13
‘Lester Whitmore, kom maar naar beneden!’ riep de presentator brallerig. ‘Jij bent onze volgende kandidaat in The Price Is Right.’
‘O, god, moet je die vent zien,’ gilde Drew naast Caseys hoofd. ‘O, sorry, ik vergeet steeds dat je niet kunt zien. Shit, ik lak ernaast.’
De prikkelende geur van verse nagellak maakte Casey duidelijk dat haar zus haar nagels zat te lakken. Ze vroeg zich af hoe lang Drew al in de kamer was.
‘Ik wou dat je die vent kon zien,’ vervolgde Drew. ‘Hij ziet eruit alsof hij elk moment een hartaanval kan krijgen, zo opgewonden is hij. Hij zweet gewoon door zijn afgrijselijke Hawaïshirt heen en springt als een gek heen en weer. En hij omhelst de andere kandidaten, die dat absoluut niet zien zitten.’
The Price Is Right, dacht Casey. Ze was met die show opgegroeid. Dat hij nog steeds werd uitgezonden was op een eigenaardige manier een troost, een geweldige troost zelfs.
‘O, kijk. Ze moeten de prijs raden van een set golfclubs, inclusief de tas.’
‘Vierhonderd dollar,’ opperde de eerste kandidaat.
‘Vierhonderd dollar?’ echode Drew. ‘Ben je gek of zo? Zelfs ik weet dat ze veel meer waard zijn.’
‘Zevenhonderdvijftig dollar,’ zei de tweede kandidaat.
‘Duizend dollar.’
‘Duizendeneen,’ zei Lester Whitmore.
‘Wat zou jij zeggen, Casey? Ik wed dat jij het antwoord weet.’
Als het goeie clubs zijn en het maar een béétje een goede tas is, dan zou ik zeggen zo'n zestienhonderd dollar.
‘De juiste prijs is een duizend zeshonderd en twintig dollar,’ verkondigde de presentator. ‘Lester Whitmore, jij bent de winnaar van The Price Is Right.’
‘Nou, hoe dicht zat jij erbij?’ vroeg Drew. ‘Heel dicht, wed ik. Als het om golf gaat ben jij immers onverslaanbaar.’
‘Wauw, wat een slag,’ hoorde Casey Warren ergens in een uithoek van haar brein uitroepen, met grenzeloze bewondering in zijn stem. Ze zag hem vanuit het duister in haar hoofd opdoemen en binnenstappen in het helle licht van een stralende lentedag. ‘Waar heb jij een golfbal op zo'n manier leren raken?’
‘Mijn vader heeft het me geleerd,’ zei Casey, die haar plaats naast hem in de zon innam.
‘Wie is je vader? Arnold Palmer soms?’
Casey lachte en liep verder over de fairway, haar golfkarretje achter zich aan trekkend.
‘Ik denk zelfs dat je verder hebt geslagen dan ik,’ zei Warren toen ze de twee geribbelde witte ballen naderden die slechts enkele centimeters bij elkaar vandaan lagen, op zo'n tweehonderd meter afstand van de afslagplaats.
Casey had inderdaad verder geslagen dan haar knappe date.
‘Wat… ga je me niet eens vertellen dat het puur geluk was? Om mijn aangetaste mannelijke ego weer wat op te krikken?’
‘Moet het opgekrikt worden dan?’
‘Wat lieve woordjes zouden me wel goed doen.’
‘Wat ben je toch schattig als je onzeker bent,’ zei Casey. Ze was opgelucht dat Warren begon te lachen. Ze wilde niet gemeen of zelfvoldaan overkomen. Toen Warren haar een aantal dagen eerder had gebeld om haar mee uit te vragen en behoedzaam had geïnformeerd of ze wel eens golfte, had ze hem niet verteld dat ze lid was van de chicste golfclub van de stad en dat ze handicap negen had. Ze had alleen maar gezegd dat ze het heerlijk vond om te gaan golfen. Die ochtend had ze nog steeds niet besloten of ze een eind onder haar niveau zou gaan spelen zodat Warren zich mannelijk en superieur zou kunnen voelen, of niet.
