Fallon en Jenny zaten thee te drinken in de keuken, toen de bel ging. Jenny ging opendoen en kwam terug met Jack en Billy Meehan. „Kom, liefje," zei Meehan tegen haar, „hoepel maar gauw op, we moeten zaken doen."
Ze wierp even een ongeruste blik op Fallon, aarzelde en ging toen toch de kamer uit. „Ze heeft een oogje op je, zie ik," merkte Meehan op.
Hij ging op de rand van de tafel zitten en schonk zichzelf een kop thee in. Billy leunde bij de deur tegen de muur, met zijn handen in zijn zakken en keek wantrouwend naar Fallon. „Het is een aardige meid," zei Fallon, „maar ik neem aan dat je niet gekomen bent om over Jenny te praten."
Meehan zei zuchtend: „Je bent weer ondeugend geweest, Fallon. Ik zei je vanmorgen bij het weggaan dat je hierheen moest gaan en je schuilhouden, maar wat deed je zodra je de kans kreeg? Je ontsnapte weer aan Varley en dat is niet aardig van je, want hij weet dat ik gauw kwaad word en hij heeft een zwak hart." „Kom ter zake."
„Goed. Je bent weer die verdomde priester gaan opzoeken." „Daar kan je donder op zeggen," zei Billy van zijn plaatsje bij de deur. „Hij wandelde met die griet van da Costa op het kerkhof." „Met dat blinde meisje?" vroeg Meehan. „Precies. Ze zoende hem."
Meehan schudde meewarig zijn hoofd. „Dat arme kind zo aanmoedigen, terwijl je overmogen het land uitgaat." „Ze is een echte hoer," zei Billy kwaadaardig. „Ze stond zich vlak voor het open raam uit te kleden, te koop voor iedereen." „Dat lijkt me hoogst onwaarschijnlijk," zei Fallon, „met die zes meter hoge muur rond het kerkhof. Ik dacht dat ik je gezegd had dat je uit haar buurt moest blijven."
„Waarom zou ik?" zei Billy spottend. „Ben je bang dat ik onder je duiven schiet? Wil je haar soms graag voor jezelf houden?" Fallon kwam langzaam overeind en de uitdrukking op zijn gezicht zou zelfs de duivel angst aangejaagd hebben. „Als je haar een volgende keer lastig valt, vermoord ik je," zei hij eenvoudig en zijn stem was nauwelijks verstaanbaar.
Jack Meehan draaide zich om en sloeg zijn broer met de rug van zijn hand in zijn gezicht. „Smerig stuk zwijn," schold hij, „seks is het enige waar jij ooit aan denkt. Alsof ik al niet genoeg aan mijn kop heb. Vooruit, donder op!"
Billy wrong de deur open en keek naar Fallon, zijn gezicht wit van drift. „Wacht jij maar, rotzak, ik krijg jou nog wel, jij met je deftige griet!"
„Ik zei, donder op!" brulde Meehan en Billy gehoorzaamde, maar sloeg de deur hard achter zich dicht.
Meehan zei tegen Fallon: „Ik zal er wel voor zorgen dat hij rustig blijft, reken daarop."
Fallon duwde een sigaret tussen zijn lippen en stak hem aan met een stuk papier dat hij even in het vuur hield. „En jij?" zei hij. „Wie garandeert me dat jij rustig blijft?"
Meehan lachte uitbundig. „Jou brengt niets van je stuk, hé? Ik bedoel, toen Miller gisteren die kerk binnenkwam en jou betrapte op een gesprek met die priester, hield ik mijn hart vast, dat kan ik je verzekeren, maar toen kroop je achter dat orgel." Hij schudde zijn hoofd en grinnikte. „Dat was werkelijk geweldig." Fallon fronste zijn wenkbrauwen. „Was jij daar ook?" „Nou, en of ik daar was," zei Meehan. Hij stak een sigaret op. „Er is één ding wat ik niet begrijp." „En dat is?"
„Gisteravond had je mij door mijn kop kunnen schieten in plaats van op die spiegel te mikken. Waarom deed je dat niet? Ik bedoel, als da Costa zo belangrijk voor je is en ik, volgens jou, een bedreiging
voor hem vorm, was dat het meest logische dat je kon doen." „En wat was er dan terechtgekomen van dat paspoort en mijn plaatsbewijs voor die vrachtboot die zondagavond uit Hull vertrekt?"
Meehan grinnikte. „Jij denkt ook aan alles, hé? Wij lijken erg op elkaar, Fallon, jij en ik."
„Ik zou nog liever op de duivel lijken," zei Fallon met gemeende overtuiging.
