2
Geesten van huisdieren
Dit hoofdstuk is onvermijdelijk het langste in het boek, omdat de meeste spirituele ervaringen met dieren mensen betreffen die met hun dieren communiceren nadat die zijn gestorven. Ook zijn de meest voorkomende geesten van dieren die van honden, katten en paarden. Iets wat de theorie bevestigt dat de zielen van deze dieren in het algemeen het verst ontwikkeld zijn. Dit is ook het deel van het boek dat me het meest tot tranen toe heeft bewogen, omdat het gaat over het verlies van zulke geliefde huisdieren.
Maar het zijn ook opbeurende verhalen, omdat er keer op keer in wordt aangetoond dat onze dieren na hun dood voortbestaan.
Honden
Geloof je dat honden niet in de hemel komen?
Ik zeg je dat ze er allang zijn voordat een van ons er is.
ROBERT LOUIS STEVENSON
Ik heb het verhaal van Grace Knightly als het eerste gekozen, omdat het zo passend de moed en de toewijding laat zien die de dood overstijgen en kenmerkend is voor alle zo geliefde huisdieren.
Zoals bij veel mensen met huisdieren was mijn hond Jericho mijn baby. Hij betekende alles voor me. Ook vreesde ik net als veel anderen dat hem iets zou overkomen en dat ik niet zou weten wat ik dan moest doen. Naarmate hij ouder werd gold mijn grootste angst hoe ik het zou redden in de nasleep van zijn overlijden, ofschoon ik echt geloofde in een leven na de dood, zelfs voor dieren.
Hij was een van die honden die altijd bij hun baasje willen zijn. Ik was bang dat ik me voortdurend zou afvragen of het wel goed met hem zou gaan, of hij zijn weg wel zou vinden naar de plek waar hij naartoe zou moeten gaan, of dat hij misschien als geest zou blijven rondzwerven op zoek naar mij. Enkele jaren geleden had ik het verlies van mijn moeder meegemaakt en ik wist hoe vreselijk ik me maandenlang had gevoeld, terwijl ik me afvroeg of het goed met haar ging en nooit een teken kreeg om me gerust te stellen.
Jericho was een blauwe merle bordercollie met een heel ongewone tekening. Iedereen leverde commentaar op de prachtige gemengde kleuren van zijn vacht. Hij was elf jaar toen mijn angst bewaarheid werd. Op een ochtend riep ik hem om de auto in te komen. Ik was in die periode wijkverpleegster en hij ging altijd met mij mee. Als de patiënten het wilden nam ik hem mee naar binnen en zij vonden het net zo heerlijk om hem aan te halen als hij het vond om aangehaald te worden. We woonden bij de Yorkshire heidevelden, dus Jericho en ik maakten de hele dag door heerlijke tochten die telden voor tien. Hij vond het heerlijk om met mij mee te gaan en daarom werd het mij bang te moede toen hij niet zoals gewoonlijk kwam aanrennen. Toen hij wel tevoorschijn kwam zag ik dat hij pijn had. Ik zal verder niet ingaan op de details van zijn ziekte omdat ik niet opnieuw wil voelen hoe moeilijk het was om hem achteruit te zien gaan.
Het volstaat met te zeggen dat op een koude grijze dag in maart Jericho en ik onze laatste reis samen maakten. Daarna reed ik terug naar de boerderij waar ik alleen met mijn vader woonde, ik huilde en was ontroostbaar. De lege plek naast mij was als een koude, donkere leegte, want Jericho’s lichaam zat in een plastic zak opgeborgen in de kofferbak. Toen ik thuiskwam hebben we hem op het erf begraven zoals hij dat ook gewild zou hebben.
Die nacht kon ik natuurlijk niet slapen. Ik dacht: daar gaan we dan, zo zal mijn leven er de komende jaren uitzien. Toen dacht ik dat ik buiten geblaf hoorde op het erf onder het raam van mijn slaapkamer. Het leek Jericho, maar er waren nog drie honden op de boerderij.
Ik hoorde opnieuw geblaf. Het klonk werkelijk als de blaf van Jericho. Ik overtuigde mijzelf ervan dat ik moest gaan kijken welke hond blafte. Misschien was er iets aan de hand.
Ik glipte door de keukendeur naar buiten en terwijl ik dat deed sprong het alarmlicht aan. Dat was op zichzelf vreemd, want door elke eerdere beweging, hetzij van een hond of van een inbreker, had dat licht allang aan moeten springen.
Ik was een minuut lang verblind toen ik over het erf liep en terwijl ik mijn kamerjas strakker om mij heen trok, dacht ik dat ik een licht in mijn auto zag branden. Het was heel merkwaardig. Eerst dacht ik dat ik misschien een van de autodeuren niet goed gesloten had, maar het licht had een vreemde uitstralende gloed die ik nooit eerder had gezien. Ik liep naar de auto en tuurde naar binnen. Toen was er plotseling een harde klap links achter mij en ik sprong geschrokken weg. Dit begon steeds griezeliger te worden. Eerlijk gezegd overwoog ik om snel te maken dat ik weer naar binnen kwam, zonder ook maar te kijken naar wat die klap te betekenen had. Toen ik genoeg moed had verzameld om wel te kijken zag ik iets wat ik me zelfs in mijn dromen niet had kunnen voorstellen. Ik zag een soort poort, een opening omgeven door een kroon van wit licht. Het witte licht week terug in een tunnel, waar het steeds zwakker werd. Het deed me denken aan de tunnel en het witte licht waarover mensen vertellen die bijnadoodervaringen hebben gehad.
Wat er toen gebeurde zal ik nooit vergeten. Er verscheen een gedaante verderop in de tunnel. Terwijl die dichterbij kwam zag ik dat het een vrouw was. Toen richtte mijn aandacht zich weer op de auto omdat ik een portier open hoorde gaan. Zichtbaar, omgeven door onaards wit licht was daar … Jericho! Hij zat zoals altijd op de stoel van de passagier, alleen straalde hij nu.
Door een stem die tegen mij sprak keek ik weer naar de tunnel. ‘Gracie…’ Het was de stem van mijn moeder. Daar stond ze in de ingang van de tunnel, doorschijnend en sprankelend maar onmiskenbaar mijn moeder.
‘O, God’, mompelde ik. Mam stak haar hand op alsof ze me wilde afweren. ‘Kom hier niet naartoe’, zei ze. ‘Het is je tijd niet, maar het is Jericho’s tijd wel.’ Ze wees naar de auto. ‘Ik wil niet dat hij op de aarde blijft hangen en jou overal doelloos volgt. Zeg hem dat hij naar mij toe komt, Gracie.’
Ik beefde en voelde me volkomen leeg terwijl ik haar aankeek. Jericho zat daar en keek opzettelijk door het raam naar buiten, vastbesloten geen acht te slaan op wat zich afspeelde. Ik stond daar met open mond.
‘Gracie’, zei mam, ‘stuur hem hierheen voordat het te laat is.’
Totaal verlamd van emotie deed ik wat ze vroeg. ‘Jericho!’ Hij keek me schuldbewust aan en ik kreeg tranen in mijn ogen. ‘Eruit, kleintje’, zei ik vriendelijker. ‘Eruit, jongen.’
Jericho sprong uit de auto, nog steeds omgeven door het witte licht. Ik wilde hem zo graag omhelzen en naar mijn moeder gaan om haar te omhelzen. Iets anders doen dan hier als een idioot te blijven staan terwijl het om mij heen wonderen regende.
Mam moet mijn gedachten hebben gelezen. ‘Grace’, zei ze op dezelfde toon die ik tegen Jericho gebruikte. ‘Vooruit Gracie, we hebben geen tijd.’
Omdat ik niet wilde dat mijn baby alleen op aarde gevangen zou blijven, zei ik: ‘Ga maar naar haar toe, Jericho. Bij mijn moeder ben je veilig.’ Ik slikte mijn tranen in toen hij langzaam langs mij heen naar de tunnel liep. Mijn moeder stak haar hand uit en streek over zijn kop. Mijn hond keek nog voor het laatst om naar mij, en mijn moeder, het was ongelooflijk, wuifde en glimlachte. Zij draaiden zich om en liepen samen de tunnel in en met een zacht geluid (zoals wanneer je een stuk elastiek uitrekt en dan loslaat) verdween de tunnel en bleef alleen de koele, lege nachtlucht over waardoor ik het gevoel kreeg alsof ik had geslaapwandeld, maar dat had ik niet.
Met dit wonderbaarlijke dierenverhaal heb ik twee bedoelingen. In de eerste plaats toont het aan dat de zielen van onze beminden aan de andere zijde op ons wachten, en in de tweede plaats dat ook dieren naar de hemel gaan. Het is heerlijk om te weten dat er aan de andere zijde voor jouw geliefde huisdier wordt gezorgd door mensen van wie je houdt.
Pauline Lee stuurde mij het volgende mooie verhaal over haar hond Pongo, die duidelijk een communicatieve en gevoelige hond is geweest.
Tijden geleden, in 1978, heb ik bij de kennel van de dierenbescherming in Coventry een puppy uitgekozen. Er waren vier kleine zwarte teefjes die kort geleden bij hun moeder waren weggehaald en ze sliepen alle vier. Ik stak mijn hand in de kooi en koos de puppy die slaperig mijn vingers likte. Ik noemde haar Pongo. Ze was zes weken oud en een kruising tussen een labrador en een hazewindhond.
Pongo was een intelligente meid die mij aan de zoom van mijn trui trok wanneer mijn baby huilde, gewoon om mij dat even te laten weten. Toen Pongo zeven was zijn we verhuisd naar Tamworth. Ik bracht mijn zoontje voor het eerst naar zijn nieuwe school en ik kende daar nog niemand, maar plotseling trok Pongo mij uit alle macht naar een dame die bij het hek stond te wachten. Pongo maakte zich druk om deze dame, die mij vertelde dat haar oude hond de vorige dag was gestorven. Het leek wel of Pongo dat wist en haar wilde troosten.
