HOOFDSTUK ZES

Ik deed de babykamer achter me op slot en rende de trap af naar beneden, waar Vader met Johnny en Aidan in de zaal zat. Zodra ze mij in het oog kregen, zwegen ze. 'Vader! Er is iets verschrikkelijks gebeurd. Finbar... Hij is ontvoerd!' Als door de bliksem getroffen vloog hij met een grauw gezicht overeind. 'Hij is verwisseld en ik weet niet hoe het kon gebeuren. Ik was de hele tijd bij hem, behalve...' Hij hoorde al niet meer wat ik zei en stormde de trap op. Ik nam mijn rokken op om hem op de voet te volgen. 'Wacht, Vader! Ik moet u wat vertellen... Er ligt een... een soort wisselkind in de wieg...'

Maar hij luisterde niet naar mij. We passeerden de dichte deur van de kamer van Moeder en tegen de tijd dat we de babykamer bereikten, beefden mijn handen zo, dat Vader de sleutel uit mijn handen graaide en zelf de deur opende.

Overal zag je de sporen van mijn verwoede zoektocht door de kamer: kleren lagen op de grond, krukjes lagen ondersteboven en vazen lagen omver. Vader stoof op de wieg af, tilde de deken op, wierp een blik op het wezen en greep mijn schouders zo hard vast dat het pijn deed. 'Wat is er gebeurd! Vertel!' Nu stond Johnny in de deuropening met Aidan achter zich. Het krakende gehuil van de wisselbaby vulde de kleine kamer, ik lette maar heel even niet op, Vader, een enkel moment en ik ben de kamer niet uit geweest. Maar toen ik vervolgens naar de wieg keek, was Finbar verdwenen en lag dit wisselkind er voor hem in de plaats. Ik begrijp echt niet hoe het kon gebeuren.' 'Hoe lang geleden was dat?' Mijn vader was een en al zelfbeheersing maar zijn stem beefde amper minder dan die van mij. Zijn handen klemden zich in een ijzeren greep om mijn schouders. 'Net, maar enkele minuten geleden. Ik heb de hele kamer doorzocht en toen ben ik meteen naar u gegaan.' 'Start een zoekactie,' zei Vader kordaat terwijl hij mij losliet en zich tot Johnny wendde. 'Eén groep doorzoekt het huis, te beginnen hierboven en een tweede groep doorzoekt de omgeving en kamt het hele bos uit. Lieve goden, waarom was ik niet bedacht op de mogelijkheid van ontvoering?'

Nog voordat Vader uitgesproken was, waren Johnny en Aidan verdwenen. Ik hoorde mijn neef onmiddellijk bevelen uitdelen terwijl hij de trap afstormde en iedereen in de zaal kwam in actie. 'Heeft iemand de baby ontvoerd terwijl jij hier was?' vroeg Vader ontsteld. 'Hoe is dat mogelijk?'

'Ik denk niet dat dit een ontvoering is, Vader - ik bedoel, geen politieke ontvoering. Er kan echt niemand naar binnen zijn geglipt zonder dat ik het zou hebben gezien. Ik stond even in de deuropening, verder dan dat ben ik niet geweest. Ik zeg u, er zijn hier bovennatuurlijke krachten in het spel. Wat te denken van het vreemde wezen, het wisselkind...' Het wiegje van wilgen kraakte toen het wezen wild bewoog, zo hard krijsend om aandacht dat ik mijn eigen stem nauwelijks kon horen. In een paar grote passen was Vader bij de wieg en vol afschuw bekeek hij het ding dat zijn zoons plaats had ingenomen.

'Een wrede karikatuur,' mompelde hij. 'Het is niet meer dan een hoopje takken en kiezels en toch heeft het iets weg van een baby.' 'Maar...' Niet-begrijpend staarde ik hem aan terwijl het wisselkind krijsend met zijn armpjes zwaaide in een wanhopige poging om getroost te worden. Was ik de enige die het hoorde? 'Dus je bent buiten de kamer geweest,' merkte Vader toonloos op. 'En je liet Finbar alleen. Waarom?'

Het liefst was ik op slag onzichtbaar geworden en een misselijk gevoel bekroop me. 'Ik stond in de deuropening,' bracht ik op hese toon uit. 'Ik was in gesprek met Cathal en ben daarna meteen weer de kamer ingegaan. Niemand kon langs mij naar binnen, echt niet. Tenzij hij onzichtbaar was. Hoort u de baby niet huilen, Vader?'

'Hoor jij Finbar?' Plotseling gloorde er hoop in zijn ogen. 'Nee,' antwoordde ik bedroefd en verward, 'het wisselkind van twijgen en stenen. Ik kan het zien bewegen, ik hoor het krijsen.

Dit moet het werk van het Feeënvolk zijn, Vader. Weet u nog wat Wilg vertelde over de Tuatha De? Dat ze naargeestig zijn geworden?'

Hij liet zijn blik op mij rusten, de blik die ik van hem kende als een clanhoofd zijn gezag liet gelden. Op die manier had hij echter nog nooit naar mij gekeken.

'Je bent overspannen,' sprak hij. 'Ik hoor niets. Er is geen wisselkind. Het is niets anders dan een heel wrede grap.' 'Maar...' Het gekrijs was oorverdovend. Waarom kon hij het niet horen?

'Genoeg, Clodagh. Haal een paar keer diep adem en verman jezelf.' Vader duldde duidelijk geen tegenspraak. 'Deze kamer dient op slot te blijven,' voegde hij eraan toe. 'Jij houdt de sleutel bij je. Niemand gaat erin of eruit. Als Johnny terug is, zal ik iedereen bijeenroepen. Weet je zeker,' - zijn stem brak - 'weet-je zeker dat er niemand anders was? Geen bediende of krijger, niemand?' 'Eithne kwam moeders kamer uit toen ik in de deuropening even met Cathal stond te praten. Verder heb ik niemand gezien.' 'Je moeder moet het weten.' Nu klonk hij afwezig, alsof hij zijn verdriet en ontsteltenis ergens had weggeborgen om de situatie het hoofd te bieden zoals een clanhoofd betaamt. 'Ik zou niet weten waarom we ermee zouden moeten wachten. Kom, Clodagh.' Het snerpende gekrijs van het wisselkind ging mij door merg en been toen ik de deur op slot draaide en Vader de gang in volgde op weg naar mijn moeder om haar hart te breken.

Enige tijd later zat ik totaal uit het veld geslagen door verdriet en angst met mijn vader in de kleine raadskamer. Finbar was nergens gevonden; niet in huis, niet buiten en ook niet in het woud. En wie de baby ook mocht hebben weggenomen, er waren geen sporen van voetafdrukken gevonden, noch van paarden of van een wagen. Nu zette Johnny al zijn krijgsmannen in om een grootscheepse zoekactie op touw te zetten.

Eigenlijk had ik de kinderen onder mijn hoede moeten nemen om hen te kalmeren en ervoor te zorgen dat de dagelijkse gang van zaken in huis doorging ondanks de crisissituatie. Maar het leek alsof al mijn taken mij uit handen waren genomen, alsof ik, nu mijn broertje onder mijn neus was verdwenen, niet langer goed was voor wat dan ook. Dat was niet het ergste: mijn vader had Aidan in de kamer ontboden en hem op wacht gezet. Wat dacht hij erbij?

