4

Huisdieren die terugkomen

Ik stierf als mineraal en werd plant

Ik stierf als plant en verrees als dier

Ik stierf als dier en werd een mens

Waarom zou ik vrezen

Wanneer werd ik minder door te sterven?

JALALU ’D-DIN RUMI, SOEFI-DICHTER

We krijgen nooit het definitieve bewijs dat een dier bij ons terugkeert in een nieuw lichaam, maar misschien is dat ook niet de bedoeling. Zo’n soort bewijs zou de wereld kunnen veranderen en misschien niet op de juiste wijze. Wanneer iedereen bijvoorbeeld voor honderd procent in reïncarnatie zou geloven, zouden heel wat mensen hun leven opgeven en hopen op een beter leven de volgende keer.

De verhalen die hier volgen geven ons niet het bewijs dat huisdieren zijn teruggekomen, maar ze hebben hun eigenaar troost gegeven en dat is iets moois.

Janet Schofield heeft me dit schattige verhaal gestuurd over haar hondje.

Image

Russ is een kortharige ‘miniatuur jack russell’. Eigenlijk kregen mijn vader en moeder hem van mijn nicht als ‘therapiehond’ voor mama, die toen niet gezond was en dat nog steeds niet is. Hij kwam in december 2000 bij ons en we vieren zijn verjaardag altijd op 7 november met een cakeje en een kaarsje erin. Wanneer we tegenwoordig zijn verjaardag vieren en we ‘lang zal hij leven zingen’, zingt hij met ons mee. Mama en papa vinden dit geweldig. Ik heb Russ ook geleerd ‘hallo’ te zeggen en het klinkt bijna alsof hij dat gewoon zegt. Hij is nu zeven jaar en slaapt bij papa en mama op bed.

Russ lijkt soms bijna menselijk. Hij moet met ons mee-eten aan tafel en eet zijn hondenbeschuit wanneer wij ontbijten. Hij houdt van zoet en begint de dag graag met iets met suiker; hij vindt het heerlijk om mama’s papkom uit te likken (nadat ze die zelf heeft leeggegeten, natuurlijk). Hij staat erop onze dessertkommetjes uit te likken omdat hij, zoals ik al zei, zo van zoetigheid houdt. Meestal is hij in alle opzichten een echte gezinshond, maar wanneer hij ’s avond zijn hoofdmaaltijd krijgt, doet hij een beetje vreemd. Hij eet niet, totdat ik bij hem in de kamer kom zitten. Ik moet met hem spelen om hem zover te krijgen dat hij eet. Waarom dat nogal vreemd is, is om eerlijk te zijn, omdat ik persoonlijk niet zoveel met honden opheb. Hij is niet voor mij aangeschaft en ik begrijp echt niet waarom hij zo doet.

Het klinkt misschien raar, maar ik heb het gevoel dat ik Russ al eerder heb gekend, als een mens die nu als hond gereïncarneerd is. Dat komt omdat zijn eetgewoontes me herinneren aan mijn grootvader. Die at zijn dessert ook graag vooraf en daarna pas zijn hoofdmaaltijd, maar het komt ook door de manier waarop Russ om ons heen blijft draaien, vooral als er iemand ziek is. Hij doet dit het meest bij mij en soms heb ik gewoon het gevoel dat mijn grootvader terug is.

Image

Het volgende verhaal van Sarah Brenner geeft overtuigender bewijs van een hond die teruggekomen is in een nieuw lichaam. Ik was stomverbaasd toen ik het voor de eerste keer las en ik hoop dat jullie net zo verbaasd zullen zijn.

