15
Maart. 1862
Op een koude morgen in maart
rammelde een windvlaag aan de luiken van mijn slaapkamerraam en
gierde toen door de schoorsteen. Het was echter niet door de wind
dat ik van mijn breiwerk opkeek, maar door de woorden die Tessie
zojuist had voorgelezen uit de brief aan de Filippenzen. 'Wacht...
lees dat nog eens voor,Tessie.'
'Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,
Die in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een
roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte
van een dienstknecht heeft aangenomen...'
'Een dienstkecht,' herhaalde ik. 'Dat probeerde Eli mij afgelopen
zomer te vertellen toen we voor al die gewonde soldaten zorgden.
God wil dat we Zijn dienaren zijn.'
Tessie schudde haar hoofd alsof zij het ook niet kon begrijpen.
'Eli houdt ons altijd voor dat Meester Jezus ons, zwarte mensen,
begrijpt omdat ook Hij een dienstknecht was. Maar ik geloofde het
niet tot ik het hier las.'
'Jij en de anderen zijn in dit opzicht bevoordeeld boven mij,' zei
ik terwijl ik weer verder breide. 'Jullie weten al hoe jullie goede
dienstknechten moeten zijn, hoe je je meester moet gehoorzamen.
Geen wonder dat Eli Jezus veel beter begrijpt dan ik.'
Tessie las weer verder. 'En in Zijn uiterlijk als een mens bevonden
heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja,
tot de dood des kruises...' Ik liet haar opnieuw stoppen om erover
na te denken. Zou ik bereid zijn God te gehoorzamen als de dood
ermee gemoeid zou zijn?
Mijn gedachten werden plotseling onderbroken door het geluid van
voetstappen op de trap en het geschreeuw van Gilbert: 'Missy
Caroline! Missy Caroline! Kom gauw! Kom eens kijken wie hier
is!'
Toen ik de deur van mijn slaapkamer opendeed, zag ik Gilbert met
een stralend gezicht op de gang staan. 'Kom eens kijken!' herhaalde
hij en rende toen voor mij uit de trap weer af. Toen ik op de
overloop stond, zag ik de voordeur wijd openstaan en mijn vader in
de hal staan met zijn tas aan zijn voeten. Ik rende naar beneden om
hem te omhelzen.
'Papa! Niet te geloven dat u eindelijk thuis bent!'
'Ik kan het zelf nauwelijks geloven, liefje. Maar ik wil je wel
vertellen dat het mij heel wat moeite heeft gekost om hier te
komen.'
'Wat heerlijk dat u veilig thuisgekomen bent.'
Toen papa mij eindelijk losliet, stond Gilbert nog steeds te
grijnzen. Terwijl hij papa's hoed en overjas aannam, verzamelden de
andere bedienden zich verlegen in de hal om papa te bekijken, alsof
ze vergeten waren hoe hij eruitzag.
'Welkom thuis, meester Fletcher,' zei Tessie zacht en papa
glimlachte.
'Nu bent u eindelijk thuis,' kreunde Esther,'en ik heb niet eens
een stukje vlees in huis. Het spijt me, meester Fletcher, maar we
eten al dagenlang niets anders dan vis. Als je vlees op de markt
wilt kopen, kost dat een fortuin en zelfs dan is het nog zo taai
als Eli's schoenzolen.'
Papa grinnikte. 'Vis is heel goed, hoor, Esther. Waarschijnlijk
zouden Eli's schoenzolen ook goed smaken als jij ze zou koken. En
het is heerlijk om weer thuis te zijn.'
De bedienden gingen allemaal voor papa aan het werk. Ze dekten de
tafel in de eetzaal, ook al was het maar voor ons beiden en trokken
een fles wijn uit de kelder open. 'Er zijn niet zoveel flessen meer
over,' verklaarde Gilbert. 'Al die gewonde soldaten die missy in
huis had opgenomen, hadden veel wijn nodig. Maar nu hebben we iets
te vieren.'
Esther zette een schaal aardappelen voor papa neer. 'We eten
tegenwoordig veel aardappelen. En we hebben geen boter meer, dus ik
moest ze klaarmaken met azijn en spek.'
'Ze ruiken heerlijk,' zei hij.
'Ziet je vader er niet goed uit?' fluisterde Tessie, terwijl ze een
schaal met vis voor me neerzette. 'Volgens mij wel. Die zeereis en
de zilte lucht moeten hem goedgedaan hebben.'
Eli kwam, met de hoed in de hand, in de deuropening staan om papa
te verwelkomen en hem uit te leggen waarom er alleen maar een
kleine merrie op stal stond. 'Je hebt een goede keus gemaakt,' zei
papa hem.'Als ik thuis geweest was, zou ik hetzelfde gedaan
hebben.'
Toen we papa al onze verhalen hadden verteld en hem hadden
uitgelegd wat er tijdens zijn afwezigheid allemaal was gebeurd,
ging hij ontspannen in zijn stoel zitten en zei:'Jullie hebben
nogal wat meegemaakt terwijl ik weg was. Maar jullie hebben
allemaal juist gehandeld. Ik dank jullie daarvoor.'
'Ik ben zo blij dat u weer thuis bent,' zei ik. 'Van nu af aan kunt
u de moeilijke beslissingen weer nemen.'
Met gefronst voorhoofd pakte hij mijn hand. 'Caroline, ik kan niet
blijven. Over een paar dagen vertrek ik weer.' Ik staarde hem aan,
niet in staat een woord uit te brengen. 'Ik ben teruggekomen om bij
de regering te solliciteren naar een aanstelling als kaper.'
'Papa! Dat is hetzelfde als dat u een piraat zou zijn!'
Hij lachte.'Ik neem aan dat meneer Lincoln en zijn vrienden er ook
zo over denken, maar ik beschouw mezelf als een onderdeel van de
marine van de Confederatie. Met het aanvallen van koopvaarders van
de Noordelijken hebben onze kapers al een aanzienlijke bijdrage
geleverd aan de oorlogsinspanning. En alle goederen die ik in
beslag zal kunnen nemen, helpen ons natuurlijk ook.'
Wat mijn vader van plan was, was veel erger dan het breken van de
blokkade. Het aanvallen van koopvaarders van de Unie op volle zee
werd als piraterij gezien en gevangengenomen kapers werden
geëxecuteerd. 'Doe dat alstublieft niet,' smeekte ik.'Het is veel
te gevaarlijk. Als u gevangengenomen wordt, zullen ze u doden.'
