32
Lindell vroeg Berglund en Haver het huis van Mortensen voor hun rekening te nemen. Zelf had ze daar geen puf voor. Het was alsof ze helemaal leeg was. Ze zat op haar kamer, niet in staat om aan iets anders te denken dan aan Edvard. Was hij degene geweest die gebeld had? Die kans was klein, maar toch? Misschien had hij nagedacht. Misschien was zijn liefde zo groot dat hij haar ontrouw en lompheid kon vergeven.
Ze had alles verknoeid. Ze had de moord op Gabriella dan wel opgelost, maar de blijdschap daarover liet op zich wachten. Gabriella was dood. Als zij direct naar haar toe was gereden, had ze misschien nu nog geleefd.
Als. Als ze niet in bed was gekropen met die Bengt-Åke. Als ze niet zus had gedaan, maar zo.
De telefoon ging. Deze keer nam ze op. Het was een journalist van tv4 die een reactie wilde op het oplossen van de moord op Gabriella. Hoe hij dat zo snel te weten was gekomen, was Lindell een raadsel, maar ze nam aan dat iemand in het gebouw het verteld had.
Mechanisch vertelde ze dat er een arrestatie was verricht en dat er bepaalde bekentenissen waren gedaan. Ze zei niets over de onwettige dierproeven op apen. Toen de journalist haar dertig minuten later in de studio wilde hebben, zei ze glashard nee. Ze zag zichzelf niet op tv verschijnen.
Toen ze had opgelegd, moest ze opeens aan Adrian Mård denken. Het was immers zijn informatie die tot de arrestatie van Mortensen geleid had. Ze toetste Mårds nummer in, maar er nam niemand op. Plotseling werd ze ongerust. Waarom antwoordde hij nooit? Waarom belde hij niet als hij haar berichten afgeluisterd had?
Josefin en Gabriella, twee vrouwen van haar eigen leeftijd, vermoord. Emily, een klein meisje, eveneens. Josefin was zwanger, net als zijzelf. De beelden van het onderzoek tolden rond in Lindells hoofd, gaven haar geen rust. De groentetuin bij het huis. De elandkoe met haar gewonde kalf. Ieder nieuw onderzoek gaf nieuwe indrukken, nieuwe herinneringen om bij de oude te voegen. Het kwaad werd opgeslagen. Te midden van dit alles moest zij sterk en rationeel zijn.
Nooit eerder had ze het normale zo sterk gemist als nu. Een gewoon leven met een gewone man leek haar het enig mogelijke in het gat tussen de MedForsk-liga en de nieuwe onderzoeken die zouden volgen. Plotseling kwam het beeld van een mogelijk geluk naar boven. Haver leidde zo’n leven. Ottosson ook, Beatrice misschien ook wel. Zij konden hun rapporten dichtslaan en ergens heen gaan dat de naam ‘thuis’ waard was.
Er werd geklopt en Berglund kwam binnen. Het gezicht van haar collega stond verbeten. In zijn ene hand had hij een papier.
‘Ik denk dat ik een hond neem’, zei ze.
Berglund keek haar verbaasd aan.
‘Een hond?’
Hij ging zitten en gooide het papier over het bureau naar haar toe. Lindell treuzelde even voor ze het oppakte. Tegelijkertijd keek ze Berglund kort aan.
‘Ja, een hond’, zei ze en ze begon te lezen.
Het eerste wat ze zag, was de naam Julio Piñeda.
‘Wat is dit?’ vroeg ze en ze keek op.
Het document was geschreven in het Spaans.
‘Dit hebben we gevonden bij Mortensen.’
Lindell keek het papier door. Van sommige woorden kon ze de betekenis vermoeden, maar het verband was onduidelijk. Julio Piñeda – de onbekende man die hun inspanningen beschaamd had – kwam hierop voor, samen met elf andere namen.
‘Ik heb met Riis gesproken,’ zei Berglund, ‘hij kent een beetje Spaans. Hij dacht eerst dat het een medewerkerslijst was, maar ging later twijfelen.’
Ze las de namen nogmaals en keek daarna op.
‘Wat is het dan?’
‘Riis dacht dat het een soort medisch journaal was.’
‘Wij hebben veel verdriet geleden’, ze herinnerde zich de woorden van Piñeda.
‘De Dominicaanse Republiek’, zei zij, en Berglund knikte.
Plotseling kwam er een ijzingwekkende gedachte bij haar op. Hadden ze wellicht proeven gedaan op mensen en niet op apen? Dat zou het lachje van Jack Mortensen kunnen verklaren. Toen ze hadden gesproken over proeven op apen had hij begrepen dat de politie niet wist waar ze eigenlijk mee bezig waren.
