15

Maart. 1862

Op een koude morgen in maart rammelde een windvlaag aan de luiken van mijn slaapkamerraam en gierde toen door de schoorsteen. Het was echter niet door de wind dat ik van mijn breiwerk opkeek, maar door de woorden die Tessie zojuist had voorgelezen uit de brief aan de Filippenzen. 'Wacht... lees dat nog eens voor,Tessie.'
'Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, Die in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen...'
'Een dienstkecht,' herhaalde ik. 'Dat probeerde Eli mij afgelopen zomer te vertellen toen we voor al die gewonde soldaten zorgden. God wil dat we Zijn dienaren zijn.'
Tessie schudde haar hoofd alsof zij het ook niet kon begrijpen. 'Eli houdt ons altijd voor dat Meester Jezus ons, zwarte mensen, begrijpt omdat ook Hij een dienstknecht was. Maar ik geloofde het niet tot ik het hier las.'
'Jij en de anderen zijn in dit opzicht bevoordeeld boven mij,' zei ik terwijl ik weer verder breide. 'Jullie weten al hoe jullie goede dienstknechten moeten zijn, hoe je je meester moet gehoorzamen. Geen wonder dat Eli Jezus veel beter begrijpt dan ik.'
Tessie las weer verder. 'En in Zijn uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises...' Ik liet haar opnieuw stoppen om erover na te denken. Zou ik bereid zijn God te gehoorzamen als de dood ermee gemoeid zou zijn?
Mijn gedachten werden plotseling onderbroken door het geluid van voetstappen op de trap en het geschreeuw van Gilbert: 'Missy Caroline! Missy Caroline! Kom gauw! Kom eens kijken wie hier is!'
Toen ik de deur van mijn slaapkamer opendeed, zag ik Gilbert met een stralend gezicht op de gang staan. 'Kom eens kijken!' herhaalde hij en rende toen voor mij uit de trap weer af. Toen ik op de overloop stond, zag ik de voordeur wijd openstaan en mijn vader in de hal staan met zijn tas aan zijn voeten. Ik rende naar beneden om hem te omhelzen.
'Papa! Niet te geloven dat u eindelijk thuis bent!'
'Ik kan het zelf nauwelijks geloven, liefje. Maar ik wil je wel vertellen dat het mij heel wat moeite heeft gekost om hier te komen.'
'Wat heerlijk dat u veilig thuisgekomen bent.'
Toen papa mij eindelijk losliet, stond Gilbert nog steeds te grijnzen. Terwijl hij papa's hoed en overjas aannam, verzamelden de andere bedienden zich verlegen in de hal om papa te bekijken, alsof ze vergeten waren hoe hij eruitzag.
'Welkom thuis, meester Fletcher,' zei Tessie zacht en papa glimlachte.
'Nu bent u eindelijk thuis,' kreunde Esther,'en ik heb niet eens een stukje vlees in huis. Het spijt me, meester Fletcher, maar we eten al dagenlang niets anders dan vis. Als je vlees op de markt wilt kopen, kost dat een fortuin en zelfs dan is het nog zo taai als Eli's schoenzolen.'
Papa grinnikte. 'Vis is heel goed, hoor, Esther. Waarschijnlijk zouden Eli's schoenzolen ook goed smaken als jij ze zou koken. En het is heerlijk om weer thuis te zijn.'
De bedienden gingen allemaal voor papa aan het werk. Ze dekten de tafel in de eetzaal, ook al was het maar voor ons beiden en trokken een fles wijn uit de kelder open. 'Er zijn niet zoveel flessen meer over,' verklaarde Gilbert. 'Al die gewonde soldaten die missy in huis had opgenomen, hadden veel wijn nodig. Maar nu hebben we iets te vieren.'
Esther zette een schaal aardappelen voor papa neer. 'We eten tegenwoordig veel aardappelen. En we hebben geen boter meer, dus ik moest ze klaarmaken met azijn en spek.'
'Ze ruiken heerlijk,' zei hij.
'Ziet je vader er niet goed uit?' fluisterde Tessie, terwijl ze een schaal met vis voor me neerzette. 'Volgens mij wel. Die zeereis en de zilte lucht moeten hem goedgedaan hebben.'
Eli kwam, met de hoed in de hand, in de deuropening staan om papa te verwelkomen en hem uit te leggen waarom er alleen maar een kleine merrie op stal stond. 'Je hebt een goede keus gemaakt,' zei papa hem.'Als ik thuis geweest was, zou ik hetzelfde gedaan hebben.'
Toen we papa al onze verhalen hadden verteld en hem hadden uitgelegd wat er tijdens zijn afwezigheid allemaal was gebeurd, ging hij ontspannen in zijn stoel zitten en zei:'Jullie hebben nogal wat meegemaakt terwijl ik weg was. Maar jullie hebben allemaal juist gehandeld. Ik dank jullie daarvoor.'
'Ik ben zo blij dat u weer thuis bent,' zei ik. 'Van nu af aan kunt u de moeilijke beslissingen weer nemen.'
Met gefronst voorhoofd pakte hij mijn hand. 'Caroline, ik kan niet blijven. Over een paar dagen vertrek ik weer.' Ik staarde hem aan, niet in staat een woord uit te brengen. 'Ik ben teruggekomen om bij de regering te solliciteren naar een aanstelling als kaper.'
'Papa! Dat is hetzelfde als dat u een piraat zou zijn!'
Hij lachte.'Ik neem aan dat meneer Lincoln en zijn vrienden er ook zo over denken, maar ik beschouw mezelf als een onderdeel van de marine van de Confederatie. Met het aanvallen van koopvaarders van de Noordelijken hebben onze kapers al een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de oorlogsinspanning. En alle goederen die ik in beslag zal kunnen nemen, helpen ons natuurlijk ook.'
Wat mijn vader van plan was, was veel erger dan het breken van de blokkade. Het aanvallen van koopvaarders van de Unie op volle zee werd als piraterij gezien en gevangengenomen kapers werden geëxecuteerd. 'Doe dat alstublieft niet,' smeekte ik.'Het is veel te gevaarlijk. Als u gevangengenomen wordt, zullen ze u doden.'
