5

BULLHEAD CITY

Het dominante oerdier was sterk in Buck aanwezig en onder de extreme omstandigheden van het zwervende bestaan groeide en groeide het. Maar het was een verborgen groei. Zijn hervonden vaardigheid maakte hem zelfverzekerd en beheerst.

 

—JACK LONDON, DE ROEP VAN DE NATUUR

Gegroet Dominant Oerdier!

En Kapitein Ahab Ook!

Alexander Superzwerver

Mei 1992

 

OPSCHRIFT GEVONDEN IN DE VERLATEN BUS BIJ DE STAMPEDE TRAIL

Toen zijn camera kapot was en McCandless geen foto’s meer nam, hield hij ook zijn dagboek niet meer bij, een gewoonte die hij pas weer zou hervatten toen hij het jaar daarop naar Alaska ging. Daardoor is niet veel bekend over de route die hij nam nadat hij in 1991 Las Vegas had verlaten.

Uit een brief die McCandless aan Jan Burres schreef, weten wij dat hij juli en augustus aan de kust van Oregon heeft doorgebracht, waarschijnlijk in de buurt van Astoria, vanwaar hij klaagde dat ‘de mist en de regen vaak onverdragelijk waren’. In september liftte hij over de U.S. Highway 101 naar Californië en trok hij in oostelijke richting de woestijn weer in. En begin oktober kwam hij aan in Bullhead City, Arizona.

Bullhead City is wat in het oxymoronisch spraakgebruik aan het eind van de twintigste eeuw een woongebied genoemd wordt. Het heeft geen duidelijk centrum, de stad bestaat uit een rommelig geheel van wijken en winkelpromenades dat zich over een afstand van veertien, vijftien kilometer langs de oevers van de Colorado uitstrekt, pal tegenover de hoogbouw aan hotels en casino’s in Laughlin, Nevada, aan de overkant van de rivier. Het meest opvallende element in het stadsbeeld van Bullhead is de Mohave Valley Highway, een vierbaans asfaltweg met aan beide zijden benzinestations en fast-foodzaken, chiropractici en videozaken, winkels voor auto-onderdelen en toeristenfuiken.

Bullhead City is ogenschijnlijk niet een plaats die een volgeling van Thoreau en Tolstoj, een ideoloog die slechts minachting liet blijken voor het burgerlijk vertoon van doorsnee-Amerika, aan zou kunnen spreken. En toch raakte McCandless erg gesteld op Bullhead. Misschien kwam dat door zijn affiniteit met de verworpenen der aarde die op de campings en de caravanterreinen en in de wasserettes van de plaats altijd goed vertegenwoordigd waren; misschien raakte hij alleen maar verliefd op het kale woestijnlandschap dat de stad omringt.

Hoe dan ook, McCandless trok na zijn aankomst in Bullhead City meer dan twee maanden niet verder—waarschijnlijk de langste tijd dat hij op één plaats bleef sinds zijn vertrek uit Atlanta en tot aan het moment dat hij naar Alaska ging en de verlaten bus bij de Stampede Trail betrok. Op een kaart die hij in oktober aan Westerberg stuurde, schrijft hij over Bullhead: ‘Het is een goeie plaats om de winter door te brengen en misschien blijf ik voortaan wel op één plek en zet ik voorgoed een streep onder mijn zwerversbestaan. Ik zie wel wat er gebeurt als het lente wordt, want dan voel ik meestal weer de onrust in me.’

Op het moment dat hij dat schreef, had hij een baan voor de hele dag, Quarter Pounders omdraaien bij een McDonald’s aan de hoofdweg, en hij ging daar op de fiets naar zijn werk. Ogenschijnlijk leidde hij een verrassend aangepast bestaan, waarbij hij zelfs zover ging dat hij een spaarrekening opende bij een plaatselijke bank.

Vreemd genoeg diende hij zich als Chris McCandless aan, en niet als Alex, toen hij bij de McDonald’s solliciteerde en hij gaf zijn werkgever toen ook zijn echte sofi-nummer. Het was een voor zijn doen vreemde zorgeloosheid, die zijn ouders gemakkelijk op zijn spoor had kunnen brengen—maar de fout had geen gevolgen, doordat de privé-detective die Walt en Billie in de arm hadden genomen, nooit iets van die uitglijder heeft gemerkt.