Dat zijn eigen dochter niet te vertrouwen was? Weer nam hij me op met ogen die niets leken te zien. En ik wist dat zijn gedachten vervuld werden door de herinnering aan het wanhopige gehuil van mijn moeder op het moment dat we het haar vertelden. Ook ik dacht voortdurend aan Moeder en kon haar geweeklaag nog horen. Nadat we haar op de hoogte hadden gesteld, was haar gezicht op slag ingevallen en grauw weggetrokken als dat van een dode. Opnieuw had ik Vader stap voor stap verteld wat er was gebeurd: ik was in de kamer, Cathal had op de deur geklopt, ik had hem in de gang kort te woord gestaan zonder mijn oog van de wieg af te houden. Daarna was ik weer naar binnen gegaan, had een poosje bij het haardvuur gezeten, was gaan kijken bij Finbar, die plotseling verdwenen bleek. Nogmaals probeerde ik Vader te overtuigen van het feit dat het niet om een politieke ontvoering ging, maar rationeel als hij was, hield hij zich doof op dit punt. Sterker nog, mijn uitleg leek reden voor hem om aan te nemen dat ik tijdelijk mijn verstand verloren had of dat ik het Feeënvolk gebruikte als excuus om mijn eigen onoplettendheid goed te praten. 'Waarom zou de Tuatha De in vredesnaam een baby van Zeven Wateren ontvoeren?' had hij mij gevraagd. Sinds oude tijden was onze familie juist de beschermer van het woud, het toevluchtsoord voor het Feeënvolk. Waarom zouden de feeën ons kwaad willen doen? Het was hem duidelijk, zei hij, dat het wisselkind alleen in mijn verbeelding bestond, omdat hij noch Johnny, noch Aidan iets had gehoord en hij alleen een levenloos hoopje takken en kiezels in het wiegje had gezien. Toen ik opnieuw protesteerde, snoerde hij mij de mond door te zeggen dat ik zijn kostbare tijd verspilde. Elk moment dat voorbijging betekende immers dat een van zijn politieke vijanden Finbar verder van huis wegvoerde. De ondervraging bleef voortduren. 'Waarover moest Cathal je spreken?' vroeg Vader.

'Hij kwam me vertellen dat hij vertrok van Zeven Wateren en wilde afscheid nemen.' 'Waar ging hij naartoe?'

'Dat weet ik niet. Hij heeft het me niet verteld.' 'Aidan?' vroeg Vader, met een blik over zijn schouder, ik weet er niets van, heer Sean. Johnny had ons niet bevolen uit te rijden.'

Aidan keek bewust niet naar mij en op zijn gezicht zag ik een grimmige uitdrukking.

'Het leek erop dat hij hals over kop wilde vertrekken om niet meer terug te keren naar Zeven Wateren,' legde ik uit. 'Als het niet belangrijk was geweest, was hij niet naar boven gekomen.' 'En waarom kwam hij dat aan jou vertellen?' vroeg Vader achterdochtig.

'Geen idee, Vader.' Ik staarde naar de vloer. 'Is het niet bij je opgekomen dat het moment van zijn afscheid heel toevallig samenvalt met de verdwijning van Finbar? Cathal kwam naar boven, in het domein van de familie, om jou te spreken terwijl jij op mijn zoon paste. Op dat moment is hij verdwenen.' Nu sprak hij met vaste stem en ik wist hoeveel moeite hem dat kostte. Het liefst had ik hem gezegd zijn woede en verdriet te uiten, zichzelf te laten gaan. Dat hij clanhoofd was, betekende nog niet dat hij geen menselijke emoties mocht tonen. Maar ik hield dit wijselijk voor me. Mijn moeder was een zenuwinzinking nabij, lieve kleine Finbar was ergens in het uitgestrekte woud; als Vader zich sterk kon houden, moest ik dat ook doen. 'Waarom zou ik niet vermoeden dat Cathal voor afleiding zorgde om een ander de perfecte gelegenheid te geven om mijn zoon weg te nemen?' eiste Vader. 'Als dit geen samenzwering van de noordelijke clanhoofden is, in naam van de goden, wat is het dan wel?' 'Maar heer!' protesteerde Aidan. 'Wat insinueert u precies?' 'Ik insinueer niets,' antwoordde Vader. 'Mijn zoon is ontvoerd en ik moet elke optie nagaan, hoe verontrustend die misschien voor jou of enig ander zal zijn. Denk je dat het gemakkelijk is om je eigen dochter te ondervragen?' Zo te zien had hij spijt dat hij zo vrijelijk gesproken had en hij trok zijn gezicht weer in de plooi alsof hij de kalmte zelve was.

Wat een vreselijke ellende; elke ellendige minuut die voorbijkroop, haatte ik. 'Vraag het aan Cathal. Hij zal u vertellen dat hij gewoon afscheid kwam nemen. Ik lieg echt niet, Vader.' 'Leg me dan één ding uit.' Met zijn handen steunend op de tafel kwam hij overeind. Zijn gezicht was grauw en zijn ogen waren hol als van een oude man. 'Eithne zag jou en Cathal in de gang. Jullie voerden geen alledaags gesprekje en het was geen welgemanierd afscheid. Jullie omhelsden elkaar vol passie, zo vertelde Eithne het aan mij. Als dat waar is - en aan de blos op je wangen te zien is het waar - hoe kun je dan blijven volhouden dat je je broertje in het oog hield?'

Ik hield mijn mond en Aidan staarde naar de muur. Hij deed eveneens zijn best om zijn kalmte te bewaren maar ik kon de woede die hij onderdrukte in zijn ogen zien. Het was dezelfde woede die hem had gegrepen toen hij zijn mes op Cathals keel zette. 'Geef antwoord, Clodagh,' beval Vader. 'Er is geen tijd te verliezen.' 'Ja, Cathal kuste me. Ik gaf geen enkele aanleiding daartoe en ik was zo overdonderd, dat het me wat tijd kostte om me los te rukken. Maar het was absoluut geen gepassioneerde omhelzing. Eithne vergist zich. Er is niets tussen Cathal en mij en het was niet meer dan een... een vriendschappelijke afscheidskus. Dat is alles. En het was maar heel even dat ik niet oplette. Ik heb u al eerder gezegd: er kan niemand naar binnen zijn gegaan zonder dat ik het heb gezien.'

'Toch kwam er iemand binnen,' stelde Vader. 'Aidan, haal Cathal. Johnny zal zeer geschokt zijn als hij hoort dat een van zijn vertrouwelingen op de een of andere manier betrokken is bij de ontvoering, maar we moeten weten wat Cathal ons te vertellen heeft, al was het alleen om deze mogelijkheid uit te sluiten. We moeten dit tot op de bodem uitzoeken.'

Cathal was nergens te vinden, zijn spullen waren uit zijn kamer verdwenen, maar zijn paard stond nog steeds in de stal. Behalve de vage woorden die hij tot mij had gesproken, had hij niemand iets verteld. En ondanks de bewakers die overal stonden, had niemand hem zien vertrekken.

Intussen kreeg ik in de gaten dat er buiten mijn medeweten allerlei besluiten waren genomen. Muirrin had Coll en Eilis ondergebracht in het deel van de vesting waar de krijgsmannen met hun gezinnen woonden en Doran en Nuala gevraagd op hen te passen nu Moeder de eerste schok van de verdwijning probeerde te verwerken. Ik wist hoe beroerd zij eraan toe was en ik moest erkennen dat het een verstandig besluit was, maar ik was degene die dat besluit had moeten nemen. Ze hadden moeten wachten tot ik de kinderen gerust kon stellen en hun vragen kon beantwoorden. Toen Vader me eindelijk naar boven liet gaan, bleek Sibeal de kinderen al naar Doran te hebben gebracht. Zelf zou ze daar eveneens blijven om te helpen. Ik hoorde dit van Muirrin, die net uit moeders kamer kwam. Ze vertelde me ook, niet onvriendelijk, dat Moeder mij niet wilde zien en ook helemaal niemand anders, behalve Vader, Eithne en Muirrin zelf. Als Finbar niet snel gevonden werd, gingen we zware tijden tegemoet.

'Kijk alsjeblieft niet zo, Clodagh,' smeekte Muirrin. Ik zag aan haar opgezwollen rode ogen dat ze had gehuild.

'Ik kan er niets aan doen,' fluisterde ik met tranen in mijn ogen. 'Ze denken dat het mijn schuld is: Vader, Moeder, iedereen. Niemand vertrouwt me nog. Ik heb hem de hele tijd in de gaten gehouden, behalve een kort moment.' Mijn ergste angst sprak ik niet uit. Vader had gesuggereerd dat ik mijn verstand verloren had en misschien had hij gelijk.