'Dan kan ik mij maar beter niet gevangen laten nemen.' Hij
glimlachte en probeerde luchthartig te doen, maar toen hij mijn
gezicht zag, werd hij weer ernstig. 'Caroline, door je achter te
laten, voel ik mij toch al zo slecht. Je moet het niet nog erger
maken. Als het vrede zou zijn, zou ik graag aan je wensen tegemoet
komen. Maar we zijn in oorlog en iedere man - en ook iedere vrouw —
moet doen waartoe hij zich geroepen voelt. Voor Charles en
Jonathan betekent het dat ze naar het front moeten. En wat mijzelf
betreft... dit is iets wat ik naar mijn mening moet doen.'
Ik knikte en deed net of ik het begreep. Charles en Jonathan, en nu
ook papa, waren bereid de dood te riskeren voor de zaak van het
Zuiden - maar ik zag nog steeds niet in dat die het waard was om
voor te sterven.
'En bovendien,' vervolgde papa, 'had president Davis afgelopen
november een confrontatie met Lincoln over zijn behandeling van
gevangengenomen kapers. Davis dreigde een gevangengenomen officier
van de Unie te executeren voor iedere kaper die Lincoln zou
executeren. Lincoln bond ten slotte in. Kapers worden nu net zo
behandeld als alle andere krijgsgevangenen.'
'Dat is een schrale troost, papa.'
'Dat weet ik. Maar je kunt er trots op zijn, liefje, dat de schepen
van je vader nu deel gaan uitmaken van de Confederale marine. Heb
je in de kranten gelezen dat we afgelopen week de vloot van de Unie
hebben aangevallen — en gewonnen hebben?'
Ik had het gelezen, maar papa was zo enthousiast over onze
overwinning bij Hampton Roads dat ik hem het verhaal opnieuw liet
vertellen. Het pantserschip Virginia van de Confederatie had het
machtigste oorlogsschip van de Unie, de Cumberland, tot zinken
gebracht, had toen de Congres in brand geschoten en vervolgens de
Minnesota aan de grond laten lopen. Toen het pantserschip Monitor
van de Unie de volgende dag arriveerde, had de Virginia vierenhalf
uur slag geleverd totdat het duel uiteindelijk onbeslist
eindigde.
'Onze naaikrans heeft de hele week zandzakken gemaakt,' zei ik. 'We
zenden ze naar generaal Magruder omYorktown te versterken tegen de
Federale vloot.'
Papa stak zijn vuist in de lucht en riep: 'Bravo! En bravo voor
Magruder. Hij heeft de Feds zover gekregen dat ze denken dat we
inYorktown veel meer mannen hebben dan in werkelijkheid het geval
is. Als de vijand wist dat daar slechts achtduizend man gelegerd
zijn, zouden ze landingstroepen gestuurd hebben en de stad allang
hebben ingenomen.'
Ik dacht over zijn woorden na terwijl Esther een notentaart als
dessert binnenbracht — het lievelingsdessert van papa. Als de
vijand zou weten hoe zwak we waren, zouden ze misschien snel kunnen
aanvallen en een eind aan de oorlog maken voordat er nog meer bloed
zou vloeien. En meer dan wat ook wilde ik dat de oorlog zou
eindigen voordat de mannen van wie ik hield, zouden sneuvelen.
'Het zal niet zo lekker zijn als u gewend was, meester Fletcher,'
merkte Esther op terwijl ze de taart voor papa neerzette. 'Ziet u,
ik heb hem zonder echte suiker moeten maken. In heel Richmond is
geen suiker meer te krijgen, alleen nog maar surrogaat.'
'Esther, ik beloof je dat ik een hele scheepslading suiker mee zal
brengen als ik weer terugkom.'
'Gaat u dan weer weg, meester Fletcher?'
'Ja, ik kan maar een paar dagen blijven.'
'Nou, zorgt u er dan maar voor dat uzelf weer veilig terugkomt.
Over die suiker moet u zich maar geen zorgen maken.'
Papa wachtte tot Esther weer uit de eetkamer was weggegaan voor hij
zich met een ernstig gezicht tot mij richtte. 'De Federalen komen
eraan, Caroline. Daar is geen vergissing over mogelijk. Het leger
van McClellan komt op Richmond af. De manier waarop McDowell het
afgelopen zomer probeerde, werkte niet en daarom zullen ze deze
keer over het Schiereiland oprukken tussen de rivieren de James en
de York. Volgens de geruchten zijn er meer dan honderdduizend
soldaten per schip op weg naar Fort Monroe — het grootste leger dat
ooit in Amerika bijeengebracht is.'
Mijn maag kwam in opstand bij de gedachte aan zo'n reusachtig
leger. 'Hoeveel man hebben wij?'
'Dat halen wij op geen stukken na. Maar de troepen van Joe Johnston
zullen spoedig naar het Schiereiland trekken om Magruder te
helpen.'
'Dat betekent... Charles en Jonathan?'
'Precies. Onze eigen troepen hebben zich het afgelopen jaar tegen
de Feds bij Manassas staande weten te houden en ze zullen dat zo
nodig weer doen. Ik beloofje dat je hier in Richmond veilig
zult zijn.' In de maanden die zouden komen, zou ik vaak aan zijn
belofte terugdenken.
Papa bleef nog geen week thuis. De regering stelde hem heel snel
als kaper aan. Toen was papa vertrokken, even abrupt als hij
gekomen was.
Op een milde vooijaarsdag, de
eerste zondag in april, trok het leger van de Potomac, op weg naar
het Schiereiland, door Richmond heen. We hadden hen al dagen
verwacht en voedselpakketten voor hen klaargemaakt, maar het nieuws
bereikte ons pas op de middag tegen het einde van de
kerkdienst.
'Er zijn de hele morgen treinen vol soldaten van generaal
Longstreet uit Fredericksburg aangekomen,' vertelde ons een
ambtenaar toen we op het plein van de St. Pauls nog wat napraatten.
'Die arme kerels hebben vierentwintig uur gereisd zonder dat ze
eten hebben gekregen. Ze zijn zo'n beetje verhongerd.'
'Waar zijn ze nu?' vroeg mevrouw St. John. 'Weet u of de "Blauwen
van Richmond" er ook bij zijn? Mijn zoon Charles?'
'Het enige wat ik weet, is dat ze door Richmond naar Rocketts Wharf
marcheren. Van daaruit vertrekken ze per stoomboot naar het
Schiereiland.'