Image

Toen ik naar de puppy in de mand keek, leek ze meer op een verdronken rat dan op een hond. Ze was pas gewassen door mensen van de eerstehulpdienst en ofschoon ze min of meer droog was, lag haar korte vacht zo vochtig en plat op haar huid dat het leek alsof ze eigenlijk geen vacht had. Haar grijze kleur deed niets af aan de gelijkenis met een knaagdier. Het was een kleine chihuahua gekruist met iets onbekends en mijn manlief, Ray, zegt altijd dat ze misschien met een rat is gekruist, wat ik nogal onaardig vind! Met haar lichte overbeet, waardoor haar tanden een beetje vooruitstaken, was ze zeker niet de mooiste hond van de wereld. Het maakte mij niet uit. Ik pakte haar op, keek in haar bruine ogen en het was liefde op het eerste gezicht. Vanaf dat ogenblik had ze mij. Ook Ray was dol op haar, ook al probeerde hij dat niet te laten merken. Op de dag dat ik haar mee naar huis bracht, broodmager en bijna zonder haar, heeft ze een plek in ons hart gevonden.

Ik noemde haar Teacup (Theekopje). Een gekke naam, maar die paste bij haar omdat ze zo gracieus was als Chinees porselein. Maar ze had geen Chinese aard. Ze was ondeugend en opgewekt en als ze wilde dat ik haar oppakte was ze een tiran, terwijl ze krabde en jammerde alsof ze werd aangevallen door een reusachtige rottweiler! Ze was echt ondeugend, maar ik hield van de aandacht die ik van haar kreeg. Ze bracht Ray in verlegenheid wanneer hij met haar voor de winkel stond te wachten terwijl ik binnen de boodschappen deed. Huilend en ronddraaiend op haar achterpoten stelde ze zich vreselijk aan.

Ze had een absolute voorliefde voor custard cream-koeken en kon er echt niet van afblijven. Het was haar slechtste en meest ondeugende gebrek. Je kon haar absoluut niet vertrouwen als je er een had; ze deed de gekste dingen om dat koekje van je te pakken te krijgen, ze sloop zelfs vanachter de leuning van de stoel op je af en sloeg het met de snelheid van een stelende zeemeeuw onverwacht uit je hand! Zo’n klein hondje, nauwelijks groter geworden dan een puppy, maar met het hart zo groot als een leeuw.

Ze heeft lang geleefd, iets waar ik heel blij om was. Er is een periode geweest dat ik dacht dat ze eeuwig zou leven, maar natuurlijk was dat niet zo. Toen kwam die afschuwelijke dag die alle hondenbezitters onder ogen moeten zien. Maar ik heb wel geluk gehad, want behalve dat ze een paar keer per jaar haar vooruitstekende tanden moest laten schoonmaken, is ze haar hele leven niet bij de dierenarts geweest. De nacht dat ze stierf was een nacht als alle andere.

Ze ging naar buiten om haar behoefte te doen en liep naar haar slaapmand, ging liggen met haar met bont gevoerde heetwaterkruikje tegen zich aan. Het is ons nooit gelukt die van haar af te nemen. Daarna zei ik altijd: ‘Slaap lekker, lieverd’, en ging naar bed.

Toen ik de volgende ochtend naar beneden kwam wist ik het onmiddellijk, omdat ze nog nooit in haar mand was blijven liggen als ik op was. Ze zag er zo vredig uit, nog opgerold tegen haar kruikje, hoewel die nu koud was. Ik pakte haar op en voelde aan haar lichte stijfheid dat ze al uren geleden was gestorven, waarschijnlijk vrij snel nadat ik naar boven was gegaan. Ik bleef huilen, en toen Ray naar beneden kwam huilde hij ook.

De daaropvolgende paar maanden waren heel pijnlijk. Als ik thuiskwam en zonder eraan te denken de sleutel omdraaide, werd ik er door de stilte en de rust meteen weer aan herinnerd. Ray bleef vragen of we niet een ander hondje zouden kunnen redden, maar mijn hart behoorde nog aan Teacup toe. Ik dacht eerlijk dat dit altijd zo zou blijven. Maar toen Ray en ik een paar jaar later op vakantie waren in een huisje in het Lake District gebeurde er iets heel wonderlijks. We waren al vaak op deze plaats geweest. We hielden van de streek en kenden deze erg goed. Ons huisje stond afgelegen, zo afgelegen dat Ray zei dat als we wat ouder werden we eens moesten gaan zoeken naar iets dat minder ver afgelegen stond, maar ik vond het daar heerlijk.

