Inleiding

Dieren zijn altijd mijn grote liefde geweest. Hun zuivere geest en hun constante vermogen om onvoorwaardelijk lief te hebben, deden mij als kind vaak verlangen naar een wereld die alleen bewoond wordt door dieren.

De dieren hadden geen oordeel over mij en reageerden open en eerlijk.

Het maakte mij niets uit of een dier gewoon lief was en zacht, scherp en stekelig als een egel, of bespot en verafschuwd zoals een rat of een muis. Ik hield gewoon toch van ze. Ik had een sterke empathie met dieren vanaf het moment dat ik kon lopen en praten.

Mijn vroegste herinnering aan mijn eerste band met een dier is een beetje vaag, omdat ik die had toen ik pas twee jaar was, maar toen ik ouder werd heeft mijn moeder de ontbrekende delen ingevuld.

Sally

Hoewel de andere leden van ons gezin er nooit zoveel om gaven om een huisdier te hebben, werden wij overgehaald om Sally, een hond van twee jaar, bij ons in huis te nemen. Sally was een kruising tussen een bulterriër en een boxer. Ze zag er opvallend mooi uit, met haar gladde, grotendeels zwarte beharing met slechts een klein stukje wit op haar borst, als een slabbetje. Ze had gemberkleurige accessoires: haar wenkbrauwen, de ronde banden om haar poten en de dunne rand die haar witte slabbetje scheidde van haar verder zwarte vacht. Men had mijn moeder verzekerd dat het een goed opgevoede, niet agressieve hond was, maar ze had niet kunnen voorzien hoe grondig ik die belofte zou uittesten!

Op de dag van aankomst kreeg Sally een groot bot waarmee ze in de tuin werd gelaten. Ze maakte het zich daar al snel gemakkelijk en begon tevreden te knagen. Een paar minuten later werd mijn moeder afgeleid door de komst van een buurvrouw en toen ze terugkwam in de keuken en naar buiten keek, zag ze tot haar schrik dat haar twee jaar oude dreumes (ik) over het gras naar de hond toe waggelde en zich vooroverboog om het bot tussen haar kaken weg te trekken. Omdat er geen tijd was om iets anders te doen dan uit het raam te schreeuwen, waardoor de hond ook nog zou kunnen schrikken, kon mijn moeder alleen maar angstig afwachten wat er zou gebeuren. Nadat ik het bot achteloos had weggenomen, liep ik er blijkbaar mee weg en bleef de arme Sally maar achter mij aanlopen. Dit was het begin van een levenslange vriendschap.

Omdat Sally toen ze bij ons kwam twee jaar was, net als ik, groeiden wij samen op. Zij was mijn permanente beschermer en begeleider. Ik herinner me nog dat oom Phil, die een vriendelijk mens was, eens met zijn arm boven mijn hoofd wapperde in een poging een vlieg weg te jagen. Omdat Sally dacht dat hij me wilde slaan, sprong ze tussen ons in en greep zijn arm vast. Ze beet hem niet, ze beet nooit, maar ze hield hem wel stevig vast. Al heel jong kon ik volkomen veilig over het land rondzwerven zolang mijn oppasser Sally maar bij me was. Twaalf jaar lang was ze mijn speelkameraad en mijn beste vriend. We gingen overal samen naartoe.

De zwanen voeren

Toen ik nog tamelijk klein was, maakte mijn gemakkelijke omgang met dieren mijn moeder juist bang. We gingen regelmatig op vakantie naar Southsea in Hampshire, naar het hotel van tante Mary. Ik vond het altijd het leukste om de zeemeeuwen te voeren die boven mijn hoofd in de lucht vlogen. Ik begreep al snel dat als ik het brood zo hoog mogelijk opgooide, een van die geweldige, vliegende acrobaten het in de lucht zou weggrissen, nog voordat het op de grond viel. Ik had echt bewondering voor hun ongeëvenaarde talenten in de lucht. Op een dag nam mama me mee naar het park en liep ik daar vrolijk rond terwijl zij op een bankje zat. Vervolgens zag ze dat ik plotseling omringd werd door zo’n zeven zwanen. Zonder dat mama het wist had ik een groot stuk brood in mijn jaszak gestopt dat ik nu aan deze echte grote ‘zeemeeuwen’ wilde voeren. Mam zei dat de zwanen groter waren dan ik en dat ze werkelijk niet wist wat ze moest doen toen ze mij zag staan tussen die reusachtige witte vogels met hun blinkende snavels en fladderende vleugels. Toch holde zij naar mij toe en zag tot haar verbazing dat ik de zaak volledig onder controle had. Ik gaf iedere vogel om de beurt een stukje brood en gaf een standje aan degene die probeerde een extra stuk te pakken. Elke hebberige snavel duwde ik opzij en de zwanen waren verrassend genoeg heel aardig tegen me. Toen al het brood op was zei ik dat ze weg moesten gaan en dat deden ze.