De rust van de zondag veranderde in een chaos toen mensen zich
haastig in alle richtingen verspreidden en op zoek gingen naar hun
geliefden om hun de klaargemaakte voedselpakketten te brengen. Ik
was die morgen in mijn eigen koetsje naar de kerk gegaan, dus het
ik de familie St. John achter en ging haastig op zoek naar
Gilbert.
'Breng me naar Rocketts Wharf,' zei ik tegen hem. 'Opschieten! Als
Charles nog niet is aangekomen, kunnen we daar op de kade op hem
wachten.' Ik was bang dat we te laat zouden komen en dat ik hem al
was misgelopen.
Gilbert reed of ons leven ervan afhing en manoeuvreerde het koetsje
door achterafstraatjes en steegjes heen om de verkeersdrukte, en de
colonnes die door de straten marcheerden, te vermijden.
Muziekkorpsen speelden en vrouwen strooiden vooijaarsbloemen rond
als groet. Hoewel het geruststellend was om al die duizenden
soldaten te zien, moest ik eraan denken dat het al een jaar geleden
was dat wij feest hadden gevierd bij de eerste schoten die er in
Fort Sumter gelost waren. De oorlog die, zoals velen toen dachten,
maar een maand zou duren, sleepte zich al een jaar voort en het
einde was nog niet in zicht.
Op de kade krioelde het van door elkaar lopende, in het grijs
geklede mannen. Als Charles zich daartussen bevond, wist ik met
geen mogelijkheid hoe ik hem ooit zou kunnen vinden. Maar er zat
niets anders op dan het in ieder geval te proberen. Ik klom uit de
koets zonder op Gilberts hulp te wachten.
'Ga naar huis en haal het voedselpakket op dat ik heb
klaargemaakt,' zei ik tegen hem. 'En breng Tessie mee terug zodat
ze de kans heeft Josiah te zien.'
Gilbert overzag de menigte soldaten en schudde zijn hoofd. 'Het
lijkt me niet goed om u hier alleen te laten, missy. Al die
mannen...'
'Ik red me wel. Schiet nu maar op, Gilbert.'
Ik begon naar de haven te rennen voor hij mij kon tegenhouden,
wrong me door de elkaar verdringende mannen heen, keek naar de
gezichten, riep Charles' naam en vroeg naar zijn compagnie. Toen
hoorde ik hem boven alle rumoer van stemmen uit mijn naam
roepen.
'Caroline! Caroline! Hier!' Heel even ving ik een blik op van
Josiah en Jonathan die naar mij zwaaiden. Toen zag ik Charles, die
zich met grote haast een weg door de menigte heen baande. Ik weet
niet zeker of ik hem herkend zou hebben als hij mijn naam niet had
geroepen.
Hij leek magerder en gespierder dan ik mij kon herinneren en zijn
donkere haar was zo lang dat hij nodig naar de kapper moest. Zijn
baard, die altijd zo keurig geknipt was, was lang en smerig. Maar
zijn mooie ogen waren dezelfde gebleven, zijn gezicht nog net zo
knap als ik mij herinnerde, zelfs met zijn door de zon verbrande
wangen en de rimpels bij zijn ooghoeken.
Op een meter afstand van elkaar bleven we staan en dronken elkaar
in van top tot teen. De grijze uniformjas die hij een jaar
geleden door een kleermaker had laten maken, was gekreukeld en aan
de manchetten versleten. Een scheur in zijn linkermouw was slordig
dichtgenaaid. De knieën stonden in zijn broek en aan de zoom van de
pijpen zat opgedroogde modder. Zijn afgetrapte schoenen gaven
duidelijk blijk van lange marsen.
Charles staarde naar mij terug met ogen zo zacht als fluweel. 'Je
bent nog mooier dan op de foto,' zei hij. 'Je brieven hebben mij
overeind gehouden, Caroline. Ik heb ze steeds weer opnieuw
gelezen.' Terwijl hij praatte, liet hij zijn ransel met de dekenrol
van zijn schouder op de grond glijden en zette er toen zijn geweer
tegenaan. Toen deed hij zijn armen wijd open.
'Laat mij je vasthouden, Caroline.' De grijze wol van zijn jas
voelde ruw aan tegen mijn wang. Het rook naar rook, kruitdamp en
zweet. 'Ik wil me herinneren hoe het voelt om jou in mijn armen te
houden,' mompelde hij,'en de geur van je haar, van je huid.'
Terwijl Charles mijn gezicht in zijn handen hield en mijn
voorhoofd, slapen en hals kuste, zouden we de enige twee mensen op
de kade hebben kunnen zijn. Ik voelde de kracht van zijn armen toen
hij mij tegen zich aan drukte, de warmte van zijn lichaam tegen het
mijne. We wilden elkaar nooit meer loslaten. Ik luisterde naar zijn
hartslag en het geluid van zijn ademhaling en dacht aan het
ragfijne draadje dat ons beiden aan deze aarde verbond. Ik had dat
draadje nu al zo vaak zien breken — had hulpeloos toegekeken als
een hart ophield met kloppen of als de laatste adem werd
uitgeblazen — en ik wenste uit alle macht dat het leven Charles zou
vullen en in hem zou blijven.
'Toen ik van huis ging,' zei hij,'dacht ik dat het niet mogelijk
was nog meer van je te gaan houden dan ik al deed... maar dat doe
ik.'
'Ik houd zo veel van je!' zei ik, maar ik weet niet of hij mij
hoorde omdat het gehuil van een stoomfluit mijn woorden
overstemde.
'Dat is mijn schip,' zei hij.
'Charles, ga niet weg!'
Hij drukte mij nog steviger tegen zich aan. 'Luister eens. Als God
het wil, zal ik spoedig weer terug zijn om je opnieuw vast te
houden.' Hij boog zich naar mij toe en drukte snel een kus op mijn
lippen. Het was het enige wat we durfden te doen met al die mensen
om ons heen. Ik voelde zijn weerstand toen hij mij eindelijk
losliet.
'Waar sturen ze je heen?' vroeg ik toen hij zijn geweer pakte en
zijn ransel over zijn schouder gooide.
'Yorktown.'
Mijn maag kromp ineen bij zijn woorden. 'Honderdduizend
vijandelijke soldaten.'
'Ga niet...' fluisterde ik.