'Ze beschuldigen jou niet echt,' stelde Muirrin me gerust. 'Ze zijn te geëmotioneerd om helder te kunnen nadenken. Later zullen ze beseffen dat het niet jouw schuld was. Je moet het maar langs je laten afglijden. Ga door met je dagelijkse verplichtingen en leef met de dag. Dat is het enige wat we kunnen doen.' 'Dat gaat zelfs niet,' mompelde ik. 'Niemand lijkt meer iets van me te willen.'

'Volgens mij draait het huishouden redelijk zonder jou. Je bent gewend om alles op Moeders manier te doen, wat betekent dat je alles onder controle wilt hebben.'

'Maar Eilis en Coll... Ik heb ze niet eens meer gezien voordat ze weggingen.'

'Vader vindt dat je nu te verward bent om je dagelijkse verplichtingen na te komen,' zei Muirrin. 'Gezien de omstandigheden is het beter dat Sibeal de kinderen even onder haar hoede neemt.' 'Hij denkt dat ik me dingen verbeeld,' mompelde ik. 'Maar dat is echt niet zo. Ik ben toch niet gek! Wat in het wiegje ligt, is geen levenloos hoopje twijgen en stenen, maar een levend wezen met armpjes, beentjes en een stem. Misschien kunnen sommige mensen het niet zien, maar dat wil nog niet zeggen dat het niet waar is.' Ik keek mijn zus aan. 'Wil je alsjeblieft komen kijken?' vroeg ik haar. 'Vader wil niet geloven dat het een wisselkind is en als hij dat weigert in te zien, dan zoekt hij in de verkeerde hoek en zal hij Finbar nooit vinden.'

Er verscheen een verbeten trek om Muirrins mond. 'Vader drukte me op het hart dat de babykamer op slot moet blijven. Moeder wilde ook gaan kijken, maar hij zei haar dat niemand erin of eruit mocht totdat hij heeft besloten wat te doen.' 'Ik heb de sleutels,' zei ik zacht. 'Alsjeblieft, heel even maar.' Zonder verder iets te zeggen, volgde ze me door de gang en wachtte tot ik de deur van het slot had gedraaid. In de babykamer was het stil en ik haalde diep adem. Misschien had ik het wisselkind van twijgen en stenen inderdaad alleen in mijn verbeelding gezien en kwam het door de schok van Finbars verdwijning dat ik dingen zag en hoorde die er niet waren. Het wiegje bewoog niet. Met ingehouden adem liepen we ernaartoe.

Het dekentje was opzij geschopt, maar het wisselkind lag niet te woelen. Het lag stil te slapen, opgerold met een takkenduimpje in zijn mond. Zijn wangen van mos leken nu wat ingevallen en rond zijn ogen lag een schaduw. Ik werd bevangen door een sterke neiging het kindje in de deken te wikkelen en in mijn armen te wiegen, maar ik bleef staan en liet Muirrin in het wiegje kijken, ik...' Ze aarzelde.

'Wat?' Uit haar toon kon ik opmaken wat ze wilde zeggen. 'Het is een goede nabootsing van een kinderlijfje,' vervolgde ze, 'maar het leeft niet, Clodagh. Er is geen sprake van tovenarij. Als je het in je armen neemt, valt het uit elkaar. Wat een gemene list! Hoe kan iemand zoiets wreeds doen? Stel je voor dat Moeder dit had gezien! Je moet er echt voor zorgen dat de deur op slot blijft want als ze de kans krijgt, zal ze in het wiegje willen kijken; ze kan absoluut niet geloven dat Finbar echt weg is. Ik heb Orlagh op wacht gezet in haar kamer, zodat ze er niet uit kan.' Ze keek mij scherp aan. 'Je denkt nog steeds dat het een echt kind is, hè? Je brengt jezelf op een dwaalspoor. Kijk dan, het is gewoon een bij elkaar geraapt bundeltje.' Ze brak een stukje berkenbast van het been af. 'Zie je nou wel?' vroeg ze, en ze wilde het houtje op het dovende vuur gooien.

'Nee, niet doen!' riep ik terwijl ik het stukje uit haar hand griste. Ik kon niet nagaan of het wisselkind reageerde op mijn schreeuw of op de wond die het had opgelopen, maar het opende zijn kiezelogen, bewoog zijn armpjes en beentjes en begon te huilen. 'Je doet hem pijn!' Ik stopte het stuk schors zo goed mogelijk terug op de plek waar het hoorde terwijl hij harder begon te huilen. Vervolgens wikkelde ik het kleine lijfje in de deken en voelde dat hij over zijn hele lichaam beefde. Zacht klopte ik hem op zijn rug, vechtend tegen het verlangen hem in mijn armen te nemen en te troosten: dat leek me iets te ver gaan in de aanwezigheid van mijn zus.

'Laat dat, Clodagh!' Ik schrok van haar toon, wat niet de laatste keer zou zijn vandaag. Ik trok mijn hand terug en deed enkele stappen weg van het wiegje. 'Kom nu en doe de deur goed op slot,' beval mijn zus.

Zodra ik naar de deur liep, veranderde het geluid in een zo troosteloos jammeren dat het mij in mijn hart trof. Ik moest de aanvechting bedwingen het kindje in mijn armen te nemen en te troosten en dwong mezelf uit alle macht de kamer uit te lopen. Hoe kon ik een hulpeloos kindje eenzaam achterlaten in het donker en de kou? Moest het niet een keer drinken? Hoe lang kon een baby zonder voeding? Cynisch genoeg bedacht ik me dat de ontvoerders van Finbar ten minste voor melk zouden zorgen. Wanneer het Feeënvolk een mensenkind ontvoerde, hadden ze immers meestal geen kwaad in de zin, maar wilden ze het kindje als hun eigen kind opvoeden. Ze ontvoerden vrouwen zodat die het kind konden voeden. Als ze een van hun eigen kinderen op de plaats van mijn broertje hadden achtergelaten, was het dan niet vanzelfsprekend dat wij voor het wisselkind zouden zorgen zoals wij wensten dat Finbar behandeld werd?

'Je gelooft me niet,' fluisterde ik, en ik draaide de deur op slot. Toen die eenmaal dicht was, hoorde ik geen gehuil meer uit de babykamer komen, hoewel ik het in mijn hoofd nog steeds luid en duidelijk hoorde. Troost me! Geef me te eten! Houd van mij! 'Ik weet niet wat ik moet geloven,' sprak Muirrin bedachtzaam. 'Ik geloof dat wat jij ziet echt is voor jou en dat je het niet verzint, zelfs niet om er iets mee te verdoezelen. Ja, ik heb over Cathal gehoord. Eithne heeft aan Jan en alleman verteld dat jullie je als geliefden gedroegen. Maar hoe dan ook, ik kan in dat hoopje in de wieg geen kind zien. Vader heeft iemand naar Conor gestuurd ,om te vragen of hij kan komen. Hij zal hier binnen een dag zijn. Als druïde kan hij ons vast en zeker vertellen wat de twijgen en stenen te betekenen hebben en wat we ermee moeten doen.' Niet als het Feeënvolk heeft besloten dat ik de enige ben die het wisselkind kan zien, dacht ik. 'Ja, dat lijkt me verstandig.' Muirrin keerde terug naar Moeders kamer en ik liep door naar mijn eigen kamer, waar ik huilend op mijn bed plofte.

Die avond was er geen gezamenlijke maaltijd omdat de mannen hun zoektocht voortzetten tot het donker werd en verder zoeken onmogelijk was. Ze kwamen af en aan en de mensen in de keuken zorgden ervoor dat ze te eten kregen zonder dat ik daarbij nodig was. Muirrin had gelijk: ik, die dacht onmisbaar te zijn was voor het reilen en zeilen van het huishouden, was eigenlijk niet echt nodig.

Ik had geen trek dus ik vond het niet erg dat er geen maaltijd was. Toch ging ik naar de keuken om erop toe te zien dat het personeel dat nog aan het werk was, ook wat rust zou nemen en zelf wat zou eten. In de keuken schonk ik een mok dagverse melk in en liep ermee naar mijn kamer.

