36

Via de zijdeur van de kerk glipte ik naar buiten en ongezien wist ik Road Street te bereiken, met andere woorden, zonder te worden aangehouden. Net toen ik achter het stuur van de Taurus was

gekropen voor de deprimerende terugrit naar Knoxville, hoorde ik opeens een zachte, bekende stem. ‘Praat je niet meer met me?’ Miss Georgia was ravissant gekleed in een mouwloze jurk tot op de kuit, die haar elegante lichaam bedekte en tegelijkertijd verpletterend liet uitkomen. De halslijn vertoonde een glimp van een decolleté, en het ondeugende van de kleding werd getemperd, en gek genoeg ook weer benadrukt, door de pikzwarte doorkijkstof die de halslijn bedekte. Een paar zwarte handschoenen en de breedgerande hoed, afgezet met veren, die ik haar ook al in de kerk had zien dragen, completeerden het geheel. Miss Georgia tilde een naaldhak op en plaatste hem op de treeplank. Door de beweging, en dankzij de lange split, viel de jurk open en onthulde deze een netkous, jarretel en daarboven zo’n tien centimeter ontblote dij. Het was een elegante, vrouwelijke dij, en wederom verbijsterde het me te bedenken dat Miss Georgia eigenlijk geen vrouw was. ‘Dr. Bill, gecondoleerd met het verlies van je vriendin,’ zei ze. ‘Ik zag het op tv, en ik heb gehuild, gehuild en nog eens gehuild. Ze was een kanjer.’

‘Zeker weten,’ zei ik.

‘Waarom liet de po-lítie je niet toe in de kerk? Je hield toch van haar?’

Ik knikte. ‘Dat denk ik wel, ja. Het zou gekund hebben. Ik begon daar net achter te komen.’

‘Nou en of. Laatst, in die club, straalde het van je gezicht af. En zij zag jou ook helemaal zitten, hoor; ik heb het haar zelf gevraagd, en ze zei het! Als iemand het recht had om op die begrafenis te zijn, was jij het wel. Jij en haar mams. Wie heeft die smerissen eigenlijk verteld dat ze je moesten tegenhouden?’

‘Haar ex-man,’ antwoordde ik. ‘Ik denk dat hij denkt dat ik haar heb vermoord. En dat denkt ook rechercheur John Evers. En de officier van justitie.’

‘Jij?!’ Miss Georgia wierp haar hoofd in haar nek en schaterde haar hoge, klaterende lach waarvan het vrouwelijke karakter enigszins werd getemperd door de manier waarop haar dansende adamsappel zich manifesteerde. ‘Dr. Bill, je bent zo mak als een babylammetje,’ sprak ze. ‘Jij doet de vrouwtjes geen kwaad, en al helemaal niet als je een dame ziet zitten. Ik heb zin om die ex-vent van d’r eens een flinke pets om z’n oren te verkopen, hem es goed bij de les te meppen. En ook die twee agentjes.’ Ze grijnsde wellustig. ‘Vooral die bleekscheetjes in hun uniformpjes, die snákken ernaar om eens door een langbenige Nubische godin te worden aangepakt.’

Ik moest ondanks mezelf glimlachen. ‘Ik waardeer het dat je het voor me wilt opnemen, Miss Georgia, maar ik zal zelf mijn eigen broek moeten ophouden.’

‘Broek?! Man, ik háát dat woord. Geef mij maar een jurk. Jurken en japonnen, daar hou ik van. Nou, de volgende keer dat iemand je het leven zuur maakt, krijgt ie met mij te maken. Zullen we eens zien wie er het laatst lacht.’

‘Goed,’ zei ik. ‘De volgende keer dat de politie – po-lítie – me het leven zuur maakt, geef ik wel een gil.’ Ze gaf me een overdreven, instemmende knipoog.

‘Zeg, dr. Bill, ik heb iets ontdekt over die zaak waar jij en Jess mee in de weer waren.’

Op de hoek was een koffieshop, Ankar’s Downtown, dus ik stelde voor daar even wat te gaan eten en verder te praten. ‘Nou, kijk, eh, ik moet mijn meidenfiguurtje natuurlijk goed in de gaten houden, hè? Maar een glas zoete ijsthee lijkt me helemaal het einde.’ Ik hield de deur voor haar open, bestelde twee ijsthee en een zakje chips, waarna we een hoekje zochten waar we ver genoeg van het handjevol klanten vandaan zouden zitten. Hoofden draaiden zich om terwijl we naar onze plek liepen en Miss Georgia straalde naar degenen die haar aangaapten, alsof ze het als een eerbetoon beschouwde. En misschien was dat in zekere zin ook zo.