'Dan kan ik mij maar beter niet gevangen laten nemen.' Hij glimlachte en probeerde luchthartig te doen, maar toen hij mijn gezicht zag, werd hij weer ernstig. 'Caroline, door je achter te laten, voel ik mij toch al zo slecht. Je moet het niet nog erger maken. Als het vrede zou zijn, zou ik graag aan je wensen tegemoet komen. Maar we zijn in oorlog en iedere man - en ook iedere vrouw — moet doen waartoe hij zich geroepen voelt. Voor Charles en Jonathan betekent het dat ze naar het front moeten. En wat mijzelf betreft... dit is iets wat ik naar mijn mening moet doen.'
Ik knikte en deed net of ik het begreep. Charles en Jonathan, en nu ook papa, waren bereid de dood te riskeren voor de zaak van het Zuiden - maar ik zag nog steeds niet in dat die het waard was om voor te sterven.
'En bovendien,' vervolgde papa, 'had president Davis afgelopen november een confrontatie met Lincoln over zijn behandeling van gevangengenomen kapers. Davis dreigde een gevangengenomen officier van de Unie te executeren voor iedere kaper die Lincoln zou executeren. Lincoln bond ten slotte in. Kapers worden nu net zo behandeld als alle andere krijgsgevangenen.'
'Dat is een schrale troost, papa.'
'Dat weet ik. Maar je kunt er trots op zijn, liefje, dat de schepen van je vader nu deel gaan uitmaken van de Confederale marine. Heb je in de kranten gelezen dat we afgelopen week de vloot van de Unie hebben aangevallen — en gewonnen hebben?'
Ik had het gelezen, maar papa was zo enthousiast over onze overwinning bij Hampton Roads dat ik hem het verhaal opnieuw liet vertellen. Het pantserschip Virginia van de Confederatie had het machtigste oorlogsschip van de Unie, de Cumberland, tot zinken gebracht, had toen de Congres in brand geschoten en vervolgens de Minnesota aan de grond laten lopen. Toen het pantserschip Monitor van de Unie de volgende dag arriveerde, had de Virginia vierenhalf uur slag geleverd totdat het duel uiteindelijk onbeslist eindigde.
'Onze naaikrans heeft de hele week zandzakken gemaakt,' zei ik. 'We zenden ze naar generaal Magruder omYorktown te versterken tegen de Federale vloot.'
Papa stak zijn vuist in de lucht en riep: 'Bravo! En bravo voor Magruder. Hij heeft de Feds zover gekregen dat ze denken dat we inYorktown veel meer mannen hebben dan in werkelijkheid het geval is. Als de vijand wist dat daar slechts achtduizend man gelegerd zijn, zouden ze landingstroepen gestuurd hebben en de stad allang hebben ingenomen.'
Ik dacht over zijn woorden na terwijl Esther een notentaart als dessert binnenbracht — het lievelingsdessert van papa. Als de vijand zou weten hoe zwak we waren, zouden ze misschien snel kunnen aanvallen en een eind aan de oorlog maken voordat er nog meer bloed zou vloeien. En meer dan wat ook wilde ik dat de oorlog zou eindigen voordat de mannen van wie ik hield, zouden sneuvelen.
'Het zal niet zo lekker zijn als u gewend was, meester Fletcher,' merkte Esther op terwijl ze de taart voor papa neerzette. 'Ziet u, ik heb hem zonder echte suiker moeten maken. In heel Richmond is geen suiker meer te krijgen, alleen nog maar surrogaat.'
'Esther, ik beloof je dat ik een hele scheepslading suiker mee zal brengen als ik weer terugkom.'
'Gaat u dan weer weg, meester Fletcher?'
'Ja, ik kan maar een paar dagen blijven.'
'Nou, zorgt u er dan maar voor dat uzelf weer veilig terugkomt. Over die suiker moet u zich maar geen zorgen maken.'
Papa wachtte tot Esther weer uit de eetkamer was weggegaan voor hij zich met een ernstig gezicht tot mij richtte. 'De Federalen komen eraan, Caroline. Daar is geen vergissing over mogelijk. Het leger van McClellan komt op Richmond af. De manier waarop McDowell het afgelopen zomer probeerde, werkte niet en daarom zullen ze deze keer over het Schiereiland oprukken tussen de rivieren de James en de York. Volgens de geruchten zijn er meer dan honderdduizend soldaten per schip op weg naar Fort Monroe — het grootste leger dat ooit in Amerika bijeengebracht is.'
Mijn maag kwam in opstand bij de gedachte aan zo'n reusachtig leger. 'Hoeveel man hebben wij?'
'Dat halen wij op geen stukken na. Maar de troepen van Joe Johnston zullen spoedig naar het Schiereiland trekken om Magruder te helpen.'
'Dat betekent... Charles en Jonathan?'
'Precies. Onze eigen troepen hebben zich het afgelopen jaar tegen de Feds bij Manassas staande weten te houden en ze zullen dat zo nodig weer doen. Ik beloofje dat je hier in Richmond veilig zult zijn.' In de maanden die zouden komen, zou ik vaak aan zijn belofte terugdenken.
Papa bleef nog geen week thuis. De regering stelde hem heel snel als kaper aan. Toen was papa vertrokken, even abrupt als hij gekomen was.

Op een milde vooijaarsdag, de eerste zondag in april, trok het leger van de Potomac, op weg naar het Schiereiland, door Richmond heen. We hadden hen al dagen verwacht en voedselpakketten voor hen klaargemaakt, maar het nieuws bereikte ons pas op de middag tegen het einde van de kerkdienst.
'Er zijn de hele morgen treinen vol soldaten van generaal Longstreet uit Fredericksburg aangekomen,' vertelde ons een ambtenaar toen we op het plein van de St. Pauls nog wat napraatten. 'Die arme kerels hebben vierentwintig uur gereisd zonder dat ze eten hebben gekregen. Ze zijn zo'n beetje verhongerd.'
'Waar zijn ze nu?' vroeg mevrouw St. John. 'Weet u of de "Blauwen van Richmond" er ook bij zijn? Mijn zoon Charles?'
'Het enige wat ik weet, is dat ze door Richmond naar Rocketts Wharf marcheren. Van daaruit vertrekken ze per stoomboot naar het Schiereiland.'