Apenzaken

Los van een voortdurend verlangen naar een eigen pony – dat ik al heb gehad vanaf het moment dat ik dat onder woorden kon brengen – en van mijn liefde voor konijnen en andere huisdieren is mijn volgende herinnering aan een sterke band met een dier aan de aap van mijn broer. Mijn broer was de enige huisgenoot die ook blijk gaf van een sterk verlangen naar een huisdier. Maar hij wilde alleen maar een aap, dus misschien had dat meer te maken met de prestige van het bezit van een exotisch huisdier dan met echte dierenliefde. De naam van de aap was absoluut niet origineel: Cheetah, vernoemd naar de aap uit de Tarzan-films. Ik weet niet wat voor soort aap Cheetah was omdat ik toen pas een jaar of acht was, maar hij zag eruit als een kleine chimpansee. Hij had een grote kooi in de tuin en was nogal lastig in de omgang, omdat hij mensen vaak beet. Mama vertelde me dat ze op een dag uit het raam keek en mij zag rondlopen in de tuin met Cheetah om mijn heup geslingerd, die zijn armen om mij heen had geslagen. Ongeveer zoals een moeder haar zuigeling zou dragen. Ik kan me zelfs nog het gevoel herinneren dat ik had, als de aap zich met zijn warme lijf aan het mijne vastklampte. Ik was helemaal niet bang. Cheetah werd niet lang daarna ondergebracht in een dierentuin waar hij met soortgenoten kon spelen en leven, gedeeltelijk ook omdat ik maar bleef zeggen dat dit beter was en dat hij mensen beet omdat hij ongelukkig was in zijn kooi.

Een gewonde vogel

Ik groeide op tot een echte wildebras en herinner me eindeloze heiige, zonnige dagen, die ik zoveel mogelijk in het gezelschap van dieren buiten doorbracht. Maar toch werd mijn verstandhouding met dieren en mijn inlevingsvermogen in zekere zin ook een last voor me, omdat zelfs het kleinste letsel van een hulpeloos wezen, mens of dier, voor mij aanvoelde als een diepe verwonding. Ik herinner me nog heel scherp de dag waarop ik besefte dat ik anders was dan de rest van ons gezin. We gingen boodschappen doen met de auto toen we onderweg op een vogel stuitten – het was een patrijs met rode poten – die gewoon midden op de weg bleef zitten en zelfs niet probeerde de naderende auto te ontwijken, laat staan weg te vliegen. ‘Stop de auto!’ gilde ik. Mijn vader zette de auto stil maar hij was niet erg blij. ‘Hier kun je echt niets aan doen’, zei hij met een zweem van ongeduld. Ik stapte uit de auto en liep op de vogel toe. Hij waggelde alsof hij dronken was. Ik sloeg mijn handen beschermend om hem heen en tilde hem op. Hij had geen sporen of kwetsuren op zijn lijf en zijn poten en vleugels waren niet beschadigd, maar hij was kennelijk door een auto geschampt, waardoor hij verdoofd was. Ik nam hem mee naar de kant van de weg, schoof het prikkeldraad van een hek daar omhoog en legde hem voorzichtig onder de bosjes, waar hij veilig en op zijn gemak kon herstellen. Ik was er zeker van dat hij snel weer in orde zou zijn.

In mijn beleving hadden wij alles met die vogel te maken, terwijl mijn familie vond dat hij ons niet aanging en ik gewoon onnozel was. Dat heeft me jarenlang verwonderd. Hoe was het mogelijk dat de ene mens absoluut niet in staat was om een verwond schepsel aan zijn lot over te laten, terwijl de ander zonder er verder een gedachte aan te wijden gewoon kon weglopen. Ik heb met een aantal leden uit ons gezin bijna ruzie gehad over hun gedrag in dit soort kwesties, over wat er in de loop van de jaren in hun huizen op dit gebied zoal plaatsvond – over het opvullen van gaten in de gevelplaten om huiszwaluwen te verhinderen er een nest te maken, over vleermuizen die doodgeslagen werden omdat ze per ongeluk een slaapkamer binnenvlogen, over een kat die mijn vader voor dood liet liggen nadat hij hem met zijn auto had geraakt, zonder te kijken of hij nog leefde of om de eigenaren, die misschien wel maandenlang naar hun huisdier hadden gezocht, even op de hoogte te stellen. Maar begrijp me niet verkeerd – mijn familieleden zijn geen bewust wrede of harteloze mensen. Het zijn goede mensen, maar ze hadden nu eenmaal absoluut geen band met dieren terwijl ikzelf meer van dieren hield dan van de meeste mensen.