Toen we waren gaan zitten, trok ze haar handschoenen uit, legde ze deze op tafel en zoog ze door haar rietje van haar ijsthee, om vooral haar koraalrode lippenstift niet te bezoedelen. ‘Hmm,’ zuchtte ze, ‘zó verfrissend.’ Ik nam een slok van de mijne en stak chips in mijn mond. Het was dikke ribbelchips, en het kraakte luid. Afkeurend haalde Miss Georgia haar neus op.

‘Je zei dat je iets had ontdekt,’ zei ik. ‘Vertel maar.’

Ze reikte onder de tafel en trok een opgevouwen stukje papier tevoorschijn dat ze, zo vermoedde ik, achter haar jarretelkous had gestopt. Ze vouwde het open en ik zag de twee compositietekeningen van Craig Willis, zowel als travestiet als in gewone mannenkleding. ‘Ik informeerde even bij wat vrienden – vriendjes en vriendinnetjes – over deze “figuur” waar jij en Jess zich het een en ander over afvroegen.’

‘O, maar nadat ik je gesproken had, hebben we hem aan de hand van vingerafdrukken al kunnen identificeren, hoor.’ Ik legde uit dat ik de huid van de hand had gevonden en hoe Art die als een handschoen had aangetrokken om zo de vingerafdrukken te kunnen nemen.

‘Fa-sci-né-rend, dr. Bill,’ zei ze. Het klonk in elk geval gemeend en ik waardeerde het compliment. ‘Een van mijn vriendjes herkende de tekening – de normale dan, niet die in die truttige Dolly Parton-outfit. Die vent is helemaal geen travo; die klootzak is een chicken hawk , een “kiekendief”, sorry dat ik het zo moet zeggen, dr. Bill.’

‘Kiekendief? Wat is een kiekendief?’

‘Een vogel. En ook een pedofiel. De kiekendief scheert omlaag en grist kleine baybykipjes mee. Er is zelfs een kiekendiefbelangengroep: nambla, zo noemen ze zich. Staat voor: North American Man-Boy Love Association . De nambla vindt dat mannen seks met jongens van elke leeftijd mogen hebben, zolang het maar met instemming van de jongen gebeurt.’ Ze zweeg even, en voegde eraan toe: ‘Wat “instemming” voor een kind van zes ook mag betekenen.’

‘Je lijkt aardig op de hoogte te zijn,’ zei ik.

Miss Georgia wendde haar hoofd af. Toen ze me weer aankeek, ontwaarde ik een diepgeworteld verdriet in haar ogen. ‘Je kent die boom toch wel waar ze het in de bijbel over hebben, die boom van goed en kwaad?’ Ik knikte verbijsterd; Art en ik hadden er het een paar weken geleden, een eeuwigheid, toevallig ook nog over gehad, en in dezelfde context. ‘Jaren geleden werd ook ik verleid om in wat fruit te happen, zeg maar. Zodra je daarvan eet, kom je er de rest van je leven niet meer van af, dr. Bill.’

Opeens had ik met haar te doen, maar ik wilde niet vorsen en kon ook even geen elegante manier bedenken om uiting te geven aan mijn gevoelens. In plaats daarvan vertelde ik haar dat Craig Willis in Knoxville wegens kindermisbruik was gearresteerd, kort voordat hij naar Chattanooga verhuisde. Ze knikte. ‘Kijk, dat bedoel ik dus,’ zei ze. ‘Die avond bij Alan Gold’s vertelde ik je al dat ik iemand in zo’n zielige travo-outfit van z’n levensdagen niet meer zou vergeten.’

‘Dus een kiekendief kan nooit een travestiet zijn?’

Voor de tweede keer in evenzoveel minuten leek Miss Georgia opeens even niet op haar gemak. ‘Zeg nooit nóóit, dr. Bill. Er lopen heel wat verknipte figuren rond op deze wereld. En travo’s zijn soms wel het meest verknipt.’ Ik keek Miss Georgia even goed aan, zoekend naar een glimp van ironie, maar bespeurde niets daarvan. ‘Maar dat vriendje van me zegt dus dat hij zich deze vent helemaal niet in vrouwenkleren kan voorstellen.’

‘Maar zo was hij wel gekleed toen hij stierf,’ wierp ik tegen.