Daar bleef ik net zo lang zitten tot ik er zeker van was dat alle bedienden naar bed waren. Vader was vast ook nog wakker en vroeg zich zorgelijk af hoe hij deze ramp had kunnen voorkomen. Misschien hield Johnny hem gezelschap. Waarschijnlijk had Muirrin Moeder een slaapdrankje gegeven. De kust was veilig, ik zou niemand tegenkomen wanneer ik door de hal naar de babykamer liep. Voor het geval ik toch iemand tegenkwam, bedacht ik een smoes: ik had mijn lievelingssjaal in de babykamer laten liggen. Met een kaars en de sleutel in mijn ene hand en de mok met melk in de andere sloop ik door de hal die slechts door een enkele toorts verlicht werd. Dankzij de olie die ik eerder in het slot had gegoten, ging het geruisloos open en ik had de deur nog niet geopend of ik hoorde het wisselkind met een zwak stemmetje wanhopiger huilen dan tevoren. Hij was verzwakt en als ik niet snel iets deed, zou hij tegen de ochtend sterven.

Mijn opa, de vader van mijn vader, had met zijn kennis van planten en dieren al menig pasgeboren kalf of lam dat door een andere boer opgegeven was omdat het te zwak was, het leven gered. Ik had veel van hem geleerd en wat voor verzwakte dieren werkte, zou vast ook goed zijn voor een baby. Ik zette de mok op een kleine tafel. Finbars spullen lagen nog steeds op de grond na mijn verwoede speurwerk. Ik raapte een katoenen doekje op en doopte de punt ervan in de melk. Vervolgens nam ik het wisselkind uit het wiegje.

Hij woog nauwelijks iets en was veel lichter dan het warme lichaampje van mijn broertje. Zijn mond van takjes bracht een meelijwekkend gekras voort en toen ik hem in mijn armen nam, graaide hij wild om zich heen met zijn armpjes, waarna hij mijn nachthemd vastgreep. Hij drukte zijn hoofdje met open mond tegen mij aan alsof het zocht naar de borst van zijn moeder. Toen ik bij de tafel ging zitten en hem voortdurend kalmerende woordjes toefluisterde, veranderde de toon van zijn gehuil. 'Stil maar, het komt goed, ik zal voor je zorgen.'

Ik hield hem in één arm terwijl ik met mijn vrije hand het doekje pakte en de in melk gedrenkte punt ervan in zijn mondje stopte.

Hij voelde zo vreemd vergeleken bij Finbar, die warm was en ontspannen in mijn armen lag. Dit wisselkind daarentegen was wild en overstuur en het kostte mij moeite een paar druppels melk in zijn mondje te druppelen. Ik hoopte dat hij zou drinken. Hij begon aan het doekje te sabbelen en slikte de melk door. Eindelijk werd de kamer vervuld van een weldadige stilte en kon ik rustig ademhalen. Nogmaals doopte ik de punt van het doekje in de melk, terwijl ik een manier bedacht hoe ik zonder dat mijn familie, en Muirrin in het bijzonder mij zou zien, de babykamer kon binnensluipen. Als ik de baby een paar keer per dag kon voeden, zou hij lang genoeg in leven blijven om iemand te overtuigen van het feit dat hij leefde.

Plotseling maakte hij een vreselijk geluid alsof hij zich verslikte en zijn rug strekte zich als in een stuip zodat ik hem bijna uit mijn handen liet vallen. 'Rustig maar, wat is er aan de hand?' Hij kneep zijn oogjes stijf dicht, zijn mondje stond wagenwijd open en zijn lichaampje schokte. 'Lieve goden, wat is er toch? Wat heb ik gedaan?'

In een reflex legde ik de baby tegen mijn schouder en hij spuugde het beetje melk dat hij had gedronken op mijn nachthemd en op de grond. Hikkend hapte hij naar adem en na een korte stilte begon hij weer hysterisch te huilen van de honger. Het leek me niet verstandig om hem nog meer melk te geven. Blijkbaar konden feeënkinderen dat niet verdragen, in tegenstelling tot mensenkinderen. Met hem in mijn armen liep ik de kleine kamer op en neer en fluisterde hem mijn gedachten toe in de hoop dat mijn stem hem zou kalmeren. 'Was Deirdre maar hier. Het zou niet uitmaken of ze me geloofde, ze zou in ieder geval naar me luisteren. Wij luisteren altijd naar elkaar. Ik wil haar alles vertellen, maar ik kan haar nu niet via de geest bereiken. Wat Cathal over haar suggereerde en haar vreemde vragen toen ik haar gisteren sprak, staan mij in de weg. Ineens is alles veranderd en staat het hele leven op zijn kop, wat ik verschrikkelijk vind. Het ergst is nog de verwijtende blik in Vaders ogen. En ik vind het heel naar dat ik jou niet kan voeden, jij klein arm kindje. Wat heb je nodig? Wat kan ik je geven?'

Het gekrijs van het wisselkind maakte uiteindelijk plaats voor een uitgeput gejammer. Ik kon weer rustig gaan zitten en liet de baby aan mijn pink zuigen, een handigheidje dat ik van Nuala had afgekeken die zo haar baby tot bedaren bracht. De lippen van het wisselkind waren niet zacht en vochtig zoals die van een mensenkind, maar droog en bros en deden mijn vinger pijn toen hij eraan sabbelde. Hij leek er wel door te kalmeren. 'Je moet een naam hebben,' zei ik tegen hem. 'Een mooie naam die laat zien dat je de liefde verdient die elke baby nodig heeft, ook al zie je er een beetje ongewoon uit.' Ik sloeg hem gade met zijn verfomfaaide zwarte haartjes, de groene tinten op zijn wangen en voorhoofd en zijn lijfje van schors, bladeren en takjes. Ik vroeg me af of ik het kindje moest aankleden, zou hij het koud hebben? Het vuur was al een tijd geleden gedoofd en de kamer was voor een mensenbaby veel te koud, maar het voelde niet goed om het wisselkind de kleertjes van Finbar aan te trekken. De kaars die ik had meegenomen, verlichtte de verkoolde stronken in de haard en de gordijnen bewogen door de tocht. Ik zou het risico nemen om ontdekt te worden als ik de hele nacht in de babykamer zou blijven, hoewel er in een hoek van de kamer een bed stond waar het kindermeisje had geslapen. Als ik niet wilde dat het wisselkind zou doodgaan van de kou, moest ik hem meenemen naar mijn eigen kamer. De moed zonk me in de schoenen. Hoe lang kon ik hem daar verbergen, om nog maar te zwijgen over het vraagstuk van de voeding? Dit was gekkenwerk en kon alleen maar leiden tot nog meer problemen.

De baby liet mijn pink los, draaide zijn hoofdje naar mijn borst en ik voelde zijn weerbarstige vormen met een haperende zucht ontspannen, ik noem je Becan,' mompelde ik. 'Dat klinkt sterk, als de naam van een doorzetter.' Het was me niet duidelijk of het wisselkind een jongen of een meisje was, maar aangezien het voor mijn broertje in de plaats was gelegd, nam ik aan dat het een jongetje was. 'Slaap nu maar, kleintje. Droom zacht.' Ik neuriede een slaapliedje dat ik me herinnerde en zag de vreemde oogleden beetje bij beetje over de kiezeloogjes zakken. Eindelijk lag Becan geborgen in mijn armen te slapen.

Zodra ik dacht dat hij diep genoeg sliep om voorlopig niet wakker te worden, glipte ik met hem de kamer uit over de gang naar mijn eigen slaapkamer. Even moest ik hem daar alleen laten en ik nestelde hem tussen twee kussens op het bed om vervolgens terug naar de babykamer te gaan om de kaars en de mok te halen en de deur op slot te draaien. Terug in mijn eigen kamer maakte ik een bedje van twee kussens en een deken achter mijn kast, maar ik vreesde dat ik hem niet lang kon verbergen. Er hoefde maar een dienstmeid binnen te komen of een van mijn zussen en het geheim zou alom bekend zijn. Bovendien, als ik Becan niet te drinken kon geven, zou hij niet lang meer in leven blijven. Tegen de tijd dat hij wakker werd, zou ik hem toch echt iets anders te drinken moeten geven.