Toen Pongo stierf was ik diepbedroefd. Ze was toen zestien jaar en was al die tijd mijn beste maatje geweest. Mijn man en mijn oudste zoon gingen met haar naar de dierenarts wat, zonder dat ik het toen wist, de laatste keer zou zijn. Ik zat alleen thuis op de bank toen ik plotseling Pongo door de kamer naar mij toe zag rennen; ze zag er heel jong en gelukkig uit maar was verdwenen voordat ze bij me was. Ik keek op de klok en ik zag dat het ’s middags half zes was. Toen mijn man en mijn zoon thuiskwamen met alleen een riem en een halsband, wist ik het. Hij zei dat Pongo om half zes in slaap was gebracht, dus ik geloof dat hij naar me toe is gekomen om afscheid te nemen.
Ik heb drie weken lang onafgebroken gehuild, maar daarna hebben we besloten een andere ongewenste hond aan te nemen. We kozen Misty op 16 februari en ik vroeg Pongo om alsjeblieft wat sneeuw te sturen als zij het eens was met onze keuze. Hoewel er geen sneeuw voorspeld was, begon het tien minuten later te sneeuwen. Pongo sliep altijd op haar favoriete plek onder de trap, dus wilden we Misty’s bed daar ook neerzetten. Maar ze ging er helemaal niet naartoe en bleef slechts jankend met gespitste oren de ruimte inkijken. Ik wist dat Pongo er moeite mee had afstand te doen van haar bed, zelfs in de geest, dus vroeg ik haar Misty alsjeblieft in haar bed toe te laten, omdat zij nog maar een puppy was en steun nodig had. Direct daarna liep Misty naar het bed en ging liggen.
Veel mensen hebben Pongo in de buurt van het huis gezien sinds ze is overleden. Op een avond hoorde ik haar de trap oprennen en voelde dat ze op me sprong terwijl ik in bed lag. Ik voelde dat ze mijn gezicht aflikte maar ik kon me niet bewegen omdat ze mijn arm had vastgeklemd onder het dekbed. Ik vroeg haar om eraf te gaan, wat ze ook deed. De honden mochten nooit in de slaapkamer komen, maar nu ze in de geest leeft kent ze geen grenzen.
Een andere keer moest ik vlees ophalen bij de slager. Het was een koude dag en hij stond met zijn gezicht naar het vuur terwijl hij stond te praten. Het volgende ogenblik keek ik gefascineerd toe hoe de slippen van zijn witte jas omhooggingen. Hij draaide zich vliegensvlug om en zei met bevende stem: ‘Zeg dat het Misty was’, maar ik vertelde hem dat Misty buiten bij de deur lag te slapen. Ik wist dat het Pongo was. Ik weet niet waarom, maar zij was gefascineerd door het achterwerk van mannen en als het mogelijk was snuffelde ze er altijd aan. De slager was nogal geschrokken, want, zei hij, hij had gevoeld dat een hond de slippen van zijn jas had opgetild.
Ook Misty leeft nu in de geest, maar net als Pongo bezoekt zij ons nog regelmatig. Misty is ook op het bed gesprongen, iets wat ze toen ze jonger was nogal eens deed, maar zij lag altijd aan mijn voeten, terwijl Pongo zo dicht mogelijk bij mijn gezicht probeerde te komen. Dus weet ik precies wie van de twee mij bezoekt en leg ik mijn benen opzij wanneer ik een van beide de trap op hoor rennen, zodat ze plaats hebben om te gaan liggen.
Een ander verhaal dat zich afspeelde toen Pongo nog leefde gaat over Pippa, een kleine drijfhond van een vriendin. Pippa kwam elke vrijdag met haar baasje voor een kop koffie met een koekje. Pippa kon het heel goed vinden met Pongo en de twee honden speelden vaak heel tevreden samen. Op een dag vertelde mijn vriendin dat de dokter leukemie bij Pippa had vastgesteld en dat ze niet zo ver meer kon lopen. Maar zij bleven toch vrijdags bij ons komen en Pongo bracht haar dan een van haar botten en legde die voor haar vriendinnetje neer.
Het lukte Pippa niet meer om eraan te kluiven – maar het ging om het gebaar.
De week daarop vertrokken mijn gezin en ik voor een vakantie van veertien dagen. Toen ik terugkwam ontdekte ik dat Pippa in onze afwezigheid was gestorven. Op de vrijdag dat ze is overleden was ze ’s morgens vroeg verdwenen. Haar baasje had haar overal gezocht en vond haar uiteindelijk zittend bij ons voor de deur. Mijn vriendin had haar mee naar huis genomen, waar ze die nacht is overleden. We geloven allebei dat Pippa naar ons toe is gegaan om van ons allemaal afscheid te nemen.
Dit prachtige verhaal laat niet alleen iets zien van de werkelijke band tussen een hond en zijn eigenaar, maar ook van die tussen honden onderling. Bovendien blijkt hieruit dat een hond in staat is te weten en te begrijpen wanneer hij zal sterven. Heel wat voor een hond die geen zelfbewustzijn zou hebben!
Hier volgt nog een verhaal van June-Elleni Laine dat aantoont dat honden soms zo trouw zijn dat zelfs de doden hen niet van hun plicht kunnen bevrijden.
Rocky was mijn schitterende witte boxer en vijf jaar lang mijn trouwe vriend. Toen hij acht jaar was werd op een verschrikkelijke dag een inoperabele tumor aan zijn hart geconstateerd en ik wist dat het slechts een kwestie van tijd was voordat ik het afschuwelijke besluit moest nemen om hem te laten gaan. Ik heb Rocky verteld en uitgelegd dat onze tijd samen er bijna op zat en dat ik mijn best zou doen om zijn laatste paar weken of maanden zo plezierig mogelijk te maken. Ik heb hem plechtig beloofd dat ik hem niet zou laten lijden en dat wanneer ik het gevoel zou hebben dat zijn kwaliteit van leven niet meer acceptabel was, ik hem naar de geesteswereld zou sturen, waar we elkaar weer zouden ontmoeten wanneer het mijn tijd was. Ik voelde dat hij het wist, alsof dit een besluit was waarover we het op een of andere wijze eens waren geworden, zelfs voordat ik hem als hulphond had gekregen. Hij is bij me gekomen toen ik heel zwak was, en nu ik sterker was geworden zat zijn werk er bijna op. Op een diep niveau wisten en aanvaardden we allebei wat er zou gebeuren.
Op een ochtend keek ik hem aan en ‘zag’ zijn schedel door zijn gezicht heen. Ik wist dat het tijd was en dat de vreselijke dag was aangebroken. Mijn innerlijke stem begon met beschuldigingen. Ik kwelde mijzelf met vragen. Had ik het te lang uitgesteld? Was ik egoïstisch? Maar toen was er het innerlijke weten dat mij ervan overtuigde dat ik mij aan onze afspraak moest houden. Die dag was inderdaad de juiste tijd.
Ik gaf hem een biefstuk te eten en zelfs een slok wijn, omdat het de laatste maaltijd was die hij in deze dimensie zou krijgen. Ik nam hem mee uit voor een laatste wandeling in het park naast de praktijkruimte van de dierenarts, en toen de afgesproken tijd aanbrak, gaf ik hem een dikke knuffel. Overmand als ik was door mijn eigen verdriet heb ik hem alleen verteld dat we naar de dierenarts gingen en dat hij zou gaan slapen. Hij had dit rustig geaccepteerd zoals hij dat eerder ook met de onderzoeken, injecties en röntgenstralen had gedaan. Mijn hart brak toen de dierenarts de fatale injectie toediende en ik slaakte een kreet van pijn. Ik bleef alleen met Rocky’s krachteloze lichaam achter en streelde het totdat ik geen tranen meer overhad. Een halfuur later ben ik weggegaan, vastbesloten dat ik zou glimlachen om de tijd die ik met hem had gehad en niet zou huilen omdat het voorbij was. Ik zou de tijd loven die we samen hadden doorgebracht en blij zijn dat hij geen pijn meer hoefde te lijden. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. De week daarop had ik het gevoel dat hij me volgde, maar ik weet dat aan mijn fantasie. Zelfs als ik in een restaurant zat te eten, dacht ik dat ik hem buiten voor de deur zag wachten. Weer deed ik dat voor mezelf af als ijdele hoop.
Toen bleek op een nacht dat ik me vergiste. Ik schrok plotseling wakker met de gedachte: Lieve help, ik kan geen adem meer halen.
Ik sprong uit bed en rende in paniek naar het raam omdat ik voelde dat ik naar adem snakte. Ik voelde me duizelig terwijl ik probeerde het raam open te krijgen. Hoewel ik met mijn hoofd uit het raam hing en de koude nachtwind recht in mijn gezicht waaide, kon ik nog steeds niet diep inademen. Het was afschuwelijk, alsof mijn ergste nachtmerrie voortduurde, terwijl ik klaarwakker was.
Langzaam maar zeker namen de hartkloppingen af, kwam ik weer op adem en voelde ik me rustiger.
Wat was er in hemelsnaam aan de hand?
Plotseling realiseerde ik me dat Rocky er was. Hij wist niet wat er met hem was gebeurd en hij wilde niet bij mij weg. Ik had niet behoorlijk afscheid van hem genomen. Ik had de verschijnselen van zijn hartziekte opgepakt toen hij die nacht bij mij in bed was gesprongen en hij met zijn geesteslichaam naast mij was gaan liggen.
Deze onverwachte, adembenemende ontmoeting had mij ervan overtuigd dat Rocky er nog steeds was en wachtte totdat ik hem zou uitleggen wat er was gebeurd, zodat we afscheid konden nemen. Nu had ik zelf ervaren hoe onaangenaam het einde voor hem moet zijn geweest en wist ik in ieder geval zeker dat ik het juiste besluit had genomen door hem te laten gaan. Nadat ik weer kon ademhalen en het raam had gesloten heb ik Rocky’s geest rustig uitgelegd dat ik de dierenarts had gevraagd een einde te maken aan zijn leven in dit lichaam dat hem zo veel pijn had veroorzaakt en dat ik altijd van hem zou blijven houden. Ik vertelde hem dat hij nu naar een andere dimensie kon gaan waar hij zonder pijn zou leven. Hij kon naar een plek zonder de beperkingen van de aardse planeet en ergens zou ik weer met hem samen zijn op de juiste tijd. En misschien, heel misschien, zat een deel van mij daar al op hem te wachten. Het leek erop dat hij begreep wat ik zei, want een gouden licht begon de kamer te vullen. Toen dat licht steeds sterker werd en daarna begon te verflauwen, voelde ik me plotseling gelukkig omdat dit hoofdstuk afgesloten was en omdat Rocky vrij was. Dit was echt het bewijs voor mij dat onze huisdieren een geestelijk lichaam hebben en dat hun bewustzijn hun lichamelijke dood overleeft. Ik ben er zeker van dat Rocky en ik zielsverwanten zijn en dat we altijd een liefdevolle verbinding zullen hebben.