‘Kan het om proeven op mensen gaan?’ vroeg Lindell.
‘Jezus, nee, dat kan niet waar zijn’, zei Berglund en hij rukte het papier uit Lindells hand en bekeek het opnieuw.
‘Bel die tolk die we hadden, die Chileen. Vraag Beatrice Teresia Wall weer te laten komen.’
Berglund stond onmiddellijk op en verliet de kamer.
Eduardo Cruz verbleekte toen hij het document woord voor woord vertaalde. Hij zat tegenover Lindell en keek van haar naar het papier en andersom, met een gezicht alsof hij dacht dat het een slechte grap van haar kant was.
Hij bleef steken op een aantal wetenschappelijke uitdrukkingen en verklaarde dat hij niet wist wat alle woorden betekenden, maar dat het verband duidelijk was. Er was geen enkel persoonlijk commentaar, alles was kil en zakelijk beschreven. Het was een medisch dossier van twaalf mannen tussen de vierenveertig en achtenzestig jaar. In korte, kernachtige zinnen werd hun gezondheidstoestand beschreven. Drie van hen, onder wie Piñeda, hadden last gekregen van bijwerkingen, met ernstig letsel tot gevolg. Er werd gesproken over parese, paroxisme en kramp.
‘Wat een wreedheid,’ zei Eduardo zacht, ‘wat een wreedheid.’
‘Het lijkt op de nazi’s met hun experimenten’, zei Ottosson.
Hij stond bij het raam.
‘Mijn vader had Parkinson’, zei hij. ‘Hij stagneerde in zijn bewegingen, bleef soms gewoon staan, niet in staat om verder te gaan. Hij ging trillen en werd hees. Op het eind kreeg hij hallucinaties en nachtmerries van de medicijnen.’
De afdelingschef keerde zich om en keek Lindell aan. Hij had tranen in zijn ogen en Lindell bewonderde hem op dat moment omdat hij zijn geroerdheid zo openlijk liet blijken.
‘Dit is volkerenmoord’, zei Eduardo, en zijn accent werd duidelijker als hij ontdaan was. ‘Ze denken dat arme mensen geen ziel hebben.’
Ottosson keek Eduardo aan alsof die iets heel vreemds gezegd had.
‘Alleen een lichaam waar de onderzoekers mee kunnen spelen’, vervolgde de Chileen.
‘Het gaat om het geld’, zei Ottosson. ‘Alles wordt bepaald door het geld. De geest staat niet in hoog aanzien. Als je een kroon of peseta kunt verdienen aan het lijden of de dood van een ander, dan gaan de trossen los.’
‘Maar ze moeten juist levens rédden’, zei Eduardo. ‘Het zijn artsen en onderzoekers. Maar het is zoals u zegt’, voegde hij eraan toe, als om zijn eigen idealistische opvatting te corrigeren. ‘Dat heb ik in mijn land gezien toen Pinochet aan de macht kwam.’
‘Parese betekent verlamming’, zei Lindell.
Ze las de genoemde namen door. Ottosson had gelijk. Dat werden in een samenvatting alleen maar cijfers. Wie was die Julio Piñeda? Wat had hij voor beroep? Hoe zagen hij en zijn gezin eruit? Hij had een brief geschreven om gerechtigheid te zoeken, maar misschien zou die hem nooit bereiken.
Dezelfde avond belde Ann Lindell naar Antonio Moya in Málaga en vertelde over Mortensens bekentenis en hun ontdekking van proeven op mensen. De Spaanse politiefunctionaris luisterde naar haar uiteenzetting zonder haar te onderbreken, en zweeg vervolgens. Lindell dacht even dat de verbinding verbroken was, tot Moya kuchte.
‘Ik schaam mij over de mensen’, zei hij slechts.
Hij toonde zich niet verbaasd over de macabere wending die het onderzoek genomen had en Lindell bedacht dat hij misschien al op de hoogte was van de proeven in de Dominicaanse Republiek.
Hij beloofde De Soto van una Medico de volgende morgen al op te halen voor verhoor. Lindell herhaalde haar uitnodiging om zijn Zweedse collega’s te komen bezoeken. Moya bedankte, maar zonder enthousiasme, en beëindigde het gesprek.
Op weg naar haar auto ontmoette ze Beatrice.
‘Hoe is het?’ vroeg Beatrice en Lindell vond haar onderzoekende blik niet prettig.
‘Moe’, zei Lindell kort.
‘Mag ik je iets vragen, Ann? Ben je zwanger?’
Lindell voelde hoe het masker dat ze gedragen had letterlijk van haar afviel, alsof de spanning in haar spieren verslapte en haar ware gezicht toonde.