‘Toen hij z’n laatste adem uitblies, of toen jullie hem vónden?’

‘Maar wat is dan de...’ Opeens zag ik waar ze heen wilde. ‘Je denkt dat degene die hem vermoordde hem met een bepaald doel in vrouwenkleren heeft gehesen?’

‘Hm-hmmmm.’

‘Waarom?’

‘Jij bent het forensisch genie, dr. Bill. Wat denk je zelf?’

‘Om het er als een haatmoord uit te laten zien?’

‘Zie je wel, schat. Je weet het best! Het kwartje moet alleen even vallen. Net als toen het kwartje viel en je wist dat je Miss Jess helemaal zag zitten.’

‘Maar de dader wist dat hij een pedofiel was, dus kan het nog steeds een haatmoord zijn.’

‘Ja, en nee,’ was haar reactie. ‘Een ander soort haat maakt het dus tot een ander soort misdrijf.’

In mijn hoofd begon langzaam maar zeker iets helder te worden. ‘Een ander soort haat dus, en een andere manier van vermoorden, dat betekent dus...’ Miss Georgia spoorde me met een bemoedigende knik aan. ‘Dat betekent dus een ander soort dader. Iemand die om een andere reden iemand anders vermoordt.’

‘Dr. Bill, wat ben je toch briljant.’

‘Hou op, zeg,’ zei ik. ‘Nu klink je echt uit de hoogte.’ Haar schaterlach weerkaatste door de koffieshop. Weer werd er in onze richting gekeken. ‘Dus in plaats van een of andere heikneuter die bij de aanblik van een man in vrouwenkleren meteen naar zijn geweer grijpt, moeten we op zoek gaan naar iemand die pedofielen haat, en die misschien wraak op iemand heeft willen nemen?’

Miss Georgia keek bedenkelijk. ‘Je denkt aan een klein jochie dat uit moorden gaat?’ Ze schudde haar hoofd. ‘De slachtoffers van die vent zijn daar nog lang niet oud genoeg voor. Bovendien, een misbruikte jongen zou zelf weleens een kindermisbruiker kunnen worden. Bagger stroomt altijd omlaag, zeggen we hier in Chattanooga. Jullie in Knoxville misschien niet. Want hoger gelegen, en zo.’

‘Nou, met Craig Willis ging het duidelijk bergafwaarts,’ bevestigde ik. ‘Maar als het niet een van zijn eigen slachtoffers was, wie dan wel?’ Miss Georgia sloeg haar ogen ten hemel en trommelde met haar vingers op het tafelblad. Eindelijk drong het tot me door. ‘Een ouder,’ zei ik. Ik dacht meteen aan mijn kleinzoons en hoe razend ik zelf zou zijn als iemand hen zou misbruiken. ‘Of een grootouder.’ Ik dacht aan Art, aan zijn onderhuidse woede jegens de monsters die hij dag in, dag uit, op internet volgde, en aan wat hij me had verteld over de agent die Craig Willis had betrapt terwijl die zich aan een jongetje, ene Joey Scott, vergreep. Ik vroeg me af hoe het voor die agent moest zijn geweest om te zien dat Willis, zonder zelfs maar voor de rechter te zijn verschenen, weer op vrije voeten was gekomen. ‘Of een gefrustreerde agent.’

Stralend keek Miss Georgia me aan. ‘Kijk, nu laat je dat megabrein van je eindelijk eens werken, dr. Bill.’ Ze zoog nog eens aan haar rietje en fronste. ‘Dit rietje geeft me totaal geen bevrediging. Ik denk dat ik dat zuigen een beetje ben verleerd.’ Ze knipoogde naar me, tuitte haar lippen en liet deze weer over haar rietje zakken. ‘Ach, wat kan mij het ook bommen,’ klonk het opeens op een wat omfloerster toon. Ze legde het rietje op tafel, bracht haar glas naar haar mond en leegde het in drie grote, door haar adamsappel benadrukte slokken. Ze zette haar glas neer en keek me aan met een blik die ik nog niet eerder had gezien. Ze leek opeens verlegen, bang, en ontdaan van de maniertjes en het vertoon waar ze zich tot nu toe bijna voortdurend achter had verscholen. ‘Dr. Bill, mag ik je iets vragen? Het is nogal een persoonlijke aangelegenheid.’