Ze had besloten het niet te doen.
Casey keek toe, terwijl Warren zich op zijn volgende slag voorbereidde met een uitgebreide reeks halve swings en de bal vervolgens in de fraaie kreek deed belanden die over de eerste negen holes van Cobb's Creek slingerde, de openbare golfbaan die door Golfweek kort tevoren tot de op vijf na beste van alle stedelijke golfbanen in het hele land was gebombardeerd. Ze dacht aan haar vader, die altijd zei dat ze geen kans voorbij moest laten gaan om haar tegenstander af te maken. Ze voelde er weinig voor om deze knappe man met zijn lekkere kontje letterlijk af te maken. En wat maakte het uit als ze hem liet winnen? Het zou doodeenvoudig zijn om even uit balans te raken, een verkeerde beweging te maken met haar linkerelleboog, haar ogen even van de bal te laten afdwalen en de bal naast de zijne in het water te slaan. In plaats daarvan nam ze de correcte houding aan, bepaalde de richting, verdreef de stem van haar vader en alle andere gedachten naar de achtergrond en sloeg. Een ogenblik later zag ze de bal moeiteloos de kreek passeren en midden op de green neerkomen, ongeveer drie meter bij de vlag vandaan.
‘Waarom krijg ik zo onderhand het gevoel dat je dit al eens eerder hebt gedaan?’ vroeg Warren, toen zijn bal na zijn derde slag dicht bij de hare terechtkwam.
‘Ik ben behoorlijk goed in golf,’ gaf ze toe, terwijl ze putte voor een birdie.
‘Dat merk ik, ja.’
‘Ik heb een golfbeurs voor Duke afgeslagen,’ vertelde ze hem twee holes – en twee pars – later.
‘Waarom?’
‘Omdat ik vind dat sport iets is om voor je plezier te doen, geen werk.’
‘Dus als ik het goed begrijp, zit je liever op kantoor om banen te zoeken voor ontevreden juristen dan dat je de hele dag lekker buiten aan het golfen bent.’
‘Ik zou eigenlijk liever kantoren inrichten,’ antwoordde Casey.
‘Waarom doe je dat dan niet?’
Casey pakte haar bal uit de hole en stopte hem in haar zak. Ze liep met ferme pas door naar de volgende hole. Warren had moeite haar bij te houden. ‘Mijn vader vond dingen als interieurontwerpen frivole onzin en zonde van mijn tijd. Hij vond dat ik, als ik die beurs voor Duke dan per se wilde afwijzen, op zijn minst naar een andere universiteit zou moeten. Dus ben ik uiteindelijk afgestudeerd in psychologie en Engels aan Brown, ondanks het feit dat ik geen jota begrijp van menselijk gedrag en dat ik van George Eliot let terlijk pukkels krijg.’
‘Maar dat verklaart nog niet waarom je nu een bemiddelingsbureau voor juristen hebt.’
‘Om je de waarheid te zeggen, weet ik zelf niet eens zo goed hoe dat zo gekomen is. Je zou het aan Janine moeten vragen. Het was haar idee.’
‘Janine?’
‘Mijn compagnon, Janine Pegabo. De vrouw met wie je eigenlijk een afspraak had op de dag dat we elkaar ontmoetten.’
‘Die haar kies brak op een bagel.’ Warren herinnerde het zich weer.
‘Die, ja.’
‘Hoe gaat met haar?’
‘Ze moet een nieuwe kroon.’
‘Ai.’
‘Ze is niet blij, nee.’
‘En jij?’ vroeg Warren.
‘Ik heb geen nieuwe kroon nodig.’
‘Ben jij blij?’
