46
Dokter Aaron Landis, het hoofd van de psychiatrische afdeling van het County Medical-ziekenhuis, leek een eeuwige grijns op zijn gezicht te hebben, maar toen besefte Audrey dat er iets verkeerd was aan het gezicht van de man. Hij keek zo omdat hij een aangeboren afwijking had: zijn mond stond scheef. Zijn grijze haar deed aan een Brillo-spons denken en hij had een wijkende kin die hij met niet veel succes onder een grijs baardje probeerde te verbergen. In het begin had Audrey een beetje medelijden met de psychiater omdat hij zo lelijk was, maar dat medelijden was van korte duur.
Zijn spreekkamer was klein en rommelig, met zoveel stapels boeken en papieren dat er bijna geen zitruimte voor hen tweeën was. De enige versiering bestond uit een foto van een niet al te aantrekkelijke vrouw en een nog minder aantrekkelijke zoon, en een serie kleurrijke scans van de menselijke hersenen, purper met geel-oranje highlights, op een omgekruld stuk glad papier dat met punaises op de muur was geprikt.
‘Ik geloof niet dat ik begrijp wat u vraagt, rechercheur,’ zei hij. Ze had het kristalhelder gezegd. ‘Ik vraag of Andrew Stadler gewelddadige neigingen vertoonde.’
‘U vraagt me de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt te verbreken.’
‘Uw patiënt is dood,’ merkte ze op.
‘En de vertrouwelijkheid van zijn medische gegevens blijft na zijn dood bestaan. Evenals mijn ambtsgeheim. Dat weet u, en als u het niet weet, zou u het moeten weten. Het hooggerechtshof heeft het tien jaar geleden nog bevestigd. En wat nog belangrijker is: het maakt deel uit van de eed van Hippocrates die ik heb gezworen toen ik arts werd.’
‘Meneer Stadler is vermoord, dokter. Ik wil zijn moordenaar of moordenaars vinden.’
‘Dat is een prijzenswaardig streven, maar ik zie niet wat ik daarmee te maken heb.’
‘Er zijn dingen die we willen weten om te kunnen vaststellen wat er werkelijk gebeurd is. U wilt ons vast wel helpen ons werk te doen.’
‘Ik zal u graag op alle mogelijke manieren helpen. Zolang u me maar niet vraagt de rechten van meneer Stadler te schenden.’
‘Dank u, dokter. Dan zal ik mijn vraag anders formuleren. Zijn schizofrenen in het algemeen geneigd tot gewelddadigheid?’
De psychiater keek een ogenblik naar boven, alsof het antwoord misschien in de hemel te vinden was. Hij blies hoorbaar zijn adem uit. Toen keek hij haar bedroefd aan. ‘Dat, rechercheur, is een van de schadelijkste mythen over schizofrenie.’
‘Misschien kunt u me dan iets leren, dokter.’
‘Schizofrenie is een chronische, terugkerende psychotische ziekte die meestal in het begin van de volwassenheid begint en doorgaat tot de dood. We weten niet of het een afzonderlijke ziekte of een syndroom is. Zelf spreek ik liever van een spectrumstoornis, al behoor ik daarmee tot een minderheid. De kenmerkende symptomen van schizofrenie zijn onsamenhangende gedachten, gebrek aan logica, wanen en hallucinaties.’
‘En paranoia?’
‘Vaak ook, ja. En een psychosociaal onvermogen. Laat me u eens iets vragen, dokter. U hebt in uw werk vast veel te maken met geweld.’
‘Ja.’
‘Wordt dat meestal gepleegd door schizofrenen?’
‘Nee.’
‘Dat bedoel ik nou. De meeste geweldsmisdrijven worden niet gepleegd door personen met schizofrenie, en de meeste personen met schizofrenie plegen geen geweldsmisdrijven.’
‘Maar er is een…’
‘Laat u me even uitspreken. De overgrote meerderheid van de schizofreniepatiënten is nooit gewelddadig geweest. De kans dat ze zelfmoord plegen is honderd keer groter dan de kans dat ze iemand vermoorden.’
‘U bedoelt dat Andrew Stadler geen gewelddadige man was?’
‘Rechercheur, ik heb bewondering voor uw vasthoudendheid, maar via die achterdeur komt u ook niet binnen. Ik zeg niets over hem in het bijzonder. Maar laat me u vertellen wat de echte correlatie is tussen schizofrenie en geweld: schizofrenie vergroot de kans om het slachtoffer van een misdrijf te worden.’
‘Precies. Meneer Stadler is het slachtoffer van een vreselijk misdrijf geworden. Daarom moet ik weten of hij zijn eigen dood misschien heeft uitgelokt door een dier, een huisdier, te doden.’
‘Als ik dat wist, zou ik het u niet vertellen.’
‘Ik vraag u of hij in staat was tot zo’n daad.’
‘Dat zal ik u ook niet vertellen.’
‘Zegt u dat schizofrenen nooit gewelddadig zijn?’
Na een lange stilte zei hij: ‘Natuurlijk zijn er uitzonderingen.’
‘Was Andrew Stadler een van die uitzonderingen, dokter?’
‘Alstublieft, rechercheur. Ik wil niets over de bijzonderheden uit meneer Stadlers medisch dossier zeggen. Ik weet niet hoe ik dat nog duidelijker kan zeggen.’
Audrey slaakte een zucht van machteloosheid. ‘Mag ik u dan een zuiver hypothetische vraag stellen?’
‘Zuiver hypothetisch,’ herhaalde dokter Landis.
‘Laten we een… hypothetisch geval nemen van een persoon die meermalen in een huis inbreekt om bedreigende teksten op de muren te spuiten. Hij doet dat op een slimme manier en zonder sporen achter te laten, hoewel het gezin in een omheinde enclave woont met alle beveiliging van dien. En hij heeft het huisdier van het gezin doodgemaakt. Wat voor iemand zou dat doen?’
‘Wat voor hypothetisch persoon?’ Hij deed een poging tot een glimlach, maar ook dat werd een onaangename grijns. ‘Ik zou zeggen dat zo iemand uiterst intelligent is, erg goed functioneert, in staat is tot denken op een hoog niveau en tot doelgericht gedrag, en toch grote problemen met zijn impulsbeheersing heeft, grote stemmingswisselingen vertoont en uiterst gevoelig is voor afwijzing. Misschien is hij erg bang om in de steek gelaten te worden. Dat kan voortkomen uit moeilijkheden in zijn jeugd waardoor hij zich niet goed verbonden kan voelen met belangrijke personen in zijn leven. Misschien heeft hij absolute zwart-witmeningen over anderen. Misschien idealiseert hij mensen en heeft hij dan plotseling alleen nog maar minachting voor hen.’
‘En dan?’
‘En dan kan hij onderhevig zijn aan plotselinge, onvoorspelbare woede, korte psychotische episodes, met zelfmoordimpulsen.’
‘Wat brengt hem daartoe?’
‘Een situatie van grote stress. Het verlies van iemand of iets met grote waarde voor hem.’
‘Of het verlies van zijn baan?’
‘Zeker.’
‘Kan een schizofreen het gedragspatroon vertonen dat u beschrijft?’
Dokter Landis dacht een tijdje na. ‘Het is denkbaar. Het is niet onmogelijk.’ Toen kwam dat griezelige glimlachje terug. ‘Maar wat heeft dit alles met Andrew Stadler te maken?’