31
Patsy? Patsy, waar ben je? Wat is er in godsnaam gebeurd?
Was ze weggerend? Casey probeerde haar romp van het bed te verheffen om beter te kunnen kijken, maar haar lichaam werkte niet mee.
Patsy, waar ben je in godsnaam? Kom terug. Je moet me helpen! Je moet me hier weghalen!
Er verstreken nog enkele minuten voordat Casey in staat was haar hoofd opnieuw op te tillen. Aanvankelijk zag ze alleen haar kleren die als afgewaaide bladeren op het ivoorkleurige vloerkleed verspreid lagen.
En toen zag ze Patsy.
Ze lag half onderuitgezakt op de vloer met haar rug tegen de open kastdeur. Haar hoofd hing op haar rechterschouder en haar ogen waren gesloten.
Hoe haal je het in je kop om flauw te vallen, trut! Word vakker, vuile dievegge! Hoor je me! Wakker worden!
Dit is toch niet te geloven, dacht Casey. Ze was niet in staat haar houding nog langer vol te houden en haar hoofd zakte weer terug op het kussen.
Nee, nee, nee, nee, nee, nee.
Patsy kreunde.
Ja! Wakker worden! Word wakker, verdomme.
Het gekreun ging over in gejammer. Kwam Patsy bij of zakte ze juist dieper weg? Wat gebeurde er?
‘Jezus,’ fluisterde Patsy verscheidene langdurende seconden later. Het volgende moment krabbelde ze overeind, waarbij haar ogen traag en met duidelijke tegenzin in Caseys richting gingen. ‘Niet te geloven,’ zei ze, zonder van haar plek te komen. ‘Je kunt me zien, hè? Je bent bij bewustzijn.’ Ze deed twee weifelende stappen naar het bed toe. ‘Wanneer is dat gebeurd dan? Waar is Warren? Heeft iemand het ziekenhuis gebeld?’ Ze liep naar de telefoon, met haar hand ernaar uitgestrekt.
O, dank je wel, dank je wel.
Maar toen ineens klonk het onmiskenbare geluid van een sleutel die in een slot werd gedraaid. De voordeur ging open.
‘Warren,’ zei Patsy, naar adem snakkend. Ze keek naar de berg kleren van Casey die ze op de grond had laten vallen.
Nee, het was Warren niet, wist Casey, die de voordeur hoorde dichtgaan.
Het was de dood die binnenkwam.
Casey zag de verwarring in Patsy's ogen oplichten, als twee bliksemstralen.
Het geluid van voetstappen die de trap op kwamen.
‘Shit,’ mompelde Patsy. Ze rende naar de bezittingen van Casey, pakte ze met een zwaai van haar armen op en gooide ze terug in de kast. ‘Wat moet ik tegen hem zeggen? Hoe ga ik…’
‘Schoonheid?’ klonk het zoetgevooisd vanaf de gang. ‘Je prins is gearriveerd.’
Casey zag dat Patsy's ogen zich vernauwden, haar wenkbrauwen vouwden zich in de richting van haar neus. Wat gebeurt er, vroegen haar ogen aan die van Casey. Dat is Warren niet. Wat moet ik nu doen?
Laat hem alleen maar merken dat je er bent. Dat alleen al zal hem tegenhouden. Hij zal net zo in verwarring raken als jij.
Red me, schreeuwde Casey geluidloos.
Patsy draaide zich naar Casey toe, stak haar armen naar haar uit en liet ze toen weer langs haar zijden vallen, terwijl de voetstappen dichterbij kwamen.
Nee! Wat doe je?
Patsy draaide zich ineens om, rende de kast in en trok de deur achter zich dicht. Bijna onmiddellijk daarna vloog de deur weer open en kwam ze weer uit de kast.
Had ze zich bedacht? Won haar verpleegkundige opleiding het eindelijk van haar lagere instincten?
Godzijdank. Godzijdank.
Maar Patsy's instincten bleken er alleen op gericht zichzelf in veiligheid te brengen. Ze griste haar tas van de vloer en schoot de kast weer in. Dit keer had ze geen tijd meer om de deur dicht te doen.
Zou ze staan kijken, vroeg Casey zich af. Zou ze zien wat er te gebeuren stond? Was er toch nog een kans dat ze te hulp zou schieten?