Communiceren

Toen ik in de puberteit kwam en andere meisjes van mijn leeftijd volledig in beslag werden genomen door jongens en makeup, zwierf ik vaak in rijbroek rond; meestal was ik nogal smerig omdat ik probeerde een of ander dier te redden. Ik bracht altijd dakloze, verdwaalde dieren mee naar huis en zette die in verschillende dozen en kooien, terwijl ik probeerde de verwondingen en kwetsuren die ze hadden opgelopen, te genezen.

Ik herinner me nog levendig de keer dat er een mus tegen onze glazen achterdeur was gevlogen en doodstil op de grond bleef liggen. Het was een cruciale gebeurtenis, waardoor ik ging begrijpen hoe en waarom ik zo’n sterke verbinding had met dieren.

Ik raapte hem op. De staart van het kleine diertje was tot een vreemde hoek verbogen, recht omhoog, zoals bij een winterkoninkje, en hij voelde zich duidelijk wanhopig. Ik hield het vogeltje voorzichtig vast en vroeg me af wat ik het beste voor hem kon doen. Tot mijn verbazing hoorde ik woorden in mijn hoofd: ‘Mijn staart, druk mijn staart terug!’ Hoewel ik niet dacht dat ik een wonder kon verrichten, er evenmin zeker van was dat ik werkelijk iets had gehoord en doodsbang was om het vogeltje nog meer pijn te doen, probeerde ik desondanks voorzichtig de staart terug te duwen in de juiste positie. Plotseling sprong de staart met een geruststellende ‘knak’ terug in de gewrichtsholte en stond hij weer goed. Vol blijdschap opende ik mijn handen en de vogel vloog er direct pijlsnel vandoor. Ik was opgetogen en besefte plotseling dat mijn verbinding met dieren niet een of andere mysterieuze basis had, maar dat zij werkelijk met mij communiceerden. Het was gewoon zo, maar tot dan toe was ik te jong geweest om zoiets te kunnen begrijpen.

Hierna begon ik regelmatig met dieren te communiceren. Wanneer ik gewonde dieren vond, konden ze me zeggen wat ze nodig hadden. De meeste wilden een rustige, donkere, warme plek om te rusten en te genezen, of anders een veilig, eigen plekje om in vrede te kunnen sterven.

Soms was het erg moeilijk voor me om de smeekbeden van dieren te horen en hen niet zo te kunnen helpen als ik had gewild. Nadat ik met Tony was getrouwd, reden we een keer over de snelweg toen daar een kat zat, precies op de witte lijn die de inhaalstrook van de verharde wegberm scheidde. Hij was nog levend en zat rechtop, maar was kennelijk gewond, niet in staat om zich te bewegen en duidelijk doodsbang. ‘Help me’, hoorde ik in mijn hoofd. Ik zag en hoorde dit in de halve seconde waarin we voorbijflitsten. Maar tegen de tijd dat goed tot me doordrong wat ik had gehoord en gezien, waren we al honderden meters verder en snelde het verkeer, bumper aan bumper, voorbij. Snel stoppen was geen optie. Bovendien was stilhouden op de autoweg, zelfs op de verharde berm, heel gevaarlijk en behalve bij motorpech absoluut verboden. Terwijl ik zat te denken over wat we nu het beste konden doen, reden we met hoge snelheid door. Toen zag ik verderop langs de snelweg een telefoon voor noodgevallen. Tony reed naar de kant, met knipperende waarschuwingslichten. Ik opende het deurtje van de telefooncel, trok de hoorn eruit en draaide het nummer, terwijl ik me bewust was van de verkeersstroom die, gevaarlijk dichtbij, langsdenderde. Hierdoor voelde ik nog beter wat de kat moest doormaken, omdat hij nog veel dichter bij de snelweg zat dan ik. De man aan de andere kant van de lijn had niet het gevoel dat een gewonde kat een echt noodgeval was. Het gaat om de kat, zei ik eerst nog tegen hem. Maar uiteindelijk moest ik ervan maken dat de kat gevaar veroorzaakte en dat de auto’s voor hem moesten uitwijken. Hierdoor zou er, als hij er niets aan deed, zeker een groot ongeluk kunnen gebeuren. Toen pas stemde hij toe een ambulance te sturen om de kat op te halen. De hele dag probeerde ik de kat intuïtief te bereiken in de hoop iets meer over hem te weten te komen, maar er gebeurde niets. Ik bedacht dat hij misschien toch gestorven was voordat er hulp was gekomen of dat we te ver waren doorgereden om mij te kunnen bereiken. Ik gaf het op. Maar op de terugweg kwamen we weer langs dezelfde plek en natuurlijk speurde ik de berm van de snelweg af en stelde ik me in gedachten de kat voor. Plotseling voelde ik de golf van opluchting die de kat had gevoeld toen hij werd opgepakt, en wist ik dus dat hij geholpen was.