Twee jaar nadat hij in Bullhead boven de grill stond te zweten, herinneren zijn collega’s van de ‘gouden bogen’ zich Chris McCandless nog slechts vaag. ‘Ik herinner me alleen nog maar dat hij iets met sokken had,’ zegt de assistent-bedrijfsleider, George Dreeszen, een vlezige, praatzieke man. ‘Hij droeg nooit sokken in zijn schoenen—kon sokken gewoon niet verdragen. Maar McDonald’s heeft als stelregel dat het personeel de voeten altijd op de juiste wijze moet bekleden. Dat betekent schoenen en sokken. Chris hield zich aan de regel, maar zodra zijn dienst erop zat, bang!—het eerste wat hij deed, was die sokken uitdoen. En dan bedoel ik, het allereerste wat hij deed. Het was een soort beginselverklaring, om ons te laten merken dat hij toch zijn eigen baas was, denk ik. Maar het was een aardige jongen en een goeie kracht. Je kon op hem rekenen.’

Lori Zarza, de tweede assistent-bedrijfsleider, heeft een iets andere indruk van McCandless gekregen. ‘Eerlijk gezegd verbaasde het me dat hij ooit is aangenomen,’ zegt zij. ‘Hij was wel goed voor het werk—hij stond achter in de keuken—maar hij deed altijd alles in hetzelfde, trage tempo, zelfs tijdens de middagdrukte, hoe je hem ook achterna zat om een beetje op te schieten. De klanten stonden vaak met z’n tienen voor de toonbank en dan begreep hij nog niet waarom ik kritiek op hem had. Hij zag het verband gewoon niet. Het was alsof hij in zijn eigen wereld leefde.

Maar je kon wel op hem rekenen, iemand die elke dag kwam, daarom wilden ze hem toch niet ontslaan. Ze betaalden maar vier dollar vijfentwintig per uur, en nou, met al die casino’s precies aan de overkant van de rivier, waar het personeel met zes-vijfentwintig begon, was het moeilijk om de mensen achter de toonbank te houden.

Ik geloof niet dat hij na het werk of zo ooit met andere mensen van de zaak is opgetrokken. Als hij wat zei, ging het altijd over bomen en de natuur en dat soort onzin. We dachten allemaal dat er wel een steekje aan hem los was.

Toen Chris wegging,’ geeft Zarza toe, ‘was dat waarschijnlijk wel om mij. Toen hij met werken begon, had hij geen huis en hij rook vies als hij op het werk kwam. Het was niet aanvaardbaar voor mensen die bij McDonald’s werkten om te stinken zoals hij. Daarom moest ik tegen hem zeggen dat hij wat vaker in bad moest gaan. Nadat ik hem dat gezegd had, ging het steeds weer mis tussen ons. En mensen van de zaak—ze wilden alleen maar aardig voor hem zijn—begonnen daarna aan hem te vragen of hij zeep moest hebben of zoiets. Hij werd daar kwaad om—dat zag je zo. Maar hij wou dat niet laten merken. Ongeveer drie weken daarna is hij gewoon de deur uit gelopen en nooit meer teruggekomen.’

McCandless had geprobeerd te verbergen dat hij een zwerver was die alles vanuit een rugzak deed: hij zei tegen zijn collega’s dat hij aan de overkant van de rivier in Laughlin woonde. Als ze hem na het werk een lift naar huis aanboden, bedankte hij beleefd. In werkelijkheid sliep McCandless gedurende zijn eerste weken in Bull-head aan de rand van de stad in de woestijn: daarna betrok hij een lege stacaravan. Die laatste oplossing, schreef hij in een brief aan Jan Burres, ‘kwam als volgt tot stand’:

Ik stond me op een ochtend in een toilet te scheren toen een oude man binnenkwam en naar me keek en vroeg of ik ‘buiten sliep’. Ik zei ja en het bleek dat hij een oude caravan had waar ik gratis in kon slapen. Alleen hij was niet echt van hem. Hij was van een paar mensen die er nooit waren en die lieten hem hier op hun plek wonen in een andere kleine caravan waar hij in zit. Dus ik moet alles een beetje onopvallend doen en uit het zicht blijven omdat het niet de bedoeling is dat hij hier iemand erbij heeft. Maar het is echt een buitenkansje want de caravan is heel mooi vanbinnen, het is een caravan om in te wonen, met meubelen, met een paar stopcontacten die het doen en een heleboel woonruimte. Het enige nadeel is dat die oude kerel, die Charlie heet, een beetje gek is en het soms nogal moeilijk is om met hem om te gaan.