De rust van de zondag veranderde in een chaos toen mensen zich haastig in alle richtingen verspreidden en op zoek gingen naar hun geliefden om hun de klaargemaakte voedselpakketten te brengen. Ik was die morgen in mijn eigen koetsje naar de kerk gegaan, dus het ik de familie St. John achter en ging haastig op zoek naar Gilbert.
'Breng me naar Rocketts Wharf,' zei ik tegen hem. 'Opschieten! Als Charles nog niet is aangekomen, kunnen we daar op de kade op hem wachten.' Ik was bang dat we te laat zouden komen en dat ik hem al was misgelopen.
Gilbert reed of ons leven ervan afhing en manoeuvreerde het koetsje door achterafstraatjes en steegjes heen om de verkeersdrukte, en de colonnes die door de straten marcheerden, te vermijden. Muziekkorpsen speelden en vrouwen strooiden vooijaarsbloemen rond als groet. Hoewel het geruststellend was om al die duizenden soldaten te zien, moest ik eraan denken dat het al een jaar geleden was dat wij feest hadden gevierd bij de eerste schoten die er in Fort Sumter gelost waren. De oorlog die, zoals velen toen dachten, maar een maand zou duren, sleepte zich al een jaar voort en het einde was nog niet in zicht.
Op de kade krioelde het van door elkaar lopende, in het grijs geklede mannen. Als Charles zich daartussen bevond, wist ik met geen mogelijkheid hoe ik hem ooit zou kunnen vinden. Maar er zat niets anders op dan het in ieder geval te proberen. Ik klom uit de koets zonder op Gilberts hulp te wachten.
'Ga naar huis en haal het voedselpakket op dat ik heb klaargemaakt,' zei ik tegen hem. 'En breng Tessie mee terug zodat ze de kans heeft Josiah te zien.'
Gilbert overzag de menigte soldaten en schudde zijn hoofd. 'Het lijkt me niet goed om u hier alleen te laten, missy. Al die mannen...'
'Ik red me wel. Schiet nu maar op, Gilbert.'
Ik begon naar de haven te rennen voor hij mij kon tegenhouden, wrong me door de elkaar verdringende mannen heen, keek naar de gezichten, riep Charles' naam en vroeg naar zijn compagnie. Toen hoorde ik hem boven alle rumoer van stemmen uit mijn naam roepen.
'Caroline! Caroline! Hier!' Heel even ving ik een blik op van Josiah en Jonathan die naar mij zwaaiden. Toen zag ik Charles, die zich met grote haast een weg door de menigte heen baande. Ik weet niet zeker of ik hem herkend zou hebben als hij mijn naam niet had geroepen.
Hij leek magerder en gespierder dan ik mij kon herinneren en zijn donkere haar was zo lang dat hij nodig naar de kapper moest. Zijn baard, die altijd zo keurig geknipt was, was lang en smerig. Maar zijn mooie ogen waren dezelfde gebleven, zijn gezicht nog net zo knap als ik mij herinnerde, zelfs met zijn door de zon verbrande wangen en de rimpels bij zijn ooghoeken.
Op een meter afstand van elkaar bleven we staan en dronken elkaar in van top tot teen. De grijze uniformjas die hij een jaar geleden door een kleermaker had laten maken, was gekreukeld en aan de manchetten versleten. Een scheur in zijn linkermouw was slordig dichtgenaaid. De knieën stonden in zijn broek en aan de zoom van de pijpen zat opgedroogde modder. Zijn afgetrapte schoenen gaven duidelijk blijk van lange marsen.
Charles staarde naar mij terug met ogen zo zacht als fluweel. 'Je bent nog mooier dan op de foto,' zei hij. 'Je brieven hebben mij overeind gehouden, Caroline. Ik heb ze steeds weer opnieuw gelezen.' Terwijl hij praatte, liet hij zijn ransel met de dekenrol van zijn schouder op de grond glijden en zette er toen zijn geweer tegenaan. Toen deed hij zijn armen wijd open.
'Laat mij je vasthouden, Caroline.' De grijze wol van zijn jas voelde ruw aan tegen mijn wang. Het rook naar rook, kruitdamp en zweet. 'Ik wil me herinneren hoe het voelt om jou in mijn armen te houden,' mompelde hij,'en de geur van je haar, van je huid.'
Terwijl Charles mijn gezicht in zijn handen hield en mijn voorhoofd, slapen en hals kuste, zouden we de enige twee mensen op de kade hebben kunnen zijn. Ik voelde de kracht van zijn armen toen hij mij tegen zich aan drukte, de warmte van zijn lichaam tegen het mijne. We wilden elkaar nooit meer loslaten. Ik luisterde naar zijn hartslag en het geluid van zijn ademhaling en dacht aan het ragfijne draadje dat ons beiden aan deze aarde verbond. Ik had dat draadje nu al zo vaak zien breken — had hulpeloos toegekeken als een hart ophield met kloppen of als de laatste adem werd uitgeblazen — en ik wenste uit alle macht dat het leven Charles zou vullen en in hem zou blijven.
'Toen ik van huis ging,' zei hij,'dacht ik dat het niet mogelijk was nog meer van je te gaan houden dan ik al deed... maar dat doe ik.'
'Ik houd zo veel van je!' zei ik, maar ik weet niet of hij mij hoorde omdat het gehuil van een stoomfluit mijn woorden overstemde.
'Dat is mijn schip,' zei hij.
'Charles, ga niet weg!'
Hij drukte mij nog steviger tegen zich aan. 'Luister eens. Als God het wil, zal ik spoedig weer terug zijn om je opnieuw vast te houden.' Hij boog zich naar mij toe en drukte snel een kus op mijn lippen. Het was het enige wat we durfden te doen met al die mensen om ons heen. Ik voelde zijn weerstand toen hij mij eindelijk losliet.
'Waar sturen ze je heen?' vroeg ik toen hij zijn geweer pakte en zijn ransel over zijn schouder gooide.
'Yorktown.'
Mijn maag kromp ineen bij zijn woorden. 'Honderdduizend vijandelijke soldaten.'
'Ga niet...' fluisterde ik.
Toen de oproep kwam om aan boord te gaan, kwamen Sally en haar koetsier met het voedsel aan. Ze stopten Charles' armen vol zakken en pakketten, zodat hij mij niet een laatste keer kon omhelzen of in mijn hand knijpen. Ik stak mijn hand uit om nog een keer zijn wang, zijn haar aan te raken. 'Ik houd van je.'
