11
Jack Mortensen zat in de avondzon buiten. De barbecuegeur hing zwaar over Kåbo. De naaste buren, die je door de massieve meelbeshaag echter niet kon zien, gaven een feest en naarmate de avond vorderde, werd het steeds luidruchtiger.
Hij leunde met zijn hoofd tegen de ruwe muur. Het feest bij de buren stoorde hem, maar desondanks was hij in staat om systematisch de gebeurtenissen van de laatste dagen door te nemen. Het gesprek uit Málaga baarde hem meer zorgen dan de rest. De aankoop van grond in het Caribisch gebied was de druppel geweest waardoor de Spanjaarden hun geduld dreigden te verliezen. Dat Cederéns gezin was uitgeroeid en hijzelf verdwenen was, leek hun niet zo te deren. Het klonk bijna alsof De Soto opgelucht was. Hij had aan de andere kant nooit erg veel met Sven-Erik samengewerkt en hij had Josefin nooit ontmoet, en Emily al helemaal niet.
Alhoewel? Toch wel! Drie jaar geleden, hier in de tuin, toen ze met veel succes Cabolem gelanceerd hadden. Dat was het geld dat nu in het Parkinson-project gepompt werd.
Toen hadden ze gefeest. Zelf had hij niet zoveel gedronken, hij was immers de gastheer, maar de anderen des te meer. Hij herinnerde zich hoe De Soto en zijn dame, of hoe hij zijn gezelschap moest noemen, het hele feest gedronken en geflirt hadden om uiteindelijk samen op de schommelbank te eindigen. Er wordt gezegd dat Zweden losbandig zijn, maar de Spanjaarden waren nog een tikkeltje erger. Een van hen, die blonde uit Baskenland, die het over de eta gehad had, was gaan zwemmen met haar kleren aan, en een ander, de chef van lab 2, was na een uur al niet meer aanspreekbaar geweest.
Mortensen had zich geschaamd. Als het lawaai van de buren storend was, wat zou men dan wel niet gezegd hebben van dat feest? De dag daarna was hij een van de buren tegengekomen, de professor, zoals hij genoemd werd, ook al was hij alleen maar universitair hoofddocent, en die had iets gezegd over geschreeuw en gelal midden in de nacht. Mortensen had zich verontschuldigd, maar sindsdien schaamde hij zich als ze elkaar tegenkwamen op straat.
Alhoewel de jonge politieman die de papieren van de onderneming had doorgenomen, Molin heette hij, wat jong en onhandig geleken had, was Mortensen ervan overtuigd dat hij de transactie van december vorig jaar zou ontdekken. Die was niet goed te praten. Hij was er in het begin tegenin gegaan, alhoewel hij de economische en praktische voordelen gezien had, maar had drie dagen voor kerst toch groen licht gegeven. Het was te laat, zag hij nu in, de operatie was op effectieve wijze te verbergen geweest als hij eerder actie ondernomen had.
De Spanjaarden waren razend, maar Mortensen had hen gekalmeerd. De Zweedse fiod-ecd was overbelast en had onvoldoende middelen en kennis, had hij hun voorgehouden. Het zou wel even duren voordat die drie miljoen boven tafel kwam en een goede bedrijfsjurist zou er tot in het oneindige mee kunnen dribbelen. Misschien konden ze het wel doen voorkomen als een onbewuste transactie, uitsluitend bedoeld om de expansiemogelijkheden van het bedrijf te versterken. Ze konden hun eigen amateurisme de schuld geven, dat ze zo opgeslokt waren geweest door het geneeskundige werk dat ze niet hadden ingezien dat ze zich schuldig hadden gemaakt aan een economisch delict.
Erger waren Uppsala-Näs, de grondaankoop en Cederéns verdwijning. Dan zou de politie de zaak niet zo gemakkelijk loslaten. Hij dacht aan het bezoek van Lindell. Ze had geconcentreerd geleken, maar opmerkelijk afwezig. Zou ze erin slagen Gabriella te vinden? Dat hing helemaal van Gabriella zelf af, of zij zich koest wist te houden. Mortensen twijfelde daaraan. Ze was een zwakke persoonlijkheid. Hij had haar gebeld, maar er had niemand opgenomen. Dat was geen goed teken. Misschien was ze samen met Sven-Erik, maar waar?