Dus de arme Rocky was zo vastbesloten bij zijn bazin te blijven dat hij zelfs niet wist dat hij dood was. Hij leed nog steeds aan zijn ziekteverschijnselen, omdat hij nog niet was ontheven van zijn post als waakhond. God zij dank begreep zijn bazin wat er aan de hand was en kon zij hem met lichaam en ziel laten gaan.
Alice Jean heeft een prachtig leven vol relaties met honden, geiten en andere dieren. Dit is een van haar verhalen.
Toen we laatst in Ierland waren werden manlief en ik door mijn broer meegenomen naar een eetcafé voor de lunch. We zaten alle drie precies achter de deur en keken daardoor de volgende kamer in, waar een tafelvoetbal stond. Ik zag dat twee grote labradors onder de tafel lagen te slapen. Ongeveer twee minuten later hieven beide honden hun kop op en kwamen op ons aflopen. Ik zat in het midden, tussen mijn man en mijn broer in. Beide honden probeerden bij mij te komen terwijl ze zo ongeveer de stoel onder mijn man vandaan duwden. Mijn broer Gene lachte zich een hoedje terwijl hij opstond, zijn stoel wegschoof en intussen maar aan mijn man bleef uitleggen dat dit al ons hele leven zo was en dat zijn zuster dieren leek aan te trekken. Hij voegde er nog aan toe dat dit een compliment voor mij was.
Als kind heeft niemand mij ooit gewaarschuwd een dier niet recht in de ogen te kijken, zoals men dat tegenwoordig doet. Dus ik heb nooit beter geweten! Ik heb ze altijd in het gezicht gekeken en me afgevraagd wat ze dachten en voelden. Ik heb altijd van ze gehouden, van huisdieren en ook van wilde dieren. Waarschijnlijk moet iedereen die met een of ander dier heeft geleefd zich weleens afvragen wat dieren denken en voelen. Wat weten zij waarvan wij geen idee hebben? Ik heb het gevoel dat ik één keer een antwoord heb gekregen op de dag dat mijn hond Laban stierf … Het was een reusachtige Pyrenese berghond die leefde met mijn melkgeiten en mijn lieve makker was. We hadden er geen idee van dat hij ziek was of zich hoe dan ook slecht voelde.
Op een dag droeg ik een grote voederbak boven mijn hoofd, terwijl ik probeerde zonder te struikelen langs de geiten te komen die om mij heen dromden. Ik voelde dat Laban tegen mijn been aan stond, zoals hij dat soms deed. ‘Hup vooruit, pup’, zei ik terwijl ik doorliep naar het hek om de voederbak op de grond te zetten. Ik keek achterom, liep naar hem terug, gaf hem een klopje op zijn kop en liep naar buiten. Ik liep naar het winkeltje aan het einde van de straat voor een ijsje en was binnen een paar minuten terug. Toen ik terugkwam zag ik dat de geiten in de wei in een kring om iets heen stonden.
Ik kon alleen de achterwerken van de geiten zien dus liep ik ernaartoe. Maar voordat ik ook maar bij hen in de buurt was, hadden ze al besloten om langzaam weg te lopen. Daar op de grond lag Laban. Hij was dood. De dierenarts denkt dat zijn hart het gewoon heeft begeven.
Denk ik dat de geiten hem een laatste eer hebben bewezen? Ja, dat denk ik. Denk ik dat zij net zoveel van hem hielden als hij van hen hield? Ja, dat denk ik. Drie dagen lang waren ze in de stal allemaal heel rustig. Nubische geiten staan doorgaans niet bekend om hun rust … Natuurlijk heb ik drie dagen lang gehuild. Toen gingen we allemaal verder. Ik mis hem nog steeds.
Nelson was een Pyrenese reu, die ik kreeg toen hij drie jaar was. Ik aarzelde of ik hem zou nemen, omdat de vrouw die hem mij cadeau wilde doen vertelde dat ze zich nooit werkelijk aan hem had gehecht. Ze hield meer van een van haar andere honden en had geen speciale aandacht aan Nelson besteed. Bovendien, als ik nog een beschermer van mijn vee wilde hebben, zou ik er een willen die vijf of zes weken oud was en niet een van drie jaar! Die hond moest zich aan mij en aan mijn vee hechten, zoals Laban zich ook had gehecht. We kozen voor een Pyrenese herder boven andere hondenrassen die dieren beschermen, vanwege hun geweldige zachtaardige temperament. Ik durf mijn kleinkinderen zo met ze naar buiten te laten gaan. Ze zien er overdag uit als grote, luie slaapkoppen maar dat is bedrieglijk, want zij vechten en geven hun leven voor degenen van wie ze houden. Nelson heeft nooit een halsband omgehad en ik heb hem nooit gezegd wat hij moest doen. Op een dag, net nadat ik hem had meegenomen, zaten hij en ik in een impasse. Toen hij naar een omheind terrein wilde lopen, wilde ik hem daar niet in laten gaan. Hij gromde nota bene naar me. Ik had heel mijn leven nog nooit meegemaakt dat een hond naar mij gromde. Het maakte me een beetje bang, maar ik wist direct dat ik dit moest regelen. Ik kon niet leven met een hond die groter was dan ik en dacht dat hij mijn baas was. Ik liep de schuur in, pakte een halsband en een riem en deed die vlug bij hem om. Intussen schudde ik mijn vinger waarschuwend voor zijn kop en zei hem dat ik de baas was, terwijl ik me intussen afvroeg of mijn vinger er zou worden afgebeten. Hij verzette zich helemaal niet. Ik heb de hele dag niet meer tegen hem gesproken, iets wat mijn man een beetje wreed van mij vond. Maar het heeft effect gehad. De volgende dag deed Nelson al het mogelijke om zijn slechte gedrag weer goed te maken. Hij gedroeg zich zelfs als een mafkees en plofte op de grond voor mijn voeten neer. Nelson en ik zijn hierna jarenlang dol op elkaar geweest. Op een dag heb ik hem gevraagd of hij bereid was een poosje bij een familie te gaan wonen die hij al kende, om puppy’s te maken. Hij hield van de kinderen in dat gezin dus wist ik dat hij daar gelukkig zou zijn. Zij hadden hun mannetjeshond verloren en hielden van Nelson. Hij ging rechtop zitten, hief zijn kop op voor zijn halsband en ketting en liep als een kleine prins naar buiten naar hun vrachtauto. Ik was heel trots op hem en hij wist dat. Ze hebben een van zijn puppy’s bij mij gebracht en die woont nu bij mij in plaats van Nelson. Toen ik op een ochtend bij de gootsteen in de keuken stond, als gewoonlijk in gedachten, zag ik Nelson liggen op de heuvel in het weiland met zijn kop opgericht terwijl hij rondkeek. Plotseling besefte ik dat Nelson niet langer onder ons was. De volgende dag heb ik gebeld met de mensen die hem nu hadden. Ze vertelden me dat ze van plan waren om naar mij toe te komen om te vertellen dat Nelson tijdens het noodweer dat we de dag ervoor hadden, gestorven was; waarschijnlijk was hij getroffen door de bliksem. Ik weet dat hij wilde dat ik hem zag, weer hier thuis. Ik denk dat hij altijd in de buurt is.
Het volgende verhaal is van June Bailey. Dit is het verhaal van twee honden – een die zijn plicht als waakhond heel ernstig nam, zelfs nadat hij gestorven was, en het andere over de sterke band die haar andere hond met haar had. Wat hier wil zeggen dat ze voelde dat haar hond stierf, zelfs terwijl ze op dat moment kilometers bij hem vandaan was.
De komst van Rover herinner ik mij als de dag van gisteren, hoewel ik toen pas zes jaar was. Mijn vader had hem gered van een jongen die op het punt stond hem te verdrinken. Het was een bordercollie met een zwart-witte vacht. Ik was precies op de juiste leeftijd voor een hond en met Rover aan mijn zijde voelde ik me altijd zó veilig. Ik was stapelgek op hem en hij stond niet toe dat iemand mij kwaad deed. Hij hield zelfs een beschermend oogje in het zeil, als mijn moeder me ergens een standje over gaf. Het was niet een bijzonder gezonde hond, ik denk doordat zijn leven een slechte start had gehad. Tegen de tijd dat ik ongeveer negen jaar was ging het bergafwaarts met hem.
Het begon ermee dat hij knobbels op zijn lichaam kreeg en zijn achterpoten het lieten afweten. Hij kon dus niet meer zelfstandig lopen. Ik was nog steeds dol op hem en droeg hem ondanks zijn gewicht door het huis, naar buiten voor zijn grote boodschap en dan ’s nachts de trap op naar bed. Ik dacht dat we het goed aanpakten, maar natuurlijk wisten mijn ouders wel dat Rovers einde in zicht was. Ze konden hem niet lang zó laten lijden. Wanneer honden niet gewoon hun ‘hondjeszaken’ kunnen doen, zijn ze niet gelukkig. Mijn vader zat door een hernia zonder werk dus waren wij op dat moment krap bij kas.
Toen mijn ouders genoeg geld hadden voor de dierenarts, wachtten zij op een ochtend tot ik naar school was en toen ik later die dag weer thuiskwam was mijn dierbare vriend verdwenen. Ook mijn vader en moeder hadden van Rover gehouden en we hebben lang gehuild met z’n drieën. Toen ik ’s avonds naar bed ging voelde het bed eerst heel leeg aan zonder hem, maar toen ik mijn kussen verplaatste aan het hoofdeind zoals ik altijd deed om plaats te maken voor Rover, voelde ik dat hij nog steeds bij me was.
Toen ik de volgende ochtend naar school liep, dacht ik bij iedere stap aan Rover. Plotseling hoorde ik een klikkend geluid en ten slotte realiseerde ik me dat ik bij iedere stap die ik zette ik het geluid hoorde van poten op het trottoir die gelijke tred hielden met mij. Rover tippelde met mij mee om een oogje in het zeil te houden, zoals hij altijd had gedaan toen hij nog gezond was. Dit heeft hij twee jaar lang elke dag volgehouden, totdat we eraan toe waren een nieuwe hond te kopen.