Meehans gezicht betrok. „Je voelt je opeens weer superieur, hé? Ik geef mijn leven voor Ierland! De edelmoedige rebel met een blaffer in zijn hand." Zijn stem klonk nu geërgerd. „Mij kun je die onzin niet verkopen, Fallon. Het was je lust en je leven om in die jekker rond te draven met een revolver op zak, net zoals in de film vroeger. Je was dol op dat schieten. Zal ik je zeggen hoe ik dat weet? Omdat je er zo verdomd goed in bent."
Fallon staarde hem strak aan met een krijtwit gezicht en als bij toverslag hield hij de Ceska in zijn hand geklemd. Meehan lachte schamper. „Je hebt me veel te hard nodig, Fallon, weet je nog? Zonder mij heb je geen pas en geen overtocht zondag, dus wees maar braaf en doe dat ding weg."
Hij liep naar de deur en deed hem open. Fallon bleef hem volgen met het wapen en Meehan keerde zich naar hem om. „Vooruit dan, laat eens zien of je de haan overhaalt."
Fallon hield het wapen onbeweeglijk. Meehan stond te wachten, de handen in de zakken van zijn overjas. Na een tijdje keerde hij zich langzaam om, ging weg en deed de deur achter zich dicht. Fallon hield de Ceska nog een poosje voor zich uit en staarde ver weg. Toen liet hij langzaam zijn hand tot op de tafel zakken, maar bleef zijn vinger aan de trekker houden.
Hij zat nog precies zo, toen Jenny binnenkwam. „Ze zijn weg," zei ze.
Fallon gaf geen antwoord en ze keek vol afgrijzen naar de Ceska. „Waar had je dat voor nodig? Wat is er gebeurd?" „Niets bijzonders," zei hij. „Hij hield me een spiegel voor, meer niet, maar er was niets nieuws te zien." Hij streek zijn haar achterover en stond op. „Ik ga maar eens een paar uur maffen."
Hij liep naar de deur en Jenny zei verlegen: „Zal ik straks ook boven komen?"
Hij scheen haar niet te horen en ging zwijgend weg, volkomen verdiept in zijn eigen sombere gedachten. Ze ging aan de tafel zitten en begroef haar gezicht in haar handen.
Toen Fitzgerald Millers kamer binnenkwam, stond de hoofdinspecteur bij het raam een doorslag van een getikte brief te lezen. Hij gaf het papier aan Fitzgerald. „Deze brief is verstuurd aan de officier van justitie."
Fitzgerald las hem snel door. „Het lijkt me een uitstekende weergave van de situatie, sir," zei hij toen hij de brief teruggaf. „Wanneer kunnen we een beslissing verwachten?"
„Dat is juist de ellende, dat zal wel weer een paar dagen duren. Ik heb al een onofficieel telefoongesprek gehad met de man die deze zaak behandelt." „En wat zei hij, sir?"
„Als je het dan beslist wilt weten, hij gaf me deksels weinig hoop.' Millers frustratie stond duidelijk op zijn gezicht te lezen. „Je weet hoe mensen zijn als de godsdienst eraan te pas komt. Zo zijn de Engelsen nu eenmaal."
„Ik begrijp het, sir," zei Fitzgerald langzaam.
Nu pas zag Miller dat de inspecteur een dun velletje papier in zijn
rechterhand hield. „Wat heb je daar?"
Fitzgerald vermande zich. „Ik vrees dat het slecht nieuws is, sir, van de C.R.O., over die Ceska."
Miller liet zich op een stoel vallen. „Vooruit maar, ik ben op het ergste voorbereid."
„Volgens de computer was de laatste keer, dat een Ceska in dit land voor moord werd gebruikt, juni 1952, sir. Een Poolse ex-militair schoot zijn vrouw en haar minnaar dood. Drie maanden later werd hij opgehangen."
„Prachtig," zei Miller sarcastisch, „precies wat ik nodig had." „Natuurlijk zoeken ze verder bij alle wapenhandelaren in Londen en omgeving," zei Fitzgerald. „Dat vraagt tijd, maar het is heel goed mogelijk dat het iets oplevert."
„Dat weet ik," zei Miller kregelig. „Varkens kunnen soms ook vliegen." Hij trok zijn regenjas aan. „Weet je wat het bijzondere aan dit geval is?" „Geen flauw idee, sir."
„Dan zal ik het je uitleggen. Er valt niets meer op te lossen. We weten al wie tot die moord opdracht gaf. Dat is Jack Meehan en als die verdomde pater zijn mond maar open wou doen, kon ik je Jacks hoofd op een presenteerblad aanbieden." Miller keerde zich nijdig om en ging weg. Hij sloeg de deur zo hard achter zich dicht dat er een barst verscheen in de glazen ruit.