'Ik houd ook van jou, Caroline.' Hij liep achteruit zover als hij kon, rende toen de loopplank op en liet zijn pakjes vallen, zodat hij zich aan de reling kon vastgrijpen en naar mij zwaaien.
Terwijl het schip de haven uit voer, hieven de soldaten de rebellenkreet aan en het geluid ervan - krachtig en tartend -deed me huiveren. Ik wuifde tot mijn armen zeer deden en Charles' boot eindelijk uit het zicht verdween. Toen ik mij omdraaide om mijn tranen af te vegen, zag ik Tessie naar de haven rennen, op zoek naar Josiah. Te laat.

Charles bleef bijna een maand in het belegerde Yorktown, zo'n honderd kilometer verderop, terwijl McClellans leger zich daar vlakbij verzamelde. Toen we het bericht ontvingen dat de Federalen hun zware artillerie verplaatsten naar Yorktown, bad ik God, ieder moment dat ik daar de gelegenheid toe had, of Hij Charles wilde beschermen.
De hele maand april stond er zulk vreselijk nieuws in de kranten dat Tessie mij smeekte ze niet meer te lezen.'Je raakt er alleen maar door van streek, liefje,' zei ze. 'Wat voor zin heeft het om te weten wat er op al die plaatsen gebeurt als je er toch niets aan kunt veranderen? Ik wilde wel dat ik niet geleerd had al die verschrikkelijke dingen te lezen.'
We lazen over de slag bij Shiloh in Tennessee en het niet te bevatten verlies van elfduizend soldaten. Vier dagen later gaf Fort Pulaski zich over, waardoor de haven van Savannah niet langer beschermd was. Een week later ging Fort Macon bij Beaufort in North Carolina verloren. Toen, aan het eind van de maand, volgde het verbijsterende bericht over het verlies van New Orleans en de monding van de Mississippi.
'Ik wil dat er een eind komt aan deze afschuwelijke oorlog, Tessie.' God, wanneer zal er een eind aan komen?
Ik had weinig tijd om mij over al die plaatsen zorgen te maken omdat de vijand steeds dichter bij Richmond kwam. Terwijl het leger van McClellan zich voorbereidde om het Schiereiland binnen te trekken, kwamen twee andere legers van de Unie steeds dichterbij, het ene vanuit het zuiden langs de Rappahannockrivier, het andere naderde door de Shenandoahvallei. In de eerste week van mei gingen in de hele stad geruchten rond dat onze troep en Yorktown hadden verlaten om de versterkingen rond Richmond te verdedigen. Ik hoorde pas iets over de zware gevechten die in Williamsburg hadden plaatsgevonden en over het gevaar waarin Charles verkeerd had, toen ik een paar dagen na de slag zijn brief ontving.

We wisten dat de Federale kanonnen in stelling werden gebracht om Yorktown te bombarderen en dat het geen zin meer had nog langer te blijven om de stad te verdedigen, 's Nachts zijn we weggetrokken. De hele nacht door bestookten onze batterijen de vijand om onze aftocht te dekken. Mijn compagnie bevond zich in de achterhoede en was een van de laatste die vertrok. Toen de Federalen de volgende dag ontdekten dat we waren vertrokken, achtervolgden ze ons. Bij Williamsburg haalden ze ons in en vielen toen mijn divisie aan. We hebben van zonsopgang tot zonsondergang gevochten en hoewel we ver in de minderheid waren en veel minder kanonnen hadden, zagen we kans hen terug te drijven. Toen de vijand zich uiteindelijk terugtrok, hebben we gewacht tot het donker werd en zijn toen naar Richmond getrokken. Mijn hele leven ben ik nog niet zo moe geweest en nog nooit heb ik zo hard gevochten en zo lang gemarcheerd zonder iets te eten. Je kunt aan mijn beverige handschrift zien dat ik nog steeds uitgeput ben. Maar de gedachte aan waarvoor we vechten, houdt me op de been - onze vrijheid die we dreigen te verliezen...

Charles' brieven waren erg kostbaar voor mij, maar deze keer maakten zijn woorden mij zo boos dat ik zijn brief verfrommelde en door de kamer smeet. Toen pakte ik een vel papier en schreef hem een boze brief terug.
Ik schreef hem hoe woedend ik op hem was omdat hij zijn leven riskeerde voor een hopeloze zaak. Het Zuiden had het mis, de 'vrijheid' waarvoor hij vocht — de 'vrijheid' om mensen in slavernij te houden — was moreel verwerpelijk. Zag hij dan niet in dat hij ons land zodoende te gronde richtte en dat talloze levens verspild werden? Ik zei hem zijn Bijbel te lezen, het boek Exodus, om te zien hoe Farao zijn hart verhard had tegen de bevrijding van de slaven, tot zelfs zijn eigen ambtenaren hem smeekten hen te laten gaan en zeiden: 'Beseft u niet dat Egypte verwoest wordt?' Het Zuiden werd langzaam verwoest en ik was bang dat Charles zou sterven, evenals de eerstgeborenen in Egypte waren gestorven. Ik wilde niet verder leven zonder Charles.
Uiteindelijk streek ik de kreukels weer behoedzaam uit Charles' brief en gooide mijn eigen brief in het vuur.
Een week later werd onze marinebasis in Norfolk door de Confederalen geëvacueerd en trokken zich nog meer troepen van het Schiereiland terug om Richmond te verdedigen. Toen ik las dat de Rebellen hun machtigste oorlogsschip, de Virginia, vernietigd hadden om te voorkomen dat het in handen van de vijand zou vallen, dacht ik eraan hoe verschrikkelijk mijn vader het zou vinden als hij dit zou horen. De Virginia had een te grote diepgang om de Jamesrivier op te varen en kon ook de blokkade van de Unie naar open zee niet doorbreken, zodat besloten werd het schip te vernietigen.
Nu kreeg Richmond met een nieuwe bedreiging te maken. Ik hoorde dit toen meneer St. John op een late namiddag Church Hill op kwam rijden om mij te waarschuwen.
