16 De laatste en de grootste

Duivenvleugels, het hemelkoor, engelenzang - wat meer nog moest hij zich herinneren van het Paradijs? Het was allemaal precies zoals ze hem op de kleuterschool hadden geleerd - dat gevoel of hij vloog, de duisternis, de klank van een miljoen narpen. Hij moest werkelijk proberen zich er alles van te herinneren. Éven kijken, je kwam bij de poort… Een diepe, vaderlijke stem zei, bijna in zijn oor: ‘Hier is de gezagvoerder.’ (Zo, zo, wie was dat? Petrus?) ‘We gaan

landen. Wilt u uw riemen vastmaken en uw sigaretten doven? Dank u.’

Het moest een heel gezelschap zijn, dat met z’n allen naar boven ging. Zou Tilly erbij zijn? Bond kermde van verlegenheid. Hoe moest hij haar voorstellen aan de anderen, aan Vesper bijvoorbeeld? En als het erop aankwam, wie was hem dan het liefste? Maar misschien was het een grote wereld met veel landen en steden. De kans dat hij een van zijn vroegere vriendinnen zou tegenkomen was er waarschijnlijk niet groter dan ze op aarde was geweest. Maar er waren toch een hoop mensen die hij beter kon vermijden zolang hij zich nog niet had gevestigd en wegwijs was geworden. Misschien kwamen die dingen er, bij zoveel liefde, niet op aan. Misschien beminde je gewoon alle meisjes die je tegenkwam. Hm. Netelige zaak.

Met deze onwaardige gedachten in zijn hoofd verzonk Bond weer in bewusteloosheid.

Het volgende dat hij waarnam was een gevoel of hij zachtjes werd gewiegd. Hij opende zijn ogen. De zon verblindde hem. Hij deed ze weer dicht. Een stem boven en achter zijn hoofd zei: ‘Pas op, maat. Die helling is steiler dan je denkt.’ Biina onmiddellijk voelde hij een harde stoot. Een norse stem voor hem zei: ‘Tjezes, mijn idee. Waarom leggen ze er geen rubbermat neer.’

Bond dacht boos: dat is een mooie manier om hierboven zo te praten. Alleen omdat ik een nieuweling ben en omdat ze denken dat er toch niemand luistert.

Er werd^ een deur dichtgeslagen. Bond kreeg een harde klap tegen zijn uitstekende elleboog. Hij schreeuwde: ‘Au!’ en probeerde bij zijn elleboog te komen en erover te wrijven, maar hij kon zijn handen niet in beweging krijgen. ‘Kijk nou_ eens. Hee, Sam, je moest de dokter maar roepen. Deze is bijgekomen.’

‘Goed. Zet hem hier maar naast de andere.’ Bond voelde dat hij naar beneden ging. Het was nu koeler. Hij opende zijn ogen. Een groot, rond Brooklyn-gezicht boog zich over hem heen. Hij keek in twee lachende ogen. De brancard raakte de grond. De man zei: ‘Hoe voelt u zich, meneer?’ ‘Waar ben ik?’ Er klonk angst in Bond’s stem. Hij probeerde zich op te richten, maar het ging niet. Hij voelde dat hem over zijn hele lichaam het zweet uitbrak. Was hij dan nog op aarde? Bij die gedachte ging er een golf van verdriet door zijn lichaam. Tranen brancfden in zijn ogen en liepen over zijn wangen.

‘Kom, kom, wat is dat nou? Alles is in orde. Dit is Idlewild, New York. U bent nu in Amerika. Geen moeilijkheden meer, ziet u?’ De man richtte zich op. Hij dacht dat Bond een of andere vluchteling was. ‘Vooruit, Sam. Die knaap heeft een shock.’

‘Okay, okay.’ De twee stemmen verwijderden zich, bezorgd mompelend. Bond voelde dat hij zijn hoofd kon bewegen. Hij keek om zich heen. Hij bevond zich in een witgeschilderde ziekenzaal - waarschijnlijk zoiets als de geneeskundige dienst van de luchthaven. Er stond een rij opgemaakte bedden. Door hoge ramen viel zonlicht naar binnen, maar het was er koel. Hij lag op een brancard op de vloer. Ernaast stond nog een brancard. Hij wendde zijn hoofd opzij. Het was Tilly. Ze was bewusteloos. Haar bleke gezicht, omraamd door het zwarte haar, wees naar de zoldering.

