en benen kijken...'
'Dat moet je ook niet doen. Kijk naar hun gezicht. Doe net of het Jonathan of een van je andere vriendjes is.' Mijn stem werd wat vriendelijker.'Want hij zou het op zekere dag kunnen zijn.'
Uiteindelijk bleef Sally toch. We werkten tot laat in de middag, tot we geen van beiden nog op onze benen konden blijven staan. Als we gebleven waren tot we niet meer nodig waren geweest, hadden we nog wel een paar weken kunnen blijven.
Op die verschrikkelijke dag zag ik voor het eerst in mijn leven mensen sterven. Sommigen worstelden en klampten zich tot het laatst toe aan het leven vast; anderen lieten het met een vredige zucht los als ze de laatste adem uitbliezen. Toen Sally en ik ten slotte naar buiten liepen, waar het nog steeds heet was, moest ik erkennen dat ook mijn eigen leven slechts met een uiterst dun draadje aan Gods hand hing. De kwetsbaarheid van het leven maakte het niet minder kostbaar in Zijn ogen, maar ik besefte wel de noodzaak het te koesteren en ten koste van alles te beschermen.
Buiten het Armenhuis lagen in de tuinen en op de trottoirs overal gewonden, sommigen te zwak om de vliegen weg te slaan die boven hun verwondingen zwermden. Evenals veel andere dames in Richmond die dag hadden gedaan, gaf ik de koetsier van de ambulance mijn adres op en tegen de avond lag de salon vol gewonden die verzorgd en gevoed moesten worden.
'O God, heb medelijden met hun ziel!' riep Esther uit toen ze zag hoe de meesten van hen eraan toe waren. Luella en Eli brachten iedere matras die we konden vinden en elk kussen dat we hadden en alle dekens naar beneden in de salon. Esther kookte grote pannen soep, het enige voedsel dat veel gewonden konden eten. Ruby scheurde een aantal lakens in repen om nieuw verband te maken en Tessie was bereid om de wonden te verzorgen en ze van nieuw verband te voorzien, waarbij ze zelf bijna flauwviel toen ze voor het eerst de uitwerking van een granaat zag. Eli, de enige van ons die sterk genoeg was om een man te verleggen, bracht de daaropvolgende nachten slapend op de vloer bij de mannen door.
Naast mijn werk in het armenhuis, moest ik nu ook 's nachts waken bij de bedden van de gewonde soldaten, om er zeker van te zijn dat niemand van hen de laatste uren van zijn leven alleen zou zijn. Op een van die avonden zat ik naast een jonge soldaat die Wade heette en uit Mississippi kwam. Ik wist door de stank die zijn schouderwond verspreidde en zijn grauwe gezicht, dat hij waarschijnlijk zou sterven. Wade wist het zelf ook en deed zijn best zich dapper te gedragen en niet te huilen. Hij had mij gezegd dat hij achttien was, maar ik geloofde hem niet. Het dons op zijn wangen en zijn trillende handen zeiden mij dat hij niet veel ouder dan zestien kon zijn. Als Wade op zijn rug lag, kon hij maar moeilijk ademhalen, zodat Eli hem hielp rechtop te zitten door hem in zijn sterke armen te houden.
'Zullen we met je bidden?' vroeg ik.
'Ik ging vroeger weleens naar de zondagsschool...' mompelde Wade. "k Ben er lange tijd niet meer geweest...'
'Dat doet er nu niet toe. God is altijd bereid om naar je gebeden te luisteren.'
Wade knikte een beetje en sloot zijn ogen. Ik hield zijn hand in de mijne en beduidde Eli te bidden.
'O, Meester Jezus,' begon Eli, 'we vragen U...'
'Nee... nee...' De jongen begon te kronkelen en met zijn hoofd te schudden.
'Wade, wat is er? Wat heb je?'
'Ik wil niet dat een nikker voor mij bidt!'
Ik was te verbijsterd om iets te zeggen. Ik liet zijn hand los en wachtte tot Eli hem op de vloer zou leggen en hem zou achterlaten om te sterven. Maar Eli legde zijn hand op mijn schouder om mij te kalmeren.
'Ga je gang, missy Caroline. Bid jij maar voor hem.'
'Dat kan ik niet.' Mijn stem beefde van boosheid en verachting.
'Ja, dat kun je wel, en je kunt het maar beter gauw doen.'
Op de een of ander manier zag ik kans te bidden en Psalm 23 op te zeggen tot Wade uiteindelijk rustig werd en buiten bewustzijn raakte. Toen stond ik op en vluchtte naar papa's bibliotheek. Ik beefde over heel mijn lijf. Een paar minuten later volgde Eli mij met een lamp.
'Gaat het weer een beetje?' vroeg hij.
'Ik begrijp zulke mensen niet. Hoe kan hij nu zoiets zeggen? En waarom wilde je dat ik voor hem zou bidden nadat hij zoiets had gezegd?'