'Caroline, je moetje spullen pakken en je klaarmaken om Richmond te verlaten,' zei hij. Gilbert had hem naar papa's bibliotheek gebracht, maar meneer St. John was te opgewonden om te gaan zitten, te radeloos om zelfs maar een glas cognac of een van papa's laatste sigaren aan te nemen.
'Morgen laat ik Sally en mijn vrouw buiten Richmond in veiligheid brengen,' zei hij. 'Je moet gaan pakken en met hen meegaan, Caroline.'
'De stad verlaten... waarom?' Ik zakte in de stoel neer die Gilbert meneer St. John had aangeboden omdat mijn knieën plotseling knikten. 'Wat is er aan de hand?'
'De evacuatie van Norfolk betekent dat de mond van de Jamesrivier wijd openstaat voor de vloot van de vijand. Er bestaat grote kans dat Federale kanonneerboten de rivier op zullen varen om Richmond te bombarderen en de stad tot overgave te dwingen. We hebben mijnen en versperringen in het kanaal aangebracht, maar onze laatste verdedigingslinie van de rivier bij Drewry's Bluff is nog maar half klaar. Niemand weet of de kanonnen in staat zullen zijn het pantserschip Monitor tegen te houden. En de Monitor zal zeer waarschijnlijk geëscorteerd worden door kanonneerboten. Je moet evacueren.'
Ik kon niet bevatten wat hij vertelde. Van het omringende platteland waren duizenden vluchtelingen Richmond binnengestroomd om een schuilplaats te vinden. Ik had deze vluchtelingen, die hier helemaal alleen in een vreemde stad onderdak zochten, altijd beklaagd. Zou ik nu een van hen worden en onderdak moeten zoeken in een vreemde stad?
'Maar... maar waar moet ik dan heen? Dit is mijn huis... Ik zou niet weten waar ik heen zou moeten gaan.'
'President Davis heeft zijn gezin per trein al naar Raleigh in het Zuiden gestuurd. Ik heb kans gezien om drie van de laatste kaartjes te kopen voor de trein die daar morgenochtend heengaat.'
'En hoe moet het dan met onze bedienden?'
Hij schudde zijn hoofd. Hij wilde ze hier allemaal achterlaten om te sterven.
'Ik kan niet vluchten en Tessie en Eli hier achterlaten.'
'Ze zullen het wel redden, Caroline. Het leger van de Unie zal hun geen kwaad doen. Maar niemand weet wat de Yankees jou en de andere vrouwen hier zullen aandoen als jullie blijven. En bovendien, als de oorlogsschepen werkelijk komen, is het stadsbestuur van plan de stad in de as te leggen, zodat hij niet in handen van de vijand zal vallen. Het Congres heeft het plan goedgekeurd en de meeste leden zijn op de vlucht geslagen. Begrijp je het niet? Je moet evacueren. Charles zou het me nooit vergeven als jou iets zou overkomen.'
Ik was te versuft van angst om met hem te gaan discussiëren. Ik stemde erin toe de volgende morgen Sally en haar moeder op het station te ontmoeten. Toen rende ik naar boven om Tessie te vragen mij te helpen met pakken.
'Je doet er goed aan om te vertrekken,' stelde ze mij gerust, terwijl ze kalm de spullen die ik nodig zou hebben, in een grote koffer pakte. Als ik het alleen zou hebben moeten doen, zou ik niet geweten hebben wat ik wel en niet mee moest nemen. In mijn paniek kon ik bijna niet meer nadenken. 'De familie St. John zal goed voor je zorgen — bijna net zo goed als ik zou doen,' suste ze. 'Waar het uiteindelijk om gaat, is dat je veilig zult zijn.'
'Maar hoe moet het dan met jou en Eli en de anderen? Als het voor mij niet veilig is om hier te blijven, hoe kan ik jullie hier dan allemaal achterlaten? Ze zijn van plan de stad in brand te steken - als de Federalen het dan al niet eerder hebben gedaan.'
Tessie stopte even en keek me aan. Op haar mooie gezichtje was geen spoor van angst of bezorgdheid te zien. 'Wij zullen veilig zijn, kind. Weet je niet dat Eli door gebed een storm tot bedaren kan brengen? Meester Jezus zal voor ons zorgen.'
'Was er maar een veilige plaats waar jullie heen zouden kunnen gaan.'
Ze nam mijn handen in de hare en kneep er even in. 'Liefje, ik zou hier niet weggaan al had je honderd treinkaartjes. Op zekere dag, als de Yankees gewonnen hebben, zal Grady hiernaartoe komen om mij te zoeken en ik ben vast van plan om dan hier te zijn.'
Het was de eerste keer dat Tessie Grady noemde sinds ze hem negen jaar geleden hadden weggevoerd, de eerste aanwijzing dat ze de hoop die ze al die jaren gekoesterd had, nooit had opgegeven. Ik viel in haar armen en huilde om haar en met haar.
'O Tessie, als ik ook maar iets zou kunnen doen om Grady weer thuis te brengen, zou ik dat graag doen. Ik beloof je dat ik, als deze oorlog voorbij is, hemel en aarde zal bewegen om hem voor je te zoeken.'
We hielden elkaar nog een poosje vast. Toen, alsof ze er spijt van had dat ze zich zo had blootgegeven, trok Tessie zich uit mijn armen los en begon weer resoluut te pakken. 'Je moet nu naar Ruby gaan,' zei ze. 'Vraag haar welke halssnoeren en sieraden veel voor je moeder betekenden, zodat je ze mee kunt nemen om ze te bewaren.'
Ik schreef bij kaarslicht een lange brief aan Charles en bracht toen een slapeloze nacht door, wachtend op de morgen. Het was nog erg vroeg toen Gilbert mijn koffer in het koetsje laadde en mij naar het station bracht, maar zelfs op dit vroege uur waren de straten al verstopt door alle verkeer. Terwijl colonnes soldaten binnenmarcheerden, vluchtten drommen mensen van Richmond weg, zich met alle denkbare transportmiddelen verspreidend in alle richtingen. Mensen met wagens en karren en zelfs kruiwagens staken de brug over de Jamesrivier over en trokken naar het Zuiden; op het Kanawhakanaal voeren platte vaartuigen, beladen met dozen, koffers, tassen en allerlei huisraad. In het centrum van Richmond waren de winkels gesloten en gebarricadeerd, de huizen verlaten. Toen we langs het plein voor het Congresgebouw reden, zagen we arbeiders dozen vol documenten uit de regeringsgebouwen halen. De angst op de gezichten werkte aanstekelijk en de paniek was maar nauwelijks beheersbaar.