De deur achterin de zaal ging open. Er kwam een dokter in witte jas door, die er opgewekt en kwiek uitzag, en snel langs de bedden liep, gevolgd door Klusjesman. Bond sloot vermoeid zijn ogen. Dat was het dus. Er dromden voeten samen om zijn brancard. Goldfinger zei vrolijk: ‘Zo, ze zijn goed ondergebracht, niet dokter? Dat is een van de zegeningen van het geld hebben. Als je vrienden of je personeel ziek zijn kun je ze de best mogelijke medische verzorging geven. Een zenuwinstorting, allebei. En in dezelfde week! Hoe is het mogelijk! Maar ik neem het mezelf kwalijk dat ik ze te hard heb laten werken. Nu is het mijn plicht ze weer op de been te helpen. Dr. Foch -de beste dokter van Genève trouwens - had een heel gedecideerd oordeel. Hij zei: ‘Ze hebben rust nodig, Mr. Goldfinger. Rust, rust en nog eens rust.’ Hij heeft ze iets kalmerends gegeven en nu zijn ze op weg naar het Harkness-ziekenhuis een röntgenuitrusting van een miljoen dollar gaf, heb ik er beslist nooit iets voor terug verwacht. Maar nu? Ik hoefde maar even op te bellen en ze hielden twee mooie kamers beschikbaar. Nou…’ - er ritselde bankbiljetten - ‘bedankt voor alle hulp bij de Immigratie. Gelukkig hadden ze allebei een geldig visum en ik denk dat men van Mr. Goldfinger wel wil aannemen dat ze geen van beiden de regering der Verenigde Staten met geweld zullen willen omverwerpen, niet?’

‘Ja, inderdaad, en bedankt, mr. Goldfinger. Ik zal doen wat ik kan. Ik heb begrepen dat er buiten een privé-ambulance staat te wachten?’

Bond opende zijn ogen en keek in de richting waar de stem van de dokter vandaan kwam. Hij zag een aardige, ernstige

jongman met een bril zonder randen en en brosse geknipt haar. Bond zei rustig en met desperate oprechtheid: ‘Dokter, dit meisje noch ik schelen iets. Men heeft ons verdovende middelen toegediend en ons tegen onze wil hierheen gebracht. Geen van ons beiden werkt voor Goldfinger of heeft ooit voor hem gewerkt. Ik waarschuw u dat we ontvoerd zijn. Ik wens de chef van de Immigratie te spreken. Ik heb vrienden in Washington en New York. Ze kunnen voor me instaan. Ik verzoek u mij te geloven.’ Bond hield de blik van de arts vast om hem van zijn oprechtheid te overtuigen. De dokter keek bezorgd. Hij wendde zich naar Goldfinger. Goldfinger schudde zijn hoofd - bijna onmerkbaar, om Bond niet te kwetsen. Hij stak heimelijk zijn hand op en tikte met afgewend gezicht op zijn voorhoofd. Goldfinger trok hulpeloos zijn wenkbrauwen op. ‘Ziet u wat ik bedoel, dokter? Zo is het al dagen. Totale zenuwuitputting met vervolgingswaan. Dr. Foch zei dat dat vaak samengaat. Het kan wel een

Eaar weken ziekenhuis worden. Maar ik zal hem er doorheen elpen, al zou het ‘t laatste zijn dat ik doe. Het is de overgang van die vreemde omgeving. Misschien dat een injectie…’ De dokter boog zich over zijn zwarte tas heen. ‘Ik geloof dat u gelijk heeft, Mr. Goldfinger. In het Harkness-ziekenhuis zijn ze in goede handen.’ Er rinkelden instrumenten. Goldfinger zei: ‘Het is vreselijk triest om iemand zo volkomen te zien instorten, iemand die een van mijn beste medewerkers is geweest.’ Hij boog zich met een vaderlijke glimlach over Bond heen. Zijn stem klonk gebroken. ‘Het komt allemaal wel goed, hoor, James. Neem je gemak er maar van en ga lekker slapen. Ik was er bang voor dat de reis te veel voor je zou zijn. Neem er je gemak maar van en laat alles maar aan mij over.’