Ik kon me moeilijk voorstellen wat er nog persoonlijker kon zijn dan de gespreksronde waar Miss Georgia zojuist naar hartelust doorheen was gebanjerd. Ik knikte behoedzaam. ‘Ga je gang.’

‘Ik heb een paar operaties gehad. Deze borsten, misschien dat ze je zijn opgevallen?’ Ik knikte weer. ‘Als een eerste stap, snap je? Alvast een voorproefje, om te kijken of ik het wel zie zitten om een echte vrouw te worden.’

‘En?’

‘Ik denk dat ik er helemaal voor wil gaan.’

‘En dat “helemaal” betekent wat ik denk dat het betekent?’

‘Als je denkt: Lorena Bobbitt, dan denk je goed,’ was het antwoord. ‘Maar het is veel gecompliceerder. Een geslachtsveranderende operatie, zo noemen ze het. En denk maar niet dat ze de hele boel gaan snoeien, hoor. Ze trekken het binnenstebuiten, zeg maar, met ook nog flink wat plooiwerk. De zak met knikkers wordt geleegd en ze verwijderen het grootste deel van de hydrauliek, als je begrijpt wat ik bedoel. Maar daarna maken ze een vagina en zelfs een kleine clitoris, met zenuwuiteinden en alles.’ Ze keek dromerig. ‘Ik heb foto’s gezien. Ik zou eruit kunnen zien als een echte vrouw. En ook kunnen vrijen als een echte vrouw. Alles, behalve ongesteld zijn en kinderen krijgen, maar ja, wie zit daar nu op te wachten?’

‘Het klinkt anders behoorlijk ingrijpend, die operaties,’ vond ik. ‘Je weet zeker dat je dat wilt?’

‘Heel zeker, dr. Bill. Al sinds bij mij de puberteit toesloeg, probeer ik uit dit mannenlijf te stappen. Het zit gewoon niet lekker, snap je?’

‘Tja, zelf vind ik het wel meevallen. Voor jou zal dat anders zijn. Maar je wilde me iets vragen?’

‘In het Medical Center van Knoxville werkt een plastisch chirurg die behoorlijk goed schijnt te zijn. Hij is opgeleid in Frankrijk, bij de chirurg die deze hele operatie heeft bedacht.’ Ze aarzelde even. ‘Een tijdje geleden heb ik een afspraak gemaakt. Als ik aan de beurt ben, en alles achter de rug is...’ Ze zweeg.

‘Ja?’

‘Kom je me dan opzoeken in het ziekenhuis, dr. Bill?’

Ik schoot in de lach. ‘Dat is het? Dat was wat je me bijna niet durfde te vragen? Godsamme, Miss Georgia, ik zal met geen paard zijn tegen te houden.’

Toen we even later weer naar mijn doodsaaie witte auto liepen, haakte ze haar arm in de mijne. Toen ik instapte, boog ze zich naar me toe en gaf ze me een kus op mijn wang. Ik kuste de hare. Hij voelde glad en zacht, als die van een echte vrouw, en het was het meest vertroostende en warmste moment sinds ik vijf dagen daarvoor Jess’ onteerde lichaam op de Bodyfarm had aangetroffen.

Ik besloot om niet de snelweg naar Knoxville te nemen, maar om een andere route te pakken, in de hoop dat het mijn gedachten een beetje van Jess zou kunnen afleiden. En dus nam ik de U.S. 27, die ongeveer achthonderd meter vanaf het zeeaquarium met zijn glazen dakconstructie stroomafwaarts de rivier overstak. Het was al jaren geleden sinds ik voor het laatst de U.S. 27 had genomen. Sindsdien was deze snelweg voor het grootste deel vierbaans, maar de omgeving was eigenlijk altijd onveranderd gebleven. De weg liep min of meer parallel aan de I-75. Beide liepen vanuit Chattanooga in een noordoostelijke hoek omhoog, maar terwijl de I-75 door het breedste en vlakste deel van Tennessee liep, voerde de U.S. 27 zo’n 32 kilometer naar het westen, langs de voet van Walden Ridge, de mond van de woeste Chickamauga Gulch en de oostelijke helling van het Cumberland Plateau.