Fallon had alleen maar zijn jasje en schoenen uitgetrokken en was zo bovenop zijn bed gaan liggen. Toen hij wakker werd, was het donker en lag er een donzen deken over hem heen. Dat betekende dat Jenny bij hem was komen kijken. Hij keek op zijn horloge, zag dat het over achten was, trok haastig zijn schoenen aan, greep zijn jasje en ging naar beneden.
Jenny stond te strijken, toen hij in de keuken kwam. Ze keek op. „Ik ben drie uur geleden bij je gaan kijken, maar je lag heerlijk te slapen."
„Had me maar wakker gemaakt," zei hij en pakte zijn regenjas achter de deur vandaan.
„Jack Meehan heeft gezegd dat je thuis moest blijven."
„Dat weet ik." Hij nam de Ceska, stopte hem in de zak van zijn
regenjas en gespte zijn ceintuur vast.
„Het gaat om dat meisje, hé?" zei ze. „Je maakt je ongerust over haar." Hij fronste zijn wenkbrauwen en ze liet het strijkijzer even rusten. „Ik stond achter de deur te luisteren. Ik heb zowat alles gehoord. Hoe is ze?"
„Ze is blind," zei Fallon. „Daarom is ze kwetsbaar." „En jij maakt je zorgen over Billy? Je denkt dat na wat er gisteravond is gebeurd, hij het jou betaald wil zetten door zich op haar te wreken?" „Zo iets, ja."
„Ik kan je geen ongelijk geven." Ze begon een helderwitte blouse
te strijken. „Ik zal je vertellen wat ik van hem weet, dan weet je wat je te wachten staat. Jongens van een jaar of twaalf zijn het beste af als ze beginnen met zichzelf te bevredigen maar met Billy was dat niet het geval. Op die leeftijd ging hij al om met volwassen vrouwen, meestal hoeren die voor Jack Meehan werkten. Omdat Billy een broertje van Jack was, durfden ze niet te weigeren." Ze schudde haar hoofd. „Hij keek nooit naar het verleden. Toen hij een jaar of vijftien was, was hij een perverse, sadistische rotknul en daarna is het steeds erger geworden." Ze liet opnieuw haar strijkijzer rusten. „Dus als ik jou was, zou ik me inderdaad maar zorgen maken, waar het hem betreft." „Dank je," zei hij. „Blijf maar niet voor me op." De deur sloeg dicht en hij was weg. Ze bleef een tijdje treurig in de verte staan staren en ging toen weer door met strijken. Anna da Costa zou net in het bad stappen, toen ze de telefoon hoorde rinkelen. Ze deed haar kimono aan en ging naar beneden. Toen ze in de hal kwam, legde haar oom net de hoorn op de haak. „Wie was dat?" vroeg ze. „Het ziekenhuis. Dat oude Italiaanse vrouwtje, dat ik laatst bezocht heb, heeft een instorting gehad. Ze vermoeden dat ze vanavond nog zal sterven. Ik zal erheen moeten." Ze pakte zijn jas van de kapstok en hield hem voor haar oom omhoog. Hij deed de voordeur open en ze bleven samen op de stoep staan. Het regende pijpestelen. „Ik ga maar lopen," zei hij. „Het is de moeite niet om de wagen te nemen. Vind je het vervelend om alleen te blijven?" „Maakt u zich over mij maar geen zorgen," zei ze. „Hoe lang blijft u weg?" „Dat mag God weten, misschien wel een paar uur. Blijf maar niet op voor me." Hij dook de regen in en liep vlug over het pad langs een prachtig Victoriaans mausoleum, de trots van het kerkhof met zijn bronzen deuren en marmeren ingang. Billy Meehan verborg zich snel in een donkere hoek van de ingang, maar toen de priester voorbij was, kwam hij vlug te voorschijn en liep door. Hij had hun gesprek bij de deur volledig verstaan en de opwinding veroorzaakte een innerlijke beroering. Hij was die avond al bij twee hoeren geweest, maar het was geen succes geworden. Bevrediging kon hij tegenwoordig niet meer vinden. Hij was van plan geweest om maar naar huis te gaan, maar toen dacht hij opeens aan Anna, aan Anna die zich stond uit te kleden voor het raam. Hij had pas tien minuten staan wachten bij dat grafmonument, maar hij voelde zich al door en door koud en de regen joeg precies zijn schuilplaats binnen. Hij dacht aan Fallon en aan de vernedering van de vorige avond en zijn gezicht vertrok grimmig. „Die rotkerel," zei hij zacht. „Die verdomde rot Ier. Ik zal hem mores leren." Hij haalde een plat flesje Schotse whisky te voorschijn en nam een flinke teug.