Op een ochtend stond ik thee te zetten. Ray liep de keuken in omdat hij de geur van gebakken ham rook. Ik hoorde gekrabbel aan de deur.

‘Wat is dat?’ vroeg ik.

‘Ik weet het niet’, zei Ray, terwijl hij zich installeerde voor zijn bord. Ik begreep de hint, liep naar de deur en deed het bovendeel van de staldeur open. Er stond niemand. Toen hoorde ik gejank en keek naar beneden. Daar stond de mooiste hond die ik ooit had gezien. Het was een klein bolletje dons met een prachtige zwarte vacht. Hij keek naar mij op met heel grote bruine ogen vanachter een pony in beatlestijl. Ik keek naar beneden en de hond keek naar boven.

‘Wie ben je?’ vroeg ik.

‘Met wie praat je?’ vroeg Ray.

‘Er staat hier een hondje’, zei ik, terwijl ik de onderkant van de deur openmaakte.

De hond kwam binnen, Ray keek naar hem, glimlachte en bood hem een stukje ham aan. De hond sprong zonder vragen op een van de stoelen tegenover hem alsof hij dat al jarenlang iedere dag deed. Aan het einde van de vakantie namen we de hond mee naar huis, omdat niemand aanspraak op haar had gemaakt en we zo afgelegen woonden dat het wel een zwerfhond moest zijn.

Penny, zoals we haar noemden, maakte al binnen een dag deel uit van het gezin, maar ik voelde me een beetje ongemakkelijk. Ik had het gevoel dat ik Teacup had verraden. Ray zei dat ik dwaas deed. Die avond zat ik naar haar te kijken terwijl Ray thee aan het zetten was en toen veranderde haar gezicht gewoonweg. Het zwarte ruige haar verdween en werd plotseling grijs en glad. Haar leuke gezicht had plotseling knaagtanden. Ik knipperde met mijn ogen. Het was het gezicht van Teacup dat mij aankeek. Maar toen nieste ze. Haar gezicht trilde en ze werd weer Penny. Ik dacht dat ik gek aan het worden was en dacht: Ik moet dit niet tegen Ray vertellen. Op dat moment kwam hij terug uit de keuken, gaf mij een kopje thee en twee custard creams. Als de gesmeerde bliksem schoot Penny in een flits van de stoel naast mij, had haar tandjes om de koeken geklemd en voordat ik me had kunnen bewegen, liep ze er mee weg achter de bank

‘Lieve help’, schreeuwde Ray, ‘dit is vreemd.’

Niet half zo vreemd als wat ik heb gezien, dacht ik. Ik twijfelde er geen seconde aan dat Penny Teacup was. Ik had mijn kindje terug.

Image

Soms komen we in een heel andere vorm terug dan we in een vorig leven hadden, om een heel ander leven te leiden, dus begreep ik waarom Teacup ervoor had gekozen om veel mooier terug te komen dan ze eerst was. Ze zag er zo totaal anders uit dan daarvoor dat dit op de een of andere manier juist leek, in balans. Maar het zag er wel naar uit dat ze haar eetgewoontes niet had veranderd!