Vanuit haar ooghoek zag Casey Nicks gespierde gestalte in de deuropening verschijnen. Hij bleef daar enkele seconden staan zonder zich te verroeren. Casey bad dat hij zich alsnog zou bedenken nu hij er eenmaal was, nu hij direct geconfronteerd werd met wat zijn plannen inhielden. Misschien kwam hij wel tot het besef dat hij het toch niet kon.
Kom alsjeblieft niet dichterbij.
Maar hij liep al op haar af. Hij deed het op zijn gemak, bleef aan het voeteneinde van het bed staan en liet zijn ogen over haar lichaam glijden totdat ze bij haar gezicht halthielden. ‘Je bent echt een lekker ding,’ zei hij. ‘Het is zonde dat ik dit moet doen.’
Casey staarde naar de man die haar echtgenoot had ingehuurd om haar te vermoorden. Ze bekeek hem op een afstandelijke manier, bijna met klinische interesse. Hij was van gemiddelde lengte, één meter vijfenzeventig ongeveer, met een enorme borstkas en bicepsen waarbij zijn smalle heupen bijna in het niet vielen. Hij had donker, gemillimeterd haar, een smalle, rechte neus en donkere ogen met boosaardige gele vlekjes erin, maar zijn lippen waren verrassend vol en meisjesachtig. Onder normale omstandigheden had ze hem misschien aantrekkelijk gevonden.
Ze keek toe, terwijl hij in zijn zakken wroette en er een paar latex handschoenen uit trok. Haar ogen gingen wijdopen van angst, maar de man werd te zeer in beslag genomen door het aantrekken van zijn handschoenen om het op te merken. ‘Moet hier natuurlijk geen DNA achterlaten,’ zei hij, terwijl hij om het bed heen liep en bij haar hoofd kwam staan. ‘Nou maar stil blijven liggen en braaf zijn, dan zal ik proberen dit zo snel en pijnloos als ik kan op te knappen.’ Zonder verder uitstel boog hij zich over Casey heen, greep haar vast bij de punt van haar neus en drukte haar neusgaten dicht met de vingers van zijn rechterhand, terwijl hij zijn linkerhand stevig op haar mond drukte.
Casey vocht vertwijfeld om te ademen, terwijl de geur van latex haar neus binnendrong en de kamer om haar heen begon te draaien. Haar armen schoten in een reflex van haar zijden weg, en haar voeten bewogen zich hulpeloos onder de dekens. Ze hoorde een luide zucht aan haar lippen ontsnappen.
Alleen was deze zucht niet van haar afkomstig, besefte ze, toen de druk op haar neus en mond ineens afnam en de man zijn handen snel terugtrok.
‘Wat was dat, verdomme?’ zei hij, terwijl hij bij Casey vandaan liep.
Caseys mond vloog open en zoog de omringende lucht als een krach tig vacuüm haar longen in. Ze zag de kamer als een wilde rond tollen. De vloer wisselde af met het plafond en de gebloemde kuipstoelen voor de erker verschoven van de ene kant van de kamer naar de andere, terwijl de schilderijen heen en weer slierden.
Nick liep doelgericht naar de inloopkast. Hij zette twee stappen in de kast en kwam toen weer tevoorschijn met een snikkende Patsy die hij naar het midden van de kamer achter zich aan sleepte. ‘Wat doe jij hier, godverdomme?’
‘Alsjeblieft, alsjeblieft,’ jammerde ze, ‘doe me geen pijn, doe me geen pijn.’
Als antwoord sloeg hij haar, zodat ze tegen het voeteneinde van Caseys bed aan klapte. ‘Je maakt een geintje, zeker?’ grauwde hij, terwijl hij haar een keiharde klap in het gezicht gaf.
Patsy schreeuwde terwijl ze aan zijn moorddadige greep probeerde te ontsnappen. Ze pakte de gestreepte stoel vast en probeerde die tussen hen in te trekken, maar Nick was haar te snel af en was bovendien veel te sterk voor haar. Hij duwde de stoel weg alsof het een pluche speelgoedding was en greep Patsy bij de keel. Hij trok van onderen aan de Hermès-sjaal zodat die strak om haar keel kwam te zitten. Patsy's handen vlogen omhoog, rukten aan het latex van zijn handschoenen en graaiden toen naar zijn gezicht.