Casey dacht daar even over na. ‘Redelijk, zou ik zeggen.’
‘Alleen maar redelijk, of zonder gerede twijfel?’
‘Oei, dat weet ik niet, hoor.’ Casey wachtte tot het clubje golfers voor hen de green van de lastige drie par had verlaten alvorens af te slaan. Warrens vraag echode nog na in haar oren terwijl ze zwaaide, met als gevolg dat haar swing iets te snel was en de bal laag over de baan naar links vloog en in de bunker voorbij de green terechtkwam.
‘Aha! Nu grijp ik mijn kans.’ Warren pakte zijn ijzer zeven en sloeg. Zijn bal ging hoog de lucht in en kwam zachtjes neer op de green. ‘Yes!’ riep hij, maar toen rolde zijn bal weg naar rechts om onder een hoopje bladeren te blijven liggen. ‘Verrek! Het is gewoon niet eerlijk.’
‘Een advocaat die verwacht dat het leven eerlijk is. Interessant,’ zei Casey, terwijl ze de smalle fairway af liepen. ‘Ik heb trouwens in de afgelopen jaren wel een aantal avondcursussen interieurontwerpen gevolgd. Ik hoop zeer binnenkort mijn diploma te behalen.’
‘En wat vindt je vader daarvan?’
‘Mijn vader is dood.’ Was het mogelijk dat hij niet wist wie haar vader was?
‘Dat spijt me.’
‘Hij en mijn moeder zijn vijf jaar geleden omgekomen bij een ongeluk met een privévliegtuig.’ Als hint moest dat toch voldoende zijn.
‘Het spijt me,’ zei Warren weer, alsof hij nog steeds geen idee had. ‘Dat moet vreselijk voor je zijn geweest.’
‘Het was vreselijk, ja. Vooral omdat de pers ons geen ogenblik met rust liet.’
‘Waarom was dat dan?’
‘Omdat mijn vader Ronald Lerner was,’ zei Casey, die keek hoe Warren zou reageren. Hij reageerde helemaal niet. ‘Heb je nooit van Ronald Lerner gehoord?’
‘Had ik van hem moeten horen dan?’
Caseys gezicht vertrok op een manier die duidelijk maakte dat dat eigenlijk niet anders kon.
‘Ik ben opgegroeid in New Jersey en heb in New York rechten gestudeerd,’ bracht hij haar in herinnering. ‘Ik ben pas naar Philly verhuisd toen ik bij Miller & Sheridan ging werken. Misschien kun je me vertellen wat ik allemaal gemist heb.’
‘Later misschien,’ zei Casey, terwijl ze de de bunker betrad die de vage vorm van een hart had. Warren liep naar de andere kant van de green. Ze groef haar hakken in het zachte zand om het juiste evenwicht te vinden voordat ze weer opkeek om haar slagrichting verder te bepalen. Vanuit haar ooghoek zag ze Warren wachten tot hij kon slaan. Zijn bal lag comfortabel op een hoopje bladeren. Was die daarstraks ook zo zichtbaar geweest, vroeg ze zich af, terwijl ze zich zijn teeshot weer voor de geest haalde. ‘Verrek,’ hoorde ze hem weer zeggen toen de bal uit het zicht verdween. ‘Het is gewoon niet eerlijk.’ Blijkbaar was zijn bal minder diep onder de bladeren verdwenen dan ze eerst had gedacht. Ze zag hem nu immers vanuit een andere hoek. ‘Hou je liever bezig met je eigen spel,’ sprak ze zichzelf verwijtend toe, terwijl ze uithaalde naar de bal en die compleet miste, iets wat haar niet meer was overkomen sinds ze als kind net begonnen was met golf.