Holly Davis woont in Wales en is een paardentolk, dus was ik er niet verbaasd over dat ze zelf een enorme ervaring had. Zoveel mensen leven hun leven in afwachting van ‘iets dat ontbreekt’, iets dat nog in hun leven zal komen waardoor dat leven zal veranderen. Het verging Holly als volgt:

Image

Mijn belangstelling voor paarden is ontstaan toen mijn dochter Charlotte paardrijlessen nam. Snel daarna kregen we een prachtige Arabische bastaardmerrie te koop aangeboden, Kayleigh genaamd. Omdat ik weinig wist van paarden en dus niet erg voorzichtig was en waarschijnlijk ook niet erg verstandig, ging ik er meteen op in en heb haar gekocht. Al snel ging ze met ons mee naar huis. We ontdekten dat ze als rijpaard geen beginneling was en ik reed binnen drie maanden met haar op de weg met haar hoofdstel. Het leek alsof wij elkaar, zonder aanwijsbare reden, meteen vanaf het begin vertrouwden. Ik ontdekte dat ik haar tot rust kon brengen door gewoon rustgevende gedachten naar haar te zenden.

Toen Kaleigh drie maanden bij ons was werd ze op een nacht heel ernstig ziek en werd een koliek vastgesteld, die te opereren was. Het bleek dat ze een tumor rondom de darmen had, waardoor die werden samengeperst; ze was letterlijk stervende.

De volgende weken waren als een rit in een achtbaan omdat Kayleigh, om haar leven te redden, niet één maar zelfs twee operaties moest ondergaan. De tweede operatie was heel dramatisch maar het was haar enige hoop op overleven. In de periode dat de operatie plaatsvond merkte ik dat ik luisterde naar John Denvers Annie’s song of, zoals ik het later herdoopte, Kayleigh’s song, omdat ik altijd aan haar denk als ik het hoor. Kayleigh kwam thuis uit het ziekenhuis en herstelde langzaam, dit herstel heeft nog heel wat maanden geduurd. Ze was pas rond de dertien jaar en toch was het nu al duidelijk dat ze ook leed aan het syndroom van Cushing, een gevreesde stofwisselingsziekte.

Toch was het leven haar nog een poosje goedgezind. Na verloop van tijd werd het echter duidelijk dat Kayleigh voor zo’n jong paard veel ernstige aandoeningen in haar lichaam had. In die periode gaf Kayleigh mij via een vriendin de volgende boodschap door: ‘Ik drijf je tot aan je emotionele grenzen. Houd vol, want dit is voor jouw bestwil en voor dat waarin je gelooft. Mijn lichaam is niet van mij. Het is een test.’ Ik werd door deze boodschap overvallen, maar in de loop van de tijd had ik deze verdrongen en was ik haar bijna vergeten.

Hierna ging Kayleigh steeds meer achteruit, ze leed ook nog aan een chronische ontsteking aan haar hoeven, die erg pijnlijk was. Maar Kayleigh, die mij altijd telepathische boodschappen heeft kunnen zenden, bleef mij zeggen: ‘Je weet hoe je me beter kunt maken, je weet hoe je me gezond kunt krijgen. Ik zal van ouderdom sterven.’ Dus bleef ik voor haar doen wat ik kon om het haar naar de zin te maken. Als ik er over nadenk zie ik, als ik eerlijk ben nu, dat ik tot op zekere hoogte weigerde te accepteren hoe ziek ze eigenlijk was. Ik kon de gedachte niet verdragen haar te verliezen, niet mijn merrie!

Ik herinner me nog helder een dag dat ik de wei inliep en Kayleigh mij woorden stuurde die ik werkelijk angstaanjagend vond om te horen. Ze was klaar om te gaan. Ik barstte in snikken uit, rende naar binnen en ging als een baby op mijn bed liggen huilen. Maar ze sprak nog altijd op een liefhebbende, kalme toon in mijn geest, in feite zei ze tegen me dat ik tot mezelf moest komen en weer naar buiten moest gaan, en dat deed ik. Toen liet ze mij voor mijn geestesoog een energiestreng zien die van mijn maag naar de hare liep. Ze legde mij uit dat ik haar met energie had gevoed om haar te helpen in leven te blijven, maar dat dit nu op moest houden. In het visioen was het eind van het koord dat aan mij bevestigd was rood en opgezwollen en ik had inderdaad al heel wat maanden maagpijn. Ze vertelde dat het nu tijd was om de streng te verbreken en haar te laten gaan. ‘Maar’, zei ze, ‘om dat te kunnen doen moet je voor 100 procent van mij houden’, de 97 procent die ik nu voelde was niet voldoende. Ik geef eerlijk toe dat het me een paar minuten kostte om die 100 procent te voelen, daarna kon ik de streng doorsnijden en haar loslaten.