Empathie met dieren

Die empathie die ik met dieren heb, heeft mijn leven meer dan eens heel moeilijk gemaakt. Hoewel ik nu volwassen ben en mijn eigen spirituele pad volg, heb ik er toch nog dagelijks problemen mee om mijn gevoelens een plaats te geven. Mijn bloed begint te koken wanneer ik mensen zie die een weerloos dier slecht behandelen. Als ik zie dat een dier op een hete dag in een auto zit opgesloten, kan ik niet zomaar weglopen want het dier roept om hulp naar mij. Meer dan eens heb ik op de terugkeer van de eigenaar gewacht en hem gevraagd zelf een tijdje opgesloten in de auto te blijven zitten om eens te kijken hoe hij of zij dat zelf zou ervaren. Een of twee keer heb ik zo lang moeten wachten dat ik de politie of de dierenambulance heb gebeld om hen de auto te laten openbreken. Een keer was de auto niet op slot en kon ik een prachtige maar wanhopige golden retriever vrijlaten, zeer tot verbazing en boosheid van de eigenaar toen hij terugkwam van een kegelwedstrijd in de openlucht. Gelukkig kon ik hem ervan overtuigen dat ik het juiste had gedaan en uiteindelijk bedankte hij mij voor het redden van zijn hond.

Wanneer ik een vrachtauto vol varkens, schapen of vee zie rijden op weg naar het abattoir, voel ik de wanhoop en de verwarring. Vaak weten ze precies waar ze heen gaan omdat ze beelden oppikken van hun begeleiders, dus pak ik ook hun angst op. De enige hulp die ik op zo’n moment kan bieden is te visualiseren dat de lading in de vrachtwagen wordt omhuld door het licht en de warmte van hun schepper. Daarna laat ik ze met liefde los. Ik weet zeker dat de mensheid over een paar honderd jaar met net zoveel schuldgevoel op deze tijd zal terugkijken als ze nu doet op de tijd van de slavernij.

Sedona, Arizona

Ondanks de pijn die een sterk contact met het dierenrijk kan veroorzaken, kan het ook heel nuttig zijn. Want als je geluk hebt heb je toegang tot hun wijsheid en kennis en kun je gebruik maken van hun sterke instincten, wanneer de jouwe het misschien laten afweten. Toen Tony en ik op bezoek waren in de overweldigend mooie stad Sedona in Arizona, kreeg ik hiervoor het bewijs door iets wat ons overkwam.

Sedona is een groene oase te midden van het hete stoffige land van Arizona. De stad is omringd door de mooiste rode rotsen, die door de wind gemodelleerd zijn. Ze dragen namen die geïnspireerd zijn op hun vorm, zoals de Kathedraal, het Kasteel en de Kachinavrouw. Er lopen ook vier krachtige energiebanen door dit gebied, elk in de buurt van zo’n rode rots.

We wilden dicht bij de Kachinavrouw komen, die je vanaf de weg niet kan zien omdat ze verscholen ligt achter een terp. Het is tamelijk moeilijk om er zonder gids naartoe te lopen omdat het pad niet erg duidelijk is. We vertrokken van de meest nabijgelegen parkeerplaats en raakten al snel de weg kwijt. Het was ongeveer veertig graden en we werden een beetje nerveus, omdat in Arizona niet alleen ratelslangen en schorpioenen voorkomen maar ook spinnen, zoals de zwarte weduwe en de tarantula. Het duurde niet lang voordat we ons realiseerden dat we terecht zenuwachtig waren, want we waren hopeloos verdwaald.

Iedere struik en hoop zanderige grond leek dezelfde te zijn en al snel hadden we er geen idee meer van waar de rots was of – nog verontrustender – hoe we terug moesten komen bij de auto.

De zon bleef onverbiddelijk op ons neerschijnen en terwijl we ons steeds kwetsbaarder begonnen te voelen, probeerden we niet in paniek te raken.