Pater da Costa liep haastig de kerk binnen. Hij nam een hostie uit de ciborie, deed hem in een zilveren prixus en hing deze om zijn hals. Hij nam ook wat H. Olie mee, om neus, oren, mond, handen en voeten van de stervende vrouw te zalven, en verdween snel. De kerk lag stil en verlaten, de beelden schemerden vaag in het kaarslicht en de regen kletterde tegen de ramen. Een minuut of vijf na het vertrek van de priester ging de deur met een naargeestig gepiep open en kwam Fallon binnen.
Hij keek om zich heen of iemand hem kon zien, liep haastig de kerk door, ging de liftkooi binnen en drukte op de knop. Hij ging niet tot bovenin de toren, maar stopte bij het dekzeil dat het gat in de zoldering afdekte.
Het dak liep hier niet zo steil af en hij kon over de loden dekplaten bij een laag muurtje komen tussen een steunbeer en de toren. Van hieruit keek hij regelrecht op de pastorie; in de straat links van hem staken twee betonnen lantaarnpalen hoog boven de kerkhofmuur uit en beschenen de gevel van het huis. In een van de slaapkamers brandde licht en hij kon recht in de kamer kijken. Hij zag een kast, een schilderij aan de muur en het voeteneinde van het bed. Opeens kwam Anna binnen met een wit badlaken om zich heen.
Ze kwam kennelijk net uit het bad. Ze nam niet de moeite de gordijnen te sluiten, misschien omdat ze er zeker van was dat de muur tegen inkijken behoedde vanaf de straat, misschien ook vanwege het feit dat ze blind was.
Terwijl Fallon naar haar keek, begon ze zich droog te wrijven. Merkwaardig dat de meeste vrouwen er naakt niet op hun best uitzagen, dacht hij, maar bij haar kon het er toch wel mee door. Het zwarte haar reikte bijna tot de puntige borsten en een smalle leest verbreedde zich tot heupen die voor sommige smaken misschien wat al te zwaar waren.
Ze trok een paar kousen aan met elastiek in de bovenzoom, een zwarte beha en een zwart broekje, en een groenzijden jurk met een wijde plooirok. Hierna begon ze haar haar te borstelen, een bijzonder vrouwelijke bezigheid. Fallon voelde zich merkwaardig triest en werd door geen enkel verlangen gegrepen, zeker niet fysiek. Hij onderging de plotselinge, verschrikkelijke zekerheid dat hij keek naar iets dat hij in deze wereld nooit zou bezitten en dat hij dit uitsluitend aan zichzelf te danken had. Ze bond het haar in de hals bijeen met een zwart lint en verdween uit het gezicht. Even later ging het licht uit.
Fallon huiverde toen de wind de kille regen in zijn gezicht joeg en zette zijn kraag op. Het was volkomen stil, behalve af en toe het gedempte geluid van een auto in de verte, maar opeens hoorde hij heel duidelijk voetstappen knerpen in het grint beneden hem. Hij tuurde omlaag en zag een gedaante uit het donker in het licht komen. Het witte haar dat tot op de schouders hing, gaf hem de zekerheid dat het Billy Meehan was. Toen Fallon zich iets verder vooroverboog, zag hij dat de jongen het stoepje opliep en de knop van de voordeur probeerde. De deur was kennelijk open en hij verdween naar binnen.
Fallon draaide zich met een ruk om en haastte zich terug over het dak naar de liftkooi. Hij sprong erin, sloot het hek en drukte met kloppend hart op de knop. De lift schoot omlaag.
Toen Billy Meehan Anna bij het raam had gezien, raakte hij zo opgewonden dat hij zich niet langer kon beheersen. De pijn in zijn liezen was onverdraaglijk en de halve fles whisky die hij had leeggedronken deed hem zichzelf volkomen vergeten. Hij liep de stoep op, probeerde de deur en toen deze zonder moeite openging, stikte hij haast van opwinding. Hij liep op zijn tenen naar binnen, deed de deur achter zich dicht en schoof de grendel ervoor. Hij hoorde iemand neuriën in een kamer aan het einde van de gang, liep er zachtjes heen en gluurde door de kier van de deur naar binnen.
Anna zat op een ouderwetse sofa met een klein tafeltje naast zich, waarop een open naaidoos stond. Ze was bezig een knoopje aan een overhemd te zetten, voelde in de naaidoos naar een schaar en knipte de draad af.