‘Ja’, zei ze en ze voelde op dat moment een grote dankbaarheid ten opzichte van haar collega.
‘Dat vermoedde ik al’, zei Beatrice. ‘Wat zegt Edvard?’
Lindell begon te huilen.
‘Wil hij geen kinderen?’ vroeg Beatrice.
‘Het is niet van hem.’
‘O, shit.’
Beatrice vloekte maar zelden. Lindells angstige uitdrukking toen ze alles vertelde, deed Beatrice een stap dichterbij komen en ze pakte Lindell bij de arm.
‘Weet je zeker dat je zwanger bent? Heb je een zwangerschapstest gedaan?’
Lindell schudde haar hoofd. Zelfs dat had ze niet gedaan, maar Beatrice keek alsof ze het begreep.
‘Ga dat eerst doen,’ zei ze, ‘dan weet je het tenminste zeker.’
Lindell knikte. Ze voelde zich net een tiener.
‘Je moet goed voor jezelf zorgen’, zei Beatrice. ‘Je hebt maar één lichaam en één leven.’
‘Ik weet het’, zei Lindell hees.
Ze gingen uit elkaar en Lindell ging met tegenstrijdige gevoelens in de auto zitten. Ze wilde blijven praten maar wilde tegelijkertijd alleen zijn. Ze keek naar haar collega, die haar hand opstak als groet, de garage uit reed en verdween.
De dag daarop werden nieuwe verhoren gehouden met een bleke Mortensen. Hij ontkende alle kennis over proeven op mensen en alle wetenschap omtrent het document dat ze in zijn woning gevonden hadden.
‘Ik heb het nooit gezien’, bleef hij de eerste twee uur volhouden, daarna zweeg hij helemaal.
Hij herhaalde zijn bekentenis dat hij Gabriella om het leven gebracht had, maar weigerde verder samen te werken. Hij had een advocaat tot zijn beschikking gekregen, maar die zweeg voornamelijk, alsof hij moeite had te begrijpen dat zijn cliënt bij zulke ernstige misdrijven betrokken was. Het laatste wat Mortensen zei, was dat hij geen bezoek wilde hebben.
Na de lunch kwam er een gesprek van Moya.
‘We hebben de hele zaak vanochtend doorgesproken’, begon hij met dezelfde vermoeide stem als de dag ervoor. ‘Er is besloten dat we niet verdergaan.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Lindell ademloos.
‘We zullen het zoeken naar Urbano intensiveren, maar we doen niets met de Dominicaanse Republiek.’
‘Maar waarom niet?’
‘Daar kan ik geen commentaar op geven’, zei Moya. ‘Omdat het de relatie met een ander land betreft, is alle verantwoordelijkheid voor dat deel van het onderzoek bij mij weggehaald.’
‘Dat is onbegrijpelijk’, zei Lindell. ‘Dat betekent dat de hele zaak in de doofpot gestopt wordt.’
‘Dat is niet gezegd’, zei Moya, maar ze hoorde aan zijn stem dat hij dezelfde mening was toegedaan.
‘Het spijt mij enorm,’ voegde hij eraan toe, ‘maar er is niets wat ik kan doen. Er zijn in elk geval geen dodelijke slachtoffers.’
Ze beëindigden het gesprek op formele wijze. Lindell beloofde vertaalde afschriften van de verhoren met Mortensen te sturen, gegevens die de Spanjaarden in hun onderzoek zouden kunnen gebruiken, en Moya beloofde van zijn kant om van zich te laten horen zo gauw er nieuws was.
Lindell ging naar Ottosson en vertelde over het bericht uit Spanje. Hij zweeg even, greep vervolgens de telefoon, en belde de hoofdcommissaris.
Drie uur later kwam er een fax van de rijkspolitie. Breedsprakig, zoals altijd, maar de essentie was dat de Spaanse politie de formele verantwoording had voor het onderzoek met betrekking tot de Dominicaanse Republiek. De eventuele onwetmatigheden die hadden plaatsgevonden, waren uitgevoerd door een Spaans bedrijf. De fax was ondertekend door intendant Morgan van de rijkspolitie.
Lindell probeerde Adrian Mård te pakken te krijgen, maar slaagde daar niet in en verliet vervolgens het politiebureau zonder wat te zeggen. Het was gaan regenen. De temperatuur lag net boven de tien graden.
Op Gräsö zat Edvard Risberg tegen het kippenhok geleund met zijn benen uitgestrekt voor zich. Viola rooide de eerste nieuwe aardappels. Over zee blies een straffe noordoostenwind. Hij voelde de eerste regendruppels al op zijn gezicht.