Op het station was het een complete chaos. Mensen renden heen en weer, schreeuwend om treinkaartjes die voor geen enkele prijs meer gekocht konden worden. Terwijl ik in de koets gezeten toekeek, daalde er plotseling een grote kalmte over mij neer. Waarom vluchtte ik weg? Vanaf de dag dat de oorlog begonnen was, had ik iedere dag gebeden om Gods hulp en kracht — waarom zou Hij mij nu in de steek laten? Kon Hij mij hier ook niet beschermen, zoals Hij Eli en de anderen zou beschermen, net zo goed als ergens anders?
Toen Gilbert van de bok wilde klimmen, hield ik hem tegen. 'Laat mijn koffer maar even staan,' zei ik tegen hem. 'Wacht hier. Ik ben zo weer terug.'
De trein stond al bij het perron. Er werd steenkool ingeladen en stoom opgewekt. De passagiers stonden dicht op elkaar, wachtend op het teken dat ze zouden kunnen instappen, hoewel het nog minstens tien minuten zou duren voor de trein zou vertrekken. Ik vond Sally en haar ouders op het perron terwijl ze bezorgd naar mij uitkeken.
'Caroline, eindelijk,' zei Sally met een zucht van opluchting.'We waren bang dat je koets ergens was blijven steken in al dat verkeer en dat je de trein zou missen.'
'Waar is je koffer?' vroeg meneer St. John. 'Heeft je bediende je bagage al laten inladen?'
'Alstublieft, wees niet boos,' zei ik, 'maar ik ga niet mee.'
'Nu moet je eens goed luisteren,' zei meneer St.John,'aangezien je vader weg is, voel ik me voor jou verantwoordelijk. Ik sta erop dat je meegaat. Dit zou je enige kans weleens kunnen zijn om in veiligheid te komen.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik ben niet bang om hier te blijven. Ik hoor hier thuis. Ik zou veel banger zijn als ik een vluchteling zonder thuis zou zijn, ver weg van de mensen die mij lief zijn.'
Om ons heen zwol het volume van opgewonden stemmen plotseling aan tot een gebulder toen de bel op de locomotief begon te rinkelen. De conducteur baande zich een weg door de menigte en riep de passagiers op in te stappen. Terwijl de mensen zich de wagons in wrongen, keken Sally en haar moeder wanhopig van de trein naar mij en weer naar de trein.
'Alsjeblieft, Caroline, ga met ons mee,' smeekte Sally.
'Ik kan niet,' zei ik tegen haar, mijn hoofd schuddend. 'Vaarwel...' Ik draaide mij om en haastte mij weg, in de wetenschap dat de vrouwen niets liever wilden dan Richmond zo gauw mogelijk verlaten en dat meneer St. John te reumatisch was om achter mij aan te hollen.
Gilbert liep zenuwachtig naast het koetsje heen en weer toen ik terugkwam. 'Wilt u de koffer nu hebben, missy? Het lijkt erop dat de trein ieder moment kan vertrekken.'
'Ja, maar ik ga niet mee. Ik blijf hier.'
'Maar missy Caroline... Ik denk niet...'
'Breng me naar huis, Gilbert.' Ik probeerde dapper te glimlachen en voegde eraan toe: 'En dit is een bevel.'

Hoewel ik wist dat ik de juiste beslissing had genomen, was de spanning van het wachten tot de kanonneerboten van de Unie zouden komen en de beschieting zou beginnen, verschrikkelijk. Ik liet mijn eigen koffer ingepakt en liet ook alle bedienden hun spullen inpakken, zodat we, mocht de stad in de as gelegd worden, in ieder geval nog een paar noodzakelijke dingen zouden hebben. Toen verzamelden we ons in de salon en wachtten.
'Denk je dat we naar Hilltop kunnen gaan als het hier misloopt?' vroeg Tessie.
'Nee, op Hilltop zal het niet veiliger zijn dan hier in Richmond - het zou daar nog weleens gevaarlijker kunnen zijn. De vijandelijke troepen komen in die richting het Schiereiland binnen. Onze mannen hebben zich daar ingegraven om hen op te wachten.'
Ik speelde piano terwijl we zaten te wachten. Tessie en ik lazen om de beurt een passage uit de Bijbel voor. We breiden. Luella en Ruby deden wat verstelwerk. Eli bad.
Niet lang nadat we wat gegeten hadden, hoorden we in de verte het onmiskenbare geluid van kanongebulder. In tegenstelling tot de avond waarop we bang waren geweest voor de Pawnee, hield het kanonvuur deze keer niet op. Integendeel, de explosies werden frequenter en krachtiger, zodat de ruiten rinkelden en het kanongebulder door de vele heuvels van Richmond weerkaatst werd. Drewry's Bluff, het laatste fort dat de stad bewaakte, lag nog geen tien kilometer van waar wij zaten op Church Hill.
De strijd woedde meer dan drieënhalf uur voort. Ik voelde iedere explosie door me heen gaan. Maar hoewel we uit het kanongebulder konden opmaken dat er hevig gevochten werd, leek het kanonvuur niet dichter bij de stad te komen. We bleven bidden.
Toen de avond viel, nam de beschieting af en hield ten slotte helemaal op. We keken elkaar aan. De stilte was even drukkend als de kanonnade was geweest.
Esther stond op. 'Genoeg is genoeg. Als ik nu niet voor het vuur in de keuken ga zorgen, gaat het uit.'
Toen ze met haar neus in de lucht de kamer uitliep, begon Eli te lachen. 'Het lijkt erop dat angst een grotere vijand is dan de Yankees.'
De volgende dag hoorden we dat de vloot van de Unie geen kans had gezien langs de acht kanonnen van de Confederatie in Drewry's Bluff te komen. Voorlopig was Richmond veilig. Maar wat nog belangrijker was, mijn geloof had de overwinning behaald op mijn angst.