Klaarwakker lag ik in mijn bed, vol van de schokkende gebeurtenissen en overvallen door verwarring en verdriet trokken de beelden van die dag aan me voorbij: mijn kleine broertje ergens in het uitgestrekte woud, helemaal alleen zonder zijn vertrouwde mensen om hem te troosten, Moeder met haar grauwe, ingevallen gezicht, in één klap van alle vreugde ontdaan, Vader met zijn kille en strenge houding alsof ik plotseling iemand anders was geworden, die hij aardig vond noch vertrouwde. En tot slot Cathal. Hij was nog wel het meest verwarrende vraagstuk in al deze commotie. Het had erop geleken dat Vader hem op de een of andere manier beschuldigde van medeplichtigheid aan de ontvoering van mijn broertje. Daarin had ik me niet vergist en Aidan was dat evenmin ontgaan. Maar Vader had hem de mond gesnoerd toen hij protesteerde. Zou het waar kunnen zijn? Was het mogelijk dat Johnny, die erom geprezen werd dat hij zijn mannen zo zorgvuldig op hun kwaliteit uitzocht, een verrader in zijn gelederen herbergde?

Het zou me niets verbazen als zijn kus, waarvan ik meer had genoten dan goed was, niets met bepaalde gevoelens voor mij van doen had, maar onderdeel uitmaakte van een of ander complot. Sinds onze eerste ontmoeting had hij mij duidelijk gemaakt dat hij mij niet mocht, later was hij wat vriendelijker geworden, maar ook niet meer dan dat. Ineens herinnerde ik me Aidans woorden na het gevecht: hij wil jou voor zichzelf. Maar dat was onzin! Als hij mij aardig vond, zou hij mij niet steeds wijzen op al mijn tekortkomingen. Bovendien zou een man als hij echt niet zo verlegen zijn dat hij zijn gevoelens voor zich hield. Misschien was zijn kus inderdaad bedoeld als afleidingsmanoeuvre. Maar zelfs dan kon er niemand langs mij naar binnen geglipt zijn in die korte tijd. In ieder geval geen mens.

Waar was Cathal nu? En waarom was hij juist nu verdwenen, in een situatie die hem daardoor verdacht maakte? Hij was te slim om op die manier de aandacht te trekken. Misschien keerde hij morgenochtend wel weer terug van een legitieme zaak zodat zou blijken dat hij helemaal niets met de ontvoering te maken had. Ik hoopte maar dat hij terug zou komen en een goed excuus had, ook al mocht ik hem niet en vertrouwde ik hem evenmin: ik wilde ook niet dat hij een spion of ontvoerder was. Uit alle macht probeerde ik de gedachte aan de schimmige figuur die ik die ene avond op het binnenhof had gezien - of niet? - uit te bannen, evenals zijn verdachte verdwijning op weg naar de Puddingschaal en zijn raadselachtige waarschuwingen. Het was me te veel en ik kon er maar geen redelijke verklaring voor vinden.

Becan lag stil te slapen. Ademde hij nog wel? Ik kwam een paar keer uit bed om bij hem te gaan kijken, boog me over hem heen en pas toen ik zijn lichte gesnuif hoorde, was ik overtuigd. Zijn borstkas bewoog op en neer onder de deken waarmee ik hem had ingestopt. Arm kleintje... Hij was even wreed uit zijn eigen huis weggerukt als Finbar. Natuurlijk hield ik van mijn broertje en wilde ik niets liever dan hem veilig thuis zodat alles op zijn pootjes terecht zou komen. Maar het ging in deze droevige geschiedenis niet alleen om Finbar; er was immers nog een tweede baby bij betrokken. Waarom was ik de enige die dat besefte? Vlak voor de zon opkwam, doezelde ik even weg en droomde dat ik achtervolgd werd door monsters die eruitzagen als bomen. Kleine Finbar lag helemaal alleen in een donkere grot met schaduwschimmen die rondom hem waakten. Ik moest hem zien te bereiken voordat hij van de kou zou doodgaan. Maar de boommonsters lieten me struikelen over hun wortels en mijn haren raakten verstrikt in hun takken. Een magische, kille wind stak op en joeg jammerend door de bladeren, als het gekrijs van een uitgehongerd kind... Badend in het koude zweet werd ik wakker; mijn kussen was doorweekt met tranen. Door mijn smalle raam zag ik dat de lucht werd gekleurd door het eerste ochtendlicht en ik hoorde het geluid van paardenhoeven op het plaveisel van de binnenhof. Een ruiter op dit vroege uur? Misschien was het een boodschapper met nieuws over Finbar, dat hij was gevonden en nog leefde. Of misschien wel gevonden was in een grot, dood en koud omdat niemand hem op tijd had kunnen redden. Huiverend kwam ik uit bed en gooide een handvol koud water dat in de nis stond, in mijn gezicht. Bomen, planten... Ineens bedacht ik dat een baby gemaakt van twijgen, schors en mos helemaal geen melk nodig had, maar iets veel eenvoudigers.

De mensen in huis wisten niet beter dan dat ik elke dag vroeg in de keuken verscheen omdat ik erop toezag dat het brood gebakken werd en de haarden schoongemaakt werden zodat de nieuwe vuren aangemaakt konden worden. Nu zag ik dat ook zonder mijn inmenging alles op rolletjes liep. Dus ik vulde een mok met water en zonder dat iemand mij opmerkte, pakte ik een kleine pot met honing. Toen ik er zeker van was dat er niemand in de gang liep, sloop ik weer naar mijn kamer. Misschien was die ruiter uiteindelijk geen boodschapper geweest.

Zodra ik mijn kamerdeur opendeed, werd ik getroffen door het gehuil. Het wisselkind had de deken waarmee ik hem had ingestopt, van zich af getrapt en hij lag wild met zijn armpjes en beentjes te bewegen, zijn ogen stijf dicht. Hij huilde met krampachtige uithalen en hapte naar adem. Vlug zette ik de mok met water en de pot honing neer om hem op te tillen. Troostend wikkelde ik hem in de deken. 'Stil maar, liefje, ik ben bij je...' Zijn kleine lichaam voelde stijf aan, zo overstuur was hij en hij leek ontroostbaar. Zo lang was ik niet weggeweest, maar hij was net op dat moment wakker geworden, uitgehongerd en eenzaam. Ik kon zijn angst in mijn eigen lichaam voelen.

Voorzichtig legde ik hem tegen mijn schouder terwijl ik met mijn vrije hand de kurk van de honingpot afhaalde en een paar druppels van de dikke vloeistof in de mok met water liet vallen. Ik had een doekje gevonden. Nog steeds maakte de krijsende baby wilde gebaren en het kwam nu wel goed uit dat ik de enige was die hem kon horen. 'Sst, kleintje,' fluisterde ik. 'Je moet even meewerken. Kalmeer nu maar.'

Ik ging met hem in mijn armen genesteld op het bed zitten en nam een punt van het doekje dat ik in het water doopte. Vervolgens druppelde ik wat in zijn opengesperde mondje. 'Drink een beetje,' mompelde ik. 'Rustig aan.' In gedachten smeekte ik hem niet weer over te geven en gewoon te drinken.

Nu dronk hij gulzig, verslikte zich en dronk weer verder. Omdat hij echter zo overstuur huilde, kon hij moeilijk slikken. Daarom tilde ik hem op en hield hem weer tegen mijn schouder terwijl ik een slaapliedje zong. 'Oo-roo, klein duifje, de sterren staan al hoog in de lucht, de uilen zweven tussen donkere bomen, tijd voor jou om zacht te dromen.'