Dit was weer een bordercollie en ze leek wel het negatief van Rover. Ze had dezelfde vlekken, maar bij haar waren ze wit waar ze bij hem zwart waren geweest en andersom. Ik noemde haar Sheba omdat die naam hard in mijn hoofd weerklonk, en toen wist dat dit haar naam was.
Mijn vader was erg streng voor onze honden. In zoverre dat hij ze nooit alleen naar buiten liet gaan, hij was er altijd bij en deed ze een halsband om. Alleen in het open land waar geen gevaar was voor verkeer mochten ze vrij rondlopen.
Sheba en ik hadden een hechte band. Ik was toen ongeveer achttien jaar en voelde me soms down zoals een tiener zich kan voelen. Sheba begreep altijd hoe ik me voelde, ook als niemand anders me leek te begrijpen. Ze kwam dan met haar neus tegen me aan staan en likte mijn tranen weg.
Het ongeluk trof ons toen Sheba net vier jaar was. Om een of andere reden sprong ze die dag, iets wat ze nooit eerder had gedaan, over het hek de tuin van de buurman in en rende weg. Ik wist er niets van omdat ik al naar mijn werk was. Misschien probeerde ze mij te zoeken. Ik zal het nooit zeker weten.
Plotseling kreeg ik een heel naar gevoel in mijn maag. Ik wist niet wat het was maar ik wist dat ik onmiddellijk naar huis moest, dus zei ik tegen mijn leidinggevende dat ik misselijk was en naar huis ging. Zodra ik binnen was en Sheba mij niet zoals gewoonlijk bij de deur kwam begroeten, wist ik het. Mijn moeder vertelde me dat ze door een auto was overreden en gedood toen ze van een andere hond wegrende. De man die haar had overreden had haar naar de kant van de weg gedragen en was naar ons plaatselijke politiebureau gegaan om het door te geven. Ze hadden mama gebeld om het haar te vertellen. Merkwaardig was dat het ongeluk precies was gebeurd op het moment dat ik me misselijk voelde en had gezegd dat ik naar huis moest. Het leek alsof Sheba mij hard geroepen had om afscheid te nemen.
Het verhaal van Bev Wilson begon enigszins griezelig, ofschoon al snel duidelijk was dat er niets te vrezen was van deze bijzondere hondengeest.
Ik was heel gelukkig toen ik verhuisde naar mijn nieuwe huis. Het was een eenvoudig arbeidershuisje in een rijtje, maar voor mij was het mijn thuis, mijn kasteel. Ik had tot nu toe alleen huizen gehuurd, maar nu had ik eindelijk mijn eigen voordeur. Die eerste nacht sliep ik als een blok, zo moe was ik van de verhuizing, die ik zonder hulp had gedaan. Maar de nacht daarop verliep anders. Ik werd wakker. Het was donker en ik had geen idee waarvan ik wakker was geworden. Toen hoorde ik duidelijk gebonk op de trap. Ik had nog geen traploper en het klonk alsof er iemand met zware stappen hard van de trap afrende. Mijn eerste gedachte was: een inbreker! Ik was een vrouw alleen, maar toen bedacht ik dat de muren niet zo dik waren en dat ik aan beide zijden buren had. Als ik schreeuwde kon het niet anders of iemand zou me horen en de politie bellen. Ik moet vermoeider geweest zijn dan ik dacht want toen ik weer wakker werd was het ochtend. Ik was alles vergeten van dat wat waarschijnlijk een droom was geweest.
De volgende nacht gebeurde het weer, alleen erger. Het begon met het geluid van lichte voetstappen tot vlak bij mijn slaapkamerdeur. Een moment lang was ik er zeker van dat er iets de slaapkamer binnen zou komen. De voetstappen waren snel en klonken niet erg hard en sluipend, maar het geluid dat daarop volgde was allerminst subtiel. Het was weer dat bonzende geluid en mijn hart bonsde mee alsof het de echo was. Ik wist dat ik klaarwakker was en dat ik niet droomde. Toen klonk een nog angstaanjagender geluid – het gerammel van kettingen. Ik was goed thuis in de wereld van de new age en ik kon niet geloven dat als dit een geest zou zijn, deze zich zo weinig origineel zou manifesteren als met het rammelen aan kettingen. Bovendien was het hier niet de Tower of London, maar een rijtjeshuis. Ik kroop onder de dekens en zei tegen mezelf dat hij weg zou gaan als ik niet reageerde. Hij ging niet weg. Hij verscheen elke nacht. Uiteindelijk besloot ik, uitgeputter dan ooit tevoren, een medium te raadplegen.
Van alle dingen waarmee ze naar mijn gevoel op de proppen had kunnen komen, vertelde ze me uitgerekend dat de geluiden werden veroorzaakt door de geest van een hond. Ze vertelde dat een grote golden retriever die vroeger in het huis had gewoond, al die herrie maakte! De gedempte voetstappen waren in werkelijkheid stappen van zijn poten en het bonken werd veroorzaakt door zijn bal die hij de trap af liet stuiteren. En de kettingen? Dat deed hij zelf wanneer hij zijn riem in zijn bek nam en die heen en weer schudde.
De hond vertelde het medium dat hij tijdens zijn leven in het huis vaak werd opgesloten in een grote kast onder de trap terwijl zijn baasjes uitgingen. Hij is in die kast gestorven. Hij heeft jaren gewacht totdat er iemand in het huis kwam wonen van wie hij de energie kon gebruiken om zichzelf te manifesteren. De hond vertelde haar dat als hij nog een paar dagen mocht blijven, hij klaar zou zijn om te vertrekken. Inderdaad, zijn woord getrouw, was de hond drie dagen later voor de laatste keer op bezoek en heb ik hem nooit meer gehoord. De buren konden mij nog bevestigen dat de vorige bewoners een grote golden retriever hadden gehad.
Dit is een vreemd verhaal omdat de hond de persoon die hem hoorde niet kende. Het arme beest moet jarenlang hebben gewacht voordat de juiste persoon in het huis kwam om zich kenbaar te maken, al was het alleen maar door geluid. Ik weet zeker dat er in de hemel veel ballen voor hem waren om mee te spelen, maar schijnbaar was het voor hem erg belangrijk om met die ene bal te spelen waarmee hij dat tijdens zijn leven niet had gemogen.
Het feit alleen al dat een hond net zoals een mens onafgemaakte zaken op aarde kan hebben is bewijs temeer dat wij en onze huis- en gezelschapsdieren spiritueel veel dichter bij elkaar staan dan veel mensen denken.
Hoewel niemand anders het wist, stond Lynn Kylpatrick dicht genoeg bij haar hond om te weten dat hij was gestorven.
Toen ik 17 jaar was had ons huisdier, een Amerikaanse cockerspaniël, een hartaanval. Ik was erg van streek over Sandy’s ziekte, vooral omdat we hem eerder op de avond alleen in zijn mand hadden achtergelaten en allemaal naar boven waren gegaan. Ik kon maar niet tot rust komen omdat ik op de een of andere manier wist dat hij ons zou gaan verlaten. Ik lag in bed en huilde, terwijl ik luisterde naar de muziek van Spandau Ballet op mijn radiocassetterecorder.
Terwijl ik daar lag met tranen die over mijn wangen liepen en het kussen nat maakten, zag ik plotseling onze oude honden Rover en Royce in mijn kamer, gevolgd door Sandy. Toen wist ik dat hij dood was en rende ik mijn moeders kamer binnen om te zeggen dat ik zo’n dorst had en een glas water nodig had. Ik vroeg haar of ze een glas voor mij wilde gaan halen. Eén blik op mijn gezicht vertelde haar dat ik dacht dat Sandy dood was, dus stemde ze toe om naar de keuken te gaan om een glas water voor mij te halen. Ze ging naar beneden en riep mij een minuut later met de vraag om mijn oudste zus te wekken. Ik haalde mijn zus uit bed, die naar beneden ging. Ik hoorde ze beneden praten en iets verschuiven, voordat ze weer naar boven kwamen. Sandy was inderdaad die nacht in de keuken in zijn slaap gestorven.
Dit verhaal is mij toegestuurd door Hazel Chubb. Het toont opnieuw aan hoe inventief dieren zijn als het aankomt op het achterlaten van een fysiek signaal om aan te tonen dat ze nog onder ons zijn.
Millie, onze Maltezer terriër, was zo’n prachtig, slim hondje. Ze begreep elk woord dat we zeiden en kon ‘ja’ en ‘nee’ zeggen. Ze knikte en snoof als ze ‘ja’ bedoelde en gaf een ruk met haar hoofd als het ‘nee’ was. Ze deed klusjes die we haar ‘heitje voor een karweitje’ noemden. We lieten haar wasgoed oprapen, dat ze vervolgens in haar bek naar de wasmand of wasmachine bracht.
Als het werkje eenmaal gedaan was, kreeg ze haar beloning. Mijn vader had haar ook geleerd om met haar eigen plastic bord bij hem te komen voor een slokje koffie. Hij had het haar voorgedaan door zelf met het bord tussen zijn tanden over de grond te kruipen. En stel je voor: als mama haar één druppel thee in plaats van koffie gaf, dan draaide ze het bord ondersteboven. Ik denk dat ze nogal verwend was. We wilden niet dat papa buiten een hondenhok voor haar maakte. Ze is haar hele leven een echte huishond geweest. Pap en mijn zus plaagden haar vaak en vroegen haar dan ‘Laat ons je tanden eens zien?’ en dat deed ze dan, grommend en wel. Sommige van haar ‘menselijke grollen’ waren fantastisch.
Mijn vader had haar Millicent genoemd, maar dat werd al snel afgekort tot Millie. Ze werd alleen Millicent genoemd als ze zich in de nesten had gewerkt. Haar bijnaam was Mim, die ook kwam van mijn vader. Ik denk echt dat ze alles begreep wat we tegen haar zeiden. Ze was zo trouw dat toen mam haar een keer mee uitnam voor een wandeling en onderweg struikelde, Millie ervandoor ging en richting huis rende om hulp te halen. Gelukkig kon mama zelf opstaan en Millie terugroepen voor ze de hele weg alleen terug naar huis gerend zou zijn.