Billy trok zijn jas uit, liet hem op de grond vallen en liep trillend van opwinding zachtjes naar haar toe. Ze hoorde de jas vallen, daarna de zachte stappen en fronste haar wenkbrauwen met opgeheven hoofd. „Wie is dat? Is daar iemand?"
Hij hield zich stil en Anna kwam overeind. Billy sloop weer op zijn tenen verder en toen ze zich half omkeerde, het overhemd tegen zich aan gedrukt en de naald in de andere hand, kwam hij vlak achter haar staan.
Zijn hand glipte van achteren onder haar rok en schoof tussen haar dijen, terwijl hij giechelend zei: „Dat is een prettig gevoel, hé, echt lekker? De meeste meisjes vinden het fijn wat ik met ze doe." Ze slaakte een angstige gil, rukte zich los en keerde zich naar hem om, maar toen stak hij zijn hand in de halsopening van haar jurk en betastte haar borst.
Anna riep met een verstard gezicht uit: „Nee, niet doen in godsnaam! Wie ben je?" „Fallon," zei hij, „ik ben het, Fallon!"
„Leugenaar!" schreeuwde ze. „Leugenaar!" Ze sloeg in het wilde weg en raakte zijn gezicht.
Billy verkocht haar een oorvijg met de rug van zijn hand. „Je krijgt een lesje van me, klein kreng. Ik zal je laten kruipen voor me." Hij smeet haar achterover op de sofa, rukte haar broekje omlaag, duwde haar dijbenen ruw uit elkaar en perste zijn lippen op de hare. Vervuld van een diepe walging en ontzet over de gruwelijke situatie waarin ze zich bevond, merkte ze dat zijn handen de ritssluiting van zijn broek opentrokken en voelde ze iets hards tegen haar lichaam. Ze krijste van angst, maar hij sloeg haar op haar mond en duwde haar hoofd over de leuning van de sofa. Haar rechterhand zocht steun aan het tafeltje en vond de schaar. Omdat ze even later het bewustzijn verloor, besefte ze niet meer dat ze uit alle kracht de schaar onder zijn ribben had gestoken. Billy werd in het hart getroffen en was op slag dood.
Omdat de grendel voor de voordeur was geschoven, moest Fallon een keukenraam stukslaan om binnen te kunnen komen. Hij kwam de zitkamer binnen, zag Billy Meehan bovenop het bewusteloze meisje liggen en trok hem woest van haar af. Toen zag hij pas het handvat van de schaar onder zijn ribben uitsteken. Hij tilde het meisje met beide armen omhoog en droeg haar naar boven. De eerste kamer die hij probeerde bleek die van haar oom te zijn, maar de tweede was van haar. Hij legde haar op het bed en sloeg een donzen deken over haar heen.
Hij ging naast het bed zitten en hield haar hand vast; na een poosje begon ze met haar oogleden te knipperen. Ze schrok hevig en probeerde haar hand weg te trekken.
Fallon probeerde haar te kalmeren. „Stil maar, ik ben het, Martin Fallon. Je bent nu veilig. Je hoeft nergens meer bang voor te zijn."
Ze slaakte een diepe zucht en huiverde. „God zij dank! God zij dank! Wat is er eigenlijk gebeurd?" „Weet je het niet meer?"
„Ik herinner me alleen nog die afschuwelijke kerel. Hij zei dat hij jou was en toen probeerde hij..', mij te..." Ze rilde van afgrijzen. „Goeie god, toen ik zijn handen voelde, afschuwelijk was dat, gewoonweg afschuwelijk. Ik geloof dat ik ben flauwgevallen."
„Dat bén je ook," zei Fallon rustig. „Toen kwam ik binnen en is hij hard weggerend."
Ze keerde haar gezicht naar hem toe en haar dode ogen richtten zich op een vast punt. „Heb je gezien wie het was?" „Ik vrees van niet."
„Was het...?" Ze aarzelde even. „Denk je dat Meehan hier achter zit?"
„Vast wel."
Ze deed haar ogen dicht en toen Fallon voorzichtig haar hand vastpakte, trok ze hem met een ruk weg. Het leek wel alsof ze op dit moment door geen enkele man aangeraakt wilde worden. Hij vermande zich en stelde de noodzakelijke vraag. „Heeft hij zijn doel bereikt?" „Nee, ik geloof van niet." „Zal ik een dokter voor je halen?"
„O nee, in godsnaam niet. Het idee dat iemand anders dit te weten komt is afgrijselijk." „En je oom?"
„Hij is naar het ziekenhuis om een stervende bij te staan. Dat kan nog uren duren."
Fallon stond op. „Goed dan, blijf hier maar even rustig liggen. Ik zal een cognacje voor je halen."