Plotseling verscheen er een klein blauw vogeltje voor ons op de grond. Hij hief zijn kopje op alsof hij ons gedag wilde zeggen en hipte toen verder tussen twee bomen door. Daarna kwam hij bij ons terug en herhaalde zijn acties. ‘Volg me’, hoorde ik. Toen ik me realiseerde dat hij daar was om ons te helpen, volgden we hem. Hij hipte verder en draaide zijn kopje regelmatig om, alsof hij er zeker van wilde zijn dat we achter hem aanliepen en al snel kwamen we bij de rots Kachinavrouw aan. We waren erg opgelucht en de vogel verdween net zo plotseling als hij gekomen was. We stonden daar en begonnen te mediteren in het energieveld van de rots. De boodschappen waren prachtig en overtuigden ons ervan dat alles gunstig zou verlopen. Terwijl de energie door ons heen stroomde, voelden we ons teruggeplaatst naar een ander tijdperk, toen de Aarde nog werd vereerd en aanbeden en het gebied werd bewoond door een nobel ras dat nooit verdreven had mogen worden.

Toen het tijd werd om te vertrekken, hadden we er geen idee van hoe we onze weg terug naar de auto moesten vinden, maar in mijn geest riep ik naar het kleine, blauwe vogeltje, dat inderdaad opnieuw verscheen en ons terugvoerde naar een pad dat genoeg was uitgesleten om het te kunnen volgen.

Een bijzonder verjaardagscadeau

Voor mijn dertigste verjaardag organiseerde Tony een nogal bijzondere en unieke verrassing, die mijn onverschrokkenheid ten opzichte van dieren op een prachtige en magische wijze op de proef zou stellen. Hij wilde niet zeggen waar we naartoe gingen voordat de grote dag was aangebroken en zelfs toen wist ik eerst niet meer dan dat we naar de dierentuin van Colchester zouden gaan. Op dat moment was dat voor ons de dichtstbijzijnde dierentuin, die bekendstond om zijn goede aanpak in het houden van dieren. Tony kende mijn geheime verlangen. Ik was behoorlijk bezeten van roofdieren en al sinds mijn kindertijd koesterde ik de wens om ooit dicht bij een van hen in de buurt te komen om te proberen ermee te communiceren.

Toen we bij de dierentuin aankwamen, kwam er een bewaker op me af die mij de verrassing verklapte. Ik zou op zijn ronde met hem mogen meelopen en dan alle roofdieren mogen voederen. Ik was verbijsterd. Als ik al enige afkeer had gehad van het aanraken van grote stukken rauw vlees dan viel die nu helemaal weg bij het vooruitzicht van het nauwe contact met de roofdieren. Ik was er nogal verbaasd over dat de dierentuin bereid was iemand als ik zo dicht bij de wilde dieren toe te laten. Hoe meer ik erover nadacht, des te vreemder ik het vond, ook nu nog.

Ze lieten me beginnen bij de jakhalzen, wat ik als een soort test beschouwde – van mijn vertrouwen in de bewaker, van mijn vermogen zijn instructies op te volgen en van mijn zenuwen. Ik werd alleen naar binnen gestuurd met in beide handen een stuk vlees, de instructie dat ik op mijn hurken moest gaan zitten en dat ik ze op een armlengte van me af moest houden. De bewaker had me verteld dat de jakhalzen zouden grommen en brommen, om me heen zouden rennen, maar ze zouden me niet aanraken en dat ik geen angst moest tonen. Ik voelde toen zij grommend om mij heen sprongen dat zij, ondanks hun uiterlijk vertoon van lef, eerder bang waren voor mij en verder alleen geïnteresseerd in hun voedsel. Na enkele minuten hadden ze de moed verzameld om het vlees te snaaien en renden zij ermee weg. Vervolgens mocht ik verder naar de hyena, die iets groter en iets wilder was. De bewaker had mij gezegd dat ik veilig was zolang ik geen angst zou laten blijken. Maar ik voelde me echt helemaal niet bang omdat ik bij al deze dieren waarnam dat het enige waaraan zij dachten was dat zij gevoerd wilden worden.

Daarna raakte ik echt opgetogen omdat ik achtereenvolgens een cheeta, een zwarte panter en de jaguars mocht voeren. Ze kregen elk (van mij) het bevel terug te gaan naar hun ‘huis’, wat ze ook deden, terwijl ik het vlees van tevoren al strategisch in hun kooi had neergelegd. Daarna liet ik ze weer los. Dit bevel leek te zijn rondgegaan, want zodra ik na enige tijd de volgende kooi naderde gingen de roofdieren onmiddellijk hun huis in zonder dat ik ze iets hoefde te zeggen – nou ja, in elk geval niet in woorden.