Toen de oproep kwam om aan boord te gaan, kwamen Sally en haar
koetsier met het voedsel aan. Ze stopten Charles' armen vol zakken
en pakketten, zodat hij mij niet een laatste keer kon omhelzen of
in mijn hand knijpen. Ik stak mijn hand uit om nog een keer zijn
wang, zijn haar aan te raken. 'Ik houd van je.'
'Ik houd ook van jou, Caroline.' Hij liep achteruit zover als hij
kon, rende toen de loopplank op en liet zijn pakjes vallen, zodat
hij zich aan de reling kon vastgrijpen en naar mij zwaaien.
Terwijl het schip de haven uit voer, hieven de soldaten de
rebellenkreet aan en het geluid ervan - krachtig en tartend -deed
me huiveren. Ik wuifde tot mijn armen zeer deden en Charles' boot
eindelijk uit het zicht verdween. Toen ik mij omdraaide om mijn
tranen af te vegen, zag ik Tessie naar de haven rennen, op zoek
naar Josiah. Te laat.
Charles bleef bijna een maand in
het belegerde Yorktown, zo'n honderd kilometer verderop, terwijl
McClellans leger zich daar vlakbij verzamelde. Toen we het bericht
ontvingen dat de Federalen hun zware artillerie verplaatsten naar
Yorktown, bad ik God, ieder moment dat ik daar de gelegenheid toe
had, of Hij Charles wilde beschermen.
De hele maand april stond er zulk vreselijk nieuws in de kranten
dat Tessie mij smeekte ze niet meer te lezen.'Je raakt er
alleen maar door van streek, liefje,' zei ze. 'Wat voor zin heeft
het om te weten wat er op al die plaatsen gebeurt als je er toch
niets aan kunt veranderen? Ik wilde wel dat ik niet geleerd had al
die verschrikkelijke dingen te lezen.'
We lazen over de slag bij Shiloh in Tennessee en het niet te
bevatten verlies van elfduizend soldaten. Vier dagen later gaf Fort
Pulaski zich over, waardoor de haven van Savannah niet langer
beschermd was. Een week later ging Fort Macon bij Beaufort in North
Carolina verloren. Toen, aan het eind van de maand, volgde het
verbijsterende bericht over het verlies van New Orleans en de
monding van de Mississippi.
'Ik wil dat er een eind komt aan deze afschuwelijke oorlog,
Tessie.' God, wanneer zal er een eind aan komen?
Ik had weinig tijd om mij over al die plaatsen zorgen te maken
omdat de vijand steeds dichter bij Richmond kwam. Terwijl het leger
van McClellan zich voorbereidde om het Schiereiland binnen te
trekken, kwamen twee andere legers van de Unie steeds dichterbij,
het ene vanuit het zuiden langs de Rappahannockrivier, het andere
naderde door de Shenandoahvallei. In de eerste week van mei gingen
in de hele stad geruchten rond dat onze troep en Yorktown hadden
verlaten om de versterkingen rond Richmond te verdedigen. Ik hoorde
pas iets over de zware gevechten die in Williamsburg hadden
plaatsgevonden en over het gevaar waarin Charles verkeerd had, toen
ik een paar dagen na de slag zijn brief ontving.
We wisten dat de Federale kanonnen in stelling werden gebracht om Yorktown te bombarderen en dat het geen zin meer had nog langer te blijven om de stad te verdedigen, 's Nachts zijn we weggetrokken. De hele nacht door bestookten onze batterijen de vijand om onze aftocht te dekken. Mijn compagnie bevond zich in de achterhoede en was een van de laatste die vertrok. Toen de Federalen de volgende dag ontdekten dat we waren vertrokken, achtervolgden ze ons. Bij Williamsburg haalden ze ons in en vielen toen mijn divisie aan. We hebben van zonsopgang tot zonsondergang gevochten en hoewel we ver in de minderheid waren en veel minder kanonnen hadden, zagen we kans hen terug te drijven. Toen de vijand zich uiteindelijk terugtrok, hebben we gewacht tot het donker werd en zijn toen naar Richmond getrokken. Mijn hele leven ben ik nog niet zo moe geweest en nog nooit heb ik zo hard gevochten en zo lang gemarcheerd zonder iets te eten. Je kunt aan mijn beverige handschrift zien dat ik nog steeds uitgeput ben. Maar de gedachte aan waarvoor we vechten, houdt me op de been - onze vrijheid die we dreigen te verliezen...
Charles' brieven waren erg kostbaar
voor mij, maar deze keer maakten zijn woorden mij zo boos dat ik
zijn brief verfrommelde en door de kamer smeet. Toen pakte ik een
vel papier en schreef hem een boze brief terug.
Ik schreef hem hoe woedend ik op hem was omdat hij zijn leven
riskeerde voor een hopeloze zaak. Het Zuiden had het mis, de
'vrijheid' waarvoor hij vocht — de 'vrijheid' om mensen in
slavernij te houden — was moreel verwerpelijk. Zag hij dan niet in
dat hij ons land zodoende te gronde richtte en dat talloze levens
verspild werden? Ik zei hem zijn Bijbel te lezen, het boek Exodus,
om te zien hoe Farao zijn hart verhard had tegen de bevrijding van
de slaven, tot zelfs zijn eigen ambtenaren hem smeekten hen te
laten gaan en zeiden: 'Beseft u niet dat Egypte verwoest wordt?'
Het Zuiden werd langzaam verwoest en ik was bang dat Charles zou
sterven, evenals de eerstgeborenen in Egypte waren gestorven. Ik
wilde niet verder leven zonder Charles.
Uiteindelijk streek ik de kreukels weer behoedzaam uit Charles'
brief en gooide mijn eigen brief in het vuur.
Een week later werd onze marinebasis in Norfolk door de
Confederalen geëvacueerd en trokken zich nog meer troepen van het
Schiereiland terug om Richmond te verdedigen. Toen ik las dat de
Rebellen hun machtigste oorlogsschip, de Virginia, vernietigd
hadden om te voorkomen dat het in handen van de vijand zou vallen,
dacht ik eraan hoe verschrikkelijk mijn vader het zou vinden als
hij dit zou horen. De Virginia had een te grote diepgang om de
Jamesrivier op te varen en kon ook de blokkade van de Unie naar
open zee niet doorbreken, zodat besloten werd het schip te
vernietigen.
Nu kreeg Richmond met een nieuwe bedreiging te maken. Ik hoorde dit
toen meneer St. John op een late namiddag Church Hill op kwam
rijden om mij te waarschuwen.