Onze Millie stierf vorig jaar september en ze komt geregeld bij ons op bezoek. Ze laat dan kleine toefjes wit bont op de grond achter, gewoonlijk bij de schuifdeur waar ze altijd doorliep om in de achtertuin te komen. Ik ben er zeker van dat dit haar nieuwe manier is om ons te laten weten dat ze in de buurt is.
We hebben dit jaar in januari een nieuwe pup gekocht, een hooghartige king charles spaniël die we Lady noemen en soms kijkt ze recht naar de foto van Millie die aan de muur hangt en begint ertegen te blaffen. Ik weet zeker dat ze Millie soms ziet. Ik heb vanmorgen vroeg rond de tijd van het ontbijt ook een klein wit lichtje door de keuken zien schieten.
Eén keer liet mijn hond Ace een roos, die we hadden geplant ter nagedachtenis aan haar, zo gloeiend heet worden dat een normale roos zou zijn verdroogd en gestorven. We hadden gewoon het gevoel alsof we bij een kachel stonden.
Kathleen Janssen stuurde mij het volgende eenvoudige verhaaltje over Ubu en haar roos. Ik heb een foto gezien van dit product van een ongebruikelijke kruising. Ze is werkelijk onvergetelijk.
Het was een koude winterdag maar de wegen waren voor het eerst sinds een week weer ijsvrij. In elk geval voldoende om bij de dichtstbijzijnde kruidenier boodschappen te kunnen doen. Het was niet de bedoeling dat we met een pup zouden thuiskomen, maar we zagen daar twee jonge kinderen met een doos vol puppy’s met blauwe ogen. Toen wij Ubu kozen letten we niet op het geslacht. We wilden haar redden, want zij leek de minst aantrekkelijke van het stel. We rekenden erop dat de anderen wel een ander tehuis zouden vinden omdat zij mooier waren. We hoorden van de kinderen dat de moeder een blue heeler was en de vader een Ierse terriër. Ik droeg haar dicht tegen mij aan onder mijn trui naar huis. Het was zo’n merkwaardig diertje om te zien dat mijn dochter, die haar boven uit mijn hemd zag gluren, riep: ‘Wat is het?’ Ubu zou nooit een schoonheidswedstrijd winnen maar in onze ogen was zij een winnaar vanwege haar loyale toewijding. Ze was zeventien schitterende jaren bij ons en zelfs tegen het einde toen ze oud en zwak was, deed ze nog altijd haar best om op haar post te zijn als waakhond.
Net op het moment dat ik moest besluiten om haar te laten gaan stierf Ubu rustig thuis. Het leek wel alsof ze het voor mij gemakkelijk had willen maken. We hebben haar in de achtertuin begraven onder de Ponderosa-den die we van het oude huis hadden meegenomen toen Ubu net twee jaar was. Daarna hebben we een rozenstruik gekocht om haar laatste rustplaats te markeren. Ik had de hele dag het gevoel dat het leven zo anders was zonder haar. Ze was zo lang bij ons geweest. Ook moest ik denken aan wat een helderziende me ooit had verteld over Ubu’s laatste ogenblikken. En als ik nu terugkijk op alles wat er is gebeurd, valt dat op zijn plaats omdat we op het moment van haar overlijden samen waren. Ik had gehoopt dat ze vredig in haar slaap zou sterven en ik erbij zou zijn. Ik dacht dat dit waarschijnlijk niet zou gebeuren, maar het gebeurde wel. Ik zou die dag eigenlijk met mijn dochter zijn gaan winkelen maar er ging iets mis in onze communicatie en ze vertrok zonder mij. Het was merkwaardig dat dit gebeurde. Als alles gewoon volgens plan was verlopen zou ik weg zijn geweest en Ubu’s overlijden hebben gemist. Ze had altijd zo trouw over ons gewaakt, dat ik hoopte dat ze het tot het einde toe zou volhouden en dat heeft ze gedaan. Ik kijk ernaar uit om deze lieve ziel op een dag weer te ontmoeten. En o, ja … we hebben de roos ‘Sinaasappelen en Citroenen’ genoemd. De bloem is tweekleurig geschakeerd. Hij is uniek, net als Ubu. De roos droeg geen bloemen tot mijn verjaardag in juli, toen zat er plotseling een volmaakte bloem aan, een geschenk van mijn heerlijke, verbazingwekkende hond Ubu.
Karen Jones had plotseling de volgende verrassende ervaring, toen ze het allerminst verwachtte. Het toont aan dat dieren zich op een heel natuurlijke manier met je verbinden als je maar genoeg openstaat om dat te accepteren. Deze openheid is een van de voorwaarden om met je huisdier te kunnen communiceren, in levenden lijve of in de geest.
Ik heb altijd opengestaan voor geesten en heb meer dan eens onverklaarbare dingen in mijn leven meegemaakt, maar door de volgende gebeurtenis was ik van mijn stuk gebracht. Op een avond ging ik lopend naar een feest omdat het bij mensen in de buurt was, toen ik me plotseling realiseerde dat een hondje, aan de overkant van de weg, mij volgde. Het was een heel klein, chocoladebruin poedeltje en eigenlijk vond ik dat hij niet alleen buiten zou mogen zijn, maar het zag er op dat moment van de dag rustig uit en de hond leek niet van streek. Hij tippelde gewoon mee en keek af en toe in mijn richting om er zeker van te zijn dat ik er nog was. Ik stopte om even te praten met een vriendin die voor haar huis stond en het hondje liep door alsof hij wist waar hij naartoe ging, dus vergat ik het.
Toen ik een paar minuten later de hoek om ging zat hetzelfde hondje daar weer. Hij zat op de stoeprand alsof hij op mij had zitten wachten. Toen ik hem naderde stond hij op en liep hij weer door, steeds in dezelfde richting als ik. Ik kwam langs een kleine winkelgalerij en besloot even binnen te wippen om een fles wijn te kopen voor het feestje. Toen ik weer buiten kwam was de hond weg, ik ging verder en deze keer keek ik naar hem uit, maar zag ik hem niet. Toen ik bij het adres waar mijn feest werd gehouden was aangekomen en me omdraaide om het tuinpad op te lopen, ving ik vanuit mijn ooghoek een glimp op van een beweging. Ik keek recht voor me op de weg en daar zat dezelfde hond weer. Hij zat ongeveer twintig meter verder aan de overkant van de weg en staarde me aan. Ik besloot een einde aan dit mysterie te maken en de hond eens echt goed te gaan bekijken. Om de tuin uit te komen moest ik achter langs een grote vlinderstruik, maar toen ik de straat opliep was het hondje weer verdwenen. Ik begreep het niet omdat hij zich nergens had kunnen verschuilen.
Ik haalde mijn schouders op en ging naar mijn feest. Ik begon met mijn gastvrouw te praten en zij vertelde me dat de familie het feest bijna had afgeblazen omdat ze niet in feeststemming waren. Ze waren er alleen mee doorgegaan omdat geen van de familieleden het had kunnen opbrengen om te proberen alle gasten af te bellen. Daarnaast hadden ze gedacht dat een feest hun gedachten een beetje zou kunnen afleiden van de gebeurtenis. Ik vroeg natuurlijk wat er dan gebeurd was. Ze vertelde me vervolgens dat hun kleine poedeltje, Fancy, die ochtend uit de tuin was ontsnapt en een paar straten verder door een auto was overreden – precies op de weg die ik had genomen. Ik was onthutst. Dit was de eerste keer dat ik bij hen thuis was en ik had nooit geweten dat ze een hond hadden. Ik raakte nog meer van streek toen ze me een beschrijving gaf van het hondje, die precies overeenkwam met het beestje dat ik had gezien. Ik haalde haar over met mij naar buiten te gaan vanuit de gedachte dat ze de hond misschien nog zou kunnen zien, maar hij was nergens te bekennen. Ik had geen andere keuze dan haar naar waarheid te vertellen wat ik had gezien. Ze barstte uit in tranen van blijdschap en sleepte me direct mee naar binnen om dit aan de rest van de familie te vertellen. Dat was geweldig, want ik werd al snel de heldin van het feest. Maar ik ben er nog altijd niet uit waarom de hond aan mij verscheen en niet aan zijn baasjes, omdat dat hun zeker veel troost zou hebben gegeven.
Ik denk dat geesten, zowel die van mensen als van dieren, de juiste soort energie nodig hebben om zich te manifesteren. Daarom zullen sommige mensen nooit een geest zien, zelfs niet als ze erdoor worden omringd. Daarom hebben sommige mensen altijd een medium nodig om contact te kunnen leggen met de overleden zielen.
Het volgende verhaal kreeg ik van Marshall McDaniel in Canada. Het is een ontroerend verhaal over ‘een jongen en zijn hond’. En Bear, de hond, had beslist een ongewone maar toepasselijke manier om zijn aanwezigheid kenbaar te maken.
Bear en ik zijn samen opgegroeid. Hij was een zwarte labrador puppy en toen hij bij ons kwam was ik een baby. Mijn ouders hebben mij altijd verteld dat Bear vanaf de dag dat ik werd geboren naast mijn wieg lag terwijl ik sliep, hun liet weten wanneer ik wakker was en als een soort kinderjuf toezicht hield terwijl ik in bad zat. Zodra ik me op eigen kracht ging voortbewegen en op handen en knieën snel door het huis kroop, was Bear gewoonlijk vlak achter me en deed hij zijn best om te voorkomen dat ik me pijn deed, door me bij mijn kleren te grijpen en weg te loodsen van alles wat gevaarlijk was. Bear was mijn beste vriend en terwijl we opgroeiden werd onze band steeds hechter. Ik had een moeilijke tijd op school omdat er vaak op mij werd afgegeven vanwege mijn christelijke opvoeding. Het was een nogal ruwe streek en ik kwam vaak onder de blauwe plekken en bebloed thuis. Als ik thuiskwam zat Bear altijd op me te wachten, likte me en draaide zich om mij heen alsof hij probeerde de pijn van me weg te nemen. Grappig was ook dat toen mijn broertje werd geboren, hij niets van de nieuwe baby wilde weten. Het was gewoon ‘mijn’ hond, punt uit.
