16
HET BINNENLAND VAN ALASKA
Ik wilde mij de eenvoud, bet gevoelsleven en de deugden van de ongecultiveerde mens eigen maken; mijzelf ontdoen van de gekunstelde gewoonten, vooroordelen en onvolkomenheden van de civilisatie…en in de eenzaamheid en de grootsheid van het wilde westen, een betere kijk verwerven op de menselijke aard en de ware belangen van de mens. Ik gaf de voorkeur aan een seizoen met sneeuw, zodat ik de genoegens van het ongemak en het nieuwe van het gevaar zou kunnen ervaren.
—ESTWICK EVANS, A PEDESTRIOUS TOUR, OF FOUR THOUSAND MILES, THROUGH THE WESTERN STATES AND TERRITORIES DURING THE WINTER AND SPRING OF 1818
De wildernis sprak degenen aan die de mens en zijn verrichtingen oninteressant of weerzinwekkend vonden. Zij maakte niet alleen een vlucht uit de samenleving mogelijk maar bood de romanticus ook een ideaal kader voor het beoefenen van de cultus die hij doorgaans aanrichtte rond zijn eigen ziel. De eenzaamheid en de totale vrijheid in de wildernis boden een uitstekend kader voor zwaarmoedigheid zowel als voor verrukking.
—RODERICK NASH, WILDERNESS AND THE AMERICAN MIND
Op 15 april 1991 reed Chris McCandless in de cabine van een Mack-truck met een lading zonnebloempitten weg uit Carthage, South Dakota: zijn ‘grote odyssee naar Alaska’ was begonnen. Drie dagen later passeerde hij bij Roosville, British Columbia, de grens met Canada, waarna hij verder liftte door Skookumchuck en Radium Junction, Lake Louise en Jasper; Prince George en Dawson Creek, en daar maakte hij in het centrum van de stad een foto van het verkeersbord dat officieel het begin aangeeft van de Alaska Highway: MILE ‘0’. FAIRBANKS 1,523 MILES.
Liften is over het algemeen moeilijk langs de Alaska Highway. Het is niet ongewoon om aan de rand van Dawson Creek een tiental treurig ogende mannen en vrouwen met opgeheven duim langs de kant van de weg te zien staan. Sommigen wachten misschien al meer dan een week op een lift. Maar McCandless had geen last van een dergelijke vertraging. Op 2.1 april, nog geen zes dagen nadat hij uit Carthage was vertrokken, kwam hij al in Liard River Hotspring, aan de rand van het Yukon Territory, aan.
Er is een openbare camping in Liard River, waarvandaan een wandelpad over een afstand van achthonderd meter door een moeras naar een aantal natuurlijke warmwaterbronnen voert. Het is de meest geliefde plek langs de Alaska Highway om de reis te onderbreken en McCandless besloot daar even te blijven voor een bad in het verkwikkende water. Toen hij na het baden probeerde een nieuwe lift in noordelijke richting te krijgen, merkte hij evenwel dat zijn geluk een keer genomen had. Niemand wou hem meenemen. Twee dagen na zijn aankomst in Liard River zat hij, ongeduldig geworden, nog altijd vast in die plaats.
Op een koele donderdagochtend, de grond was nog hard bevroren, liep Gaylord Stuckey om halfzeven over het wandelpad naar het grootste bassin, in de verwachting dat hij de plek voor zich alleen zou hebben. Tot zijn verrassing zag hij dat er al iemand in het dampende water lag, een jonge man die zichzelf als Alex voorstelde.
Stuckey—een kale, opgewekte man van drieënzestig uit Indiana, met een rond, blozend gezicht, was van Indiana op weg naar Alaska om bij een dealer in Fairbanks een nieuwe camper af te leveren, een karwei dat hij van tijd tot tijd uit liefhebberij verrichtte sinds hij zich na veertig jaar uit het restaurantbedrijf had teruggetrokken. Toen hij McCandless vertelde waar hij naar toe moest, riep de jongen uit: ‘Zeg, daar ga ik ook naar toe! Maar ik zit hier nu al een paar dagen vast omdat ik geen lift kan krijgen. Kan ik met je meerijden?’
‘Ooh, jeminee,’ zei Stuckey. ‘Ik zou het heel graag willen, jongen, maar dat kan ik niet doen. De zaak waar ik voor werk, heeft als vaste regel dat je geen lifters mee mag nemen. Ik kan er voor in de bak komen.’ Maar al pratend met McCandless door de zwaveldampen heen, dacht Stuckey er nog eens over na: ‘Alex was gladgeschoren en had kort haar; en aan zijn manier van praten kon je merken dat het een pientere knaap was. Hij was niet wat je noemt zo’n echte lifter. Ik vertrouw ze meestal voor geen cent. Ik denk altijd: er zal wel wat mis zjjn met een kerel die nog geen kaartje voor de bus kan kopen. Maar hoe dan ook, na een halfuur zei ik tegen hem: ‘Weet je wat, Alex; Liard ligt zestienhonderd kilometer van Fairbanks. Je kan achthonderd kilometer met me meerijden, tot aan Whitehorse, daar vind je vast wel een lift voor het laatste stuk.’