'Caroline, je moetje spullen pakken en je klaarmaken om Richmond te
verlaten,' zei hij. Gilbert had hem naar papa's bibliotheek
gebracht, maar meneer St. John was te opgewonden om te gaan zitten,
te radeloos om zelfs maar een glas cognac of een van papa's laatste
sigaren aan te nemen.
'Morgen laat ik Sally en mijn vrouw buiten Richmond in veiligheid
brengen,' zei hij. 'Je moet gaan pakken en met hen meegaan,
Caroline.'
'De stad verlaten... waarom?' Ik zakte in de stoel neer die Gilbert
meneer St. John had aangeboden omdat mijn knieën plotseling
knikten. 'Wat is er aan de hand?'
'De evacuatie van Norfolk betekent dat de mond van de Jamesrivier
wijd openstaat voor de vloot van de vijand. Er bestaat grote kans
dat Federale kanonneerboten de rivier op zullen varen om Richmond
te bombarderen en de stad tot overgave te dwingen. We hebben mijnen
en versperringen in het kanaal aangebracht, maar onze laatste
verdedigingslinie van de rivier bij Drewry's Bluff is nog maar half
klaar. Niemand weet of de kanonnen in staat zullen zijn het
pantserschip Monitor tegen te houden. En de Monitor zal zeer
waarschijnlijk geëscorteerd worden door kanonneerboten. Je moet
evacueren.'
Ik kon niet bevatten wat hij vertelde. Van het omringende
platteland waren duizenden vluchtelingen Richmond binnengestroomd
om een schuilplaats te vinden. Ik had deze vluchtelingen, die hier
helemaal alleen in een vreemde stad onderdak zochten, altijd
beklaagd. Zou ik nu een van hen worden en onderdak moeten zoeken in
een vreemde stad?
'Maar... maar waar moet ik dan heen? Dit is mijn huis... Ik zou
niet weten waar ik heen zou moeten gaan.'
'President Davis heeft zijn gezin per trein al naar Raleigh in het
Zuiden gestuurd. Ik heb kans gezien om drie van de laatste kaartjes
te kopen voor de trein die daar morgenochtend heengaat.'
'En hoe moet het dan met onze bedienden?'
Hij schudde zijn hoofd. Hij wilde ze hier allemaal achterlaten om
te sterven.
'Ik kan niet vluchten en Tessie en Eli hier achterlaten.'
'Ze zullen het wel redden, Caroline. Het leger van de Unie zal hun
geen kwaad doen. Maar niemand weet wat de Yankees jou en de andere
vrouwen hier zullen aandoen als jullie blijven. En bovendien, als
de oorlogsschepen werkelijk komen, is het stadsbestuur van plan de
stad in de as te leggen, zodat hij niet in handen van de vijand zal
vallen. Het Congres heeft het plan goedgekeurd en de meeste leden
zijn op de vlucht geslagen. Begrijp je het niet? Je moet evacueren.
Charles zou het me nooit vergeven als jou iets zou overkomen.'
Ik was te versuft van angst om met hem te gaan discussiëren. Ik
stemde erin toe de volgende morgen Sally en haar moeder op het
station te ontmoeten. Toen rende ik naar boven om Tessie te vragen
mij te helpen met pakken.
'Je doet er goed aan om te vertrekken,' stelde ze mij gerust,
terwijl ze kalm de spullen die ik nodig zou hebben, in een grote
koffer pakte. Als ik het alleen zou hebben moeten doen, zou ik niet
geweten hebben wat ik wel en niet mee moest nemen. In mijn paniek
kon ik bijna niet meer nadenken. 'De familie St. John zal goed voor
je zorgen — bijna net zo goed als ik zou doen,' suste ze. 'Waar het
uiteindelijk om gaat, is dat je veilig zult zijn.'
'Maar hoe moet het dan met jou en Eli en de anderen? Als het voor
mij niet veilig is om hier te blijven, hoe kan ik jullie hier dan
allemaal achterlaten? Ze zijn van plan de stad in brand te steken -
als de Federalen het dan al niet eerder hebben gedaan.'
Tessie stopte even en keek me aan. Op haar mooie gezichtje was geen
spoor van angst of bezorgdheid te zien. 'Wij zullen veilig zijn,
kind. Weet je niet dat Eli door gebed een storm tot bedaren kan
brengen? Meester Jezus zal voor ons zorgen.'
'Was er maar een veilige plaats waar jullie heen zouden kunnen
gaan.'
Ze nam mijn handen in de hare en kneep er even in. 'Liefje, ik zou
hier niet weggaan al had je honderd treinkaartjes. Op zekere dag,
als de Yankees gewonnen hebben, zal Grady hiernaartoe komen om mij
te zoeken en ik ben vast van plan om dan hier te zijn.'
Het was de eerste keer dat Tessie Grady noemde sinds ze hem negen
jaar geleden hadden weggevoerd, de eerste aanwijzing dat ze de hoop
die ze al die jaren gekoesterd had, nooit had opgegeven. Ik viel in
haar armen en huilde om haar en met haar.
'O Tessie, als ik ook maar iets zou kunnen doen om Grady weer thuis
te brengen, zou ik dat graag doen. Ik beloof je dat ik, als deze
oorlog voorbij is, hemel en aarde zal bewegen om hem voor je te
zoeken.'
We hielden elkaar nog een poosje vast. Toen, alsof ze er spijt van
had dat ze zich zo had blootgegeven, trok Tessie zich uit mijn
armen los en begon weer resoluut te pakken. 'Je moet nu naar Ruby
gaan,' zei ze. 'Vraag haar welke halssnoeren en sieraden veel voor
je moeder betekenden, zodat je ze mee kunt nemen om ze te
bewaren.'
Ik schreef bij kaarslicht een lange brief aan Charles en bracht
toen een slapeloze nacht door, wachtend op de morgen. Het was nog
erg vroeg toen Gilbert mijn koffer in het koetsje laadde en mij
naar het station bracht, maar zelfs op dit vroege uur waren de
straten al verstopt door alle verkeer. Terwijl colonnes soldaten
binnenmarcheerden, vluchtten drommen mensen van Richmond weg, zich
met alle denkbare transportmiddelen verspreidend in alle
richtingen. Mensen met wagens en karren en zelfs kruiwagens staken
de brug over de Jamesrivier over en trokken naar het Zuiden; op het
Kanawhakanaal voeren platte vaartuigen, beladen met dozen, koffers,
tassen en allerlei huisraad. In het centrum van Richmond waren de
winkels gesloten en gebarricadeerd, de huizen verlaten. Toen we
langs het plein voor het Congresgebouw reden, zagen we arbeiders
dozen vol documenten uit de regeringsgebouwen halen. De angst op de
gezichten werkte aanstekelijk en de paniek was maar nauwelijks
beheersbaar.