Het leven was zoveel beter met mijn grote makker. Hij gaf me het gevoel dat hij me nodig had en dat ik bijzonder was, terwijl ik me gewoonlijk niet zo voelde. Als je nog een kind bent is het heel moeilijk om je voor te stellen dat mensen en dieren je zullen verlaten, ziek worden en doodgaan en dat is misschien maar het beste ook. Ik had geen voorgevoel, maar tijdens het feestje voor mijn tiende verjaardag begon Bear zich vreemd te gedragen. Hij zat te hijgen en te snuiven en het schuim om zijn mond druppelde op de grond. Ook draaide hij schokkend rond. Omdat ik pas tien jaar was begreep ik niet wat er met mijn vriend aan de hand was, ofschoon ik nu weet dat hij in feite ernstige stuiptrekkingen had. Mijn vader wist natuurlijk wel wat er gebeurde, dus zei hij tegen mijn moeder dat ze de andere kinderen naar huis moest brengen en dan door moest rijden naar de dierenarts, waar ze ons zou treffen. Toen tilde hij Bear op, zette hem in de vrachtwagen en nam mij met zich mee. Wanneer ik me herinner hoe ik me voelde tijdens die tocht terwijl ik neerkeek op Bears ogenschijnlijk levenloze lichaam, beef ik weer. Er lag een waas over zijn ogen en ik was heel bang dat ik hem zou verliezen.
De dierenarts deed enkele onderzoeken, maakte een paar foto’s en zei tegen ons dat we Bear die nacht bij hem moesten laten. Ik had echt het gevoel dat het verkeerd was om zonder hem naar huis te gaan. Het was stil in de vrachtwagen en ik bedacht dat een van de slechtste kanten van nog een kind te zijn was dat je zelf geen besluiten kon nemen. Het was mij liever geweest als mijn vader mij ook bij de dierenarts had achtergelaten. Ik zou beter hebben geslapen als ik Bears ademende lichaam gewoon opgerold tegen het mijne had gevoeld. Ik heb in mijn eigen bed geen oog dichtgedaan.
Die morgen haastten we ons direct terug naar de dierenarts om het nieuws te horen. Ze vertelden mijn ouders dat de arme Bear een hersentumor had die interne bloedingen in zijn hersenen veroorzaakte. Zij zouden alles doen om hem te helpen, zeiden ze. Ze hebben echt hun best gedaan, maar gedurende de langste week van mijn leven ging het steeds slechter met Bear en zei de dierenarts dat hij beter weer terug naar huis kon. Ze hadden me niet verteld wat er mis was met hem. Alles wat ik wist was dat Bear thuis zou komen. Ik was er helemaal vol van. Natuurlijk zag ik wel dat hij nog ziek was, maar ik dacht dat het beter voor hem was om thuis te zijn omdat ik dan voor hem kon zorgen. Hij lag op het erf op een deken en ik lag naast hem. Ik herinner me nog dat ik zei: ‘Wat er ook gebeurt, ik zal altijd van je houden.’ Ik was zo gelukkig dat ik hem weer bij me had.
Ik ging die avond naar bed en voelde me veel beter dan ik me de hele week had gevoeld, maar toen ik de volgende morgen naar beneden rende om Bear te zien, was zijn bed leeg. Het was de ergste dag van mijn leven. Toen mijn moeder me vertelde dat pap weer met Bear naar de dierenarts was gegaan en mij lief probeerde uit te leggen dat mijn maatje nooit meer thuis zou komen, stortte ik gewoon in. Ik dacht dat ik hem terug had en nu werd hij weer bij me weggerukt. Ik kon het niet geloven, maar het was waar. Pap bracht zijn as mee naar huis. Een hoopje as, dat was alles wat er over was van mijn beste vriend. Het was onwerkelijk. We hebben hem samen met zijn lievelingsbot begraven en daar een boompje geplant. Ik heb een bos bloemen op het graf gelegd.
Ik heb die nacht huilend wakker gelegen. Ik was zo intens verdrietig. Ik ben opgestaan en naar beneden naar de keuken gegaan, zogenaamd om een kopje water te drinken, maar ik zocht iets van houvast. Toen ik het licht aandeed wilde ik Bears lege mand niet zien, daar had ik hem immers voor het laatst levend gezien, maar ik moest kijken en ik hapte naar lucht, want daar zat hij. In ieder geval zijn geest. Bear had een bot in zijn mond, hetzelfde bot dat we tegelijk met zijn as hadden begraven. Hij kwispelde met zijn staart en zag er heel gelukkig uit. Ik wist niet of ik lachen of huilen moest. Het was onmogelijk, maar het was waar. Bear liet het bot vallen, maar het gaf geen geluid toen het op de vloer terechtkwam. Hij gaf het een klein duwtje met zijn neus alsof hij wilde zeggen: ‘Kom nou met me spelen, maatje.’ Ik liep naar hem toe en wilde het bot oprapen maar op dat moment waren hij en het bot verdwenen. Ik viel op mijn knieën en stortte huilend in. Mijn vader en moeder hadden mij gehoord en kwamen de trap afrennen om me te troosten. De rest van de nacht mocht ik bij ze op de kamer slapen.
Af en toe, ongeacht in welk huis ik woon, zie ik Bear soms, net buiten mijn bereik. Dan kwispelt hij met zijn staart, waarmee hij alleen wil zeggen dat hij er nog is en dat we op een dag weer herenigd zullen worden.
Het was echt moeilijk voor mij om dit verhaal op te schrijven. Het is moeilijk om een dier te verliezen … vooral wanneer je er zo aan gehecht bent geraakt.
Huisdieren en allerlei soorten geesten, die zo duidelijk doorkomen dat ze worden gezien, verbruiken veel energie, dus weet je dat zij het erg belangrijk vinden dat hun treurende baasje door henzelf wordt getroost.
Bear hield kennelijk veel van Marshall. Ik durf er wat om te verwedden dat hij later nog eens, in een ander lichaam, in Marshalls leven opduikt.
Katten
Ik heb veel filosofen en veel katten bestudeerd.
De wijsheid van katten is oneindig veel diepzinniger.
HIPPOLYTE TAINE
Katten lijken net zo vaak te verschijnen als honden, iets wat een beetje vreemd kan klinken omdat zij vaak veel afstandelijker en onafhankelijker zijn dan honden, maar we moeten niet vergeten dat dit alleen komt door het lichaam en de persoonlijkheid waarin ze zich bevinden. In de grond zijn ze net zo aanhankelijk en spiritueel als ieder ander wezen.
Het volgende mooie verhaal over Oscar kreeg ik van Ross Gatty.
Oscar heeft altijd meer van mannen gehouden dan van vrouwen, maar met vreemden was hij erg verlegen. Het was een zwart-witte kat, die eruitzag alsof hij een smoking droeg, net als de kat van de cartoon Felix. Hij had een heel lief karakter en vond het heerlijk om zijn genegenheid voor mij en mijn overleden vader te tonen. Ik voelde me wanhopig toen Oscar ziek werd op ongeveer tienjarige leeftijd, wat jong is voor een kat. Het heel slechte nieuws was dat hij een inoperabele maagtumor had. De dierenarts deed wat hij kon, maar dat was niet meer dan het onvermijdelijke met pijnstillers uitstellen.
Uiteindelijk kwam de gevreesde dag. Ik was de nacht daarvoor bij Oscar gebleven en hij leek heel rustig, bijna alsof hij het wist en er ook vrede mee had. De dierenarts had een infuus bij hem ingebracht dus hij leed geen pijn, en gelukkig voor ons allebei overleed hij de volgende nacht rustig. Ik was echt gek op die kat en ofschoon sommige mensen zullen zeggen ‘het was maar een kat’, was hij voor mij een heer en een heel goede vriend. Oscar had nooit een oordeel over mij en maakte nooit ruzie met mij, hij was een trouw kameraadje.
Een paar maanden later kwam Oscar bij mij op bezoek. Het leek alsof hij mij wilde laten zien dat hij geen wrok koesterde en mij nog altijd trouw was. Ik was net wakker geworden en lag nog in bed met mijn gezicht in het kussen. Ik voelde het bed zacht terugveren alsof iets tamelijk lichts op het voeteneind van het bed sprong. Toen voelde ik vederlichte, bijna etherische voetstapjes langs het bed naar boven komen en over mijn rug gaan, en toen ging er een gewicht vlak naast mijn hoofd rustig op het kussen zitten. Ik voelde dat iets mijn hoofd aanraakte, misschien een duwtje van een pootje, maar het kon ook het snuiven of blazen van zijn ademhaling zijn. Toen begon het gewicht te bewegen en ging van het bed af zonder geluid te maken. Het trof me dat dit precies was wat Oscar ’s morgens altijd deed.
Ik gooide de dekens van mij af en sprong uit bed om te kijken of een van onze andere drie katten in de kamer was, maar de deur zat dicht en er waren geen katten te zien. Ik denk dat het Oscar was die afscheid van mij kwam nemen, want het enige wat ik betreurde was dat ik niet bij hem had kunnen zijn toen hij stierf. Ik geloof dat katten en alle dieren een ziel hebben, alleen heeft de wetenschap nog geen manier heeft gevonden om dit aan te tonen.
Oscar koos een weg die hij altijd koos om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Als dit meer een gewaarwording was geweest van de ogen dan van de tastzin, had je je kunnen afvragen of het hier ging om het ‘afspelen’ van eerder opgenomen energie in plaats van om een nieuwe manifestatie, maar in dit geval zegt Ross dat hij Oscars pootjes duidelijk heeft gevoeld. Jamie Kiffel is een van de uitgevers van een belangrijk Amerikaans tijdschrift en ik was er erg verheugd over dat zij haar verhaal aan mij wilde vertellen.
Sam, een opvallende, zwarte Amerikaanse kortharige kat was 21 jaar lang ons geliefde huisdier. Toen ik opgroeide en ging verhuizen bleef hij bij mijn vader en moeder, maar wanneer ik ook op bezoek kwam, kwam hij miauwend op me af om me te begroeten en wilde hij dat ik hem oppakte en hem ronddroeg. Hij was nog meer gehecht aan mijn vader en als ik hen samen zag leek het bijna meer een man met zijn hond dan met een kat. Mijn moeder voelde zich weleens buitengesloten, want als wij in de kamer waren ging Sams aandacht beurtelings van hem naar mij. Maar wanneer zij ’s middags thuiskwam van haar werk en tv-soaps ging kijken en wij geen van beiden in de buurt waren, kroop Sam altijd dicht tegen haar aan wekte hij de indruk alsof hij ook tv keek.