Ik stond in het weiland en keek naar haar en voor het eerst zag ik hoe het werkelijk met haar was. Mijn mond viel bijna open van verbazing toen ik me realiseerde wat ik deze maanden niet had willen aanvaarden. Op slechts vijftienjarige leeftijd stierf deze merrie van ouderdom. De arme lieverd zag eruit alsof ze dertig was. Kayleigh legde me uit dat we allebei een paar dagen nodig hadden om te wennen aan het idee van haar heengaan. Ze zei dat we nu tijd nodig hadden om met elkaar te praten om vertrouwd te raken met haar dood. Dat was op een zaterdag en ze vertelde me dat donderdag een goede dag voor haar was om te sterven, dus maakte ik een afspraak voor haar met de dierenarts. De volgende dag had ik een stand gereserveerd op een plaatselijke paardenmanifestatie. Ik wilde niet gaan en haar alleen laten, maar ze zei dat ik wel moest gaan omdat ik moest uitkijken naar een klein, lichtbruin hondje, dat een boodschap voor mij had.

Dus de dag daarop ging ik plichtsgetrouw op reis, hoewel ik het moeilijk vond om haar thuis te laten, omdat we nog maar zo weinig tijd samen hadden. Onderweg besloot ik even van de snelweg af te rijden voor een ontbijt. Terwijl ik zat te eten deed ik iets wat ik nog nooit had gedaan. Ik pakte het betalingsbewijs op dat ik bij de kassa had gekregen en las het helemaal door. Onderaan het stukje papier las ik de woorden: ‘Je bent geholpen door Kayleigh’. Toen ik die woorden las ging er een koude rilling van inzicht langs mijn rug. Ja, ik was inderdaad geholpen door deze merrie. Ik stak het stukje papier veilig in mijn zak, liep terug naar de auto en ging naar de manifestatie. Zodra ik uit de auto stapte werd ik begroet door het kleine, lichtbruine hondje van een dierenarts, die daar aanwezig was. Ik vroeg aan de hond of hij een boodschap voor mij had en hoorde direct haar heldere antwoord: ‘Het is een genoegen om u te helpen.’ Bij die woorden moest ik onwillekeurig lachen omdat het erop leek dat er geen grenzen waren aan wat deze merrie deed om mij op mijn gemak te stellen en te laten weten dat ze in mijn buurt was om mij te helpen. Ik heb die dag fijn gewerkt met mensen die problemen hadden met hun paard. Daarna ben ik de lange weg teruggereden.

De volgende dagen verstreken, gelukkig mag ik zeggen, langzaam en ik had het gevoel dat er iets in mij was veranderd. Iets in mij was vredig geworden. Toen de dierenarts die donderdagochtend verscheen voelde ik me op een vreemde manier rustig en gelukkig. Eerst kreeg Kayleigh een injectie met een kalmerend middel, gevolgd door een dodelijke injectie. Ik stond daar gewoon bij en keek hoe zij zachtjes op de grond gleed. Om de een of andere reden kon ik me niet lang met het oude versleten lichaam op de grond aan mijn voeten identificeren, omdat dit oude, versleten omhulsel mijn merrie niet meer was. Mijn dierenarts wist er toen niets van, maar ik heb de hele gebeurtenis door zachtjes met Kayleigh gepraat en ik kan eerlijk zeggen dat er op geen enkel moment sprake is geweest van een stilte of een teken van wanhoop in het gesprek. Het leek alsof daar ze al die tijd met mij had staan praten.