De hele maand mei zwoegde het massieve leger van generaal McClellan door striemende regens en zuigende modder verder het Schiereiland op. We wisten allemaal dat de twee legers op het punt stonden elkaar te lijf te gaan, en het stadsbestuur had zich deze keer aanzienlijk beter voorbereid op de verzorging van duizenden gewonden. Het laatste project op de naaikrans was het maken van matrassen geweest voor de drieduizend bedden in het Chimborazoziekenhuis, op de heuvel even ten oosten van de stad. Tessie, Ruby en ik waren daar op een middag mee bezig toen we buiten een rijtuig hoorden naderen. 
'Het lijkt erop dat we bezoek krijgen,' zei Tessie. Ze wilde overeind komen, maar ik stond haastig op en zei: 'Laat mij maar gaan.' 
Ik leefde iedere dag in angst dat er een boodschapper zou komen met nieuws over mijn vader, Charles of Jonathan, maar uitstel van het nieuws zou niets veranderen. Ik legde mijn naaiwerk neer en haastte mij achter Gilbert aan naar de deur. Het was geen rijtuig dat voor het huis tot stilstand kwam, maar een oude boerenwagen met aangekoekte modder op de wielen. Het duurde even voor ik de vermoeide, bemodderde en verregende mensen die van de wagen klommen, herkende. Het waren mijn grootmoeder, mijn tante Anne en mijn jongste neef Thomas van Hilltop.
Hun koetsier en de twee negerdienstmeisjes, die hen vergezelden, zaten tot hun middel onder de modder doordat ze de wagens steeds uit de modder hadden geduwd en getrokken. Ik deed de voordeur wijd open en nodigde mijn familie uit binnen te komen, terwijl Gilbert de paarden, de wagen en de bemodderde bedienden naar de achterpoort bracht.
'Waar is George?' wilde mijn grootmoeder weten, nog voor ik iets tegen haar had kunnen zeggen.
'Hij... hij is niet thuis, grootmoeder. De schepen van mijn vader zijn in maart uitgevaren en we...'
'Waar is George?' herhaalde ze. 'Heeft niemand van die waardeloze bedienden George verteld dat we hier zijn?'
'George is er niet, moeder Fletcher,' schreeuwde tante Anne. Toen herinnerde ik mij dat mijn grootmoeder vrijwel doof was geweest toen ik haar acht jaar geleden had ontmoet. Te oordelen naar de manier waarop ze met toegeknepen ogen om zich heen tuurde en haar hoofd naar voren stak, was haar gezichtsvermogen ook achteruitgegaan.
'Wat? Is dit het huis van George niet?' zei grootmoeder. 'Waar zijn we dan, Anne? Je zei toch dat we naar Georges huis zouden gaan.'
'Dit is wel het huis van George, maar hij is niet thuis,' schreeuwde tante Anne.
'Je hoeft niet alles te herhalen. Is dit nu het huis van George of niet?'
'Ja,' schreeuwden tante Anne en ik gelijktijdig.
'Waarom is er dan niemand die George vertelt dat ik hier ben?'
Tante Anne en ik keken elkaar hulpeloos aan.
'George is aan het werk,' schreeuwde ik in een moment van inspiratie.
'Natuurlijk... aan het werk.' Grootmoeder pakte mijn arm en liet zich door mij naar een stoel in de salon brengen. Ze was alarmerend mager en zwak. 'Zet eens een pot thee voor me, Ellie,' zei ze tegen Ruby die met grote ogen naar haar stond te kijken.
'Ja mevrouw,' antwoordde Ruby en liep toen snel naar de keuken. Waar ze thee vandaan hoopte te halen, was me een raadsel. We dronken al maanden een aftreksel van bramenbladeren.
'Je ziet er goed uit, Mary,' zei grootmoeder. Het duurde even voordat het tot me doordrong dat ze het tegen mij had — en dat ze mij voor mijn moeder aanzag.
'Eh... Mary was mijn moeder. Ik ben haar dochter, Caroline.'
'Waar is Caroline? Op school, neem ik aan.'
'Nee, ik ben Caroline,' schreeuwde ik.
'Ik heb dat kind in geen jaren gezien,' zei grootmoeder, terwijl ze achterover in haar stoel leunde. 'Je zou zo denken dat George zijn enig kind weleens naar Hilltop zou brengen om mij op te komen zoeken, maar nee hoor. Waar is George eigenlijk?'
Ik keek hulpzoekend naar tante Anne, maar die haalde alleen maar haar schouders op en zei met een hese stem: 'Caroline, neem ons niet kwalijk dat we hier onaangekondigd heen gekomen zijn, maar we hadden niemand om vooruit te sturen. De negers zouden allemaal naar de vijand overgelopen zijn en denken dat ze vrij waren, als we ze onbewaakt hadden achtergelaten.'
'Dat geeft niet, hoor. En het spijt mij dat ik u niet op een gepaste manier kan ontvangen. Wilt u misschien iets eten, of misschien een plaatsje om wat te rusten en u op te knappen?'
'Ik heb geen honger, maar misschien wil moeder Fletcher...'We draaiden ons beiden om om het aan grootmoeder te vragen, maar ze had haar ogen gesloten en haar hoofd hing tegen de zijkant van de leuning aan. Ze snurkte.
Tante Anne en neef Thomas aten een lichte lunch die Esther snel had klaargemaakt, terwijl Tessie en Luella de kamers boven voor de gasten in orde maakten. Gilbert bracht hun bagage naar hun kamers. We besloten dat grootmoeder en haar meid maar beter in papa's bibliotheek zouden kunnen slapen, zodat ze de trap niet op hoefde.
'Hilltop ligt helemaal aan de andere kant van de Chickahominy,' legde tante Anne onder het eten uit,'en aangezien de Confederale linies aan deze kant van de rivier liggen, vond William het maar beter ons hierheen te sturen. De Federalen rukken snel op en de plantage zal spoedig in hun handen vallen.'
'Zijn ze al zo dichtbij?' vroeg ik, terwijl ik mijn maag ineen voelde krimpen.
'Ja, ik ben bang van wel.'