Sam is zijn hele leven een gezonde kat geweest en pas in zijn laatste week begon hij achteruit te gaan. Tot dan toe hadden gasten nooit geloofd dat hij een oude kat was, hoewel het niet moeilijk was om te zien dat hij een oude ziel was. Toen hij zich onzeker begon te bewegen hebben we hem meegenomen naar de dierenarts voor een onderzoek en precies op de tafel van de dierenarts kreeg Sam een hartaanval en stierf hij met dezelfde gratie en waardigheid die hem altijd hadden gekenmerkt. We waren diepbedroefd en we misten hem erg. Daarbij was mijn moeder een beetje treurig gestemd door de gedachte dat wij een hechtere band met hem hadden gehad dan zij. Een paar weken na het sterven van Sam had ik een verbazingwekkende droom. Ik droomde dat ik in een herenhuis was en dat mijn vader en Sam daar ook waren. Cherokee, Sams zus die zes jaar eerder was overleden, was er ook. Cherokee zag er nog net zo uit als vroeger, ze miauwde en leek erg gelukkig, maar Sam zag er op de een of andere manier anders uit. Ik realiseerde me dat hij probeerde woorden te spreken en hij dat deed door ze langzaam te vormen, waarbij zijn kattenmond en stembanden hem nog steeds in de weg bleven zitten. ‘Vraag hun’, zei hij tegen me, en ik wist dat hij mijn ouders bedoelde, ‘waarom ze nog steeds haar oude schoenen niet weggooien.’ Mijn vader zei in de droom: ‘Zeg hem dat het in orde is. We zijn aan het opruimen.’ Toen zei Sam: ‘Zeg tegen haar dat ik heb gezien dat ze de foto’s van de kinderen aan het inplakken was. Geweldig dat ze dat heeft gedaan, ik ben trots op haar.’ Na de droom belde ik mijn ouders onmiddellijk op en vroeg of deze droom iets voor hen betekende. Mijn vader vertelde dat mijn moeder er inderdaad over dacht om een andere baan te nemen, maar dat ze ‘geen oude schoenen wilde weggooien voordat ze nieuwe had’. Maar het was mijn eigen moeder die mij echt verbaasde. Ze lachte en zei luchtig. ‘Dat is leuk. Wanneer je weer hier bent zal ik je de foto’s van de kinderen laten zien.’
‘Welke foto’s?’ vroeg ik, ‘ik weet niets van foto’s.’ Toen realiseerde mijn moeder zich dat ze nooit iets had verteld over deze foto’s. Verrast vertelde ze dat ze elke avond hard had gewerkt aan het samenstellen van fotoalbums voor de kinderen van de plaatselijke school waar ze werkte. Ik was verbaasd en ik zei tegen haar: ‘Zie je nu wel, je was altijd bang dat je niet zo’n hechte band met Sam had als wij en nu weet je dat dit niet zo was. Hij heeft al die moeite voor jou gedaan om het je te bewijzen.’
Ik twijfel er niet aan dat het werkelijk Sam was in de droom, want hoe had ik anders zo precies kunnen dromen over iets waar ik niets van wist?
Rachael Doonar-Nix schreef mij dit korte, lieve verhaaltje uit Australië over de kat Floyd.
Op een kwade dag werd Floyd door een auto overreden, maar ik wist pas later dat dit was gebeurd. Voordat ik zelfs maar had gemerkt dat hij weg was, kwam mijn vijfjarige dochter gealarmeerd naar me toe met de mededeling dat ze Floyd recht door de muur naar de wasruimte had zien lopen en had gezien dat hij ‘dwars door de wasmachine heen erin was gesprongen’. Ze was erg van streek en ook bang dat hij zou worden meegewassen en gewond zou raken als we hem er niet uithaalden. Ik liep de wasruimte in maar ik kon hem niet vinden. Het begon me te dagen dat we hem de hele dag nog niet hadden gezien en we gingen hem zoeken. We vonden de arme Floyd dood langs de kant van de weg.
Het is altijd goed als kinderen een geest zien, omdat zij dat niet met hun verstand proberen te begrijpen of wegredeneren. Voor een kind is de wereld al vol magische dingen die ze niet begrijpen dus wanneer zij een paranormale ervaring hebben vertellen ze die gewoon. Daarom is hun getuigenis altijd erg boeiend. Je kunt je afvragen of Floyd om die reden aan het kind verscheen.
Paarden
Als de mens de ziel van een paard begrijpt nadert hij het dichtst de volmaaktheid.
ANONIEM
Paarden leven dan misschien niet bij ons in huis, maar mensen die paarden bezitten hebben in het algemeen net zo’n hechte relatie met ze als anderen met de honden en katten waarmee ze het huis delen. Er heeft door de eeuwen heen altijd al een unieke kameraadschap tussen mens en paard bestaan. De mens heeft de paarden eeuwenlang met zich mee de oorlog in gesleept, ze aan de meest afgrijselijke verwondingen en stervensprocessen onderworpen in een strijd die de paarden zelf nooit konden begrijpen en waarin ze hebben gehoorzaamd, alleen omdat hun berijder dat wilde. Dus is het geen wonder dat paarden als net zo edel worden beschouwd als de huisdieren die we in onze huizen nodigen.
Dit gaat tegenwoordig vooral op voor de wedstrijdpaarden, omdat dit partnerschap een van de beste voorbeelden is die er bestaan van de samenwerking tussen mens en dier, in volmaakte harmonie en begrip. De paarden, die hun berijders bereidwillig zonder angst over hindernissen meedragen, zelfs wanneer zij de andere zijde waar ze neerkomen niet kunnen zien, moeten een ongelooflijk vertrouwen hebben in hun baas. Dit is niet alleen zo omdat een paard veel sterker is dan een mens en dus niet kan worden gedwongen om iets te doen wat hij echt niet wil, maar ook omdat het prooidieren zijn die van nature eerder geneigd zijn tot wantrouwen dan tot vertrouwen.
Het verhaal van Carol Walker toont prachtig de pure onzelfzuchtigheid aan van onze dierlijke vrienden. In hun wereld bestaat er geen ijdelheid of jaloezie. Het paard geeft niet alleen intens veel om zijn baas, maar ook om zijn eigen broer.
Mijn schitterende Arabische hengst had een ongewoon temperament. Hij was heel mooi met dat traditionele gebeeldhouwde hoofd, waardoor het leek alsof hij van porselein was. Hij was kastanjebruin met blonde manen en staart. En hij had een geweldige ‘présence’. Maar als je met hem reed was hij een echte lieverd, rustig en verantwoordelijk, terwijl sommige Arabieren voor de gemiddelde ruiter net iets te veel energie hebben. Ik was geen seconde bang als ik op hem reed, ook niet in het verkeer. Hij liet zich zelfs niet opjagen door grote vrachtwagens. Helaas geloof ik dat zijn gebrek aan respect voor het verkeer zijn ondergang is geworden.
Op een nacht heeft iemand het hek geopend van het terrein waar mijn Arabische hengst samen met negen andere paarden stond, waardoor ze allemaal naar buiten zijn gelopen. We hebben later de gebeurtenissen van die nacht gereconstrueerd. Het leek erop dat alle paarden het rustige pad waar het terrein op uitkwam zijn afgelopen en in het overdadig groeiende gras zijn gaan grazen, waar ze normaal vanaf de andere kant van de omheining niet bij konden komen. Het was een warme zomeravond en ik denk dat ze allemaal erg ontspannen waren. Geleidelijk aan bracht hun grazende geknabbel ze naar het einde van het pad, waarachter open grasland lag. Ze hadden allemaal veilig moeten zijn – en dat waren ze ook allemaal, behalve Ramsay.
Het lijkt erop dat, terwijl de anderen verder liepen en doorgraasden, Ramsay ergens van geschrokken moet zijn en het voetpad is afgerend, precies in een richting tegenovergesteld aan die van de andere paarden, die ’s morgens gezond en wel weer teruggevonden werden. Ramsay moet het wandelpad afgerend zijn totdat hij bij een kruispunt kwam en is toen de hoofdweg opgegaan, misschien, zo stel ik me voor, omdat hij dacht dat dit de kortste weg terug naar huis zou zijn, want de hoofdweg komt verderop vlak langs de stal. De arme Ramsay had geen schijn van kans. Hij liep regelrecht tegen een te hard rijdende vrachtwagen aan.
Een ander paard zou misschien teruggerend zijn op het moment dat hij de reusachtige vrachtwagen had horen aankomen, maar Ramsay was daar helemaal niet bang voor.
Ik was wanhopig toen de politie mij belde om te zeggen wat er was gebeurd. Ik raakte volledig in shock en de rest van de gebeurtenissen is godzijdank niet helemaal tot me doorgedrongen. Tegen de tijd dat ik op de plaats van handeling aankwam was Ramsay al weggevoerd, maar de vrachtwagen die hem gedood had stond er natuurlijk nog wel.
Ik had medelijden met de bestuurder. Hij had er niets aan kunnen doen. Een van mijn grootste zorgen was of mijn gesprek met de dierenarts mij ervan zou kunnen overtuigen dat Ramsay direct dood was geweest. Omdat ik niet bij het ongeluk aanwezig was geweest was ik bang dat Ramsay misschien pijn had geleden terwijl ik niet bij hem was. De dierenarts verzekerde mij dat de catastrofale verwondingen mijn paard direct hadden gedood.
De volgende paar weken gingen in een angstige verdoving voorbij. Ik was mijn steun kwijt en ik was er niet zeker van of ik zonder hem wel zou kunnen doorgaan met paardrijden, waar ik zo dol op was. Ik wist zeker dat ik nooit meer een paard zoals Ramsay zou krijgen. Ik heb het toch geprobeerd. De leegte die in mijn leven was ontstaan was zo groot dat ik die op de een of andere manier moest opvullen, omdat ik het echt niet wilde opgeven. Maar het geluk was niet aan mijn zijde. Ik heb in de daaropvolgende zes maanden drie paarden geprobeerd en ze moesten stuk voor stuk terug worden gebracht omdat zij absoluut ongeschikt voor mij waren.