Op het station was het een complete chaos. Mensen renden heen en
weer, schreeuwend om treinkaartjes die voor geen enkele prijs meer
gekocht konden worden. Terwijl ik in de koets gezeten toekeek,
daalde er plotseling een grote kalmte over mij neer. Waarom
vluchtte ik weg? Vanaf de dag dat de oorlog begonnen was, had ik
iedere dag gebeden om Gods hulp en kracht — waarom zou Hij mij nu
in de steek laten? Kon Hij mij hier ook niet beschermen, zoals Hij
Eli en de anderen zou beschermen, net zo goed als ergens
anders?
Toen Gilbert van de bok wilde klimmen, hield ik hem tegen. 'Laat
mijn koffer maar even staan,' zei ik tegen hem. 'Wacht hier. Ik ben
zo weer terug.'
De trein stond al bij het perron. Er werd steenkool ingeladen en
stoom opgewekt. De passagiers stonden dicht op elkaar, wachtend op
het teken dat ze zouden kunnen instappen, hoewel het nog minstens
tien minuten zou duren voor de trein zou vertrekken. Ik vond Sally
en haar ouders op het perron terwijl ze bezorgd naar mij
uitkeken.
'Caroline, eindelijk,' zei Sally met een zucht van opluchting.'We
waren bang dat je koets ergens was blijven steken in al dat verkeer
en dat je de trein zou missen.'
'Waar is je koffer?' vroeg meneer St. John. 'Heeft je bediende je
bagage al laten inladen?'
'Alstublieft, wees niet boos,' zei ik, 'maar ik ga niet mee.'
'Nu moet je eens goed luisteren,' zei meneer St.John,'aangezien je
vader weg is, voel ik me voor jou verantwoordelijk. Ik sta erop dat
je meegaat. Dit zou je enige kans weleens kunnen zijn om in
veiligheid te komen.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik ben niet bang om hier te blijven. Ik
hoor hier thuis. Ik zou veel banger zijn als ik een vluchteling
zonder thuis zou zijn, ver weg van de mensen die mij lief
zijn.'
Om ons heen zwol het volume van opgewonden stemmen plotseling aan
tot een gebulder toen de bel op de locomotief begon te rinkelen. De
conducteur baande zich een weg door de menigte en riep de
passagiers op in te stappen. Terwijl de mensen zich de wagons in
wrongen, keken Sally en haar moeder wanhopig van de trein naar mij
en weer naar de trein.
'Alsjeblieft, Caroline, ga met ons mee,' smeekte Sally.
'Ik kan niet,' zei ik tegen haar, mijn hoofd schuddend.
'Vaarwel...' Ik draaide mij om en haastte mij weg, in de wetenschap
dat de vrouwen niets liever wilden dan Richmond zo gauw mogelijk
verlaten en dat meneer St. John te reumatisch was om achter mij aan
te hollen.
Gilbert liep zenuwachtig naast het koetsje heen en weer toen ik
terugkwam. 'Wilt u de koffer nu hebben, missy? Het lijkt erop dat
de trein ieder moment kan vertrekken.'
'Ja, maar ik ga niet mee. Ik blijf hier.'
'Maar missy Caroline... Ik denk niet...'
'Breng me naar huis, Gilbert.' Ik probeerde dapper te glimlachen en
voegde eraan toe: 'En dit is een bevel.'
Hoewel ik wist dat ik de juiste beslissing had genomen, was de
spanning van het wachten tot de kanonneerboten van de Unie zouden
komen en de beschieting zou beginnen, verschrikkelijk. Ik liet mijn
eigen koffer ingepakt en liet ook alle bedienden hun spullen
inpakken, zodat we, mocht de stad in de as gelegd worden, in ieder
geval nog een paar noodzakelijke dingen zouden hebben. Toen
verzamelden we ons in de salon en wachtten.
'Denk je dat we naar Hilltop kunnen gaan als het hier misloopt?'
vroeg Tessie.
'Nee, op Hilltop zal het niet veiliger zijn dan hier in Richmond -
het zou daar nog weleens gevaarlijker kunnen zijn. De vijandelijke
troepen komen in die richting het Schiereiland binnen. Onze mannen
hebben zich daar ingegraven om hen op te wachten.'
Ik speelde piano terwijl we zaten te wachten. Tessie en ik lazen om
de beurt een passage uit de Bijbel voor. We breiden. Luella en Ruby
deden wat verstelwerk. Eli bad.
Niet lang nadat we wat gegeten hadden, hoorden we in de verte het
onmiskenbare geluid van kanongebulder. In tegenstelling tot de
avond waarop we bang waren geweest voor de Pawnee, hield het
kanonvuur deze keer niet op. Integendeel, de explosies werden
frequenter en krachtiger, zodat de ruiten rinkelden en het
kanongebulder door de vele heuvels van Richmond weerkaatst werd.
Drewry's Bluff, het laatste fort dat de stad bewaakte, lag nog geen
tien kilometer van waar wij zaten op Church Hill.
De strijd woedde meer dan drieënhalf uur voort. Ik voelde iedere
explosie door me heen gaan. Maar hoewel we uit het kanongebulder
konden opmaken dat er hevig gevochten werd, leek het kanonvuur niet
dichter bij de stad te komen. We bleven bidden.
Toen de avond viel, nam de beschieting af en hield ten slotte
helemaal op. We keken elkaar aan. De stilte was even drukkend als
de kanonnade was geweest.
Esther stond op. 'Genoeg is genoeg. Als ik nu niet voor het vuur in
de keuken ga zorgen, gaat het uit.'
Toen ze met haar neus in de lucht de kamer uitliep, begon Eli te
lachen. 'Het lijkt erop dat angst een grotere vijand is dan de
Yankees.'
De volgende dag hoorden we dat de vloot van de Unie geen kans had
gezien langs de acht kanonnen van de Confederatie in Drewry's Bluff
te komen. Voorlopig was Richmond veilig. Maar wat nog belangrijker
was, mijn geloof had de overwinning behaald op mijn angst.