‘Shit!’ gilde hij, toen Patsy's lange nagels hun doelwit vonden en zijn gezicht tot bloedens toe openhaalden. In razernij ontstoken trok hij de sjaal zo strak om Patsy's nek, dat die onzichtbaar werd in de plooien van haar vel.
Casey zag vol afgrijzen hoe Patsy's voeten loskwamen van de grond en verwoed in het luchtledige rondtrapten, terwijl ze met haar vingers de dodelijke zijde om haar nek probeerde los te krijgen en haar ogen wijd opengingen bij het besef van haar naderende einde.
Nee, alsjeblieft, hou op.
Toen hoorde Casey iets knappen en plotseling hield Patsy op met tegenstribbelen. Haar voeten trapten niet meer en haar handen graaiden niet meer naar haar keel. Casey sloot haar ogen in het besef dat Patsy dood was.
Toen ze haar ogen weer opende, liet Nick net de sjaal los, waardoor Patsy's lichaam op een rare manier op de grond zeeg. ‘Shit,’ vloekte hij aldoor, terwijl hij heen en weer begon te lopen en met de rug van zijn hand over zijn wang wreef. Zijn gezicht vertrok toen hij zijn eigen bloed op de witte latex zag. ‘Moet je zien wat je met mijn gezicht hebt gedaan, vuile teef. Shit!’ Hij trapte tegen Patsy's levenloze gestalte. ‘En je hebt mijn handschoenen ook gescheurd, godverdomme.’ Hij rukte ze van zijn handen, gooide ze op de vloer en keek met een woedend gezicht naar Casey.
Casey spande zich in om een neutraal gezicht te zetten en met starende ogen naar het plafond te kijken.
Nick bleef minstens twee volle minuten staan zonder zich te verroeren. Hij was duidelijk aan het overdenken wat voor mogelijkheden hij had en wat zijn volgende stap moest zijn. ‘Oké,’ zei hij toen, alsof hij tot een besluit was gekomen. ‘Het ziet ernaar uit dat je nog even uitstel hebt, schoonheid. Mijn wang bloedt. Mijn handschoenen zijn kapot. Die kolereteef heeft mijn DNA aan haar nagels zitten. En ik denk er niet over om er twee voor de prijs van één te doen. Dat hoort niet bij de deal die we hebben gesloten. We moeten eerst maar weer eens verder onderhandelen.’
Casey wist met moeite te voorkomen dat een kreet van dankbaar heid aan haar keel ontsnapte.
Ze keek toe, terwijl hij opruiming hield in de kamer. Hij zette de stoel met de gestreepte bekleding weer terug op de plek waar hij eerst had gestaan en zorgde dat ook verder alles eruitzag alsof er niets was gebeurd. Daarna stond hij een poosje om zich heen te kijken alsof hij iets speciaals zocht. ‘Ze moet hier ergens een tasje hebben,’ zei hij, terwijl zijn ogen de vloer afzochten. Hij stapte over Patsy's lijk heen en liep de kast in, waaruit hij even later weer tevoor schijn kwam met Patsy's grote canvas tas in zijn handen. Hij rommelde erin en vond haar portemonnee. ‘Ik vroeg me al af van wie die rammelkast was die hier voor de deur staat,’ merkte hij op, terwijl hij Patsy's autosleutels in zijn zak stopte. ‘Nog een auto om te lozen. Ik zou zeggen dat mijn bonus er alleen maar dikker op wordt.’ Hij liep naar Caseys bed, nam even de tijd om het beddengoed recht te trekken en veegde zelfs zorgzaam wat speeksel weg bij haar mondhoek. ‘Jou pak ik later wel, schoonheid.’ Toen liep hij naar Patsy, hees haar levenloze lichaam overeind en gooide haar zonder ceremonieel over zijn schouder. De sjaal zat nog even strak in de plooien van haar vel verstopt. Zonder zelfs nog maar een blik achterom te werpen stapte de dood Caseys kamer uit.
Pas toen Casey de voordeur hoorde dichtslaan en zeker wist dat hij vertrokken was, slaakte ze een laag, jammerend gebrom uit, een geluid zo oer als het leven zelf.
Twee uur later ging de voordeur open en vloog Lola naar binnen, gevolgd door Drew en daarna Warren. Ze lachten met z'n drieën om een grappig onderonsje. Ze leken nu al een gelukkig gezinnetje, dacht Casey. Ze vroeg zich af hoe Warren zou reageren als hij zag dat ze nog leefde.