Ze behaalde uiteindelijk een score van vijfentachtig, wat bepaald niet slecht was, maar wel vier slagen hoger dan je van iemand met haar handicap zou mogen verwachten. Warren had tweeënnegentig, maar volgens Caseys heimelijke berekening was het eigenlijk drieënnegentig. (Ze had zijn score niet met opzet bijgehouden; het was iets dat ze automatisch deed.) Maar ze kon het natuurlijk mis hebben. Of Warren had een onopzettelijke vergissing gemaakt. Ze hadden bijna voortdurend lopen kletsen en het was maar al te gemakkelijk om een slag te vergeten. Of misschien wilde hij gewoon indruk op haar maken.
‘Hij speelt vals met golf,’ hoorde ze haar zus zeggen.
‘Hou je mond, Drew,’ mompelde Casey.
‘Sorry,’ zei Warren. ‘Zei je iets?’
‘Ik vroeg of je wist waarom het spel golf heet.’
‘Nee, waarom?’
Casey glimlachte om het versleten mopje dat Warren vast al minstens tien keer had gehoord, al zei hij van niet om beleefd te zijn. ‘Omdat alle andere vierletterwoorden al op waren.’
‘Shit,’ vloekte Drew weer, waardoor Casey uit haar gemijmer ontwaakte. ‘Dat is wat er gebeurt als je je nagels zelf moet doen. Anders doet Amy het altijd. Je kent Amy toch nog wel? Die met dat diamantje midden op haar tong? Ze werkt in die zaak aan Pine Street, You've Got Nails! Ze is de beste manicure in de hele stad, echt top, en ik kwam al eeuwenlang iedere week bij haar, tot jij hier belandde, natuurlijk. Ik kan me blijkbaar niet eens meer vijfentwintig dollar per week permitteren – een miezerige vijfentwintig dollar maar, verdomme,’ herhaalde ze nog eens nadrukkelijk – ‘om mijn handen een beetje toonbaar te houden. Geen manicures meer voor mij, dus, tenzij ik mijn dochter honger wil laten lijden, wat misschien niet eens zo'n slecht idee zou zijn, want als je het mij vraagt begint Lola een beetje een dikkerdje te worden. Ja, ik weet ook wel dat ze pas vijf is en dat ze later nog tijd zat heeft om zich druk te maken over afvallen en zo, maar meisjes kunnen niet voorzichtig genoeg zijn.’ Drew snoof verachtelijk. ‘Ik denk niet dat ik jou dat nog hoef te vertellen. Als je maar goed naar links en naar rechts had gekeken, dan zaten we nu niet zo in de penarie.’
‘Angela Campbell, kom maar naar beneden! Jij bent de nieuwe kandidate in The Price Is Right.’
Drew ratelde maar door, haar stem concurreerde met de gilletjes van de gelukkige nieuwe kandidate. Casey merkte dat ze na enkele minuten begon weg te zakken. Ze was uitgeput van al het gebabbel dat zich in een constante stroom een weg naar haar oren had gezocht vanaf het moment waarop de artsen hadden meegedeeld dat ze kon horen en dat het heilzaam was als iedereen zoveel mogelijk tegen haar aanpraatte. Sindsdien had ze constant stemmen gehoord, allemaal met de loffelijke, zij het onnodige bedoeling haar hersenen tot meer activiteit aan te zetten. Het gepraat begon 's ochtends vroeg al meteen, wanneer de co-assistenten hun ochtendronde maakten, en ging de hele dag door. Iedereen praatte tegen haar: dokters en verpleegkundigen, familieleden en vrienden. Zelfs in de nacht werd er om haar heen gepraat, als de schoonmakers aan het soppen waren. Als mensen niet tegen haar praatten, dan lazen ze haar wel voor. De verpleegkundigen lazen de voorpagina van de krant voor, haar nichtje vertelde haar steeds weer heel trots het verhaal van Roodkapje, en Janine vervolgde koppig haar martelgang door de negentiende-eeuwse straten van Middlemarch.