Ik dacht dat het nu afgelopen was, totdat ik later op de dag een telefoontje kreeg van een vriendin. Ze zei dat ze zojuist op een internetforum was geweest waar we allebei lid van zijn. Er was net die dag een nieuwe bijdrage ingevoegd met als titel: ‘Ik weet niet waar dit vandaan komt of wat het betekent’ en mijn vriendin had het gevoel dat ik moest gaan kijken om het te lezen en dat deed ik. De boodschap luidde:

We zijn nog één, ik ben niet weg,
ik sta naast je en leid je,
jouw droom is mijn droom,
en ik zal die tot het laatst verdedigen,
we zullen samen lopen, zij aan zij,
omdat jij mijn vertrouwde vriend bent en ik ben jouw gids,
die zwijgend door het zand loopt.

‘Is dit van jou, Kay?’ vroeg ik. ‘Ja’, hoorde ik in mijn geest. ‘Heb je het stukje over zwijgend in het zand lopen begrepen? Dat komt uit je lievelingsgedicht ‘Footprints’ (‘Voetafdrukken’). Ik moest lachen terwijl ik een e-mail stuurde naar Jay, de vrouw die het op internet had gezet. Ze e-mailde terug en vroeg of ‘zoet’ of ‘snoep’ iets voor mij betekende. Voordat de dierenarts kwam had ik Kay twee pakjes pepermunt gegeven, iets wat ze jarenlang niet van me had gekregen.

Toen ik die avond langs mijn oprit liep om het hek te sluiten, hoorde ik Kayleigh’s stem, luid en duidelijk. ‘Kijk naar boven’, en toen ik dat deed zag ik een prachtige vallende ster. ‘Dat ben ik’, zei ze zacht. ‘Iedere ziel heeft een ster.’

Ik heb het gevoel dat dit niet het einde van het verhaal is maar pas het begin. Je moet weten dat Kay mij nooit echt heeft verlaten. Toen ik een paar dagen na haar dood in het weiland stond, hoorde ik haar om een knuffel vragen. Ik draaide me om en ik zag Anam Cara, mijn andere prachtige Arabier, die mij recht in de ogen keek. Haar stem kwam via hem en instinctief sloeg ik mijn armen om hem heen. Het lijkt alsof Kay nooit helemaal vertrokken is. Ze heeft ervoor gekozen om fysiek haar lichaam te verlaten, maar haar wijsheid, kennis en, zonder twijfel, haar liefde leven voort in de vorm van deze prachtige knaap, zodat we onze reis kunnen volbrengen en onze gedeelde droom samen kunnen leven. Anam Cara veranderde die dag volledig, heeft zich alle hebbelijkheden van Kay eigen gemaakt, waardoor ik absoluut zeker weet dat Kay ervoor had gekozen met haar geest in zijn lichaam verder te gaan.

Image

Ik heb altijd van het volgende, ongewone verhaal van Benn Miller over zijn kat Cilla, gehouden. Het lijkt erop dat niet alleen onze huisdieren in een nieuw lichaam bij ons kunnen terugkeren, maar dat ze ook kunnen terugkomen met een eigen agenda.

Image

Ik ben altijd bang geweest voor katten. Nou ja, niet gewoon bang, maar doodsbang. De mensen moesten om mij lachen toen ik nog klein was en de straat overstak om er een uit de weg te gaan. Ik hield er zelfs niet van om langs een heg te lopen voor het geval er een kat overheen zou springen, net op het moment dat ik langskwam. De gedachte om plotseling oog in oog te staan met mijn Godin der Wrake was echt angstaanjagend. Mijn vriendin Kate, die altijd bezig was met new age, zei dat ik misschien in een vorig leven een Egyptenaar ben geweest en gedood ben omdat ik per ongeluk een heilige kat had verwond. Misschien heeft ze gelijk, ik heb in dit leven nooit een kat verwond, ik wil er gewoon niet bij in de buurt zijn. Ik heb vooral een hekel aan het idee er een in de ogen te moeten kijken. Ze hebben zo’n vreemd streepje in hun pupil waar ik echt niet van houd.