De tijgers en leeuwen waren een verrassing voor mij omdat dit de eerste keer was dat ik zo dicht bij ze in de buurt was en zij veel groter bleken dan zij er op afstand uitzagen. Bij de leeuwen gingen we iets anders te werk. Ik ging met de bewaker mee achter het glazen scherm dat de binnenkooi van het publiek afscheidt. Vervolgens zei hij dat ik mijn hand, met daarin een stuk vlees, door een klein paneel in de wand moest steken, terwijl de leeuwen dit vanuit hun buitenkooi konden gadeslaan. De bewaker pakte mijn arm vast omdat, zo vertelde hij me, de leeuwen buitengewoon snel binnen zouden komen en als ik mijn hand niet op tijd terugtrok zouden zij gemakkelijk hun klauw door het gat kunnen steken en mijn arm afrukken.

De mannetjesleeuw verbijsterde me door de snelheid waarmee hij vanaf zijn plaats ongeveer een halve meter ver de kooi insprong en binnen een halve seconde het vlees had weggegrist, terwijl de bewaker in een volmaakte timing deskundig mijn hand wegtrok. Daarna kwam het voor mij opwindendste deel van de dag. De bewaker nam mij mee naar de kooi van de sneeuwpanter. Deze roofdieren met hun markante vlekken zijn ongelooflijk mooi. Hij droeg me op om de beveiligde kooi in te gaan en de deur achter me te sluiten, voordat ik de deur zou openen naar zijn echte kooi, waar de sneeuwpanter op ongeveer drie meter afstand van de deur lag te wachten en te kijken. Zouden ze mij werkelijk alleen, ongewapend en onbeschermd in de nabijheid van dit roofdier toelaten? Ja, dat deden ze… Ik zal nooit begrijpen waarom ze mij daar toestemming voor hebben gegeven. Panters blijven wilde dieren en het is bekend dat zij, zelfs wanneer ze met de fles zijn grootgebracht, zich in een plotseling opwelling tegen hun bewakers kunnen keren. Kun je je voorstellen dat, als er iets gebeurd zou zijn, welke verzekeringsmaatschappij dan ook zou hebben uitbetaald?

In ieder geval, men zei dat ik de kooi in moest gaan met in mijn hand een stuk vlees dat ik vóór me moest houden. Zo liep ik op de panter af, terwijl ik voordurend oogcontact met hem moest blijven houden. Daarna moest ik het vlees ongeveer een meter voor hem neerleggen, achteruitlopen en nog steeds oogcontact houden. Mijn hart bonsde van vreugde toen ik naar de plek liep waar de sneeuwpanter lag en onze ogen elkaar ontmoetten. Ik voelde geen spoortje angst. De ogen van de panter vertelden me dat ik echt veilig was terwijl ik vooroverboog om het vlees bij zijn voeten te leggen. De sensatie dat ik zo dicht, zonder enige belemmering, bij zo’n schitterend roofdier was, overspoelde elke andere emotie. Ik voelde me zo bevoorrecht. Ik ben waarschijnlijk nooit méér ‘in het moment’ geweest dan op dat ogenblik.

Het was een dag die ik nooit zal vergeten.

Strandjutten

Door de jaren heen is mijn band met dieren sterk gebleven en een belangrijk bestanddeel van mijn leven blijven vormen. Toen Tony en ik een keer langs het strand liepen in Great Yarmouth bij Norfolk zagen we dat er een stukje verderop iets aan de hand was. Toen we bij de plek in kwestie aankwamen zagen we een groepje jonge jongens in een cirkel staan, terwijl ze naar iets op de grond keken. Omdat we nieuwsgierig waren, stopten we even om te kijken wat er aan de hand was. Er stond een aalscholver op het zand. De jongens wierpen stukjes ham naar hem toe die hij gulzig opslokte. Dat was aardig van hen. Het afschuwelijke was dat de vogel helemaal onder de olie zat. In deze toestand kon hij niet zwemmen, vliegen of zijn vleugels gladstrijken met zijn snavel. Hij kon zeker geen voedsel of, nog belangrijker, water voor zichzelf zoeken. De jongens vertelden ons dat ze hem al twee dagen in leven hadden gehouden door hem kleine brokjes voedsel te geven. Ik vroeg ze waarom ze hem niet naar een eerstehulppost hadden gebracht, want los van dit alles zou hij snel bezwijken aan onderkoeling door de olie overal op zijn lijf. Ze antwoordden dat ze hem liever niet oppakten omdat hij hen dan misschien zou pikken. Het is waar dat de vogel er angstaanjagend uitzag. Hij had de afmeting van een gans en een grote gebogen snavel en ik kon hun niet kwalijk nemen dat ze voorzichtig waren. Maar de vogel schreeuwde het naar mij uit om hulp.

Ik keek Tony aan en met de uitdrukking van ‘vooruit, daar gaan we weer’ op zijn gezicht keek hij toe hoe ik naar de vogel liep, die oppakte en onder mijn arm wegdroeg. Ik was helemaal niet dapper. Ik wist dat hij me niet zou pikken omdat hij me dat gezegd had, zoals hij me ook had gezegd dat hij niet zou proberen weg te lopen of zich te verzetten.