Charlie woont nog altijd op diezelfde plek, in een kleine, druppelvormige caravan, die met roestig blik bekleed is, zonder stromend water of elektriciteit, weggedoken achter de veel grotere blauw-witte stacaravan waarin McCandless sliep. Kale bergen, die grimmig uitsteken boven de daken van naburige huizen, zijn zichtbaar in het westen. Een lichtblauwe Ford Torino rust op een paar blokken op het verwaarloosde terrein, grassprieten steken uit de motorruimte. De ammoniaklucht van menselijke urine stijgt op uit een nabijgelegen haag van oleander.

‘Chris? Chris?’ blaft Charlie onder het aftasten van een geheugen waarin gaten zijn gevallen. ‘Oh jaah, die. Jaah, jaah, die herinner ik me wel, natuurlijk.’ Charlie, gekleed in sweatshirt en kaki werkbroek, is een tengere, nerveuze man met tranende ogen en witte stoppels op zijn kin. Wat hij zich kan herinneren is dat McCandless ongeveer een maand in de caravan gewoond heeft.

‘Aardige knul, jaah, een hele aardige knul,’ meldt Charlie. ‘Maar had liever niet te veel mensen om zich heen. ‘Onberekenbaar. Hij bedoelde het niet kwaad, maar ik geloof dat hij een heleboel complexen had—begrijp je wat ik bedoel? Hield ervan om boeken te lezen van die knaap uit Alaska, Jack London. Zei nooit veel. Hij was nogal humeurig, wou niet lastiggevallen worden. Leek een jongen die naar iets op zoek was, op zoek naar iets, wist alleen niet wat. Zo ben ik vroeger ook geweest, maar toen ontdekte ik waar ik naar op zoek was: Geld! Ha! Hihaha, ooh boy!

Maar zoals ik al zei, Alaska—jaah, hij had het over naar Alaska gaan. Misschien om uit te vinden waar hij naar op zoek was. Aardige knul, leek het althans. Maar had soms een hoop complexen. Behoorlijk ook. Toen hij wegging, was tegen Kerstmis, geloof ik, gaf hij me vijftig dollar en een pakje sigaretten voor dat ik hem hier had laten wonen. Vond dat wel heel netjes van hem.’

Eind november stuurde McCandless een briefkaart naar Jan Burres via een postbus in Niland, een kleine plaats in Imperial Valley, in Californië. ‘De kaart die we in Niland kregen, was de eerste post in lange tijd waar hij zijn adres op had gezet,’ herinnert Burres zich. ‘Daarom schreef ik onmiddellijk terug en zei dat we hem het volgende weekend in Bullhead kwamen opzoeken, wat niet zo ver weg was vanwaar we zaten.’

McCandless was opgetogen toen hij iets van Jan hoorde. ‘Ik ben zo blij dat jullie allebei gezond en wel zijn,’ riep hij uit in een brief van 9 december 1991.

Heel erg bedankt voor de kerstkaart. Het is fijn als er aan je gedacht wordt in deze tijd van het jaar…Ik vind het zo geweldig om te horen dat jullie me op komen zoeken, jullie zijn altijd welkom. Het is echt een fantastisch idee dat we elkaar—na bijna anderhalf jaar weer zullen zien.

Onderaan de brief tekende hij een kaartje en gaf hij uitgebreide aanwijzingen hoe zij de caravan aan de Baseline Road in Bullhead City konden vinden.

Maar vier dagen nadat zij die brief hadden ontvangen en Jan zich met haar vriend Bob al voorbereidde op de tocht, zag Burres toen zij ‘s-avonds bij hun kampeerplaats kwam ‘een grote rugzak tegen onze bestelwagen staan. Ik zag dat die van Alex was. Sunni, ons hondje, had hem eerder nog dan ik in de gaten. Ze was dol geweest op Alex, maar toch verbaasde het me dat ze zich hem nog herinnerde. Toen de hond hem vond, raakte ze helemaal over d’r toeren.’ McCandless zei tegen Burres dat hij genoeg van Bullhead had en van het indrukken van een prikklok en van de ‘levenloze mensen’ op het werk en dat hij had besloten onmiddellijk uit die stad weg te gaan.

Jan en Bob woonden vijf kilometer buiten Niland op een plek die door de plaatselijke bevolking het Steen werd genoemd, een oud vliegveld van de marine dat ontruimd en met de grond gelijk gemaakt was, waarna tot ver in de woestijn alleen nog maar een netwerk van kale betonnen fundamenten restte. Zo tegen november, als het in de rest van het land koud begint te worden, komen zo’n vijfduizend junks en zwervers en alle soorten vagebonden in die onwezenlijke omgeving samen om voor een habbekrats te wonen onder de zon. Het Steen functioneert als de tijdelijke hoofdstad van een massale zwerfgemeenschap—een tolerante samenleving op wielen, van gepensioneerden, bannelingen, hongerlijders, eeuwig werkelozen. Zij bestaat uit mannen en vrouwen en kinderen van alle leeftijden, mensen die aan de haal zijn gegaan voor incassobureaus of een stukgelopen relatie, de justitie of de belastingdienst, de winter in Ohio, de tredmolen van de bourgeoisie.