Eli zette de lamp op papa's bureau.'Die jongen zal spoedig voor God moeten verschijnen om rekenschap af te leggen van alle haat die hij in zijn hart koestert. Maar jij en ik kunnen die maar beter niet koesteren. Je moet de haat loslaten, missy Caroline, en wel meteen, voordat hij wortel schiet.
Anders gedragen we ons net zo slecht als hij. De duivel wil dat we op hem zullen lijken — dat we leugens zullen rondstrooien en net zo haatdragend zijn als hij. Jezus wil dat we op Hem zullen lijken — onze vijanden liefhebben en voor hen bidden. Op wie lijk je liever?'
Ik zonk neer op de stoel achter papa's bureau, steunde op mijn ellebogen en sloeg mijn handen voor mijn gezicht. 'Het is zo moeilijk,' mompelde ik. 'Al dit werk, dag en nacht, zonder ook maar een moment rust — en dan is iemand van hen zo ondankbaar... zo beledigend!' Ik zuchtte diep en probeerde mijn boosheid kwijt te raken. Toen ik wat kalmer werd, zei ik: 'Luister, Eli. Je hoeft dit niet langer te doen. Ga naar huis en ga naar bed. Je hebt harder gewerkt dan van welke bediende ook verwacht kan worden.'
Ik wachtte tot hij weg zou gaan, maar Eli verroerde zich niet. Toen ik ten slotte mijn handen liet zakken en opkeek, stond hij nog op dezelfde plaats voor het bureau en keek op mij neer.
'Sommigen van deze mannen hebben hun hele leven nog nooit aan Jezus gedacht,' zei hij.'Maar ze roepen nu tot Hem omdat ze gewond en bang zijn. Jezus wil ze verhoren. Hij wil die arme, stervende jongen daar helpen, maar de enige armen en de enige stem die Hij heeft zijn die van jou en mij.'
Ik sloeg mijn handen opnieuw voor mijn gezicht en voelde mij in vergelijking met Eli erg klein en onbarmhartig. 'Ik kan dit niet langer doen.'
'Je moet wel,' zei Eli.
'Waarom dan?' Ik klonk als een humeurig kind, maar het kon me niet schelen. 'Wie zegt dat ik dit moet doen?'
'Jezus is onze Meester en Hij zegt het. We zijn hier om Hem te dienen, niet andersom. Je vader zal niet tegen mij zeggen: "Ga maar zitten, Eli. Zeg mij maar watje wilt eten. Dan zal ik je bedienen.'"
'Ik dacht dat de Bijbel zegt dat ik Gods kind ben.'
'Er komt een tijd dat ieder kind volwassen moet worden en dan de belangen van zijn vader gaat behartigen. Neef Jonathan en meester Charles... zijn die ook niet volwassen geworden om voor hun vader te gaan werken? Het wordt tijd dat je volwassen wordt, missy Caroline. Je hemelse Vader heeft je nodig als Zijn dienares.'
Ik voelde mij volkomen uitgeput, gedemoraliseerd en ontmoedigd. Het enige wat ik wist te zeggen was: 'Het is te moeilijk.'
'Ja, reken maar dat het moeilijk is. Zelfs Jezus worstelde de hele nacht in de hof. Hij wilde niet sterven. Maar Hij bad: "Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede." Een dienaar doet wat zijn meester zegt en hij gaat daarheen waar zijn meester hem stuurt en hij rust niet voordat zijn taak erop zit.'
Ik deed mijn ogen dicht en dacht: Morgen. Morgen ga ik helemaal opnieuw beginnen. Maar Eli was nog niet klaar.
'Een dienaar gaat iedere dag naar zijn meester en vraagt hem dan wat hij die dag moet doen. Als de dienaar ergens mee bezig is en de meester roept zijn naam, zegt hij niet: "Even wachten." Hij laat alles vallen waarmee hij bezig is, rent naar zijn meester en zegt: "Hier ben ik." Iedere morgen dienen we aan God te vragen: "Wat wilt U dat ik vandaag zal doen? Moet ik dit vandaag gaan doen?" En als dat het is dan moetje daarheen en moetje dat gaan doen.'
'Goed Eli,' zei ik met een zucht. Ik wist dat hij gelijk had. En ik wist dat ik moest bidden voor alles wat hij gezegd had. Maar op dat moment wilde ik gewoon alleen zijn, mijn hoofd op mijn armen leggen en huilen.'Je kunt nu wel gaan,' zei ik tegen Eli. 'Ik wil een poosje alleen zijn.'
'Nee, missy Caroline,' zei hij zacht. 'Je gaat met mij mee. Die arme jongen gaat sterven en Meester Jezus wil dat jij en ik nu bij hem zijn.'
Geleidelijk aan verminderde de stroom van gewonde soldaten en kwamen de zelfgemaakte bedden in onze salon leeg. Het gebrek aan verpleegsters in de ziekenhuizen van Richmond werd minder toen uit alle windstreken van het Zuiden vrouwen arriveerden om hun gewonde echtgenoten, verloofden en zonen te verzorgen. Tessie en ik lazen in de krant dat het Congres van de Confederatie 'de Allerhoogste God, de Koning der koningen voor de overwinning bij Manassas' dankbaar was. Het Congres was ervan overtuigd dat de Unie na haar schokkende nederlaag de oorlog niet wilde voortzetten.