Ze deed haar ogen weer dicht. De oogleden waren blank en doorschijnend. Ze zag er teer uit en Fallon liep bleek van ingehouden woede naar beneden.
Hij knielde naast Billy Meehan neer, nam een zakdoek uit zijn zak, wikkelde die om het handvat van de schaar en trok hem eruit. Er kwam niet veel bloed. Kennelijk was de bloeding inwendig geweest.
Hij veegde de schaar schoon, liep naar de deur en raapte de jas op. Er vielen een paar sleutels op de grond. Hij raapte ze volkomen werktuiglijk op en drapeerde de jas over het lijk Vol walging en afschuw keek hij omlaag. De wereld zou een stuk beter zijn zonder Billy Meehan. Hij had dit einde volkomen verdiend, maar zou Anna da Costa kunnen leven met de gedachte dat zij hem had doodgestoken? Zelfs wanneer het vonnis van de rechtbank vrijspraak zou zijn, als kon worden verwacht, dan toch zou het gebeurde aan iedereen bekend zijn. Bij de gedachte aan de schande en de vernedering die dat tere schepseltje zou moeten verdragen, werd Fallon zo razend dat hij een schop tegen het lijk gaf. Tegelijkertijd kwam er een gedachte bij hem op die hem bijna de adem benam. Stel, dat ze het nooit zou hoeven weten! Stel, dat Billy Meehan spoorloos van de aarde zou verdwijnen, alsof hij nooit had bestaan! Er was wel iets op te vinden. In ieder geval was hij het aan haar verplicht het te proberen.
Door de sleutels die uit de jaszak waren gevallen, wist hij dat Billy's auto ergens in de buurt moest staan. Als het de vuurrode Scimitar was, zou het niet moeilijk zijn hem te vinden. Fallon maakte de voordeur open en verdween haastig over het kerkhof naar de zijingang.
De Scimitar stond op een paar meter afstand langs de stoeprand geparkeerd. Toen hij de achterdeur met de sleutel openmaakte, begon de grijze hazewindhond te blaffen, maar even later stak hij zijn snuit in zijn hand. Het was pech dat de hond in de auto zat, maar daar was niets aan te doen. Fallon sloeg de achterklep weer dicht en ging snel terug naar de pastorie.
Hij trok de jas weg, doorzocht systematisch de zakken van de jongen en haalde ze volkomen leeg. Hij verwijderde een kettinkje met een gouden medaillon van zijn hals, nam hem een zegelring af en zijn polshorloge. Al deze dingen stopte hij in zijn zak, wikkelde het lijk in de jas, hing hem over zijn schouder en liep naar buiten.
Hij bleef even staan bij het hek, om zeker te zijn dat de kust veilig was, maar de straat was stil en verlaten. Hij stak snel over naar de Scimitar, lichtte met zijn ene hand de achterdeur op en liet het lijk in de auto vallen. De windhond begon vrijwel meteen te janken; hij deed de auto snel dicht en liep weer terug. Hij maakte in de keuken de schaar zorgvuldig schoon met heet water, ging terug naar de zitkamer en legde hem weer in de naaidoos. Hierna schonk hij een glaasje cognac in en liep ermee naar boven. Ze was al half in slaap, maar kwam overeind om de cognac op te drinken. Fallon zei: „Wat doen we met je oom! Vind je dat hij
moet weten wat er is gebeurd?"
„Ja... ik vind van wel. Hij hoort het in ieder geval te weten." „Goed," zei Fallon en stopte de donzen deken aan alle kanten in. „Ga jij nu maar slapen. Ik blijf beneden wachten. Maak je maar nergens zorgen over. Ik blijf wachten tot je oom terugkomt." „Dat kan nog uren duren," zei ze slaperig. „Dat hindert niet."
Hij liep naar de deur. „Het spijt me dat ik je zoveel last bezorg," fluisterde ze.
„Het is allemaal mijn schuld," zei hij. „Als ik er niet was geweest, was dit alles nooit gebeurd."
„Dat is volkomen onzin," zei ze. „Er is een doel en een reden voor alles onder de zon, zelfs voor mijn blindheid. We begrijpen het niet altijd, omdat we maar kleine mensjes zijn, maar het is toch zo." Hij werd wonderlijk getroffen door haar woorden, God mocht weten waarom, en zei zacht: „Ga maar lekker slapen." Toen deed hij de deur achter zich dicht.
Tijd was nu het enig belangrijke. Hij ging zacht weg door de voordeur en haastte zich door het kerkhof naar de Scimitar.
Merkwaardig genoeg leverde de windhond geen moeilijkheden op tijdens de rit. Hij lag achterin weggedoken, dicht tegen het lijk, en jankte slechts af en toe, maar toen Fallon een hand op zijn kop legde, voelde hij hem trillen.