Maar toen zij anderhalve dag later aankwamen in Whitehorse—de hoofdstad van Yukon Territory, tevens de grootste en meest kosmopolitische stad aan de Alaska Highway—had Stuckey inmiddels zoveel plezier gekregen in de aanwezigheid van McCandless dat hij van gedachten was veranderd en nu bereid was om de jongen het hele stuk mee te nemen. ‘Alex was in het begin gesloten en hij zei niet veel,’ vertelt Stuckey. ‘Maar het is een lange rit waarbij je niet hard opschiet. We zaten alles bij elkaar drie dagen samen op die hobbelweg en aan het eind was hij toch wat minder op zijn hoede. Ik zal je wat zeggen: het was een prima jongen. Heel correct en hij vloekte niet of kwam niet met een hoop van die platte taal aan. Je kon merken dat hij uit een goed gezin kwam. Hij praatte vooral over zijn zuster. Hij kon, geloof ik, niet al te best opschieten met zijn familie. Zei dat zijn vader een genie was, een raketgeleerde van de NASA, maar dat hij een tijdje bigamist was geweest—en dat stuitte hem tegen de borst. Zei dat hij zijn ouders al een paar jaar niet meer had gezien, vanaf dat hij van de universiteit kwam.’
McCandless vertelde Stuckey vrijuit over zijn plan om de zomer alleen in het binnenland door te brengen en te leven van wat de natuur hem bood. ‘Hij zei dat hij dat al van jongs af aan van plan was,’ vertelt Stuckey. ‘Zei dat hij geen mens wou zien, geen vliegtuig, geen enkel teken van beschaving. Hij wou voor zichzelf bewijzen dat hij dat kon op eigen kracht, zonder hulp van anderen.’
In de middag van 25 april kwamen Stuckey en McCandless in Fairbanks aan. De man op leeftijd bracht de jongen naar een supermarkt, waar hij een zak rijst kocht, ‘en toen zei Alex dat hij naar de universiteit wou gaan om uit te zoeken van welke planten hij zou kunnen leven. Bessen en dat soort spul. Ik zei tegen hem: ‘Alex, je bent te vroeg. Er ligt nog zo’n tachtig centimeter sneeuw. Er groeit nog niks.’ Maar zijn besluit stond wel vast. Hij zat te popelen om weer verder te gaan liften.’
Stuckey reed naar de campus van de University of Alaska, in het westen van Fairbanks, en zette McCandless daar ‘s middags om 5.30 uur af.
‘Voordat hij uitstapte,’ vertelt Stuckey, ‘zei ik tegen hem: ‘Alex, ik heb je nou zestienhonderd kilometer meegenomen. Ik heb je te eten gegeven en nog wel voor drie volle dagen. Het minste wat je doen kan is mij een briefje schrijven als je terug bent uit Alaska.’ En hij zei dat hij dat zou doen.
Ik vroeg hem ook nadrukkelijk om zijn ouders te bellen. Ik kan me niets ergers voorstellen dan dat je een zoon hebt die er vandoor is gegaan, en dat je jaren en jaren niet weet waar hij zit en niet weet of hij dood of levend is. ‘Hier heb je het nummer van mijn creditcard,’ zei ik tegen hem. Bel ze alsjeblieft. Maar hij zei alleen maar: ‘Misschien doe ik dat wel, misschien ook niet.’ Toen hij weg was, dacht ik: ach, waarom heb ik niet gezorgd dat ik het nummer van zijn ouders had, om ze zelf te bellen? Maar het ging ook allemaal zo vlug.’
Nadat hij McCandless bij de universiteit had afgezet, reed Stuckey de stad in om de camper bij de dealer af te leveren, maar hij kreeg te horen dat de man die de nieuwe voertuigen moest controleren, al naar huis was en pas maandagochtend terug zou zijn, zodat Stuckey twee dagen in Fairbanks zoek moest brengen voordat hij weer naar Indiana terug kon vliegen. Omdat hij toch niets anders te doen had, ging hij op zondagochtend terug naar de campus. ‘Ik hoopte Alex daar te treffen om nog een dag met hem door te brengen, iets te gaan bekijken samen. Ik bleef een paar uur zoeken en reed overal rond, maar hij was nergens te bekennen. Hij was al weg.’