Aan de andere kant wist Gabriella niets wat het aanzien van MedForsk kon schaden, als Sven-Erik tenminste niet met haar gepraat had. Dat was niet onmogelijk. Hij was steeds weker geworden dit najaar, zette overal vraagtekens bij, bij het bedrijf en bij zijn eigen rol daarin, verdween steeds vaker naar de golfbaan, liet het lab in de steek en was steeds onaangenamer geworden.
Het argument dat ze moesten slagen, en wel snel, had hij weggewuifd, zijn neus ervoor opgehaald. Dubbele moraal, meende Mortensen, want Sven-Erik was het er vanaf het begin toch mee eens geweest? Toen had hij niet geprotesteerd. Integendeel. Mortensen herinnerde zich zijn enthousiaste inleiding op de conferentie in april twee jaar geleden, toen het hele project van start ging.
Het is makkelijk om achteraf over ethiek te praten, dacht hij verbitterd. Dat doen ze altijd, gaan achteraf schreeuwen als er problemen zijn. Maar als het goed gaat, wentelen ze zich in alle eer. Dat was bij Pharmacia precies hetzelfde geweest.
Het onbehagen lag als een steen op zijn maag. Hij kon zich niet losmaken van de gedachte dat de Spanjaarden het eigenlijk wel goed vonden dat Sven-Erik uit de arena verdwenen was. En dat ook zijn familie omgekomen was, was niet iets waar zij wat aan konden doen. De Soto’s commentaar dat ze nu eindelijk rustig verder konden werken, was net zo cynisch op hem overgekomen als hij hun zakelijke moraal ervaren had.
Mortensen bekeek zijn hand, zag hoe het klopte onder de huidplooi tussen duim en wijsvinger. Hij balde zijn vuist zodat de knokkels wit werden. De buren waren blijkbaar naar binnen gegaan, want het was nu volkomen rustig in de omgeving.
Zou hij zijn moeder bellen? Ze had die dag al een paar keer gebeld, was ongerust en had gevraagd of hij zich wel redde. Mortensen glimlachte. Zij blijft dezelfde, dacht hij. Morgen zou ze zeker komen ontbijten, met verse broodjes en vers geperst wortelsap.
Hij stond moeizaam op. Hoelang had hij tegen de muur gezeten? Vast een paar uur. Normaliter was het zijn voornaamste bron van ontspanning, de uren die hij aan de tuin kon besteden, maar nu beleefde hij geen plezier aan de bloemenpracht.
De telefoon had roodgloeiend gestaan sinds Cederéns verdwijning. Behalve Spanje leek iedereen bij MedForsk met hem te willen praten over wat er gebeurd was. Iedereen had zich terneergeslagen en geschokt gevoeld, maar er was ook een zekere onrust over de toekomst van het bedrijf, en daarmee die van henzelf, merkbaar geweest.
Mortensen had hen allemaal gerustgesteld. Natuurlijk gaan we verder, had hij telkens herhaald.
Als hij maar wist waar Sven-Erik was. Hij was ervan overtuigd geweest dat hij zou bellen en had de draagbare telefoon mee naar de tuin genomen, maar de enige die gebeld had, was een journalist van Aftonbladet. Een kattig type, dat Mortensen snel maar correct en beleefd had afgewimpeld. Hij wilde niet worden aangevallen omdat hij een persmuskiet had afgesnauwd. Er was al genoeg slechte pers.
Waar kon hij zijn als hij niet bij Gabriella zat? Mortensen had nagedacht, maar had niets zinnigs kunnen bedenken. Even dacht hij dat Cederén naar Mortensens zomerhuisje op Möja gegaan was. Hij was daar bekend en wist waar de sleutel lag. Hij had tientallen keren naar het huisje gebeld, maar geen gehoor gekregen. Tegen Lindell had hij niets gezegd. Maar waarom zou hij daar helemaal gaan zitten? Veel waarschijnlijker was dat hij naar het buitenland vertrokken was. Had de politie zijn paspoort gevonden? Lindell had daar niets over gezegd.
Als Sven-Erik nog leefde, zou hij vroeg of laat wat van zich laten horen. Hij zou willen praten. Een paar dagen zou hij zich verstopt en geïsoleerd kunnen houden, maar Mortensen kende hem te goed om te geloven dat hij dat langere tijd zou volhouden.