‘Tante Casey,’ riep Lola, die de trap op kwam rennen. ‘Tante Casey, ik ben er.’
‘Ik ook,’ zei Drew, die lachend achter haar dochter aan kwam.
Was Warren vlak achter hen? Wat zou hij doen als hij haar zag? Casey merkte dat ze zich verkneukelde bij het vooruitzicht.
Haar nichtje kwam op het bed af gerend, klauterde erop en nestel de zich tegen Casey aan. ‘We zijn naar Gettysburg geweest,’ jubelde ze. ‘Het was zo leuk! Ja, hè, mama?’
‘Ja, het was erg leuk,’ zei Drew. ‘Hé, je ogen zijn open, dat is mooi.’
‘Is tante Casey wakker?’
‘Ik weet het niet, lieverd. Ben je wakker, Casey?’
Drew pakte Caseys hand.
Casey kneep erin zo hard ze kon.
‘Weet je wat, Lola?’ zei Drew. ‘Ik heb een idee. Als jij nou eens naar de keuken gaat om voor tante Casey een paar tekeningen te maken van wat we vandaag allemaal gezien hebben?’
‘We hebben een heleboel hele grote stenen gezien,’ zei Lola.
‘Hoe heten ze ook weer, mama?’
‘Zwerfkeien.’
‘Mag ik de zwerfkeien groen en blauw maken?’
‘Ik zou niet weten waarom niet.’
Lola sprong van het bed af en rende naar de deur, waar ze tegen Warrens benen botste.
‘Is er iets mis?’ vroeg hij.
‘Ik ga zwerfkeien tekenen voor tante Casey.’
Casey was zich bewust van Warrens verwarring toen hij langzaam verder de kamer in kwam. Hadden ze niet gemerkt dat zijn vrouw dood was, kon ze hem bijna horen denken.
‘Hoe is het met Casey?’ vroeg hij aarzelend.
‘Haar ogen zijn weer open,’ zei Drew. ‘Ik weet wel dat ze zeggen dat dat niks te betekenen heeft, maar…’
Warren kwam dichterbij en nam Caseys hand uit die van Drew over. Heimelijk voelde hij haar pols, terwijl hij die stevig vasthield. Het was duidelijk dat hij probeerde wijs te worden uit wat hij nu zag. ‘… maar jij denkt dat het een goed teken is,’ maakte hij Drews zin voor haar af.
‘Misschien is dat gewoon omdat ik me er beter door voel.’
‘Ik ook.’ Warren legde Caseys hand weer op het bed neer en tuurde recht in haar ogen.
Casey staarde terug, zonder met haar ogen te knipperen.
‘Waar is Patsy?’ vroeg Drew ineens.
‘Ik moest haar laten gaan.’ Warrens ogen lieten die van Casey geen moment los.
‘Heb je Patsy ontslagen?’
‘Ze deed haar werk niet goed.’
‘Wauw. Eerst ontsla je Jeremy, en nu is Patsy ook weg. Je bent nogal aan het reorganiseren, zeg.’
‘Ach, je moet toch proberen van je fouten te leren.’
‘Ik zou Patsy inderdaad een fout willen noemen. Maar wie zorgt er nu dan voor Casey?’
‘Ik heb een tijdelijke verpleegkundige aangenomen.’
‘Waar is ze?’
‘Ik heb haar gezegd om vijf uur terug te komen,’ zei Warren, alsof hij haar zojuist had laten gaan. ‘Wil je me een paar minuutjes excuseren? Ik moet even bellen.’
‘Neem gerust de tijd,’ zei Drew, die Caseys hand weer pakte, terwijl Warren de kamer verliet. ‘Zeg, is er nog iemand thuis daarbinnen?’
Casey kneep in Drews hand. ‘Help me,’ wist ze fluisterend uit te brengen. De woorden plakten als kleefrijst aan haar tong.
‘O, mijn god, zei je iets?’
‘Help me,’ zei Casey weer, iets luider nu, maar ook nu bleven de woorden een brij die zelfs voor haar eigen oren onverstaanbaar was.
‘O, god, Warren!’ riep Drew. ‘Kom terug.’
‘Nee!’ zei Casey. Dit woord klonk zo helder als glas.