De hele maand mei zwoegde het massieve leger van generaal McClellan
door striemende regens en zuigende modder verder het Schiereiland
op. We wisten allemaal dat de twee legers op het punt stonden
elkaar te lijf te gaan, en het stadsbestuur had zich deze keer
aanzienlijk beter voorbereid op de verzorging van duizenden
gewonden. Het laatste project op de naaikrans was het maken van
matrassen geweest voor de drieduizend bedden in het
Chimborazoziekenhuis, op de heuvel even ten oosten van de stad.
Tessie, Ruby en ik waren daar op een middag mee bezig toen we
buiten een rijtuig hoorden naderen.
'Het lijkt erop dat we bezoek krijgen,' zei Tessie. Ze wilde
overeind komen, maar ik stond haastig op en zei: 'Laat mij maar
gaan.'
Ik leefde iedere dag in angst dat er een boodschapper zou komen met
nieuws over mijn vader, Charles of Jonathan, maar uitstel van het
nieuws zou niets veranderen. Ik legde mijn naaiwerk neer en haastte
mij achter Gilbert aan naar de deur. Het was geen rijtuig dat voor
het huis tot stilstand kwam, maar een oude boerenwagen met
aangekoekte modder op de wielen. Het duurde even voor ik de
vermoeide, bemodderde en verregende mensen die van de wagen
klommen, herkende. Het waren mijn grootmoeder, mijn tante Anne en
mijn jongste neef Thomas van Hilltop.
Hun koetsier en de twee negerdienstmeisjes, die hen vergezelden,
zaten tot hun middel onder de modder doordat ze de wagens steeds
uit de modder hadden geduwd en getrokken. Ik deed de voordeur wijd
open en nodigde mijn familie uit binnen te komen, terwijl Gilbert
de paarden, de wagen en de bemodderde bedienden naar de achterpoort
bracht.
'Waar is George?' wilde mijn grootmoeder weten, nog voor ik iets
tegen haar had kunnen zeggen.
'Hij... hij is niet thuis, grootmoeder. De schepen van mijn vader
zijn in maart uitgevaren en we...'
'Waar is George?' herhaalde ze. 'Heeft niemand van die waardeloze
bedienden George verteld dat we hier zijn?'
'George is er niet, moeder Fletcher,' schreeuwde tante Anne. Toen
herinnerde ik mij dat mijn grootmoeder vrijwel doof was geweest
toen ik haar acht jaar geleden had ontmoet. Te oordelen naar de
manier waarop ze met toegeknepen ogen om zich heen tuurde en haar
hoofd naar voren stak, was haar gezichtsvermogen ook
achteruitgegaan.
'Wat? Is dit het huis van George niet?' zei grootmoeder. 'Waar zijn
we dan, Anne? Je zei toch dat we naar Georges huis zouden
gaan.'
'Dit is wel het huis van George, maar hij is niet thuis,'
schreeuwde tante Anne.
'Je hoeft niet alles te herhalen. Is dit nu het huis van George of
niet?'
'Ja,' schreeuwden tante Anne en ik gelijktijdig.
'Waarom is er dan niemand die George vertelt dat ik hier ben?'
Tante Anne en ik keken elkaar hulpeloos aan.
'George is aan het werk,' schreeuwde ik in een moment van
inspiratie.
'Natuurlijk... aan het werk.' Grootmoeder pakte mijn arm en liet
zich door mij naar een stoel in de salon brengen. Ze was alarmerend
mager en zwak. 'Zet eens een pot thee voor me, Ellie,' zei ze tegen
Ruby die met grote ogen naar haar stond te kijken.
'Ja mevrouw,' antwoordde Ruby en liep toen snel naar de keuken.
Waar ze thee vandaan hoopte te halen, was me een raadsel. We
dronken al maanden een aftreksel van bramenbladeren.
'Je ziet er goed uit, Mary,' zei grootmoeder. Het duurde even
voordat het tot me doordrong dat ze het tegen mij had — en dat ze
mij voor mijn moeder aanzag.
'Eh... Mary was mijn moeder. Ik ben haar dochter, Caroline.'
'Waar is Caroline? Op school, neem ik aan.'
'Nee, ik ben Caroline,' schreeuwde ik.
'Ik heb dat kind in geen jaren gezien,' zei grootmoeder, terwijl ze
achterover in haar stoel leunde. 'Je zou zo denken dat George zijn
enig kind weleens naar Hilltop zou brengen om mij op te komen
zoeken, maar nee hoor. Waar is George eigenlijk?'
Ik keek hulpzoekend naar tante Anne, maar die haalde alleen maar
haar schouders op en zei met een hese stem: 'Caroline, neem ons
niet kwalijk dat we hier onaangekondigd heen gekomen zijn, maar we
hadden niemand om vooruit te sturen. De negers zouden allemaal naar
de vijand overgelopen zijn en denken dat ze vrij waren, als we ze
onbewaakt hadden achtergelaten.'
'Dat geeft niet, hoor. En het spijt mij dat ik u niet op een
gepaste manier kan ontvangen. Wilt u misschien iets eten, of
misschien een plaatsje om wat te rusten en u op te knappen?'
'Ik heb geen honger, maar misschien wil moeder Fletcher...'We
draaiden ons beiden om om het aan grootmoeder te vragen, maar ze
had haar ogen gesloten en haar hoofd hing tegen de zijkant van de
leuning aan. Ze snurkte.
Tante Anne en neef Thomas aten een lichte lunch die Esther snel had
klaargemaakt, terwijl Tessie en Luella de kamers boven voor de
gasten in orde maakten. Gilbert bracht hun bagage naar hun kamers.
We besloten dat grootmoeder en haar meid maar beter in papa's
bibliotheek zouden kunnen slapen, zodat ze de trap niet op
hoefde.
'Hilltop ligt helemaal aan de andere kant van de Chickahominy,'
legde tante Anne onder het eten uit,'en aangezien de Confederale
linies aan deze kant van de rivier liggen, vond William het maar
beter ons hierheen te sturen. De Federalen rukken snel op en de
plantage zal spoedig in hun handen vallen.'
'Zijn ze al zo dichtbij?' vroeg ik, terwijl ik mijn maag ineen
voelde krimpen.
'Ja, ik ben bang van wel.'