We namen hem mee naar een post van de kustwacht en zij belden een eerstehulpdienst om hem op te komen halen. De jongens hadden in ieder geval voor hem gezorgd, ook al hadden ze niet echt raad met hem geweten.

We vinden het heerlijk om de vogels te voeren in ons huidige huis in Somerset. We hebben wel dertig soorten geteld die aan onze vogeltafel komen eten. Soms vliegt er, ondanks de stickers die we hebben opgeplakt, weleens een vogel tegen onze ramen, die dan verdoofd op de grond valt. We rapen ze stuk voor stuk op en zetten ze in een warme doos naast het fornuis zodat ze kunnen herstellen voordat we ze weer vrijlaten. Als we ze koud en stil op de harde stenen zouden laten liggen zouden ze snel sterven aan shock of onderkoeling, of ten prooi vallen aan een roofvogel. We hebben egels die in onze tuin woonden gered en in de tijd dat we hier wonen hebben we diverse keren een meute honden die onze plaatselijke vos wilden vangen tegengehouden door tussen hen en hun prooi in te gaan staan en te weigeren opzij te gaan.

Ontmoetingen met herten

Een andere keer dat we een boodschap via de dieren kregen, was toen we met onze hond KC uit wandelen waren op de Quantock Hills. In die periode verwachtte Tony de uitslag van enkele nogal belangrijke ziekenhuisonderzoeken en ik hoopte op een of ander teken waardoor ik me er zekerder over zou voelen. De Quantocks is een verbazingwekkend spiritueel gebied en de energie is er geweldig. We slenterden rond toen ik me als geleid door een soort zesde zintuig omdraaide. Ik greep Tony’s arm en ook hij draaide zich om. Er kwam een lange rij aan van zo’n dertig rode herten die ons in galop passeerden. Ze waren absoluut stil toen ze als in één stroom langs ons heen gingen, zo stil dat KC ze zelfs niet zag of hoorde en gewoon doorging met snuffelen aan het gras. Los van hun geluidloze optreden was het ook vreemd dat ze, nadat ze over de heuvel verdwenen waren en we naar de top renden (maar een paar meter verder), niet meer te zien waren. Er was geen hert te bekennen en er was ook geen spoor in de heide of struiken als teken van hun doortocht. Ik heb dit gebeuren opgevat als een gunstig voorteken voor de uitslag van de onderzoeken en dat bleek ook zo te zijn.

Eens reed ik een steile heuvel op op weg naar huis. Deze weg zit vol scherpe bochten en is tot het einde toe oplopend. Je hebt dus de neiging om je voet zoveel mogelijk op het gaspedaal te houden, omdat je anders de kans hebt dat je auto het niet haalt. Zoals gewoonlijk reed ik zo snel als veilig was door de bochten, toen ik plotseling de woorden hoorde: ‘Ik sta hier, verminder snelheid.’ In de laatste bocht, waar je geen uitzicht hebt, ging ik direct op een slakkengangetje over en daar stond, midden op de weg, een prachtig vrouwtjeshert dat verdwaald was.

Als ik harder had gereden had ik haar niet kunnen ontwijken en zou ik haar hebben verwond, iets waar ik mijn leven lang zeker niet overheen zou zijn gekomen. Ik remde en hield stil, en eerst bewoog ze zich niet. Ze was duidelijk niet bang en onze ogen ontmoetten elkaar even door de voorruit van mijn auto. Ik had de tijd om haar prachtige kastanjekleurige vacht te bewonderen en haar grote zwarte ogen, toen ze op haar tenen bevallig over de weg liep en de struiken aan de zijkant inging, waar ze in enkele seconden stilletjes verdwenen was.

Ace

Tijdens mijn reis naar spirituele verlichting heb ikzelf nog veel meer gebeurtenissen meegemaakt die mij ervan hebben overtuigd dat dieren niet alleen een ziel hebben, maar dat sommige van hen in bepaalde opzichten spiritueler zijn dan wij.

De ervaring die bij mij de grootste schok van inzicht teweeg heeft gebracht was met mijn eigen hond Ace. Ace stond als dierlijke ziel zo dicht bij een menselijke ziel als mogelijk was. Zij was mijn schaduw en ik hield bijna meer van haar dan van mijn eigen leven. Toen ze stierf ging ik bijna kapot van wanhoop. De verschrikkelijke behoefte te willen weten of ze nog ergens bestond en veilig was, vrat aan mij. Ik voel dat juist ons verdriet soms een belemmering kan zijn voor de geest van een mens of dier om bij ons door te komen. Ik geloof dat daarom tekenen of pogingen tot contact van degenen die we hebben verloren ons vaak een tijdlang niet kunnen bereiken, wellicht totdat het verdriet enigszins is afgenomen.