Hij kwam bij het Pine Trees Crematorium, langs hetzelfde achterweggetje dat Varley die morgen gebruikt had, en stapte uit om het hek met de vijf spijlen open te doen. Hij volgde hetzelfde smalle pad tussen de cypressen en zette de motor af bij de laatste honderd meter, omdat het pad enigszins omlaag liep. Eigenlijk was dit overbodig, want hij herinnerde zich dat het huis van de kerkhofbewaker en de hoofdingang wel een halve kilometer van het crematorium zelf verwijderd lagen, dus lawaai kon geen enkel kwaad. Hij parkeerde de Scimitar naast de kapel en verschafte zich toegang door zijn arm door het gebroken ruitje in het toilet te steken, dat hem 's morgens was opgevallen, en het raampje open te maken.
De deur van de kapel had een Yale slot dus kon hij hem van binnen uit gemakkelijk openmaken. Hij liep terug naar de Scimitar. Er lag een zaklantaarn in het handschoenenkastje. Hij stak hem in zijn zak, deed de achterklep van de auto omhoog en nam het lijk weer over zijn schouder. De windhond wilde hem volgen, maar hij duwde hem met zijn vrije hand terug en deed de auto weer dicht. Hij wist bij de ovens te komen door het lijk over de lopende band naar binnen te laten glijden en er zelf achteraan te kruipen. Zo namen ze dezelfde weg als de doodkist van die morgen. De ovens waren koud en donker. Hij deed de deur van de eerste oven open en schoof het lijk naar binnen. Vervolgens bekeek hij bij het licht van de zaklantaarn alle voorwerpen die hij uit Billy's zakken had opgevist. Alles wat verbrand kon worden legde hij op het lijk. De ring, het horloge en het medallion stopte hij weer weg. Daarna deed hij de ovendeur dicht en drukte op de knop.
Hij hoorde een gedempt gegons toen de gasvlammen begonnen te bulderen en keek door het kijkglas. Wat had Meehan ook al weer gezegd? Hooguit een uur. Hij stak een sigaret op, deed de achterdeur open en liep naar buiten.
Buiten het gebouw was het geluid van de brandende oven nauwelijks merkbaar en toen hij een paar meter verder liep, was er totaal niets meer te horen. Hij ging weer naar binnen, om te zien wat er gebeurde. Het peilglas wees net duizend graden aan en toen hij door het kijkglas keek, zag hij de portefeuille, die hij op de borst had gelegd, in vlammen opgaan. De kleren begonnen al te schroeien, er schoot een felle vlam omhoog en het lichaam begon te branden. Hij stak een nieuwe sigaret op en ging bij de achterdeur staan wachten.
Toen de aangegeven tijd voorbij was, schakelde hij de oven uit. Hij kon nog duidelijk een deel van de schedel, het bekken en de ledematen onderscheiden, maar bij de eerste aanraking met de hark vielen ook deze delen uit elkaar.
Hij vulde de blikken la, vond een stoffer en blik, veegde zorgvuldig elk spoor gemorste as op, deed de ovendeur dicht en liet hem weer precies hetzelfde achter. Hij was ervan overtuigd dat alle hitte de volgende morgen verdwenen zou zijn.
Hij vond een lege urn, schoefde hem onderaan de pulverisator en schudde toen de inhoud van de la in het toestel. Hij bevestigde het deksel en schakelde in. Terwijl hij wachtte, trok hij de bureaula open en voorzag zichzelf van een blanco Rust-in-Vrede kaart. Toen hij twee minuten later het toestel uitschakelde en de urn losschroefde, was er van Billy Meehan alleen nog maar ongeveer vijf pond grijze as over.
Hij liep het pad langs naar de plek waarheen Meehan hem die morgen had gebracht en zag een kruiwagen staan met wat tuingereedschap. Tot zover was de tuinman die middag gekomen. Fallon controleerde het nummer op het bordje en strooide de as zorgvuldig uit. Toen pakte hij een bezem van de kruiwagen en veegde alles goed in de grond. Daarna legde hij de bezem weer netjes terug, keerde zich om en liep weg.
Toen hij bij de Scimitar kwam, ging er voor het eerst iets mis. Terwijl hij het portier opendeed en achter het stuur wilde gaan zitten, glipte de hond tussen zijn benen door naar buiten en rende weg.
Fallon ging hem snel achterna. De hond liep achter de kapel om en nam het pad waar hij juist vandaan was gekomen. Toen hij bij de plaats kwam waar hij de as had weggestrooid, vond hij de windhond zachtjes jankend in het natte gras liggen.