'Ik wilde thuisblijven om op de Yankees te schieten,' zei Thomas,
'maar vader vond het niet goed.' Het waren de eerste woorden die
hij had gesproken sinds hij was aangekomen. Hij moest nu veertien
zijn, de leeftijd die Jonathan had gehad toen ik hem voor het eerst
ontmoet had. Maar Thomas had niets van de nieuwsgierigheid en
levendigheid van zijn oudere broer. Thomas was dik en sloom en hij
leek er tevreden mee te zijn de hele dag voor het raam te zitten en
naar buiten te kijken. Als hij op Hilltop was gebleven om op
Yankees te schieten, wist ik niet waar hij de energie vandaan
gehaald moest hebben om zijn geweer te herladen.
'William wilde met alle geweld op de plantage blijven,' vervolgde
Anne. 'Ik moet er niet aan denken wat de Yankees met hem zullen
doen. Hij is, afgezien van de slaven, de enige die is
achtergebleven; hij wilde ons huis niet achterlaten.'
'Jullie zijn hier allemaal welkom, tante Anne. U kunt net zo lang
blijven als u wilt.'
'We willen je niet tot last zijn. Je bedienden zullen wat eten in
de wagen vinden en onze laatste hammen. We hebben liever dat jij ze
krijgt dan de Yankees.'
'U hebt er geen idee van hoe fantastisch het is dat we weer echt
eten zullen hebben. Eli heeft dit voorjaar de bloementuin veranderd
in een moestuin, maar we hebben tot nu toe nog niet zoveel
kunnen oogsten. We zijn heel blij met uw eten.'
Ze glimlachte treurig. 'Je zou er weleens anders over kunnen gaan
denken als je een paar dagen met moeder Fletcher hebt opgetrokken.
Maar weet je, ik heb eigenlijk alleen maar medelijden met haar. De
oorlog heeft het leven van iedereen veranderd — waarschijnlijk
voorgoed - maar wij zijn nog jong genoeg om ons aan te passen, om
weer helemaal opnieuw te beginnen als het nodig is. Ik bid God dat
ik niet mijn man en mijn zonen in de oorlog zal verliezen, maar zij
hebben er tenminste zelf voor gekozen om bij deze dwaasheid
betrokken te worden. Moeder Fletcher had geen keus. En nu is het
rustige leven dat ze altijd had met haar gezin, wonend op haar
eigen land, voorbij — en niemand kan haar duidelijk maken
waarom.'
Een paar dagen later, vroeg in de middag, deed een dof gedreun als
de rollende donder het huis schudden. Doof als ze was, ontwaakte
grootmoeder uit haar dutje en zei:'Je kunt de bedienden maar beter
zeggen dat ze de ramen dichtdoen, Anne. Het onweert.'
De lucht was grijs en bewolkt, maar er waren geen donderwolken.
Tante Anne en ik keken elkaar aan toen het gerommel steeds luider
werd. 'Het is artillerie,' zei ik tegen haar.
'Is het de oorlog?' vroeg Thomas, opkijkend van het kaartenhuis dat
hij aan het bouwen was. Zijn moeder knikte. 'Ik wil ook vechten,
ma, net als Will en Jonathan. Dat moet geweldig zijn!'
Ik wist wel beter. Het enige geweldige was de grote hoeveelheid
slachtoffers die er gemaakt werden. Iedere dreun van het kanon
betekende dat lichamen in een hagel van kartetsen en
granaatscherven uit elkaar gescheurd werden.
's Middags liepen we in de nog steeds vochtige namiddag de heuvel
op en luisterden. Het gevecht was dichterbij dan ik ooit had
gehoord, net even ten oosten van ons. We voelden de grond beven. In
de stille momenten tussen de kanonschoten door hoorden we het holle
geratel van geweervuur.
Het afschuwelijke gedonder hield bij het vallen van de avond
eindelijk op en begon de volgende morgen weer opnieuw. Tegen de
tijd dat de strijd de volgende middag eindigde, reed er al een
lange rij ambulances en boerenwagens de stad binnen met daarop de
gewonden en de stervenden.
'Ik ga naar het Chimborazoziekenhuis om te helpen,' zei ik na de
lunch tegen tante Anne. Ze staarde mij verbaasd aan.
'Je had altijd al een goed hart, Caroline. Ik herinner mij nog dat
je die zwarte kindertjes verzorgde die de mazelen hadden. Maar ik
moetje bekennen dat het me verbaast dat je naar zo'n vreselijke
plaats kunt gaan en al... al die dingen zien.'
Ik dwong mezelf te zeggen wat ik al die tijd sinds het
artillerievuur was begonnen, al had gedacht.'Charles en Jonathan
vechten daar ergens. Deze soldaten zouden weleens bij hun compagnie
kunnen behoren. Als ik ze niet ga helpen, wie dan wel?'
'Ik zou graag met je meegaan,' zei ze eenvoudigweg.
Chimborazo leek op een schouwspel uit Dantes Inferno. Na een blik
op een stervende soldaat van wie de hele onderkaak was
weggeschoten, verloor ik het kleine beetje voedsel dat ik gegeten
had.Van de mannen die minder ernstig gewond waren, van wie ik de
gezichten afsponsde en die ik te drinken gaf, hoorde ik dat de slag
had plaatsgevonden bij Seven Pines, een paar kilometer ten oosten
van de stad. Met de Eerste Infanterie van Virginia had Charles
deelgenomen aan een Confederale tegenaanval in een poging de
troepen van de Unie terug te dringen. De strijd had de eerste dag
succes gehad, maar was op de tweede dag in een bloedige terugtocht
geëindigd. Onder de gewonden bevond zich ook de commandant van de
Rebellen, generaal Joe Johnston.
Voor we naar huis gingen, reden tante Anne en ik samen naar het
centrum en we hielden onze adem in en hielden eikaars hand vast
toen we de lijsten bekeken van de vierduizend mannen die
gesneuveld, gewond geraakt of gevangengenomen waren. We zakten
opgelucht tegen elkaar aan toen we zagen dat Jonathan en Charles er
niet op voorkwamen.
'Je bent veranderd, Caroline,' zei tante Anne toen we daarna
terugreden naar Church Hill.'Je bent een erg flinke jonge vrouw
geworden.'
Ik schudde mijn hoofd terwijl de tranen van opluchting nog steeds
op mijn schoot drupten. 'Nee, ik ben helemaal niet sterk. Het feit
dat de oorlog nu vlakbij is, maakt me vreselijk bang. Het lezen van
die lijsten en het wachten op nieuws over mijn geliefden is een
verschrikkelijke kwelling. Ik ben helemaal niet flink, tante
Anne... maar ik leer te vertrouwen op de God Die alles in handen
heeft.'