Ondanks al mijn ervaringen en de kleine berichten die ik kreeg van Ace had ik een ander paranormaal begaafd wezen nodig om mij haar belangrijkste boodschap over te brengen.

Het was op 13 september, zes maanden na haar overlijden, dat een helderziende in Arizona een boodschap van Ace aan mij doorgaf, waarin ze me vertelde dat ze ‘weer jong was’. Aanvankelijk wist ik niet wat dat betekende maar ik begon me te realiseren dat Ace mij vertelde dat ze was gereïncarneerd. Ik durfde dat echter pas werkelijk te geloven nadat ik haar in haar nieuwe gedaante had ontmoet en aan een ongebruikelijk lichamelijk kenmerk kon zien dat het een en dezelfde hond was. Ace had een operatie ondergaan toen ze twaalf jaar was, die tot gevolg had dat zij een tepel was kwijtgeraakt, en de puppy die we KC noemen werd op dezelfde dag dat de helderziende de boodschap kreeg (13 september) geboren met dezelfde ontbrekende tepel. Daarna kreeg ik nog een ander teken, toen de helderziende kunstenares June-Elleni Laine een precies lijkend portret tekende van de puppy die, zoals ze vertelde, bij haar door was gekomen als een kruising tussen een zwarte Duitse herder en een labrador, precies als Ace.

Behalve dat ze belangrijke lichamelijke kenmerken deelt met Ace, lijkt KC veel dingen te weten van haar vorige leven als Ace. Zo veroorzaakt bijvoorbeeld het dragen van een grote pan met iets heets vaak ongelukken wanneer er een klein diertje voor je voeten loopt. De kans om over je huisdier te struikelen is groot. Maar Ace was (bij haar vorige eigenaars) al eens ernstig verbrand door een pan vol heet water en KC springt onmiddellijk opzij, zonder dat je iets hoeft te zeggen, zodra je een hete pan oppakt; zelfs voor de waterketel is ze erg op haar hoede.

KC gaf me ook via een nogal amusant signaal aan dat ze inderdaad de teruggekeerde Ace was. In onze tuin hadden we op de as van Ace een rozenstruikje geplant. Nadat dit een aantal maanden uitbundig had gebloeid, ging de struik plotseling zonder aanwijsbare reden dood. Ik was er nogal van in de war maar liet het struikje nog even staan waar het stond, in de hoop dat het toch nog zou gaan bloeien. Na een poosje zag ik de oorzaak van het afsterven van de roos. KC deed er haar plasjes op. Dit was echt niets voor KC, die zich gewoonlijk in de tuin welopgevoed gedroeg, nooit planten uitgroef en altijd erg behoedzaam was in haar toiletgewoontes; ze zocht altijd naar afgelegen plekken waarvan ze wist dat ze daar haar ‘grote boodschap’ mocht doen. In eerste instantie was ik een beetje geïrriteerd maar daarna werd ik weer blij. KC wilde me laten zien dat er geen noodzaak was voor een gedenkteken voor haar vorige zelf. Ze was terug!

Ook had ik al meer dan twintig jaar een fantastische relatie met mijn Welshe paard Sky. Het was zonder twijfel een prachtige jongen, maar niet helemaal wat wordt gezien als van nature ideaal wedstrijdmateriaal. Vanwege de snelheid, het uithoudingsvermogen en springcapaciteit die bij de crosscountry worden vereist, zijn wedstrijdpaarden die meedoen aan de military, of zoals dat tegenwoordig heet, eventing in het algemeen ten minste voor driekwart volbloed – oftewel raspaard. Als Welsh cob was Sky mager met een hoge kniegang (waardoor hij minder snelheid maakte), hij had een gedrongen lijf en niet geweldig veel uithoudingsvermogen. Wel had hij een enorm hart en het belangrijkste van alles was dat we elkaar begrepen. Ondanks al zijn eigenaardigheden snelde Sky moedig en vastberaden door de crosscountry-onderdelen van de eventing heen en versloeg hij alle aristocratische raspaarden meer dan eens. Zijn prestaties verbaasden iedereen, vooral mijn rivalen, en een groot deel van hun verliezen was te wijten aan het feit dat velen van hen voortdurend verkeerd begrepen wat hun paard hun probeerde te vertellen, terwijl Sky en ik voortdurend met elkaar in contact stonden. Hij was een paard uit duizenden en hij heeft me geleerd wat een mens en een dier samen kunnen bereiken, wanneer zij werkelijk een team zijn.