Fallon tilde hem op, streelde zijn oren en praatte zachtjes tegen hem op de terugweg. Terwijl hij opnieuw achter het stuur schoof, hield hij het dier in zijn armen totdat hij het portier had dichtgeslagen. Hij zette hem op de achterbank en reed snel weg. Pas nadat hij het hek met de vijf stijlen weer had gesloten en de hoofdweg was opgereden, verzwakte zijn zelfbeheersing. Hij huiverde even en slaakte een diepe zucht, waardoor de spanning enigszins wegebde, maar toen hij een sigaret opstak, trilden zijn handen. Zijn plan was geslaagd en dat gaf hem voldoening. Even had het geleken alsof Billy Meehan na zijn dood net zo'n verderfelijke invloed zou blijven hebben als tijdens zijn leven, maar nu was die kans geweken. Hij had opgehouden te bestaan, hij was volkomen weggevaagd van de aarde, en Fallon voelde geen greintje wroeging. Voor zover het hem betrof, was Billy Meehan een vuile pad en niet waard om zelfs maar Anna's schoenen te poetsen. Het was goed zo. Toen hij bij Paul's Square kwam, reed hij voorzichtig door de poort, en het geluk liet hem niet in de steek. Het erf lag verlaten. Hij reed de Scimitar in de garage, liet de sleutels en de hond in de auto achter en verdween zo snel mogelijk.
Toen hij bij de pastorie terugkwam, was er taal noch teken van pater da Costa te ontdekken. Fallon liep op zijn tenen naar boven en keek even om de hoek in Anna's slaapkamer. Ze sliep als een roos. Hij deed de deur zacht dicht en ging weer naar beneden. Hij ging de zitkamer binnen en begon het karpet zorgvuldig te onderzoeken, maar nergens was een spoor van bloed te ontdekken. Eindelijk kon hij de hele zaak als afgelopen beschouwen. Hij liep naar het dressoir en schonk zichzelf een groot glas whisky in. Terwijl hij er wat spuitwater bij deed, ging de voordeur open. Toen pater da Costa de kamer binnenkwam, keerde Fallon zich om. De priester bleef verrast staan. „Wat doe jij hier, Fallon?" Hij werd plotseling bleek en zei: „Goeie God! Anna!" Hij keerde zich om en liep naar de trap. Fallon ging hem achterna. „Alles is in orde. Ze slaapt nu."
Pater da Costa keerde zich langzaam om. „Wat is er gebeurd?" „Er was een indringer binnengeslopen," zei Fallon. Ik kwam net op tijd om hem weg te jagen." „Was het een van Meehans mannen?"
Fallon haalde zijn schouders op. „Dat kan zijn... ik heb hem niet goed kunnen zien."
Pater da Costa ijsbeerde in de hal op en neer. Hij hield zijn vingers zo stijf ineengestrengeld, dat de knokkels wit werden. „Grote God," zei hij, „waar moet dat heen?"
„Ik vaar zondagavond af," zei Fallon. „Ze hebben voor me geboekt op een boot die vanuit Hull afvaart." „En denk je dat alles dan weer rustig wordt?" Pater da Costa schudde zijn hoofd. „Je bent een grote dwaas, Fallon. Jack Meehan zal zich nooit veilig voelen, zo lang ik nog in het land der levenden ben. Voor hem bestaat er geen trouw of eer, geen waarheid, geen heiligheid van het eens gegeven woord. Waarom zou hij dan geloven dat dit voor anderen wél iets betekent?" „Goed dan," zei Fallon. „Ik ben de schuld van alles. Wat wilt u dat ik doe?"
„Je kunt maar één ding doen," zei de priester. „Laat mij vrij op de enig mogelijke manier."
„En ik mijn hele verdere leven doorbrengen in een zwaar bewaakte cel?" Fallon schudde zijn hoofd. „Voor zo'n heldendaad ben ik niet in de wieg gelegd."
Hij liep naar de voordeur en pater da Costa vroeg: „Ze maakt het toch écht goed, hé?"
Fallon knikte doodkalm. „Een nachtje goed slapen en alles is weer vergeten. Ze is veel sterker dan u denkt. In alle opzichten." Hij wilde weggaan, maar pater da Costa zei: „Het was een geluk dat je toevallig net op tijd hier kwam."
„Nou ja," zei Fallon, „ik stond eigenlijk de wacht te houden." Pater da Costa schudde meewarig zijn hoofd. „Je ziet het, beste jongen, ondanks jezelf verricht je goeie daden. Je bent een verloren man."
„Loop naar de hel!" antwoordde Fallon. Hij dook de regen in en verdween met grote stappen.