Toen dacht ik dat ik het antwoord misschien gevonden had. Het bleek dat Ramsay een volle broer had, die te koop was. Toen ik hem voor het eerst zag stokte mijn adem in mijn keel; hij was werkelijk de exacte dubbelganger van mijn paard. Er waren wel verschillen, want dit paard was mager en zijn manen en staart waren gematteerd. Hij had lopende ogen en lange, ongekapte hoeven. Hij had een bolle buik en zat duidelijk vol wormen. Hij was ook niet zo onverstoorbaar als Ramsay was, maar dat was een kwestie van training. Toen ik hem bereed voelde ik dat dit paard het antwoord op mijn gebed zou kunnen zijn. Maar ik kon me nog niet aan hem binden. Ik denk dat een deel van mij bezorgd was dat Ramsay zich misschien verraden zou voelen als hij een precies op hem lijkend paard in het veld zou zien, waardoor ik het als een heel verkeerde beslissing zou ervaren. Ik wilde niet nog een teleurstelling. Bij thuiskomst was ik nog steeds in gedachten toen ik mijn vriendin Jane tegen het lijf liep die iets heel vreemds tegen me zei: ‘Zo, je hebt er dus een gevonden. Hij is echt helemaal schitterend!’
‘Wat?’ vroeg ik, helemaal ontsteld.
‘Het evenbeeld van Ramsay. Het is fijn om weer zo’n mooi type paard te zien.’
Het bleek dat zij zojuist, nadat ze haar eigen paard binnen had gebracht, een nieuw paard had gezien dat precies op Ramsay leek. Hij liep ver achter in de wei in korte galop heen en terug en probeerde min of meer de aandacht te trekken.
Ze zag de stomverbaasde uitdrukking op mijn gezicht en we haastten ons beiden naar achteren om dit ‘nieuwe’ paard te zien. Er was daar niets. We zijn drie keer over het veld gelopen terwijl we de paarden telden en identificeerden en dachten dat we gek geworden waren. Er was geen nieuw paard. Het moet Ramsay zijn geweest, die mij wilde vertellen dat hij gelukkig was met mijn keuze en dat er echt zo’n paard als hij in de wei thuishoorde. Ik ben het paard gaan kopen en heb hem Murad genoemd, wat ‘de gewenste’ betekent. Hij bleek een droompaard te zijn, net als zijn broer en hij is nu gezond en glanzend en zeer geliefd. Ik kan bijna niet geloven dat ik weer zoveel geluk heb gehad.
De broer van Ramsay was kennelijk eerder in slechte handen gevallen. Carol vertelde me dat hij niet alleen verwaarloosd was maar dat hij ook littekens van zweepslagen op zijn magere flanken had gehad. Ze had het gevoel dat zijn dagen zouden zijn geteld als hij gebleven was waar ze hem had gevonden. Zou het kunnen dat Ramsay zelfs gestorven was om zijn broer te redden? Carol had geen ‘geluk’ omdat ze dit paard had gevonden, Ramsay had haar kennelijk beschouwd als een geweldige eigenaar en hij wilde zijn broer ook in zijn ‘geluk’ laten delen, dus werd Carol naar Murad geleid. Toeval bestaat niet!
Dit verhaal en het volgende lijken erg op de verhalen die ik zelf heb meegemaakt met een innig geliefde pony, Baloo genaamd, die is gestorven nadat hij door een auto was geraakt. Het lijkt erop dat paarden op hun eigen speciale manier terugkomen om ons te ontmoeten.
Dit is een Canadees verhaal van Corrine Bailey. Net als mijn Baloo was haar pony een schriele, sjofele, broodmagere jongen, die zich koninklijk ontpopte onder overvloedige aandacht.
Ik noemde mijn pony Jaspis, omdat zijn kleuring erg leek op die van de gelijknamige edelsteen. Zijn vacht had een dieprode kleur en pas toen hij flink in de twintig liep begon die kleur te vervagen en grijs te worden. Ik had hem op een veiling gekocht. Iedereen negeerde hem behalve de handelaren die een koopje wilden. Hij was dof, zag er haveloos uit en stond er koppig met hangende oren bij wanneer de mannen hem rond de kooi wilden laten rennen. Als een van hen, al dan niet gewapend met een stok, te dichtbij kwam, liet Jaspis zijn tanden zien, rende weg, draaide zich in de laatste seconde met een behendige draai om en tikte met zijn achterpoot tegen hem aan. Hij schopte of beet iemand nooit echt. Hij was broodmager en zijn achterpoten waren een beetje krom. Dus waarom heb ik hem gekocht? Ik had wel medelijden met hem, maar dat was het niet zozeer. Het was iets in zijn ogen, een bepaalde vonk die aangaf dat zijn geest daarbinnen onder die doffe vacht nog aanwezig was.
Natuurlijk koste het me enige moeite om hem in de aanhangwagen te krijgen en moest ik zijn tanden en hoeven zien te ontwijken, maar ik was slim. Ik had mijn oudere paardje Smokey in de aanhangwagen en toen Jaspis hem zag draaide hij zich plotseling toch braaf om en liep direct naar binnen. Toen ik thuiskwam liet ik hem met Smokey in het omheinde weiland lopen en heb ik hem daar gewoon een paar dagen laten staan zodat hij zich kon ontspannen. Daarna haalde ik Smokey daar weg (hij luisterde gewoonlijk als ik hem riep) en ging ik de wei in met een emmer vol voer met de gedachte dat Jaspis (zo had ik hem al genoemd) wel poeslief zou worden als hij eten kreeg. Maar ik had het mis. Wanneer ik hem binnen een straal van zeven meter naderde, liep hij achterwaarts naar me toe, zijn benen daarbij omhooggooiend! Ik sprong behendig opzij en sloeg hem met de emmer tegen zijn achterste. Ik deed het niet om hem pijn te doen. De emmer was maar van plastic. Ik wilde alleen geluid maken om hem een beetje te laten schrikken en te laten weten dat ik de baas was en niet hij.
Deze pony was erg intelligent. Direct bond hij in, kwam naar me toe en keek erg berouwvol. Later heb ik ontdekt dat hij door kinderen die niet onder toezicht stonden was verzorgd en al snel geleerd had hen bang te maken, zodat ze hem dan geen aandacht meer zouden schenken. Daarom was hij ook zo broodmager en sjofel. Vanaf die dag vielen er nooit kwade woorden meer. Ik heb het geluk dat ik klein ben, wat betekent dat ik beter op pony’s kan rijden dan op grote paarden. Ik houd meer van pony’s omdat die over het algemeen slimmer zijn en Jaspis was de beste. Al snel had zijn vacht een prachtige glans, een samenspel van goed roskammen en het juiste voedsel. Toen heb ik het woord ‘koning’ aan zijn naam toegevoegd en werd koning Jaspis geboren.
Jaspis was echt dol op hooi, veel meer dan op gras, iets wat ongewoon is voor een pony.
Ik heb hem 32 jaar gehad, zodat hij ongeveer 38 jaar was toen hij overleed; een mooie leeftijd. Op een ochtend vond ik hem liggend in het veld, gewoon morsdood. Die nacht was hij gestorven. Het zat me echt dwars dat ik nooit afscheid van hem heb kunnen nemen, hoewel ik gedurende die laatste paar jaren altijd heb geweten dat als ik ’s avonds zijn hooinet ophing, het voor het laatst kon zijn. Ik heb een beetje gehoopt dat het zo zou gaan omdat ik zeker nooit gewild heb dat ik hem zou moeten laten doodschieten.
Een paar weken later stond ik in de veldtent om een hooinet op te hangen voor mijn nieuwe pony, precies op de plek waar Jaspis altijd stond. Het was een mooi beest, niet zo jong als Jaspis was geweest toen ik hem kreeg, maar ik was nu zelf ook niet piepjong meer. De pony stond op dat moment nog in de stal omdat ik het hooinet wilde ophangen voordat ik hem naar buiten liet. Hij was een beetje geïrriteerd en ik dacht dat als hij daar zijn eten zou vinden, in plaats van in de schemering door het weiland te moeten zwerven, hij rustig zou worden. Ik hing het net op en deed een stap terug. Ik dacht aan Jaspis en ik kon bijna zien dat hij wachtte tot ik een stap terug zou zetten zodat hij bij zijn hooi kon.
Op dat moment begon het hooinet te bewegen. Er was geen wind en ik staarde er gebiologeerd naar, terwijl ik me afvroeg wat in hemelsnaam dit zwaaien veroorzaakte. Toen besefte ik wat er gebeurde. Het net was in een karakteristieke beweging gekomen – karakteristiek, dat wil zeggen, voor een levend paard dat hooi eet. Het net zwaait dan zachtjes, houdt stil en zwaait scherp de andere kant uit (alsof een paard er een mond vol hooi uittrekt), daarna begint het vrij te zwaaien om weer stil te houden wanneer er weer hooi uitgetrokken wordt. Ik twijfelde er geen seconde aan dat Jaspis er was en van het hooi at, precies zoals hij had gedaan toen hij nog leefde. Ik grapte in mezelf: ‘Is er soms geen hooi in de hemel, knul?’ Ik bleef ongeveer vijf minuten naar het net staan kijken en kwam toen met een klap op aarde terug omdat de nieuwe pony luid hinnikend aangaf dat hij naar buiten wilde. Ik keek opzij, ik keek weer terug, maar behalve een kleine restbeweging hing het net stil. Tot op de dag van vandaag ben ik nooit vergeten dat Jaspis teruggekomen is om mij te bezoeken. Het heeft mij een heel nieuw perspectief op het leven gegeven.
Baloo, mijn oude pony, deed iets soortgelijks met mij nadat hij gestorven was, eten uit een hangend hooinet terwijl ik overdacht of mijn nieuwe paard de juiste keuze was. Daarvoor had iemand hem gezien en twee keer in de wei horen galopperen. In dit geval leek het of hij mij door zo onbesuisd te galopperen wilde zeggen dat de twee paarden waar ik eerder naar had gekeken de verkeerde waren, maar dat hij, door nu zo rustig aan zijn hooi te knabbelen, zijn goedkeuring gaf aan deze nieuwe jongen.