Nadat hij op zaterdagmiddag afscheid van Stuckey had genomen, bracht McCandless twee dagen en drie nachten in de omgeving van Fairbanks door, de meeste tijd op de universiteit. In de boekwinkel op de campus vond hij, half verscholen op de onderste plank van de afdeling Alaska, een wetenschappelijke, grondig gedocumenteerde gids voor de eetbare gewassen van de streek, Tanaina Plantlore⁄Dena’ina K’et’una: An Ethnobotany of the Dena’ina Indians of Southcentral Alaska door Priscilla Russell Kari. Uit een standaard met briefkaarten bij de kassa nam hij twee kaarten met een ijsbeer, waarmee hij vanuit het postkantoor op de universiteit zijn laatste bericht aan Wayne Westerberg en Jan Burres stuurde.
Bij het doorlopen van de kleine advertenties zag McCandless een gebruikt geweer te koop staan, een semi-automatische .22 Remington met een 4-x-10 kijker en een plastic geweerlade. Het model, de Nylon 66, dat niet meer gemaakt werd, was in trek bij de pelsjagers in Alaska vanwege zijn betrouwbaarheid en licht gewicht. De koop werd op een parkeerplaats gesloten, waarbij hij waarschijnlijk 125 dollar voor het wapen betaalde. In een nabijgelegen wapenhandel kocht hij daarna vier dozen met elk honderd geweerpatronen.
Als afsluiting van zijn voorbereidingen in Fairbanks pakte McCandless zijn rugzak in en begon hij ten westen van de universiteit te liften. Bij het verlaten van de campus liep hij langs het Geophysical Institute, een groot gebouw van glas en beton, dat bekroond wordt door een enorme schotelantenne. Die schotel, een van de meest markante punten in de skyline van Fairbanks, is bedoeld voor het opvangen van signalen via satellieten die zijn uitgerust met de door Walt McCandless ontworpen synthetic aperture radar. Walt was dan ook tijdens het opstarten van het ontvangststation in Fairbanks geweest en had een deel geschreven van de software die voor het functioneren van het station van essentieel belang was. Als Chris door het Geophysical Institute ertoe gebracht mocht zijn in het voorbijgaan aan zijn vader te denken, heeft de jongen daar in ieder geval geen melding in zijn dagboek van gemaakt.
Zes kilometer ten westen van de stad zette McCandless niet ver van een heuveltop die uitzicht bood op Gold Hill Gas &: Liquor, in de invallende koude van de avond zijn tent neer op een stuk hard bevroren grond dat door berken was omgeven. Vijftien meter van zijn tent vandaan lag een in de helling uitgehouwen gedeelte van de George Parks Highway, de weg die hem naar de Stampede Trail zou voeren. Op 2.8 april werd hij vroeg in de ochtend wakker, liep in de ochtendschemering naar de weg en zag tot zijn verrassing dat de eerste de beste auto die voorbijkwam, meteen al stopte om hem mee te nemen. Het was een grijze Ford bestelauto met een sticker op de achterbumper waarop stond: IK VIS DUS IK BESTA. PETERSBURG, ALASKA. De bestuurder van de wagen, een elektricien op weg naar Anchorage, was niet veel ouder dan McCandless. Hij zei dat hij Jim Gallien heette.
Drie uur later verliet Gallien de weg in westelijke richting en reed zo ver mogelijk een niet onderhouden zijweg op. Toen hij McCandless afzette bij de Stampede Trail, was de temperatuur rond het vriespunt—‘s-nachts zou zij tot min twaalf graden dalen—en de grond was bedekt met een halve meter vies geworden sneeuw, die in het voorjaar was gevallen. De jongen kon zijn opwinding nauwelijks bedwingen. Eindelijk was hij nu zover dat hij alleen zou zijn in de wildernis van Alaska.
In zijn parka van namaakbont zwoegde hij verwachtingsvol langs het pad, met zijn geweer aan de schouder, en als enig voedsel een zak met vijf kilo langkorrelige rijst—plus de twee broodjes en de zak met maïschips die Gallien hem had gegeven. Een jaar eerder had hij bij de Golf van Californië meer dan een maand geleefd op tweeënhalve kilo rijst en vis die hij met een goedkope hengel met haspel had gevangen, een ervaring die hem het vertrouwen gaf dat hij ook nu voldoende eten zou weten te vergaren om een langdurig verblijf in de wildernis van Alaska te doorstaan.
Het zwaarste in de halfgevulde rugzak van McCandless was zijn bibliotheek: negen of tien paperbacks, waarvan hij de meeste van Jan Burres in Niland had gekregen. Bij die werken waren boeken van Thoreau, Tolstoj en Gogol, maar McCandless was geen literatuur-snob: hij had alleen datgene bij zich wat hij dacht met plezier te zullen lezen, zoals populaire boeken van Michael Crichton, Robert Pirsig en Louis L’Amour. Omdat hij had vergeten schrijfpapier in te pakken, begon hij een laconiek dagboek op een paar blanco pagina’s die achter in Tanaina Plantlore zaten.