En als hij dood was? Mortensen wilde dat niet geloven. Ze waren vrienden sinds ze in de twintig waren, toen ze beiden scheikunde studeerden. Ze hadden korte tijd een woning gedeeld, waren samen op interrail gegaan door Europa, waren op dezelfde vrouw verliefd geworden; Sven-Erik was natuurlijk degene die aan het langste eind getrokken had, ze waren vijanden geworden, maar waren bij Pharmacia weer herenigd. Feit was dat Sven-Erik Cederén de persoon was die hem het meest dierbaar was, buiten zijn moeder dan. Degene die zijn sterke, maar ook zijn zwakke punten kende, maar ze nooit uitgebuit had, nooit iets hatelijks gezegd had omdat hij een vrouw nooit langer hield dan twee maanden, degene die nooit een onvertogen woord over zijn moeder gezegd had.
Hij had altijd vertrouwd op Sven-Erik, dat was überhaupt iemand op wie je kon vertrouwen. Hij straalde wilskracht uit. Geen charmeur met goede contactuele eigenschappen, maar trouw en eerlijk in zijn werk op een manier die ongebruikelijk was.
Ze hadden MedForsk opgewerkt van wat eerst een grote gok was tot een succesvolle onderneming, met positieve koppen in Veckans Affärer en een goed aanzien onder concurrenten en collega-onderzoekers. Nu stonden ze voor de grootste stap sinds de start, de introductie op de beurs. Driehonderd miljoen. Alles was voorbereid. Ze hadden een pr-man in de arm genomen om de weg te banen en die was boven verwachting geslaagd. Het resultaat van de onderneming sprak ook duidelijke taal. De winst vorig jaar bedroeg ruim vijftig miljoen kronen.
Nu werd dit alles bedreigd en Mortensen wist niet precies hoe hij de schade zou kunnen beperken. De Spanjaarden met hun gezeur, de onderzoekschef die een vermoedelijke moordenaar was en van de aardbodem verdwenen was, de politie die alles en iedereen onderzocht en de media die het jachtseizoen voor geopend hadden verklaard.
Mortensen huiverde. Hij pakte de telefoon en ging naar binnen. Toen hij de tuindeur dichtgetrokken had en het alarm had ingeschakeld, kreeg hij het gevoel van een naderende catastrofe. Hij deed de rolluiken in de textielkamer omlaag. De bleke stukken stof, onder glas met zilveren lijsten, schonken hem geen vreugde. Hij was zich überhaupt gaan afvragen waarom hij zich zoveel moeite getroost had om een van de belangrijkste privéverzamelingen op te bouwen van textiel uit Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië die er in het land te vinden was. Waarvoor? dacht hij toen hij de deur van de kamer achter zich dichttrok, vergrendelde en het alarm erop zette. Niemand ziet de verzameling, buiten toevallige gasten die bovendien maar matig geïmponeerd en geïnteresseerd zijn.
Zou hij die knappe agente bellen? Hij had het kaartje met haar privénummer op het memobord boven zijn bureau geprikt. Hij liep de werkkamer in, zette de computer aan en keek tegelijkertijd naar het kaartje.
Wat moest hij zeggen? Vertellen van Gabriella? Dat was aanlokkelijk. Hij wilde met iets komen, zorgen dat ze terugkwam, maar het onthullen van Gabriella’s identiteit was te gewaagd. De prijs kon te hoog zijn. Ann Lindells interesse voor hem was gewoon beroepsmatig, en ze zou zich met plezier op Gabriella werpen, en dan zou hij aan de beurt zijn.
Hij stond zich voor de computer lang af te vragen of hij nog even met het cad-programma zou gaan werken. Hij had besloten een vierde deel van zijn tuin om te ploegen, nóg een vijver te graven en die met de oude te verbinden, en bovendien een stukje bos aan te leggen voor gewassen voor de zure grond. De tekening in de computer was zo goed als klaar. Alleen het plantenoverzicht moest er nog in. Deze herfst zou de graafmachine in actie komen.
Hij boog zich voorover over de computer toen de telefoon ging. Hij keek op zijn horloge en nam op. Málaga. Hij kon alleen zeggen dat Sven-Erik nog niet was opgedoken, voor De Soto hem geïrriteerd afbrak. Mortensen zweeg, trok de stoel naar zich toe en plofte neer.
De lange monoloog van de Spanjaard verlamde hem. Hij legde op zonder een woord te zeggen.