Maar de oorlog ging verder en verbreidde zich langzaam naar andere delen van het land. We lazen over een nieuwe overwinning van de Confederatie bij Wilsons Creek in Missouri en toen over een overwinning bij Balis Bluff, hier in Virginia. Na de soldaten die bij Manassas gevangen waren genomen, kwamen in Richmond nog meer gevangengenomen Yankees aan. Niemand wist wat we ermee aan moesten. Een aantal niet meer gebruikte tabaksopslagplaatsen aan de oever van de rivier, in de buurt van papa's pakhuizen, werd omgebouwd tot gevangenis, maar toen ook die spoedig uitpuilden, werden de gevangenen naar Belle Island, midden in de Jamesrivier getransporteerd. Vanaf het graf van mijn moeder op de begraafplaats Hollywood kon ik de rijen tenten en zelfgebouwde hutjes zien. Ze stonden verspreid over het eiland van twee hectaren groot en de diep ongelukkige mannen in hun blauwe uniformen hingen er lusteloos rond.
In augustus veroverden troepen van de Unie Fort Hatteras in South Carolina. Dit had tot gevolg dat onze blokkadebrekers deze belangrijke route niet langer konden gebruiken en dat de stroom goederen waaraan wij grote behoefte hadden, werd afgesneden. Ik maakte mij niet zozeer zorgen om de stijgende prijzen en de lege winkels alswel om mijn vader. Zijn werk was nu nog gevaarlijker geworden. En we hadden sinds hij in juli van huis was gegaan, niets meer van hem vernomen.
'Je vader heeft daar in Engeland een belangrijke taak,' verzekerde meneer St. John mij toen we op een mooie herfstdag van de St. Pauls naar huis liepen. Sinds de oorlog was begonnen, liepen we veel vaker, maar in Richmond was het dat jaar prachtig herfstweer, waardoor de wandelingen erg prettig waren. 'Hij koopt niet alleen Engelse geweren in,' vervolgde meneer St. John. 'Engeland en Frankrijk zijn voor wat hun bevoorrading van katoen en tabak betreft afhankelijk van het Zuiden. Als we deze landen ertoe kunnen overhalen onze zaak te steunen en ten behoeve van ons aan de oorlog
deel te nemen, zal het Noorden ongetwijfeld verslagen worden.'
'Denkt u dat mijn vader bij dit overleg betrokken is?'
'President Davis is van plan diplomaten naar Europa te sturen om te onderhandelen over een bondgenootschap. Maar intussen heeft hij mensen als je vader nodig om de handel gaande te houden. Hij heeft een zeer belangrijke taak.'
In november onderschepte de marine van de Unie het postschip Trent op volle zee en nam de twee Confederale diplomaten gevangen, James Mason en John Slidell, die voor president Davis op weg waren naar Groot-Brittannië. De Britten waren zo woedend over deze aanslag op een van hun schepen dat het erop leek dat het incident met de Trent Groot-Brittannië zou overhalen om het Zuiden te steunen. Maar president Lincoln onderkende het gevaar van zo'n bondgenootschap en beval de twee diplomaten in vrijheid te stellen met een verontschuldiging aan Engeland. De verwachtingen van de Rebellen werden opnieuw teleurgesteld. De oorlog duurde voort. Gilbert, die tijdens de winter geen graafwerkzaamheden meer hoefde te verrichten, keerde naar huis terug en hij werd als een held verwelkomd. Maar ik had nog steeds geen bericht van papa gekregen.
Toen de winter eindelijk inviel met striemende regens en veel sneeuw, begonnen de vrouwen op de naaikrans van mevrouw St. John te breien. Ik had nog nooit van mijn leven gebreid, maar die winter leerde ik het snel; de behoefte aan warme mutsen, handschoenen, sjaals en sokken voor onze soldaten was groot. Toen we in de kleinere salon van de familie St. John om het haardvuur geschaard zaten, zag ik in mijn verbeelding Charles en Jonathan in hun lekkende tentjes huiverend onder hun dunne dekens liggen. De hospitalen stroomden opnieuw vol met soldaten — geen gewonden deze keer, maar slachtoffers van ziekten als longontsteking, tyfus en dysenterie die zich in de legerkampen verspreidden als de plagen van Egypte.
Twee jaar eerder hadden Jonathan en ik kerstfeest gevierd op Sally's feestje. De vorige Kerst hadden Charles en ik ons verloofd. Deze Kerst stuurde Esther de kerstkalkoen met alles wat erbij hoorde naar Jonathan, Charles en de andere 'Blauwen van Richmond' die zich voor de winter hadden ingegraven in het noorden van Virginia. Ik probeerde mij in het publiek goed te houden, terwijl ik de grondbeginselen van het breien onder de knie probeerde te krijgen. Ik slaagde erin talrijke knotten wol om te toveren tot misvormde sokken en wanten, maar alleen Tessie wist hoeveel tranen ik schreide op mijn kamer.