Het uiteinde van de Stampede Trail aan de kant van Healy wordt in de wintermaanden bezocht door een handjevol mensen op hondensleden, door skiërs en sneeuwscooter-fanaten, maar niet meer zodra de bevroren rivieren, eind maart of begin april, beginnen te ontdooien. Tegen de tijd dat McCandless het binnenland in trok, stroomde het water weer in de meeste grotere rivieren en in de afgelopen twee, drie weken had geen mens zich ver langs het pad begeven; alleen de vage sporen van een zwaarbeladen sneeuwscooter wezen hem de weg.
Op de tweede dag van zijn tocht kwam McCandless aan de Teklanika River. Langs de oevers strekte zich nog een gekartelde rand van bevroren rivierwater uit maar er waren geen ijsbruggen meer die de stroom overspanden, zodat hij erdoorheen moest waden. Begin april had het flink gedooid en het opengaan van de rivieren was in 1992 vroeg begonnen, maar daarna was het weer koud geworden, waardoor de waterstand in de rivier niet hoog was toen McCandless hem overstak—het water reikte waarschijnlijk niet hoger dan zijn dijen—zodat hij zonder probleem naar de overkant kon waden. Hij heeft nooit geweten dat hij daarmee over zijn Rubicon trok. In zijn onervarenheid besefte McCandless niet dat de afvoer van de rivier twee maanden later, als de gletsjers en de sneeuwvelden aan de bovenloop van de Teklanika in de zomerwarmte zouden smelten, tot het tienvoudige toe zou nemen en dat de waterloop dan zou zijn veranderd in een diepe, woeste stroom, die niets gemeen had met de kalme beek die hij in april zo moeiteloos doorwaadde.
Uit zijn dagboek weten wij dat McCandless op 2.9 april ergens door het ijs zakte. Waarschijnlijk gebeurde dat bij het oversteken van een reeks ontdooiende bevervijvers even voorbij de westelijke oever van de Teklanika, maar er zijn geen aanwijzingen dat hij van dat ongelukje blijvend hinder ondervonden heeft. Toen het pad een dag later over de top van een bergkam voerde, ving hij voor het eerst een glimp op van het hoge, verblindend witte bastion van Mount McKinley en nog een dag later, op 1 mei, een kilometer of dertig van de plek waar hij door Gallien afgezet was, liep hij tegen de oude bus bij de Sushana River op. Het voertuig was uitgerust met een kooi en een potkachel en vorige bezoekers hadden in het geïmproviseerde onderkomen een voorraad lucifers, insecticide en andere elementaire benodigdheden achtergelaten. ‘Magie Bus Dag’ schreef hij in zijn dagboek. Hij besloot de tocht een poosje bij het voertuig te onderbreken en gebruik te maken van het primitieve comfort dat de bus bood.
Hij was opgetogen over zijn verblijfplaats. Op een stuk verweerd triplex dat voor een kapotte ruit van de bus zat, krabbelde McCandless een triomfantelijke ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARING:
TWEE JAAR ZWERFT HIJ OVER DE AARDE. GEEN TELEFOON, GEEN ZWEMBAD, GEEN HUISDIEREN, GEEN SIGARETTEN. TOTALE VRIJHEID. EEN EXTREMIST. EEN ESTHETISCHE REIZIGER WIENS HUIS DE WEG IS. ONTSNAPT UIT ATLANTA. GIJ ZULT NIET WEDERKEREN, WANT ‘DE WEST IS THE BEST’. EN NU NA TWEE JAAR ZWERVEN KOMT HET LAATSTE EN GROOTSTE AVONTUUR. DE EINDSTRIJD OM HET ONECHTE WEZEN IN JEZELF TE DODEN EN DE GEESTELIJKE PELGRIMAGE ZEGEVIEREND AF TE SLUITEN. TIEN DAGEN EN NACHTEN OP GOEDERENTREINEN EN LIFTEN BRENGEN HEM NAAR HET GROOTSE WITTE NOORDEN. HIJ VLUCHT OM NIET LANGER VERGIFTIGD TE WORDEN DOOR DE CIVILISATIE EN LOOPT ALLEEN DOOR HET LAND OM VERLOREN TE RAKEN IN DE WILDERNIS. ALEXANDER SUPERZWERVER MEI 1992
Maar de realiteit zou de droom van McCandless al snel verstoren. Het doden van wild ging hem moeilijk af en in de dagelijkse aantekeningen uit de eerste week staat in het dagboek onder meer: ‘Zwakte’, ‘Ingesneeuwd’, en ‘Rampen’. Op 2 mei zag hij een grizzlybeer maar hij raakte hem niet, op 4 mei schoot hij op een paar eenden die hij echter miste en op 5 mei schoot hij dan ten slotte een korhoen, die hij opat; maar daarna schoot hij niets meer tot 9 mei toen hij een enkel eekhoorntje verschalkte, op een moment dat hij in het dagboek al ‘4de dag hongersnood’ geschreven had.