En op de koop toe was er de televisie, met een complete parade van stompzinnige ontbijtshows, hysterische spelprogramma's en van seks vergeven middagsoaps. Daarna kwamen Montel, Dr. Phil, Oprah en Ellen, gevolgd door de forensische experts van CSI, de libidineuze dokters van Grey's Anatomy of de maffe advocaten van Boston Legal. Iedereen deed zijn best om haar volledige, onverdeelde aandacht te trekken.
En natuurlijk was Warren er steeds. Hij kwam iedere dag. Altijd kuste hij haar op haar voorhoofd en streelde hij haar handen. Dan trok hij de stoel naast haar bed bij en begon zachtjes tegen haar te praten. Hij vertelde haar wat hij die dag had gedaan en hij vertelde haar over de gesprekken die hij met de verschillende artsen had gevoerd. Hij zei dat hij hoopte dat er nog meer tests waren die ze konden uitvoeren, tests waaruit zou blijken hoeveel ze begreep van wat ze allemaal hoorde, als ze al iets begreep. Er was toch ongetwijfeld wel een manier om haar hersencapaciteit te meten, had ze hem tegen dokter Zarb horen zeggen. Hoe lang zou het duren voordat ze haar armen en benen weer kon gebruiken, had hij aan Jeremy gevraagd. Hoe lang duurde het nog voordat hij haar mee naar huis kon nemen?
Ze stelde zich voor hoe hij vol verlangen in haar geopende, nietsziende ogen keek. Waarschijnlijk zou iedereen die dit zag zich afwenden, omdat ze niet wilden storen tijdens zo'n intiem moment. Iedereen behalve Janine dan, die het geen enkel probleem vond om hen geregeld te overvallen. Net als Drew trouwens, die geen erg had in dingen die niet direct op haar betrekking hadden.
Was het mogelijk dat haar zus op veel meer dingen lette dan aan haar te merken was?
Was het mogelijk dat haar zus geprobeerd had haar te vermoorden, om aanspraak te kunnen maken op het grote fortuin waar ze volgens haar recht op had?
‘“Ik vond het maar beter om het je te vertellen, omdat je gewoon doorging met wat je altijd doet, nooit precies kijkt waar je bent, en verkeerd uitkomt,”’ had Janine voorgelezen. ‘“Jij ziet altijd wat niemand anders ziet, maar toch zie je nooit wat volstrekt duidelijk is.”’
Had ze wat haar zus betrof geen oog gehad voor wat volstrekt duidelijk was? Was ze verkeerd uitgekomen, wilde ze niet zien wat volstrekt duidelijk was?
Wat in elk geval duidelijk was, moest Casey erkennen, was dat Drew niet alleen een motief had gehad, maar ook in de gelegenheid was geweest om haar te vermoorden.
Nee, dit wil ik niet. Ik laat de verdenkingen van rechercheur Spinetti mijn geest niet vergiftigen. Warren is er nog steeds van overtuigd dat het een ongeluk was. Ik moet op zijn instinct vertrouwen. Ik moet me op iets plezierigers concentreren. Naar die verdomde tv luisteren. Uitvinden hoeveel voordeliger zo'n king-size tube tandpasta is.
‘Vertel ons eens iets over jezelf,’ spoorde de presentator die nieuw ste gillende spelkandidaat aan.
‘Vertel me eens wat meer over Casey Lerner,’ hoorde ze Warren zeggen. Zijn zachte stem was als een streling in haar nek, lokte haar terug naar hun nog niet zo lang voorbije verleden, naar de tijd dat hun relatie opbloeide, toen elke ontmoeting een bron was van weer nieuwe ontdekkingen, en liefde achter elke zucht op de loer lag en zich verleidelijk door elke kleine pauze in hun gesprekken weefde.
‘Wat zou je graag willen weten?’