Het gesnik nam af en hij vlijde zich tegen mijn schouder terwijl hij zijn hoofdje nu eens de ene kant dan weer de andere kant op draaide. Toen ik hem nogmaals wat honingwater gaf, dronk hij rustiger en verslikte zich niet. Gretig zoog hij aan de doordrenkte punt van het doekje en zodra ik de stof weer in het water had gedoopt, dronk hij het snel op, totdat ik wat extra honing toevoegde en hij onmiddellijk hevig protesteerde. 'Rustig maar,' zei ik zacht. 'Je zal even moeten wachten.' En toen hij weer kon drinken, werd de uitdrukking in zijn ogen zachter, totdat ze dicht zakten van tevredenheid. Ik moest me beheersen om niet in tranen uit te barsten van vermoeide opluchting. Gelukkig hoefde ik niet machteloos toe te kijken hoe hij van honger zou omkomen. Na een poosje had Becan al het water opgedronken en ik wiegde hem in mijn armen. Zijn armpje van twijgen kwam onder de deken tevoorschijn en hij graaide naar mijn jurk om die vervolgens met zijn handje vast te grijpen. Weer bewoog hij zijn vreemde hoofdje in de richting van mijn borst. Zachtjes neuriede ik voor me uit en keek toe hoe hij langzaamaan in slaap viel. 'Je bent hier veilig, kleintje,' fluisterde ik hem toe. 'Maar wat moet ik in naam van de goden met je doen?'

Ik legde hem terug in zijn bedje tussen de kussens en hoewel ik liever bij hem was gebleven en een plan zou hebben bedacht, ging ik naar beneden. Het zou niet lang duren of hij zou ontdekt worden. Aangezien iedereen dacht dat hij een levenloze karikatuur was, was het niet moeilijk om me voor te stellen wat er met hem zou gebeuren als hij in mijn kamer ontdekt werd of als Vader merkte dat hij niet in de babykamer was. Ik wist zeker dat hij daar zou gaan kijken wanneer Conor arriveerde. Hij zou mij onmiddellijk verdenken. Dat betekende dat ik hoogstens een dag had om een goed plan uit te denken.

Voor zover ik kon, hield ik vast aan mijn dagelijkse taken al moest ik regelmatig naar boven om de baby te voeden. Maar tussendoor zorgde ik ervoor onopgemerkt te blijven en gewoon te doen wat ik altijd deed.

Tegen de tijd dat ik in de zaal kwam, stond er al een vroeg ontbijt klaar voor degenen die wakker waren. Vader was er al, aangekleed en wel, maar hij zag eruit alsof hij de hele nacht geen oog had dichtgedaan en zijn hele houding was gespannen. Zonder iets te zeggen, schonk hij me een karig knikje. Dat weerhield me ervan hem te omhelzen of hem bemoedigend toe te spreken. Na gisteren had ik het gevoel dat ik nooit meer iets goed kon doen in zijn ogen.

Vlak na mij kwam Johnny binnen, gevolgd door Aidan. 'Er is iemand uit het noorden gearriveerd,' zei hij. 'Met een boodschap van Gareth.' Hij keek naar Vader en vervolgens naar mij. 'We moeten hem zo snel mogelijk aanhoren.'

'Vanzelfsprekend,' sprak Vader zonder mij ook maar een blik waardig te keuren. 'Clodagh, laat de bedienden weten dat ze de zaal niet inkomen tot we gehoord hebben wat de boodschapper ons te melden heeft.' Hij klonk kortaf. Natuurlijk had hij gehoopt dat er goed nieuws over Finbar was.

Maar uiteindelijk bleek er toch goed nieuws te zijn: Gareth had Eoin van Lough Gall gesproken en hoewel deze het huwelijk tussen Deirdre en Illann niet erg waardeerde, had hij beloofd om zijn aanwezigheid bij de raadsvergadering serieus te overwegen en had hij Gareth' mannen gastvrij ontvangen voor twee nachten. Van daaruit zouden ze naar Eoins dichtstbijzijnde buurman rijden en hun ronde van diplomatische bezoeken voortzetten. Vader bedankte de boodschapper waarna Johnny hem meenam om hem wat te eten te geven terwijl Vader, Aidan en ik in de zaal achterbleven. Er viel een ongemakkelijke stilte en ik kon mezelf er niet toe zetten om het voor de hand liggende uit te spreken: dat als Eoin van Lough Gall Gareth zo welwillend had ontvangen, hij niet verantwoordelijk kon zijn voor de ontvoering van Finbar. Maar hij was niet het enige noordelijke clanhoofd. Toch was de reactie van Eoin misschien aanleiding voor Vader om mijn vermoedens opnieuw ter harte te nemen. Hij zag er zo grimmig uit dat ik hem nu alleen maar kon vragen hoe het met Moeder was. 'Ze is zichzelf niet,' antwoordde hij toonloos. 'Het slaapdrankje van Muirrin werkte niet. We moeten de zoektocht uitbreiden. Als we Finbar niet snel vinden, vrees ik dat...' Hij maakte zijn zin niet af.

Toch begreep ik precies wat hij wilde zeggen. Ik had immers zelf het getergde gezicht van Moeder, weggezonken in de kussens, gezien gisteren, niet de zachte gelaatstrekken van mijn moeder maar de levenloze van een doodshoofd. Als Finbar niet snel veilig werd teruggevonden, zou ze ons inderdaad ontvallen. Er moest iets gebeuren om het tij te keren. Maar ik kon niets uitbrengen. Als ik iets zou zeggen, zette ik Becans leven op het spel. Het was niet alleen zo dat hij klein en kwetsbaar was en gevoed moest worden, maar ergens diep vanbinnen wist ik dat zijn welzijn iets te maken had met dat van Finbar. Als we het wisselkind lieten doodgaan, zouden mijn ouders hun eigen zoon nooit meer terugzien, daarvan was ik overtuigd.

'Heer Sean,' sprak Aidan uiteindelijk, 'u noemde Cathal gisteren in verband met een samenzwering. Ik moet het voor hem opnemen. Ik ken hem door en door en weet dat hij zoiets nooit zou doen. Hij kan kwetsend uit de hoek komen af en toe, maar hij is onberispelijk loyaal en bewondert Johnny als geen ander. Het was zijn droom om een krijger van Inis Eala te worden, zeker gezien het feit hij van nederige komaf is. Wat u ook mag denken, ik weet zeker dat hij niets te maken heeft met...'

'Met de ontvoering van mijn zoon?' Er schemerde een kille blik in Vaders ogen. 'Je kunt het nooit zeker weten, Aidan. Ik snap dat jullie een hechte band hebben. Niet vreemd, want jullie zijn samen opgegroeid. Maar toch: jongetjes worden man en mannen hebben redenen voor twist die jongens niet kennen. Zaken die met afkomst te maken hebben of de jaloezie om een vrouw.' Hij wierp mij een blik toe.

'Er is geen enkel bewijs voor een beschuldiging tegen Cathal en zolang er geen bewijzen zijn, wil ik die dan ook niet horen,' zei Johnny, die de zaal weer was ingekomen. Hoewel zijn toon neutraal was, hoorde ik de zelfverzekerdheid van een goed leider die respect afdwong, erin doorklinken. 'Hij is zonder iets uit te leggen vertrokken, dat is waar. Maar dit is niet de eerste keer dat hij dat doet en hij heeft er altijd een goede reden voor. Soms is die reden wat vreemd, maar altijd is het een goede om zonder mijn bevel actie te ondernemen. Als ik het nodig vind om hem meer discipline bij te brengen, dan zal ik dat doen zodra hij terug is. Ik ken de man, evenals Aidan.'

'Mijn zoon is vermist,' zei Vader zonder omhaal van woorden. 'Cathal leidde Clodagh af op het moment dat iemand hem heeft weggenomen. Dat in combinatie met zijn plotselinge vertrek zonder uitleg is voor mij voldoende om hem te verdenken. Wat verwacht je dan van mij? Ik moet alle mogelijkheden om Finbar terug te vinden in overweging nemen.'