Maar kort daarna keerde alles snel ten goede. Halverwege de maand mei draaide de zon hoog in de hemel rond en overspoelde zij de taiga met licht. De zon verdween per etmaal nog geen vier uur onder de noordelijke horizon en om middernacht was de hemel nog helder genoeg om bij het schijnsel te kunnen lezen. Behalve op noordelijke hellingen en in beschaduwde ravijnen was de sneeuw overal tot op de kale grond gesmolten, zodat rozenbottels en rode vossenbessen van het vorige seizoen te voorschijn kwamen en door McCandless geplukt en in grote hoeveelheden gegeten konden worden.
Ook de jacht ging hem ten slotte beter af en in de daaropvolgende zes weken deed hij zich geregeld te goed aan eekhoorn, korhoen, eend, gans en stekelvarken. Op 22 mei raakte de kroon van een van zijn kiezen los, maar de gebeurtenis leek zijn stemming niet al te zeer te drukken want de dag daarop klauterde hij de naamloze, bult-vormige, duizend meter hoge tafelberg op, die even ten noorden van de bus verrijst, en vanwaar hij uitzag over de hele met ijs bedekte rij van de Alaska Range en kilometers en kilometers van onbewoond gebied. De aantekening voor die dag in het dagboek is beknopt, zoals doorgaans, maar ook onmiskenbaar opgetogen: ‘BEKLIM BERG!’.
McCandless had tegen Gallien gezegd dat hij van plan was om rond te blijven trekken tijdens zijn verblijf in het binnenland. ‘Ik ga gewoon op weg en blijf naar het westen lopen,’ had hij gezegd. ‘Misschien loop ik wel helemaal tot aan de Beringzee.’ Op 5 mei hervatte hij, nadat hij vier dagen bij de bus was gebleven, zijn omzwerving. Uit de foto’s die met zijn Minolta zijn gevonden, blijkt dat McCandless de inmiddels niet meer te onderscheiden Stampede Trail kwijtgeraakt was (dan wel het pad met opzet had verlaten) en dat hij, onderweg jagend op wild, door de heuvels boven de Sushana naar het westen en het noorden was getrokken.
Hij kwam slechts langzaam vooruit. Om aan eten te komen moest hij een groot deel van de dag besteden aan het besluipen van dieren. Bovendien was zijn route door het ontdooien van de grond één grote beproeving van drassig moeras en ondoordringbare elzenstruiken geworden en McCandless ontdekte—aan de late kant—een van de fundamentele (zij het ook onlogisch aanvoelende) wetten van het noorden: niet de zomer, maar de winter is voor een reis door de rimboe het meest aangewezen jaargetijde.
Toen hij zo geconfronteerd werd met de duidelijke dwaasheid van zijn oorspronkelijke voornemen om de achthonderd kilometer naar de kust te lopen, herzag hij zijn plan. Op 19 mei draaide hij om. Hij was toen in westelijke richting nog niet verder gekomen dan tot aan de Toklat River—nog geen vierentwintig kilometer van de bus vandaan. Een week later was hij weer bij het vervallen voertuig, blijkbaar zonder spijt. Hij had vastgesteld dat het stroomgebied van de Sushana voor zijn bedoelingen woest genoeg was en dat bus 142 uit Fairbanks voor de rest van de zomer zeer goed als basiskamp kon dienen.
Het vreemde is dat de woestenij in de omtrek van de bus—het stuk begroeid terrein waar McCandless ‘in de wildernis verloren’ wilde raken—naar de maatstaf van Alaska nauwelijks voor wildernis kon doorgaan. Nog geen vijftig kilometer naar het oosten ligt een grote verkeersweg, de George Parks Highway. Slechts vijfentwintig kilometer verder naar het noorden, aan de andere zijde van de Outer Range, hobbelen dagelijks honderden toeristen naar het Denali Park over een weg waarop de National Park Service patrouilleert. En ook was de Esthetische Reiziger niet bekend met het feit dat binnen een straal van tien kilometer van de bus vier hutten verspreid lagen. (Zij het ook dat toevalligerwijs geen van die vier in de zomer van 1992, in gebruik was.)
Maar hoewel de bus op betrekkelijk geringe afstand van de bewoonde wereld stond, was McCandless welbeschouwd toch afgesneden van de samenleving. Hij bracht alles bij elkaar bijna vier maanden in de rimboe door en in die periode kwam hij geen mens tegen. En tenslotte was de plek aan de Sushana toch wel zo geïsoleerd gelegen dat hij daardoor het leven kon verliezen.