Ze waren die ochtend op de boerenmarkt in Lancaster, een leuk stadje bijna honderd kilometer ten westen van Philadelphia, met een bevolking van nog geen zestigduizend zielen. Het heette oorspronkelijke Gibson's Pasture, was rond 1700 door Zwitserse men nonieten gesticht en had inmiddels een voetgangersvriendelijk stedelijk centrum waar historische gebouwen concurreerden met een groot aantal nieuwe outletwinkels. De boerenmarkt, waar veel Amishboeren uit de omgeving hun fruit, groenten, brood, gebak en zelfgemaakte artikelen verkochten, bestond al sinds het begin van de achttiende eeuw, en het bakstenen gebouw waarin de markt gevestigd was, was een van de oudste overdekte markten in Amerika.
‘Ik wil alles weten,’ zei Warren.
‘Meer niet?’
‘Ik ben niet erg veeleisend.’
Casey glimlachte. ‘En ik zit niet erg gecompliceerd in elkaar.’
‘Dat waag ik te betwijfelen.’
‘Het is echt zo. Ik ben tamelijk open. Je hoeft maar naar me te kijken om te weten wat je aan me hebt.’ Ze zweeg even, hield haar hoofd schuin waardoor haar lange blonde haar over haar rechterschouder viel. ‘Vertel dus maar eens… wat zie je?’
Het was even stil. Warren kwam dichterbij zodat zijn gezicht op nog maar enkele centimeters van het hare was. ‘Ik zie een mooie vrouw met droevige blauwe ogen.’
‘Wat?’
‘En ik wil heel graag weten wat haar zo droevig maakt,’ vervolgde hij, zonder zich aan haar onderbreking te storen.
‘Je hebt het mis,’ zei Casey. ‘Ik ben niet…’
‘En ik wil haar in mijn armen nemen en vasthouden, haar zeggen dat alles wel goed komt.’
‘… droevig.’
‘En ik wil haar kussen en zorgen dat alles goed wordt.’
‘Nou ja, misschien ben ik een béétje droevig.’ Casey hief haar kin op, terwijl zijn lippen naar de hare toe bewogen en als een zacht veertje de hare beroerden. ‘Bij nader inzien ben ik eigenlijk gek van verdriet,’ fluisterde ze, terwijl ze haar armen om hem heen sloeg en hij haar opnieuw kuste.
Ze brachten de nacht – hun eerste nacht samen – door in King's Cottage, een in Spaanse stijl gebouwd herenhuis dat was omgebouwd tot een van de twee B&B's die de omgeving rijk was. Het was in 1913 gebouwd, had acht kamers met een eigen badkamer, antiek meubilair en grote, comfortabele bedden. ‘Het is hier prachtig,’ zei Casey toen de eigenaar, die vuurrood haar had, hun de sleutel van hun kamer gaf.
‘Jij bent prachtig,’ zei Warren, toen hij haar opnieuw in zijn armen sloot. Ze bedreven de liefde, en deden dat diezelfde nacht en in de weken die volgden nog talloze malen, en elke keer was ‘wonderbaarlijk’, zoals Casey Janine en Gail later toevertrouwde.
‘Het lijkt wel alsof hij mijn gedachten kan lezen,’ vertelde ze hen.
‘Wat romantisch,’ zei Gail.
‘Excuseer me even, ik ga kotsen,’ zei Janine.
Het onderwerp kinderen sneden ze aan tijdens een ander weekenduitje, toen ze in het historische Gettysburg waren. Ze waren bijna aan het einde van een wandeling van anderhalve kilometer over het slagveld toen drie jongens – pubers – in volle vaart langs hen heen stoven en Casey bijna omver liepen. ‘Hoeveel kinderen zou jij willen?’ vroeg Warren, terwijl hij haar bij haar elleboog greep om te voorkomen dat ze viel.