Na zo’n veertig minuten rijden vanuit Chattanooga passeerde ik Dayton en spontaan hield ik links aan, richting het zakendistrict. Aan de noordrand van het vier huizenblokken tellende centrum zag ik links een mooi, oud gerechtsgebouw van twee verdiepingen, opgetrokken uit baksteen, met een even zo hoge klokkentoren die hoog boven het gebouw uitstak. Het voelde bijna letterlijk als een stomp in mijn maag: dit was het gerechtsgebouw waar William Jennings Bryan en Clarence Darrow de zaak John Scopes hadden behandeld, de leraar scheikunde die in 1925 was gearresteerd omdat hij de evolutieleer doceerde. Had mijn onderbewuste me met opzet deze route ingefluisterd, zodat ik langs deze historische plek zou komen, een omstreden plek en symbool van een discussie die tegenwoordig nog net zo hevig was als tachtig jaar geleden? Waarschijnlijk wel, zo leek me.

Langs Main Street was nog volop parkeerruimte en – dit als onweerlegbaar bewijs dat Dayton maar een klein stadje was – zonder dat er ook maar een parkeermeter te bekennen viel. Ik parkeerde recht tegenover het gebouw en wandelde over het schaduwrijke gazon naar de hoofdingang. Links daarvan stond een levensgroot bronzen beeld op een voetstuk. Volgens de inscriptie betrof het hier William Jennings Bryan, senator en driemaal presidentskandidaat, bijgenaamd ‘The Great Commoner’ vanwege zijn affectie voor het gewone volk. Bryan, destijds al bekend vanwege zijn grimmige uitspraken over de nihilistische implicaties van de evolutieleer, mocht aantreden als woordvoerder namens de aanklagers. Ik keek om me heen en zocht naar een tweede standbeeld, namelijk dat van de hoofdadvocaat die Scopes verdedigde: Clarence Darrow. Net als Bryan gold ook Darrow als een gigant. Zijn bewonderaars noemden hem ‘The Great Defender’ en zijn tegenstanders ‘Attorney for the Damned’. Als Darrow hier in de vorm van een standbeeld vertegenwoordigd was, dan stond hij in elk geval op een goed verborgen plek.

Terwijl ik mijn gedachten over deze plastische ongelijkheid liet gaan, verscheen er een wat oudere heer uit het gerechtsgebouw. Hij liep naar me toe en groette me. ‘Waar staat Darrow?’ vroeg ik. ‘Het lijkt me toch dat beide advocaten hier een standbeeld verdienen.’

‘Als iemand met het geld over de brug komt, zetten we hem er graag bij, hoor,’ antwoordde de man. Hij bleek de onbezoldigd curator te zijn van het Scopes Trial-museum in het souterrain. Het gerechtsgebouw was net gesloten, maar toen de man hoorde dat ik van buiten de stad kwam en graag even de rechtszaal wilde bekijken, was hij zo hoffelijk me niet alleen de rechtszaal, maar ook het museum te laten zien.

Mijn binnentreden in de rechtszaal was een stap terug in de tijd. De zaal nam de gehele eerste verdieping in beslag. Overal hoge ramen en een stamped-tin metalen reliëfplafond dat een perfect contrast vormde met de gebutste houten vloer. Zelfs de zitplaatsen, oude aan de vloer verankerde houten stoelen in auditoriumstijl, waren origineel. Ik nam plaats op een van de stoelen voorin en beeldde me in hoe Darrow en Jennings elkaar, en elkaars principes, verbaal te lijf gingen: Darrows standvastige geloof in de vrijheid van het individu en het recht op zelfbeschikking versus Bryans hardnekkige geloof in de noodzaak van goddelijke verlossing. Met hun openingspleidooien hadden ze al meteen hun posities ingenomen. ‘Niet Scopes,’ zo verklaarde Darrow, ‘maar de beschaving staat hier terecht.’ Bryan zette zelfs nog zwaarder geschut in: ‘Als de evolutie wint, is het gedaan met het christendom.’