Nadat hij in de laatste week van mei al zijn bezittingen weer in de bus had ondergebracht, maakte McCandless op een perkamentachtig stuk berkenschors een lijst van huishoudelijke karweitjes: ijs uit de rivier halen en opslaan om vlees koud te houden, voorraad brandhout aanleggen, oude aslaag uit de kachel halen. En onder het opschrift ’LANGERE TERMIJN’ stelde hij een lijst van grootser plannen op: omgeving in kaart brengen, een badkuip improviseren, huiden en veren verzamelen om in kleren te naaien, brug maken over riviertje vlakbij, etensbak maken, netwerk van jachtpaden aanleggen.
De aantekeningen in het dagboek vermelden na zijn terugkeer bij de bus een overvloed aan geschoten wild. 28 mei: ‘Heerlijke Eend!’, 1 juni: ‘5 Eekhoorns’, 2 juni: ‘Stekelvarken, Alpensneeuwhoen, 4 Eekhoorns, Grauwe Gans’, 3 juni: ‘Weer Stekelvarken! 4 Eekhoorns, 2. Grauwe Ganzen, 4 juni: ‘EEN DERDE STEKELVARKEN! Eekhoorn, Grauwe Gans’. Op 5 juni schoot hij een Canadese gans zo groot als een kerstkalkoen. Op 9 juni ten slotte haalde hij de allergrootste buit binnen: ‘ELAND!’ schreef hij in het dagboek. Geheel in de wolken nam de trotse jager een foto van zichzelf, geknield bij zijn trofee, het geweer triomfantelijk boven het hoofd geheven en zijn gezicht vertrokken in een grijns vol verrukking en verbazing, als van een werkeloze huisbewaarder die naar Reno is gegaan en daar de jackpot van één miljoen dollar heeft gewonnen.
Hoewel McCandless voldoende werkelijkheidszin had om te begrijpen dat de jacht op wild onvermijdelijk was voor wie wilde leven van wat de natuur te bieden heeft, had hij toch altijd al gemengde gevoelens gehad over het doden van dieren. Die tegenstrijdigheid leidde kort na het schieten van de eland tot berouw. Het dier was betrekkelijk klein en woog misschien driehonderd, driehonderdvijftig kilo, maar dat kwam toch neer op een grote hoeveelheid vlees. In de overtuiging dat het moreel niet te verdedigen viel iets weg te gooien van een dier dat ter wille van het voedsel was geschoten, zwoegde McCandless zes dagen om te conserveren wat hij had gedood voordat het zou bederven. Hij slachtte het karkas onder een dikke wolk van vliegen en muggen, maakte een stoofpot van de organen, hakte vervolgens vlak bij de bus met veel moeite een gat in de rotsachtige rivieroever en probeerde de grote lappen vlees daarin door roken te verduurzamen.
Jagers die thuis zijn in Alaska, weten dat je vlees in de wildernis het gemakkelijkst kunt conserveren door het in dunne repen te snijden en die op een geïmproviseerd rek aan de lucht te laten drogen. Maar McCandless vertrouwde in zijn onnozelheid op het advies van jagers die hij in Sotuh Dakota om raad had gevraagd en die hem hadden aangeraden zijn vlees te roken, geen eenvoudig karwei onder de gegeven omstandigheden. ‘Slachten heel moeilijk,’ schreef hij op 10 juni in het dagboek. ‘Vliegen en zwermen muggen. Haal ingewanden eruit, lever, nieren, een long, lappen vlees. Breng achterbouten en poot naar rivier.’
11 juni: ‘Haal hart en andere long eruit. Twee voorpoten en kop. Breng rest naar rivier. Vracht bij gat. Probeer met rook te conserveren.’
12 juni: ‘Neem halve ribbenkast en vleeslappen uit. Kan alleen ‘s nachts werken. Houd rookoven aan.’
13 juni: ‘Breng rest van ribbenkast, nek en schouder naar gat. Begin te roken.’
14 juni: ‘Nu al maden! Roken blijkt niet te helpen. Weet niet, lijkt ramp. Ik wou dat ik de eland nooit geschoten had. Een van de grootste drama’s van mijn leven.’
Op dat punt gaf hij het conserveren van het meeste vlees op en liet hij het karkas over aan de wolven. Hoewel hij zichzelf ernstige verwijten over het verspillen van leven maakte, leek McCandless een dag later toch weer enig perspectief te zien, zijn dagboek vermeldt: ‘ik zal mijn fouten leren accepteren, hoe groot ze ook zijn.’