‘Ik weet het niet. Ik heb er nooit echt over nagedacht,’ loog Casey. In werkelijkheid had ze heel vaak nagedacht over het krijgen van kinderen. Ze vroeg zich vaak af wat voor soort moeder zij zou zijn: een onverschillige moeder die er eigenlijk nooit was, zoals haar eigen moeder, eentje die niet wist wat ze ermee aan moest en zich zelf nog als een kind gedroeg, zoals Drew, of, en dat hoopte ze, eerder een ‘echte’ moeder, zoals de vrouw die ze in de zandbak had gezien toen ze zelf nog een kind was, een vrouw die genoot van haar kinderen en die hen wilde vertroetelen en verzorgen. ‘Twee lijkt me wel leuk. En jij?’
‘Nou, ik ben enig kind, zoals je weet, dus ik heb me altijd een heel huis vol kinderen voorgesteld, maar twee is ook goed.’ Hij glimlachte alsof ze zojuist een compromis hadden bereikt over iets wat heel belangrijk was.
Casey deed alsof ze het niet merkte. ‘Hoe waren jouw ouders?’
‘Mijn vader heb ik eigenlijk nooit echt gekend,’ zei Warren luchtig. ‘Hij stierf toen ik nog heel klein was. Maar mijn moeder…’ Hij lachte even. ‘Dat was een sterke vrouw. Ze was iemand om rekening mee te houden.’
‘Hoezo dan?’
‘Nou, om te beginnen is ze vijf keer getrouwd.’
‘Je maakt een grapje, zeker.’
‘Nee, het is geen grap. Volgens de familielegende scheidde ze van haar eerste man toen die haar van de trap had gegooid, en van nummer twee toen die de gevangenis in moest wegens verduistering. Echtgenoot nummer drie, mijn vader, volgens mijn moeder de enige goede van het hele stel, overleed aan een hartaanval toen hij negenenveertig was. Van nummer vier en vijf weet ik niet veel meer, want ik zat in de tijd van deze beide fiasco's op een kostschool. Hoe het ook zij, het is mijn moeder wel gelukt om aan deze laatste twee uitstapjes genoeg geld over te houden om te kunnen leven op de wijze die ze altijd had nagestreefd. Nu we het daarover hebben… Ik vrees dat ik moet aandringen op een huwelijkscontract voordat…’
‘Wat?’
‘Voordat we over onze andere huwelijksplannen praten.’
‘Huwelijksplannen?’
‘Je weet toch nog wel, toen op kantoor. Je bent mijn huwelijksaanzoek toch nog niet vergeten?’
‘Je maakte een grapje,’ zei Casey, hoewel ze wist – steeds had geweten – dat het hem menens was.
‘Ik wil dat je naar een advocaat gaat en hem een waterdicht huwelijkscontract laat opstellen,’ vervolgde Warren. ‘Als het tot een scheiding komt, die nooit zal plaatsvinden, geloof me, want ik ben van plan van jou een onwaarschijnlijk gelukkige vrouw te maken, de gelukkigste op aarde, maar stel, dan wil ik er zeker van zijn dat jouw gehele bezit volledig beschermd is. Niemand – en ik bedoel helemaal niemand – zal mij er ooit van beschuldigen dat ik om je geld met je getrouwd ben. Niemand zal aan mijn motieven kunnen twijfelen.’
‘En… heb je mijn geld?’ vroeg Drew nu.
‘Ik heb je al uitgelegd dat de situatie erg gecompliceerd is,’ begon Warren.
‘Hoezo gecompliceerd? Het is gewoon míjn geld.’
‘Jawel, maar het was Casey die het beheerde en nu is Casey…’
‘Onder zeil. Vertel me eens wat nieuws.’
‘Ik doe mijn best.’
Casey stelde zich haar zus voor die haar ene arm over de andere legde met haar vingers gespreid om haar pasgelakte nagels te bescher men, en die achteroverleunde in haar stoel, met haar kaken gespannen van verwachting. ‘Ik luister, meneer de advocaat,’ zei ze. ‘Laat maar eens horen hoe goed je bent.’