Dat de hele zaak vooral een mediaonderwerp was, wist ik al jaren, maar wat ik me pas goed realiseerde nu ik de stukken in het museum in het souterrain bekeek, was hoe minutieus het van begin tot eind als een publiciteitsstunt was georkestreerd. De anti-evolutiewet van Tennessee uit 1925 viel niet te ontkennen, en hetzelfde gold voor het voornemen van de aclu , de American Civil Liberties Union, om dit aan te vechten. De rechtszaak zelf was bijna puur theater, het geesteskind van de lokale zakenlieden, kamer van koophandeltypes die op deze manier het stadje Dayton op de kaart hoopten te zetten. Toen ook in andere, grotere steden in Tennessee de protesten tegen de nieuwe wet weerklonken, wisten de Dayton-promotors op slinkse wijze de procesdatum op te schuiven zodat Knoxville en Chattanooga niet met de eer zouden gaan strijken. Zelfs de gedaagde, de ernstige John Scopes, speelde een spel: hij doceerde scheikunde, en geen biologie, en was overgehaald om de rol van educatieve martelaar op zich te nemen als een bijdrage aan de economische redding van het stadje. Verscheidene studenten werden voorzichtig gemanipuleerd om te bevestigen dat, jawel, de heer Scopes inderdaad had gedoceerd dat de mens afstamde van aapachtige voorouders. Toen tijdens het proces op een gegeven moment een formeel punt aan de orde kwam dat de aanklacht tegen Scopes nietig dreigde te verklaren, haastte Darrow – the Great Defender! – zich het hof ervan te verzekeren dat de verdediging die weg niet wilde bewandelen. Hij hoopte dat hij de zaak zou verliezen zodat hij verder kon procederen, tot het Amerikaanse hooggerechtshof aan toe. Kortom, het nobele script van Inherit the Wind ten spijt, was deze cruciale zaak binnen de Amerikaanse rechtsspraak net zozeer doorgestoken kaart als een professionele worstelwedstrijd.

Geheel volgens de opzet delfde de evolutie in Dayton het onderspit en leek het christendom te zegevieren. Maar zelfs toen vertoonde de victorie weinig glans. Bryan – die in de getuigenbank had plaatsgenomen om het waarheidsgehalte van de bijbel te verdedigen – werd in de pers geportretteerd als een ‘meelijwekkende, murw geslagen bokser’. Zes dagen na het proces overleed de Great Commoner thuis in zijn woning, ergens in Dayton.

Te ontdekken hoe grondig deze ‘toonaangevende’ rechtszaak als een schijnproces was voorbereid, voelde lichtelijk deprimerend. Het betreurde me te moeten zien dat ons rechtssysteem net zo gevoelig was voor eigenbelang en publieksmanipulatie als, bijvoorbeeld, verkiezingscampagnes. Aan de andere kant plaatste deze hele ontmaskering mijn bananenroomtaart in een breder historisch perspectief. Als Bryan de ‘Great Commoner’ was en Darrow de ‘Great Defender’, misschien – heel misschien – dat de geschiedenis dr. Brockton dan als de ‘Grote Slagroomtoef’ zou boekstaven. Met een beetje geluk zou ik op z’n minst een sponsorcontract met dr. Oetker kunnen binnenslepen.

Macaber complot
titlepage.xhtml
macaber_complot_split_0.xhtml
macaber_complot_split_1.xhtml
macaber_complot_split_2.xhtml
macaber_complot_split_3.xhtml
macaber_complot_split_4.xhtml
macaber_complot_split_5.xhtml
macaber_complot_split_6.xhtml
macaber_complot_split_7.xhtml
macaber_complot_split_8.xhtml
macaber_complot_split_9.xhtml
macaber_complot_split_10.xhtml
macaber_complot_split_11.xhtml
macaber_complot_split_12.xhtml
macaber_complot_split_13.xhtml
macaber_complot_split_14.xhtml
macaber_complot_split_15.xhtml
macaber_complot_split_16.xhtml
macaber_complot_split_17.xhtml
macaber_complot_split_18.xhtml
macaber_complot_split_19.xhtml
macaber_complot_split_20.xhtml
macaber_complot_split_21.xhtml
macaber_complot_split_22.xhtml
macaber_complot_split_23.xhtml
macaber_complot_split_24.xhtml
macaber_complot_split_25.xhtml
macaber_complot_split_26.xhtml
macaber_complot_split_27.xhtml
macaber_complot_split_28.xhtml
macaber_complot_split_29.xhtml
macaber_complot_split_30.xhtml
macaber_complot_split_31.xhtml
macaber_complot_split_32.xhtml
macaber_complot_split_33.xhtml
macaber_complot_split_34.xhtml
macaber_complot_split_35.xhtml
macaber_complot_split_36.xhtml
macaber_complot_split_37.xhtml
macaber_complot_split_38.xhtml
macaber_complot_split_39.xhtml
macaber_complot_split_40.xhtml
macaber_complot_split_41.xhtml
macaber_complot_split_42.xhtml
macaber_complot_split_43.xhtml
macaber_complot_split_44.xhtml
macaber_complot_split_45.xhtml
macaber_complot_split_46.xhtml
macaber_complot_split_47.xhtml
macaber_complot_split_48.xhtml