Kort na de eland-episode begon McCandless Walden van Thoreau te lezen. In het hoofdstuk ‘Hogere wetten’, waarin Thoreau de ethiek van het eten overpeinst, streepte McCandless aan: ‘als ik mijn vissen had gevangen en schoongemaakt en opgegeten, leken zij mij in feite niet gevoed te hebben. Het had zo weinig te betekenen en het was onnodig en kostte meer dan het opleverde.’
‘DE ELAND’, schreef McCandless in de marge. En in dezelfde passage streepte hij aan:
De weerzin tegen dierlijk voedsel is niet op ondervinding gebaseerd, het is een instinct. Het leek in vele opzichten mooier om simpel te leven en een hard bestaan te leiden; en hoewel ik dat nooit echt gedaan heb, ben ik daarin toch wel ver genoeg gegaan om mijn verbeelding te bevredigen. Ik denk dat iedereen die ooit in ernst heeft getracht zijn hogere of poëtische vermogens in opperste conditie te houden, vooral de neiging heeft gehad om af te zien van dierlijk voedsel en van veel eten in welke vorm ook…
Het is moeilijk om een maaltijd zo eenvoudig en zuiver samen te stellen en te bereiden dat hij niet kwetsend voor de geest is; toch moet de geest, denk ik, tegelijk met het lichaam worden gevoed; zij zouden aan dezelfde tafel moeten zitten. En wellicht is dat te doen. De vruchten die met mate gegeten worden, hoeven ons niet beschaamd te maken voor onze eetlust en hoeven geen afbreuk te doen aan onze hoogste strevingen. Maar voeg één extra kruid toe aan je schotel en je wordt erdoor vergiftigd.
‘JA,’ schreef McCandless, en twee bladzijden verderop:
’Bewust zijn van wat je eet. Eet en kook met aandacht’…Heilig Voedsel.’
Op de laatste pagina’s van het boek dat hij als dagboek gebruikte, verklaart hij:
Ik ben herboren. Dit is mijn ochtendstonde. Het echte leven is nog maar net begonnen.
Doordacht Leven: Bewuste aandacht voor de grondslagen van het leven en een voortdurende aandacht voor je directe omgeving en de belangen daarvan, voorbeeld: een baan, een taak, een boek; alles wat doeltreffende aandacht vraagt (Situatie is niet van belang. Van belang is hoe je je opstelt in een situatie. Alle ware betekenis zit in de persoonlijke houding tegenover een verschijnsel, wat het voor jou betekent).
De Grote Heiligheid van ETEN, de Vitale Warmte.
Positivisme, de Onovertrefbare Vreugde van Esthetisch Leven.
Absolute Waarheid en Eerlijkheid.
Werkelijkheid.
Onafhankelijkheid.
Eindigheid—Stabiliteit—Rechtlijnigheid.
Toen McCandless er geleidelijk aan mee ophield zichzelf te berispen voor het verspillen van het leven van de eland, kwam de tevredenheid van half mei weer terug en zij schijnt de hele maand juni ook te zijn gebleven. Maar midden in deze idylle kwam de eerste van twee cruciale tegenslagen.
Blijkbaar tevreden met wat hij in twee maanden van eenzaam leven in de wildernis geleerd had, besloot McCandless terug te keren naar de bewoonde wereld: het was tijd om zijn ‘laatste en grootste avontuur’ af te sluiten en terug te keren naar de wereld van mannen en vrouwen, waar hij een biertje achterover zou kunnen slaan, praten over filosofie, onbekenden boeien met het verhaal van zijn daden. Hij leek ontstegen aan de behoefte om zijn zelfstandigheid zo onverzettelijk te bevestigen, zijn behoefte om zich los te maken van zijn ouders. Misschien was hij zelfs bereid ze hun onvolkomenheden te vergeven; misschien zelfs iets van zijn eigen onvolkomenheden te vergeven. McCandless leek klaar, misschien, om terug naar huis te gaan.
Maar misschien ook niet; wij kunnen alleen maar gissen wat hij van plan was te doen na zijn vertrek uit de rimboe. Maar dat hij wou vertrekken staat wel vast.
Op een stuk berkenschors schreef hij een lijst van dingen die hij voor zijn vertrek moest doen: Lap op Spijkerbroek, Scheren!, Rugzak Inpakken…’ Kort daarop zette hij zijn Minolta op een leeg olievat en nam een foto van zichzelf terwijl hij zwaaide met een geel wegwerpapparaatje voor het scheren, grijnzend naar de camera, gladgeschoren, met nieuwe inzetstukken van een legerdeken op de knieën van zijn vuile spijkerbroek. Hij ziet er gezond maar angstwekkend mager uit. Zijn wangen zijn al ingevallen. De pezen in zijn hals tekenen zich als strakgespannen touwen af.