‘Ik begrijp het niet. Waarom wil je niet dat ik het aan Warren vertel? Hij houdt zo ontzettend veel van je, Casey. Hij heeft de hele dag alleen maar over jou gepraat. En we hebben zo'n geweldige dag gehad samen. Hij was zo fantastisch met Lola. Ik weet nu pas hoe onredelijk ik steeds tegen hem ben geweest.’
‘Nee!’ zei Casey weer. Je moet me hier weghalen. Hij gaat me vermoorden. Bel de politie. Bel het alarmnummer. Haal me hier weg.
‘Waarom wil je niet dat ik iets tegen Warren zeg?’ vroeg Drew opnieuw.
Omdat hij geprobeerd heeft me te vermoorden. Omdat jij na mij aan de beurt bent. Omdat we hier weg moeten.
Maar de woorden weigerden zich te vormen; ze ontsnapten als een reeks klinkers en medeklinkers zonder enig verband aan haar lippen.
‘Ligt tante Casey te zingen?’ vroeg Lola, die de kamer weer binnen kwam huppelen.
‘Ik dacht dat jij een tekening voor je tante ging maken,’ zei Drew, duidelijk van slag.
‘Ik kon de kleurpotloden niet vinden.’
‘Ik geloof dat ze in het kastje naast de gootsteen liggen.’
‘Daar heb ik gekeken.’
‘Kijk nog maar eens dan,’ zei Drew op gebiedende toon, terwijl Lola weer bij Casey op bed klom.
‘Ik wil niet. Ik wil dat tante Casey een liedje voor me zingt.’
‘Maar ze kan niet zingen, lieverd.’
‘Welles. Ik hoorde het.’
‘Riep je me net?’ vroeg Warren ineens vanuit de gang.
‘Tante Casey was aan het zingen.’
Nee!
‘Lola…’
‘Wat?
‘Ze was niet aan het zingen,’ zei Drew.
‘Wel waar. Ik hoorde het.’
Nee. Nee.
‘Wát deed ze precies?’ Warren was met twee reuzenpassen bij het bed.
‘Het was eigenlijk meer gekreun dan iets anders.’ Drew keek behoedzaam naar Casey.
‘Waarom kijk je op zo'n manier naar haar?’ vroeg Warren. ‘Denk je dat ze je kan zien?’ Hij rukte ineens Lola's zebratekening van de muur en wuifde met de kleurige strepen voor Caseys ogen heen en weer. ‘Kun je dit zien? Zie je dit?’
‘Je maakt mijn tekening kapot,’ riep Lola.
Casey probeerde haar ogen te sluiten, maar het was te laat.
‘Je knipperde,’ zei Warren. ‘Mijn god, je knipperde met je ogen.’
‘Wat betekent dat?’ vroeg Drew.
‘Dat betekent dat ze kan zien.’
‘Is dat waar? Casey, kun je zien?’ Drew greep Caseys hand.
‘Knijp één keer als het ja is.’
‘Wat doe je?’ Warrens gezicht kreeg een verschrikte uitdrukking die overging in verbijstering. ‘Bedoel je dat ze kan reageren? Jezus, Drew, als jij iets weet over de toestand van mijn vrouw wat ik niet weet, waarom zeg je dat dan niet? Heb ik soms niet het recht om dat te weten?’
Er viel een lange stilte.
Nee, alsjeblieft, vertel hem niets. Alsjeblieft.
‘Casey is bij bewustzijn,’ zei Drew uiteindelijk.
Nee. O, nee.
‘Wát? Hoe lang al?’
‘Ik weet het niet zeker. Een paar dagen, denk ik.’
‘Een paar dágen?’ herhaalde hij. ‘Hoe weet je dat?’
‘Ze heeft me in mijn hand geknepen, woorden gespeld.’
‘Woorden gespeld?’ herhaalde Warren stompzinnig. ‘Hoe kan dat nou? Waarom heb je me niks gezegd?
‘Ik weet het niet,’ zei Drew weer. ‘Het spijt me verschrikkelijk.’
Warren liet zich op de stoel naast het bed zakken en verborg zijn gezicht in zijn handen.
‘Wees niet boos, alsjeblieft,’ zei Drew. ‘Het is toch fantastisch nieuws? We moeten het vieren. Casey kan zien. Ze kan ons begrijpen. Ze begint te communiceren. Binnenkort loopt en praat ze weer alsof er nooit iets is gebeurd. Is dat niet geweldig dan, Warren? Casey is weer bij ons terug.’