99
Zondagmorgen vroeg, voor de kerk. Audrey zat met haar koffie en toast in de keuken, terwijl Leon sliep. Ze verdiepte zich in de rekeningen en vroeg zich af hoe ze het ooit zouden redden nu Leons werkloosheidsuitkering afliep. Onder normale omstandigheden betaalde ze elke maand haar hele creditcardtekort af, maar ze zou voortaan alleen het minimale bedrag kunnen betalen. Ze vroeg zich ook af of ze een beperkter kabelabonnement moesten nemen. Dat leek haar verstandig, maar Leon zou niet blij zijn als hij de sportzenders kwijtraakte.
Haar mobiele telefoon ging. Een 616-nummer: Grand Rapids.
Het was een zekere inspecteur Lawrence Pettigrew van de politie daar. De man van wie ze voor het eerst iets over Edward Rinaldi had gehoord. Ze had in de afgelopen dagen meermalen vergeefs naar hem gebeld en ze had er niet veel vertrouwen meer in gehad. Noyce wilde beslist niet dat ze in Grand Rapids naar Rinaldi informeerde, maar ze had geen keus.
‘Wat kan ik voor u doen, rechercheur?’ zei Pettigrew. ‘De kinderen wachten tot ik pannenkoeken met ze ga eten, dus kunnen we dit vlug doen?’
De man was geen fan van Edward Rinaldi. Als ze weer naar Rinaldi vroeg, hoefde ze als het ware alleen maar op een knop te drukken en het vitriool spoot eruit. Maar eigenlijk kon ze niet verwachten dat hij de bijzonderheden nog wist van een niet al te belangrijke drugszaak van jaren geleden.
Hij wist er niets meer van. ‘Rinaldi is weg. Opgeruimd staat netjes,’ zei hij. ‘Hij was niet bepaald een aanwinst voor het korps.’
‘Is hij ontslagen?’
‘Weggewerkt, kun je beter zeggen. Maar als ik u was, zou ik daar in Fenwick niet te veel lelijke dingen over Rinaldi zeggen.’
‘Hij is directeur Beveiliging bij Stratton. Bedoelt u dat?’
‘Ja, ja, maar daar heb ik het niet over. Zei u niet dat u van Ernstige Delicten was?’
‘Ja.’
‘Nou, als u alles over Eddie Rinaldi wilt weten, kunt u het aan Jack Noyce vragen. Aan de andere kant is het misschien ook beter van niet.’
‘Ik geloof niet dat Noyce zoveel over Rinaldi weet.’
Pettigrew lachte abrupt en hard. ‘Noyce kent hem door en door. Neem dat maar van mij aan. Toen ze hier werkten, waren ze een koppel. Jack was Eddies maat.’
Audreys hoofdhuid trok zich samen.
‘Noyce?’ zei ze ongelovig.
‘Dief en diefjesmaat, zou je kunnen zeggen. Maar vat dit niet verkeerd op, rechercheur… Hoe was uw naam ook weer?’
‘Rhimes.’ Audrey huiverde.
‘Zoals LeAnn Rimes, de zangeres?’ En hij zong vals: “How do I live… without you?”’
‘Anders gespeld, geloof ik.’
‘Maar een geweldige vrouw, hoe je het ook spelt.’
‘Dat schijnt zo, ja. Noyce… Noyce stond erom bekend dat hij corrupt was – bedoelt u dat?’
‘Hé, Jack is niet zonder reden naar Siberië gestuurd, hè?’
‘Siberië?’
‘Met alle respect, maar hier in Grand Rapids beschouwen we Fenwick als Siberië.’
‘Noyce is ook… weggewerkt?’
‘Twee handen op één buik, die kerels. Ik heb geen idee wie het meest gestolen heeft, maar ik denk dat ze allebei hoge ogen gooien. Het gaat beter als je een koppel vormt. Ze zagen elkaars praktijken door de vingers. Eddie zat meer in vuurwapens, en Jack in elektronica en stereo-installaties en zo, maar ze waren allebei gek op geld.’
‘Ze waren allebei…’ begon ze te zeggen, maar ze kon niet verder. ‘O ja, en rechercheur LeAnn?’
‘Audrey.’ Ze was misselijk. Ze wilde een eind aan het gesprek maken, overgeven, een deken om zich heen slaan en weer gaan slapen.
‘Audrey, ik heb liever niet dat je tegenover Noyce mijn naam noemt. Hij is iemand die alles overleeft, en hij wil vast geen oude koeien uit de sloot halen, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Ze bedankte hem, verbrak de verbinding en deed toen precies wat ze had geweten dat ze zou doen. Ze rende naar de wc en braakte haar maaginhoud uit. Het zuur van de koffie brandde in haar keel. Toen waste ze haar gezicht. Op dat moment wilde ze eigenlijk alleen nog onder de oude blauwe deken op de bank in de huiskamer gaan liggen, maar het was tijd om naar de kerk te gaan.