Op 2 juli had McCandless Tolstojs ‘Huiselijk geluk’ uitgelezen. Enkele passages die hem aanspraken, had hij aangestreept:
Hij had gelijk toen hij zei dat het enige geluk dat zeker in het leven is, bestaat uit leven voor anderen…
Ik heb veel meegemaakt en nu meen ik te weten wat nodig voor geluk is. Een rustig, afgeschermd leven op het land, met de mogelijkheid om van nut te zijn voor mensen die men gemakkelijk goed kan doen en die er nog niet aan gewend zijn dat hun dat overkomt; verder werk waarvan je hoopt dat het enig nut kan hebben; vervolgens rust, natuur, boeken, muziek, liefde tot je naasten—dat is mijn voorstelling van geluk. En dan, boven op dat alles, jou als gezellin, en kinderen, misschien—wat meer kan het hart van een man verlangen?
Op 3 juli deed hij zijn rugzak aan en begon hij aan de 32 kilometer lange tocht naar de verharde weg. Toen hij twee dagen later halverwege was, kwam hij in een stromende regen bij de bevervijvers, die de toegang tot de westelijke oever van de Teklanika River versperden. In april waren zij dichtgevroren geweest en hadden zij geen obstakel gevormd. Nu moet hij tot zijn schrik hebben bemerkt dat het pad in een honderden meters brede plas verzonken lag. Om niet door het donkere, tot de borst reikende water te hoeven waden, klom hij tegen een steile helling op, trok aan de noordkant om de plas heen en daalde toen weer af naar de rivier bij de ingang van het ravijn.
Toen hij 76 dagen tevoren in de vrieskou van april voor het eerst de rivier overstak, was het een ijskoude, maar zacht stromende beek geweest die tot aan de knieën reikte, en hij was er toen gewoon doorheen gelopen. Maar op 5 juli was de Teklanika buiten haar oevers getreden, gezwollen door regen en gesmolten sneeuw van gletsjers hoog in de Alaska Range, een koude, snelle stroom.
Als hij de overkant kon bereiken zou de rest van de tocht naar de grote weg niet moeilijk zijn, maar om daar te komen moest hij een waterloop van zo’n dertig meter passeren. Het water, ondoorzichtig door gletsjersediment en slechts enkele graden warmer dan het ijs wat het kort tevoren was geweest, had de kleur van nat beton. Het was te diep om erdoorheen te waden. En het denderde voorbij met het geluid van een goederentrein. De krachtige stroom zou hem snel onderuithalen en meesleuren.
McCandless kon niet goed zwemmen en tegenover verschillende mensen had hij laten blijken dat hij bang van water was. Aan een poging om de verlammend koude stroom over te steken of er met een geïmproviseerd vaartuig overheen te peddelen viel eenvoudig niet te denken. Even stroomafwaarts van de plaats waar het pad bij de rivier kwam, daar waar de Teklanika zich versneld een weg moest banen door een nauwe spleet, veranderde de rivier in één grote chaos van kolkend, witschuimend water. Voordat hij zwemmend of peddelend de overkant bereikt zou kunnen hebben, zou hij al in die stroomversnelling zijn getrokken en zijn verdronken.
In zijn dagboek schreef hij nu: ‘Een ramp…Ingeregend. Rivier lijkt onmogelijk. Eenzaam, bang.’ Hij kwam—terecht—tot de conclusie dat hij waarschijnlijk in de dood gesleurd zou worden wanneer hij zou proberen de Teklanika daar en onder die omstandigheden over te steken. Het zou zelfmoord zijn; het was gewoon geen mogelijkheid.
Als McCandless anderhalve kilometer stroomopwaarts was gelopen, had hij ontdekt dat de rivier zich daar verbreedde tot een doolhof van vervlochten waterlopen. Als hij het gebied zorgvuldig had verkend, zou hij met vallen en opstaan misschien een plek hebben gevonden waar deze slingerende stromen slechts tot borsthoogte reikten. Het snelstromende water zou hem ook daar zeker omvergeworpen hebben, maar door als een hondje te zwemmen en zich tegen de bodem af te zetten terwijl hij stroomafwaarts dreef, had hij misschien de overkant kunnen bereiken voordat hij in het ravijn getrokken werd of aan onderkoeling zou zijn bezweken.
Maar ook dat zou een uiterst riskante onderneming zijn geweest en op dat moment bestond er voor McCandless geen reden om een dergelijk risico te nemen. Hij had zich in de vrije natuur aardig weten te redden. Hij begreep waarschijnlijk dat als hij maar geduldig wachtte, de rivier op den duur zou zakken tot een niveau waarbij hij de oversteek veilig zou kunnen maken. Daarom koos hij na het afwegen van zijn mogelijkheden de verstandigste weg. Hij draaide om en liep weer naar het westen, terug naar de bus, terug naar het grillig hart van de woestenij.