Nee, ik was door en door een hondenman. Honden waren beheerst en staarden mij niet aan zoals katten. Ik had een ‘Staffie’ (een Staffordshire bulterriër) die Ringo heette en ik was echt gek op die hond. Ringo had veel gevoel voor humor. Hij vond het leuk om zich te verstoppen en dan met een breed, vet, lachend gezichtje op me te springen. Hij legde dingen in mijn bed, zoals natte botten of doorweekt speeltuig en lachte dan ook als ik een gil gaf en uit bed sprong. We hadden tien jaar lang een geweldige tijd samen en ik voelde me altijd goed als ik met hem buiten was, ook omdat ik, en ik schaam me om het te zeggen, hem leerde op katten te jagen. Door dat ene woord ‘katten’ zweepte hij zichzelf op tot een staat van woede en ging hij overal op zoek naar de kat die kwaad wilde doen. Hij ving er nooit een en natuurlijk zou ik dat ook niet hebben toegelaten, maar ik voelde me veiliger omdat ik wist dat de katten uit de buurt op afstand zouden blijven wanneer ik met Ringo liep. Dus natuurlijk was ik altijd met Ringo. Daarom was ik zo wanhopig toen hij stierf. Hij was mijn maatje en mijn beschermer geweest, dus we hadden een heel hechte band gehad. Zonder hem voelde ik me weer naakt en weerloos, zoals ik me ook als kind altijd had gevoeld.

Vanaf die dag leek het alsof de plaatselijke katten het allemaal op mij gemunt hadden. Waar ik ook ging, zij waren er ook. Verscholen onder auto’s en heggen staarden ze mij aan met hun gespleten ogen, vooral in de nacht wanneer hun ogen glansden. Kate kreeg er meer dan genoeg van en broedde een plan uit. Ze denkt echt dat ze dit plan helemaal alleen heeft bedacht, maar ik weet wel beter.

Op een avond stond ze bij de flat op mij te wachten met een kartonnen doos met luchtgaten erin. Ik bedacht dat als daar een puppy in zat dat wel een heel kleine moest zijn. Ik was ontzet toen ik het deksel optilde en daar een kat zag! Ik deinsde terug en staarde angstig naar het deksel. Het was niet eens een kat, maar eerder een minuscuul, toegetakeld poesje. Het was nat en het rilde en ik moet toegeven dat ik medelijden met haar had. Maar ik eiste: ‘Haal dit onmiddellijk weg!’

Kate zei dat ze dat niet kon, het diertje was in het kanaal gegooid en ze had het gered. Ik weet niet zeker of ik haar geloofde. Het leek mij een veel te gemakkelijk zielig verhaal, maar ze wilde niet wijken. Ze zei dat ze het morgen naar de eerstehulpdienst zou brengen. Het was nu te laat. Ze waren gesloten en het zou sterven als ik het er vannacht zou uitgooien. Dus zei ik dat ze er deze nacht wel voor mocht zorgen, zolang ik het maar niet hoefde aan te raken of erbij in de buurt hoefde te komen. Ze haalde het poesje uit de doos, droogde het af en gaf het een stukje tonijn toen het opgerold in een grote zachte handdoek op haar schoot zat.