'Ik wilde thuisblijven om op de Yankees te schieten,' zei Thomas, 'maar vader vond het niet goed.' Het waren de eerste woorden die hij had gesproken sinds hij was aangekomen. Hij moest nu veertien zijn, de leeftijd die Jonathan had gehad toen ik hem voor het eerst ontmoet had. Maar Thomas had niets van de nieuwsgierigheid en levendigheid van zijn oudere broer. Thomas was dik en sloom en hij leek er tevreden mee te zijn de hele dag voor het raam te zitten en naar buiten te kijken. Als hij op Hilltop was gebleven om op Yankees te schieten, wist ik niet waar hij de energie vandaan gehaald moest hebben om zijn geweer te herladen.
'William wilde met alle geweld op de plantage blijven,' vervolgde Anne. 'Ik moet er niet aan denken wat de Yankees met hem zullen doen. Hij is, afgezien van de slaven, de enige die is achtergebleven; hij wilde ons huis niet achterlaten.'
'Jullie zijn hier allemaal welkom, tante Anne. U kunt net zo lang blijven als u wilt.'
'We willen je niet tot last zijn. Je bedienden zullen wat eten in de wagen vinden en onze laatste hammen. We hebben liever dat jij ze krijgt dan de Yankees.'
'U hebt er geen idee van hoe fantastisch het is dat we weer echt eten zullen hebben. Eli heeft dit voorjaar de bloementuin veranderd in een moestuin, maar we hebben tot nu toe nog niet zoveel kunnen oogsten. We zijn heel blij met uw eten.'
Ze glimlachte treurig. 'Je zou er weleens anders over kunnen gaan denken als je een paar dagen met moeder Fletcher hebt opgetrokken. Maar weet je, ik heb eigenlijk alleen maar medelijden met haar. De oorlog heeft het leven van iedereen veranderd — waarschijnlijk voorgoed - maar wij zijn nog jong genoeg om ons aan te passen, om weer helemaal opnieuw te beginnen als het nodig is. Ik bid God dat ik niet mijn man en mijn zonen in de oorlog zal verliezen, maar zij hebben er tenminste zelf voor gekozen om bij deze dwaasheid betrokken te worden. Moeder Fletcher had geen keus. En nu is het rustige leven dat ze altijd had met haar gezin, wonend op haar eigen land, voorbij — en niemand kan haar duidelijk maken waarom.'
Een paar dagen later, vroeg in de middag, deed een dof gedreun als de rollende donder het huis schudden. Doof als ze was, ontwaakte grootmoeder uit haar dutje en zei:'Je kunt de bedienden maar beter zeggen dat ze de ramen dichtdoen, Anne. Het onweert.'
De lucht was grijs en bewolkt, maar er waren geen donderwolken. Tante Anne en ik keken elkaar aan toen het gerommel steeds luider werd. 'Het is artillerie,' zei ik tegen haar.
'Is het de oorlog?' vroeg Thomas, opkijkend van het kaartenhuis dat hij aan het bouwen was. Zijn moeder knikte. 'Ik wil ook vechten, ma, net als Will en Jonathan. Dat moet geweldig zijn!'
Ik wist wel beter. Het enige geweldige was de grote hoeveelheid slachtoffers die er gemaakt werden. Iedere dreun van het kanon betekende dat lichamen in een hagel van kartetsen en granaatscherven uit elkaar gescheurd werden.
's Middags liepen we in de nog steeds vochtige namiddag de heuvel op en luisterden. Het gevecht was dichterbij dan ik ooit had gehoord, net even ten oosten van ons. We voelden de grond beven. In de stille momenten tussen de kanonschoten door hoorden we het holle geratel van geweervuur.
Het afschuwelijke gedonder hield bij het vallen van de avond eindelijk op en begon de volgende morgen weer opnieuw. Tegen de tijd dat de strijd de volgende middag eindigde, reed er al een lange rij ambulances en boerenwagens de stad binnen met daarop de gewonden en de stervenden.
'Ik ga naar het Chimborazoziekenhuis om te helpen,' zei ik na de lunch tegen tante Anne. Ze staarde mij verbaasd aan.
'Je had altijd al een goed hart, Caroline. Ik herinner mij nog dat je die zwarte kindertjes verzorgde die de mazelen hadden. Maar ik moetje bekennen dat het me verbaast dat je naar zo'n vreselijke plaats kunt gaan en al... al die dingen zien.'
Ik dwong mezelf te zeggen wat ik al die tijd sinds het artillerievuur was begonnen, al had gedacht.'Charles en Jonathan vechten daar ergens. Deze soldaten zouden weleens bij hun compagnie kunnen behoren. Als ik ze niet ga helpen, wie dan wel?'
'Ik zou graag met je meegaan,' zei ze eenvoudigweg.
Chimborazo leek op een schouwspel uit Dantes Inferno. Na een blik op een stervende soldaat van wie de hele onderkaak was weggeschoten, verloor ik het kleine beetje voedsel dat ik gegeten had.Van de mannen die minder ernstig gewond waren, van wie ik de gezichten afsponsde en die ik te drinken gaf, hoorde ik dat de slag had plaatsgevonden bij Seven Pines, een paar kilometer ten oosten van de stad. Met de Eerste Infanterie van Virginia had Charles deelgenomen aan een Confederale tegenaanval in een poging de troepen van de Unie terug te dringen. De strijd had de eerste dag succes gehad, maar was op de tweede dag in een bloedige terugtocht geëindigd. Onder de gewonden bevond zich ook de commandant van de Rebellen, generaal Joe Johnston.
Voor we naar huis gingen, reden tante Anne en ik samen naar het centrum en we hielden onze adem in en hielden eikaars hand vast toen we de lijsten bekeken van de vierduizend mannen die gesneuveld, gewond geraakt of gevangengenomen waren. We zakten opgelucht tegen elkaar aan toen we zagen dat Jonathan en Charles er niet op voorkwamen.
'Je bent veranderd, Caroline,' zei tante Anne toen we daarna terugreden naar Church Hill.'Je bent een erg flinke jonge vrouw geworden.'
Ik schudde mijn hoofd terwijl de tranen van opluchting nog steeds op mijn schoot drupten. 'Nee, ik ben helemaal niet sterk. Het feit dat de oorlog nu vlakbij is, maakt me vreselijk bang. Het lezen van die lijsten en het wachten op nieuws over mijn geliefden is een verschrikkelijke kwelling. Ik ben helemaal niet flink, tante Anne... maar ik leer te vertrouwen op de God Die alles in handen heeft.'