Dit was voor het eerst dat ik meemaakte dat de twee mannen het oneens waren en ik voelde me zeer ongemakkelijk. Het leek erop dat Finbars ontvoering steeds grotere misstanden binnen ons huishouden tot gevolg had. Wat was dit? Speelde het Feeënvolk een duister spelletje met ons of had hun plannetje op de een of andere manier te maken met de plannen van een van vaders vijanden? Onwillekeurig moest ik aan de verhalen van Wilg denken en de manier waarop ze mij had aangekeken toen ze haar verhalen vertelde, alsof ik er een bepaalde wijsheid uit moest halen. Waren de verhalen en het wisselkind misschien deel van eenzelfde mysterie? Waarom kon ik er geen touw aan vastknopen? 'Het spijt me, Sean,' mompelde Johnny. 'Natuurlijk begrijp ik dat en ik zal je helpen je zoon terug te vinden. Maar mijn mannen zijn mijn verantwoordelijkheid en ik houd er niet van dat hun integriteit zonder gegronde bewijzen in twijfel wordt getrokken. Het lijkt mij een vervelend toeval dat Cathal net op dat moment bij de babykamer opdook. Zolang ik geen goede reden heb om aan hem te twijfelen, sta ik niet toe dat hij beschuldigd wordt. Als hij terugkomt, zal hij zich moeten verantwoorden. Pas daarna kunnen we een oordeel vellen.'

We gingen aan tafel zitten en terwijl ik mijn brood boven het bord verbrokkelde, bespraken de mannen de zoekactie van vandaag. 'Ik leid de groep die naar het westen richting Glencarnagh rijdt,' stelde Johnny. 'Aidan zal hier blijven. Het is beter dat er in deze onzekere tijden iemand van mijn mannen achterblijft, hoewel ik weet dat je zelf goede bewakers hebt. Sterker nog, de krijgsmannen van Zeven Wateren hebben als voordeel op mijn eigen mannen dat zij het woud als geen ander kennen. Gisteren hebben we een groot deel doorzocht, Sean, we moeten er dan ook rekening mee houden dat degene die Finbar ontvoerd heeft, inmiddels niet langer op jouw grondgebied is.'

'Dat kan alleen als hij de hele nacht zonder oponthoud heeft doorgereden,' zei Vader.

Of als ze ergens in de Andere Wereld verblijven, dacht ik. 'Je weet dat we in het donker niet kunnen doorgaan met zoeken,' zei Johnny rustig. 'Geloof me, ik zal er alles aan doen om hem terug te vinden.'

Vader knikte bezorgd. 'Wie het ook gedaan heeft, het is een sluw en bekwaam persoon. We hadden hem moeten overvallen, maar dat is ons nog niet gelukt.'

'Vader?' Het voelde verschrikkelijk om bang te zijn hem een gewone vraag te stellen.

Zonder een woord te zeggen, keek hij mij aan. 'Heeft u overwogen om Sibeal te vragen om het Gezicht te gebruiken? Ik weet wel dat ze liever niet spreekt over de visioenen die ze heeft, maar als het zo belangrijk is als nu...' 'Sibeal is pas twaalf. Ik erken haar gave, maar het lijkt me beter dat we wachten op Conor. Ik verwacht hem morgen. Ik wil Sibeal niet met zo'n zware taak belasten. Jij hoopt natuurlijk dat ze met iets komt wat jouw idee ondersteunt dat die hoop rotzooi in de wieg een levend wezen is.'

'Nee.' Ik loog en de kilte sloeg me om het hart. ik geloof inmiddels dat ik me vergist heb. Vanwege de schok zag ik dingen die er niet waren. Ik voelde me schuldig. Hoewel ik nog steeds niet kan begrijpen hoe iemand zo snel en ongezien naar binnen en weer naar buiten kan zijn geglipt. Het spijt me als ik alles alleen maar erger heb gemaakt.' Of mijn leugen overtuigend had geklonken, kon ik niet beoordelen. Johnny keek me vorsend aan en Aidan met half dichtgeknepen ogen. Hoewel ik de leugen had verteld om de aandacht af te leiden van het wisselkind dat ik in mijn kamer verborg, besefte ik terwijl ik me erg ongelukkig voelde onder hun kritische blikken, dat ikzelf ook twijfelde aan mijn eigen ogen en oren. Diep vanbinnen wist ik echter dat ik gelijk had over Becan, maar het werd steeds moeilijker om niet te denken dat mijn geest me misleidde. Dit waren intelligente mannen die mij doorgaans met respect en vriendelijkheid behandelden. Het kon toch niet zo zijn dat zij het bij het verkeerde eind hadden? Maar waarom liet het Feeënvolk mij en niet Muirrin de waarheid inzien? Ik begreep er niets van.

'Jij kunt ons helpen met het klaarmaken van de proviand voor de mannen,' sprak Vader, en ik beschouwde het als een klein teken van een mildere houding naar mij. 'Zodra ze hebben ontbeten, zullen ze uitrijden. Aidan, jij ziet eruit alsof je slaap nodig hebt. Als jij tijdens Johnny's afwezigheid hier de boel moet bewaken, doe je er goed aan nu wat te rusten. Kom daarna naar mij.' 'Goed, heer.' Vlug kwam Aidan overeind en hij verliet de zaal zonder nog wat te zeggen. Na een poosje volgde ik zijn voorbeeld en ik ging naar de keuken waar ik de nodige instructies gaf om het ontbijt en de proviand klaar te maken en ik zorgde ervoor dat ik nieuw water en honing meenam. Het was nog vroeg en Muirrin was nog niet naar beneden gekomen, maar Eithne trof ik in de keuken, druk in de weer met een ontbijt.

'Hoe is het met Moeder?' vroeg ik haar terwijl ik mijn best deed net te doen alsof haar reactie op een ongunstig getimede kus, die ze beter voor zich had kunnen houden, mij koud liet. 'Niet goed, vrouwe.' Ik zag dat ze bloosde. 'Dit ontbijt is voor Muirrin en mij en Orlagh, die op wacht staat bij de deur. Vrouwe Aisling heeft geen honger. Ze weigert zelfs wat water te drinken. Ze zit voor zich uit starend in bed. Ik heb het idee dat ze niet kan bevatten wat er is gebeurd.'

'Ik snap het. In ieder geval zorg je goed voor haar.' Wat kon ik anders zeggen? Het liefst was ik naar Moeder toegegaan om haar te omhelzen en haar te vertellen dat als het mijn schuld was, ik zo veel spijt had dat er geen woorden voor waren en niemand zich kon voorstellen hoe erg ik het vond. Wat wenste ik met heel mijn hart dat ik iets voor haar kon doen! Maar wat zou het uitmaken? Het lag niet in mijn macht om Finbar terug te vinden. Bovendien wilde toch niemand naar mij luisteren. Als iemand mij gisteren zou hebben gevraagd of ik ooit zou liegen tegen mijn vader, zou ik beledigd zijn geweest dat iemand dat alleen al durfde te denken. Vandaag had ik echter tegen hem gelogen. En in mijn kamer, in een deken van Finbar gewikkeld, verborg ik het wisselkind dat mijn moeders lieve zoon verving.

Toen ik de keuken uitkwam, trof ik Aidan die in de gang op mij stond te wachten. Kennelijk was hij niet vlug uit de zaal vertrokken om te gaan slapen.

'Aidan,' zei ik, de mok water en pot honing onhandig tegen mijn borst gedrukt houdend.

'Kan ik je even spreken?' Hij klonk geforceerd en afstandelijk. Weer een bewijs van hoe de dingen sinds gisteren veranderd waren.

'Natuurlijk. Ik wil je bedanken dat je vader steunt.' 'Het kan onbeleefd overkomen, Clodagh, maar ik moet het je vragen. Wat is er gisteren tussen jou en Cathal gebeurd? Wat heeft hij tegen jou gezegd? Ik weet dat je het al verteld hebt, maar...' Ik was allang blij dat hij mij niet gevraagd had of ik Cathal had aangemoedigd om mij te kussen. 'Hij zei dat hij wegging,' antwoordde ik, en ik zette de mok en pot in een nis. 'Hij liet doorschemeren dat hij hier beter niet kon zijn. Maar hij legde het niet verder uit. Hij zei ook dat ik waarschijnlijk wel blij zou zijn met zijn vertrek en ik liet hem weten dat ik er gemengde gevoelens over had. Verder vroeg ik hem waar hij naartoe ging, maar dat vertelde hij me niet. Het was me wel duidelijk dat hij niet van plan was om nog terug te komen. Nooit meer.' 'En toen kuste hij je?'