Uiteindelijk ging ik naast haar zitten omdat het katje in slaap was gevallen. Ik zag alleen het kruintje boven de plooien van de handdoek uitsteken. Kate stond erop om haar met ons mee te nemen naar de slaapkamer en toen ik ’s morgens wakker werd had zij zich tegen mijn nek aangenesteld. Ik werd bijna hysterisch, maar zelfs in mijn angst zou ik haar niet hebben kunnen bezeren. Kate was de kamer uitgegaan, dus ik lag daar wel een halfuur verstijfd met het bontpakketje tegen mijn nek aan. Zij werd wakker en bewoog zich niet, maar begon te spinnen. Ik had nog nooit een kat voelen spinnen, maar het was eigenlijk wel een prettig gevoel. Om een lang verhaal kort te maken, je hebt het al geraden, ik sloot dit poesje in mijn hart en we hebben haar gehouden. Maar ik was niet genezen. Ik hield alleen van deze kat. Wanneer ik buiten liep vermeed ik nog steeds alle andere katten als de pest.

Een paar weken later was Priscilla, zoals Kate ons kleine zwarte katje had genoemd, klaar om zich in de buitenwereld te wagen. Kate en ik waren van plan om met haar de tuin in te gaan om de eerste paar keer een oogje in het zeil te houden. Er waren geen echte omheiningen, dus waren we bezorgd dat ze misschien weg zou rennen en overreden zou worden voordat ze enigszins gewend was aan het leven op straat. Ik had een goede inval en stelde voor dat we Ringo’s halsband en riem zouden gebruiken om haar te leiden. Het was een van die halsbanden waarvan de scherpe punt van de gesp gewoon op de juiste maat een gat in de riem maakt, dus het was niet zo’n gek idee. Het gekke was dat toen ik de riem uit de kast haalde, Priscilla onmiddellijk rechtop ging zitten, naar de riem keek en wachtte tot ik hem om zou doen, net als Ringo altijd deed! In ieder geval leek het effectief dus gingen we naar buiten en liep ze keurig netjes aan de riem alsof ze nooit anders had gedaan. Het werd nog vreemder. De volgende paar dagen besloot ik haar mee naar buiten te nemen om met haar aan de riem wat te gaan wandelen en toen ik dat deed leek het bijna op de tijd van vroeger met Ringo.

Natuurlijk gebeurde het ten slotte een keer. Er kwam een kat tevoorschijn in de tuin aan de andere kant van de lage muur voor me en ik verstijfde. Op dat ogenblik sprong Cilla grommend en sissend op de muur, terwijl haar vacht recht overeind stond. De andere kat nam de benen en verdween in een flits langs de zijkant van het huis. Het was werkelijk vreemd en tot op de dag van vandaag zal Cilla niet toestaan dat er een andere kat in mijn buurt komt, of ze nu aan de riem loopt of niet.

Toen begonnen Kate en ik ons ook te realiseren dat Cilla met Ringo’s oude piepende speelgoed speelde en zij overal lag waar hij altijd ging liggen. Ik heb het gevoel dat mijn oude makker met zijn grote gevoel voor humor het hilarisch vond om terug te komen als een van mijn aartsvijanden. Hij kan het ook gedaan hebben om mijn liefde voor hem te testen. Zou ik hem nog accepteren in het lichaam van een kat?

Image

Ik heb veel verhalen gehoord van mensen die genezen zijn van hun fobie of tenminste een manier hebben gevonden om ermee te leven, maar dit is de allereerste keer dat ik heb gehoord dat dit gebeurde via een hond die terugkwam, en dan nog wel als kat! Het is zeker zo dat honden, katten en paarden echt gevoel voor humor hebben. Mijn eerste pony Baloo was een grote komiek. Hij wachtte totdat er een nieuw dier in de wei kwam en trok dan de meest rare gezichten naar hem.

Hij krulde zijn lippen op, vertrok zijn snuit, draaide zijn hoofd bijna achterstevoren en liet zijn tanden zien. De mensen lachten daar natuurlijk meestal om en hoe harder ze lachten hoe gekker zijn gezicht werd. Ik heb meer dan eens een volkomen vreemde, stikkend van het lachen, aangetroffen voor Baloo’s staldeur.