Toen McCandless in het Steen aankwam, was een grote vlooienmarkt annex ruilbeurs in de woestijn in volle gang. Burres had als een van de verkopers een paar klaptafels neergezet met goedkope, meestal tweedehands goederen die te koop waren en McCandless bood aan om op haar grote voorraad aan gebruikte paperbacks te letten.

‘Hij hielp me enorm,’ zegt Burres. ‘Hij hield de tafel in de gaten als ik weg moest, ordende al de boeken, verkocht heel wat. Hij leek er echt een kick van te krijgen. Alex was gek op de grote schrijvers: Dickens, H.G. Wells, Mark Twain, Jack London. London was zijn lievelingsschrijver. Hij probeerde elke junk die langskwam, ervan te overtuigen dat hij De roep van de natuur moest lezen.’

McCandless was al vanaf zijn jeugd verzot op London. Londons gloedvolle veroordeling van de kapitalistische samenleving, zijn verheerlijking van het oerbestaan, zijn pleidooi voor het langharig tuig—dat alles weerspiegelde de gevoelens van McCandless. In de ban van Londons hoogdravende schets van het leven in Alaska en Yukon Territory, las en herlas McCandless De roep van de natuur, Wittand, ‘To Build a Fire’, ‘Zwerftochten in het noorden’, ‘The Wit of Porportuk’. Maar hij was zo weg van die verhalen dat hij leek te vergeten dat het literatuur was, producten van de verbeelding, die meer zeiden over Londons romantische instelling dan over het feitelijk bestaan in de subarctische wildernis. Gemakshalve negeerde hij het feit dat London zelf maar één winter in het noorden doorgebracht had, dat hij op veertigjarige leeftijd op zijn landgoed in Californië door eigen hand om het leven was gekomen en dat hij een stompzinnig dronkaard was geweest, die, corpulent en deerniswekkend, een zittend leven leidde, dat weinig overeenkomst vertoonde met de idealen die hij op papier beleed.

Onder de bewoners van het Steen bij Niland was Tracy, een meisje van zeventien. In die ene week dat McCandless daar was werd zij verliefd op hem. ‘Het was zo’n lief kind,’ zegt Burres, ‘de dochter van een rondtrekkend stel, dat met hun wagen vier auto’s van ons vandaan stond. En die arme Tracy werd hopeloos verliefd op Alex. Al die tijd dat hij in Niland was hing ze met een smachtende blik rond in de buurt en zeurde mij steeds maar om mijn kop of ik hem niet zover kon krijgen dat hij met haar uitging. Alex was aardig tegen haar, maar ze was te jong voor hem. Hij kon haar niet serieus nemen. Heeft haar waarschijnlijk met een gebroken hart achtergelaten voor op zijn minst een hele week.’

Hoewel McCandless de avances van Tracy afwees, maakt Burres duidelijk dat hij niet leefde als een kluizenaar. ‘Hij amuseerde zich uitstekend als hij onder de mensen was, echt uitstekend. Op de ruilbeurs praatte en praatte en praatte hij met iedereen die langskwam. Hij heeft zeker zeventig, tachtig mensen in Niland leren kennen en hij stond met allemaal op goede voet. Hij moest af en toe alleen zijn, maar hij was geen kluizenaar. Hij ging veel met andere mensen om. Soms denk ik weleens dat hij gezelschap opzoutte voor de momenten waarvan hij wist dat er niemand in de buurt zou zijn.’

McCandless had vooral veel aandacht voor Burres en flirtte en maakte grappen met haar bij alle mogelijke gelegenheden. ‘Hij vond het leuk om me uit te dagen en te plagen,’ herinnert zij zich. ‘Ik ging naar buiten om wasgoed op te hangen aan de lijn achter de caravan en toen had hij overal wasknijpers aan m’n kleren vastgemaakt. Hij was speels, als een klein kind. Ik had puppy’s en die stopte hij steeds weer onder de wasmand om te kijken hoe ze rondsprongen en piepten. Daar ging hij mee door tot ik er gek van werd en tegen hem moest schreeuwen dat hij ermee op moest houden. Maar in feite was hij lief voor de honden. Ze liepen hem overal achterna, jankten naar hem, wilden bij hem slapen. Alex kon goed met dieren omgaan.’