'Als dat niet zo was geweest, had ik heus niet gezegd dat hij dat gedaan had. Het is niet zo gegaan als Eithne heeft rondgebazuind. Het was een vluchtige kus, verre van gepassioneerd. Gewoon een afscheidskus, meer niet.' Dat was niet helemaal waar: op een kuise afscheidskus had ik nooit zo gereageerd als ik gedaan had. Het was een liefdevolle kus geweest, een kus die ik niet zou verwachten van een man als Cathal. 'Hij overviel me ermee. Het was eigenaardig dat hij mij kuste omdat we niet eens vrienden waren. Daarna vertrok hij zonder een woord.'

Aidan tuurde naar de grond. 'Mij heeft hij niets verteld,' mompelde hij. 'Hij is vertrokken zonder mij ook maar iets te zeggen.' 'Misschien heeft Johnny wel gelijk. Hij zei toch dat Cathal dit al eens eerder heeft gedaan? Tegen de avond zal hij vast weer terug zijn met een goede verklaring voor zijn afwezigheid.' Maar zo te zien geloofde Aidan dit evenmin als ikzelf. 'Het spijt me,' zei ik. 'Hij heeft je van streek gebracht. Het lijkt wel een gewoonte van jullie.'

Hij trok een gezicht. 'We kennen elkaar te goed. We weten precies van elkaar waar onze zwakke plekken zitten. Cathal probeert altijd te bewijzen dat hij net zo goed is als ik, of beter. Of het nu om dapperheid gaat of om behendigheid in het gevecht of gewoon om aandacht trekken. Vanwege zijn opvliegende karakter had ik maar weinig andere vrienden als kind. Mijn vader houdt echt van hem. De rest van de familie tolereert hem. Mijn vader heeft hem alle mogelijkheden geboden om zich fatsoenlijk te leren gedragen, maar hij heeft het nooit geleerd. De jaloezie was wel ergerlijk. En de laatste tijd meer dan dat. Zijn gedrag hier op Zeven Wateren heeft me enorm gehinderd.'

Ineens herinnerde ik me hun gesprek in de stal dat ik toevallig had gehoord en de onverwachte vriendelijkheid van Cathals stem toen hij zijn vriend probeerde gerust te stellen. Het was Aidan die aanvankelijk tegen mij gelogen had. En ik dacht aan de getergde uitdrukking op Cathals gezicht toen hij het verhaal over het wolvenkind had gehoord. 'Weet jij wie zijn vader was?' vroeg ik. ik weet dat jouw vader hem opnam omdat zijn moeder niet in staat was voor hem te zorgen, maar...'

'Ze was een dorpsvrouw. Arm, ongetrouwd en zwanger. Ze heeft nooit verteld wie de vader was. Cathal heeft het er nooit over en ik weet niet eens of zij het hem ooit heeft verteld. Of dat ze het zelf weet.'

Die laatste opmerking beviel me niet. 'Leeft ze nog?'

Aidan schudde ontkennend zijn hoofd. 'Ze stierf toen hij zeven of acht jaar was. Cathal en ik hebben zo onze onenigheden, maar we zijn als broers voor elkaar, Clodagh. Ik heb een hechtere band met hem dan met mijn echte broers. Daarom erger ik me zo aan zijn gedrag. Je kust het liefje van je eigen broer niet.' Plotseling kleurden zijn wangen rood.

'En iemand gaat niet zomaar weg zonder zijn broer te vertellen waarheen en waarom,' zei ik alsof ik zijn laatste woorden niet had gehoord. 'Hij was in de war en bedroefd. Had hij mij maar meer uitleg gegeven.'

'Dus je geeft om hem.' Nu hoorde ik weer de scherpe toon en als ik dacht dat zijn jaloezie van daarnet was verdwenen, had ik het mis.

'Net zoals ik om elke gast in mijn huis zou geven als die ongelukkig is,' antwoordde ik. 'Ik moet nu gaan. En jij moet gaan slapen.' 'Clodagh?'

'Ja?'

'Ik sprak net voor mijn beurt en zei meer dan ik had mogen zeggen. Ik wilde je niet beledigen. Ik geef om je.' Hij nam mijn hand en kuste die. 'Ik weet dat het niet het juiste moment is om hierover te praten. Je broertje... Je zal je wel erge zorgen maken.' 'Ik ben niet beledigd,' zei ik en ik trok mijn hand terug, waarna ik me omdraaide voordat hij zou zien dat ik op het punt stond in tranen uit te barsten. Door die enkele vriendelijke woorden kon ik met moeite mijn zelfbeheersing bewaren en ik verlangde naar zijn armen om me heen en dat hij me zou vertellen dat alles goed zou komen. Maar dat was ondenkbaar. Niemand kon zo gemakkelijk iets aan de situatie veranderen. 'Nu moet je gaan slapen en ik ben boven nodig. Tot straks.' Zonder om te kijken, liep ik weg. Toen ik me langs Moeders kamer haastte, kwam Muirrin net naar buiten. Ook zij zag er beroerd uit.

'Hoe is het met jou?' vroeg ik. Een stomme vraag want in een oogopslag was duidelijk dat het slecht met haar ging. 'Het gaat,' antwoordde mijn oudste zus met een gebroken stem die me zo aan Moeder deed denken dat het me van streek bracht. 'Je weet dat Vader niet wil dat Moeder in de babykamer komt. Maar ik vraag me af of dat wel verstandig is.' 'Hoezo?' vroeg ik op hese toon, mijn zenuwen sloegen groot alarm. Er viel een gespannen stilte. 'Ik heb alles geprobeerd,' zei Muirrin uiteindelijk. Onder haar ogen tekenden zich donkere kringen af. 'Maar ik kan haar niet helpen. Er moet iets gebeuren om haar uit die apathische trance te krijgen. Ze is niet voor rede vatbaar! En nu Finbar is vermist, is de kans op melkkoorts groot. Ik mag haar niet aanraken en ze beweert bij hoog en bij laag dat als we de druk van haar gespannen borsten wegnemen door af te kolven,' er geen melk meer is voor de baby als die thuiskomt. Ze luistert niet eens naar Vader.'

'Dit is helemaal niet goed,' zei ik, en mijn onderdrukte gevoelens kregen de overhand. Het was erg verwarrend om Muirrin, die altijd zo bekwaam en standvastig was, zo verslagen te zien. 'Ik zou willen dat ik bij haar kon zijn om haar te troosten en samen met haar te huilen, haar verdriet te delen...' En daaraan heb ik net zo goed een sterke behoefte, bedacht ik terwijl ik me herinnerde hoe erg ik verlangde naar Aidans armen om me heen toen hij iets liefs tegen me had gezegd.

Na een poosje zei Muirrin: ik heb mijn best gedaan.' Blijkbaar had ik haar gekwetst. 'Natuurlijk heb jij je best gedaan. Maar jij bent ook maar alleen en als genezeres ben je druk met andere dingen.'

ik denk dat we Moeder naar de babykamer moeten laten gaan als ze dat wil. Dat zal haar helpen om de werkelijkheid onder ogen te zien en te accepteren dat Finbar echt weg is.' is het daar niet nog wat te vroeg voor?' vroeg ik vlug. 'Het kan een te grote schok zijn. Misschien moeten we daar nog even mee wachten. Ik zou eerst Conor om advies vragen als hij morgen hier is.'

Enigszins verbaasd zei ze: ik denk dat één dag niet zoveel uitmaakt. Maar het lijkt me beter om dit niet met Vader te bespreken. Conor zal hier morgenochtend wel zijn.'