Toen Alex op een middag de tafel met boeken op de ruilbeurs van Niland bemande, liet iemand een draagbaar elektrisch orgel in consignatie bij Burres achter. ‘Alex nam hem over en vermaakte iedereen door er de hele dag op te spelen,’ zegt zij. ‘Hij had een fantastische stem. Hij trok een hoop mensen. Tot dan toe wist ik niet dat hij aanleg voor muziek had.’

McCandless sprak vaak met de bewoners van het Steen over zijn plannen voor Alaska. Hij deed elke ochtend gymnastiek om in vorm te zijn voor de ontberingen van het binnenland en praatte uitgebreid met Bob, die zijn mannetje wel staat, over strategieën om te overleven.

‘Ik,’ zegt Burres, ‘ik dacht dat Alex niet goed bij zijn hoofd was toen hij vertelde van zijn ‘grote odyssee naar Alaska’ zoals hij dat noemde. Maar hij was er helemaal vol van. Wist niet van ophouden als hij eenmaal over die tocht begonnen was.’

Hoewel Burres er af en toe naar viste, liet McCandless vrijwel niets los over zijn familie. ‘Ik vroeg hem wel,’ zegt Burres, ‘‘Heb je je familie verteld wat je van plan bent? Weet je mamma dat je naar Alaska gaat? Weet je vader het?’, maar daar heeft hij nooit antwoord op gegeven. Hij rolde dan alleen maar met zijn ogen, werd kwaad, zei tegen me dat ik niet moest proberen hem te bemoederen. En dan zei Bob: ‘Laat hem toch! Het is een volwassen man!’ Maar ik bleef dan doorgaan totdat hijzelf over wat anders begon—vanwege hoe het tussen mij en mijn zoon gegaan is. Hij zat ergens ver weg en ik hoopte dat iemand voor hem zou zorgen zoals ik probeerde voor Alex te zorgen.’

Toen McCandless de zondag voor zijn vertrek uit Niland in de caravan van Burres naar een beslissingswedstrijd van de National Football League op de televisie zat te kijken, merkte zij dat hij vooral de Washington Redskins bijviel. ‘Daarom vroeg ik of hij uit die buurt kwam,’ zegt zij. ‘En hij zei: ‘Ja, inderdaad.’ Dat is het enige wat hij ooit over zijn achtergrond heeft losgelaten.’

De woensdag daarop kondigde McCandless aan dat het tijd werd om op te stappen. Hij zei dat hij naar het postkantoor in Salton City moest, tachtig kilometer ten westen van Niland, omdat hij de bedrijfsleider van de McDonald’s in Bullhead had gevraagd zijn laatste salarischeque daar poste restante naar toe te sturen. Hij nam het aanbod van Burres aan om hem daarheen te rijden, maar toen zij probeerde hem wat geld te geven omdat hij had geholpen bij de ruilbeurs, herinnert zij zich, ‘was hij echt beledigd. Ik zei tegen hem: ‘Man, je hebt geld nodig om het in deze wereld te redden,’ maar hij wou het niet aannemen. Ten slotte kreeg ik hem zover dat hij een paar Zwitserse legermessen aannam en wat messen die je aan je riem kan dragen; ik zei tegen hem dat die in Alaska van pas konden komen en dat hij ze onderweg ook voor iets anders zou kunnen ruilen.’

Na veel gepraat wist Burres McCandless ook zover te krijgen dat hij wat lang ondergoed en andere warme kleren aannam die in Alaska van pas konden komen. ‘Hij nam het ten slotte aan om me op te laten houden,’ lacht zij, ‘maar de dag nadat hij was weggegaan, vond ik het grootste deel terug in de bestelwagen. Hij had het uit zijn rugzak gehaald en onder de stoel gestopt. Alex was een fantastische jongen, maar je werd ook weleens gek van hem.’

Hoewel Burres zich zorgen over McCandless maakte, nam zij toch aan dat hij het er heelhuids van af zou brengen. ‘Ik dacht dat hij het uiteindelijk wel zou redden,’ zegt zij achteraf. ‘Hij was slim. Hij had uitgekiend hoe je met een kano naar Mexico kon peddelen, hoe je met vrachttreinen mee kon rijden, hoe je een slaapplaats moest versieren bij een instelling in de binnenstad. Hij kreeg dat allemaal in zijn eentje voor elkaar en ik was er zeker van dat hij het ook in Alaska voor elkaar zou krijgen.’