Bond voelde een propje watten over zijn arm strijken. Hij hees zich omhoog. Tegen zijn wil kwam er een stortbui van vloeken over zijn lippen. Toen voelde hij de naald en hij deed zijn mond open en schreeuwde en schreeuwde terwijl de dokter naast hem neerknielde en voorzichtig, geduldig het zweet van zijn voorhoofd wiste.

Nu was het een kamer als een soort grijsgeverfde doos. Er zaten geen. ramen in. Het licht kwam van éen enkele lamp aan de zoldering. Om de lamp heen zat een rooster van concentrische uitsnijdingen in de pleisterkalk en in de kamer hing de neutrale geur en het zwakke zoemen van air-conditioning. Bond merkte

dat hij in staat was overeind te gaan zitten. Hij deed het. Hij voelde zich suf, maar goed. Hij werd zich er plotseling van bewust dat hij een geweldige honger en dorst had. Wanneer had hij voor het laatst gegeten? Twee, drie dagen geleden? Hij zette zijn benen op de grond. Hij was naakt. Hij inspecteerde zijn lichaam. Klusjesman was voorzichtig geweest Hij vertoonde geen andere beschadigingen dan het groepje naaldprikken op zijn rechter onderarm. Hij stond op, zijn duizeligheid trotserend, en deed een paar stappen in de kamer. Hij had op een soort scheepskooi gelegen, met laden eronder. Verder stond er in de kamer alleen een gewoon tafeltje en een gewone houten stoel. Alles was hygiënisch, functioneel, Spartaans. Bond knielde bij de laden onder het bed en trok ze open. De hele_ inhoud van zijn koffer zat erin, behalve zijn horloge en zijn revolver. Zelfs de nogal zware schoenen die hij bij zijn expeditie naar de ‘Entreprises Auric’ had gedragen waren er nog. Hij draaide aan een van de hakken en trok eraan. Het brede tweesnijdende mes gleed soepel uit de schede in de zool. Met de hak als heft was het een soort dolk. Bond controleerde of ook het mes in de andere schoen nog op zijn plaats zat en zette de hakken weer op hun plaats. Hij haalde wat kleren uit een van de laden en trok ze aan. Hij vond zijn sigarettenetui en zijn aansteker en stak een sigaret op. Er waren twee deuren en aan een ervan zat een knop. Die deed hij open. Hij gaf toegang tot een kleine, goedinge-richte badkamer met wc. Zijn toiletgerei lag keurig uitgestald. Daarnaast lagen de toiletbenodigdheden van een meisje. Bond deed zachtjes de andere deur in de badkamer open. De kamer was gelijk aan de zijne. Op het kussen van de slaapbank lag Tilly Mastertons zwarte haar. Bond liep er op zijn tenen heen en keek op haar neer. Ze sliep vredig, met een flauwe glimlach om haar mooie mond. Bond liep de badkamer weer in, deed zachtjes de deur dicht, liep naar de spiegel boven de wastafel en beschouwde zichzelf. De zwarte stoppelbaard leek eerder van drie dan van twee dagen. Hij begon zich wat op te knappen.

Een half uur later zat Bond op de rand van zijn bed na te denken, toen de deur zonder knop plotseling openging. Klusjesman stond in de deuropening. Hij keek Bond zonder nieuwsgierigheid aan. Zijn blikken schoten behoedzaam de kamer rond. Bond zei scherp: ‘Klusjesman, ik wil flink wat te eten hebben, en gauw. En een fles whisky, sodawater en ijs. En ook nog een pakje sigaretten en óf mijn eigen horloge óf

een gelijkwaardig horloge. En snel! Hup hup! En zeg tegen Goldfinger dat ik hem spreken wil, maar niet voor ik iets te eten heb gehad. Komaan! Voortmaken! Sta daar niet zo ondoorgrondelijk te kijken. Ik heb honger.’ Klusjesman keek Bond moordlustig aan, alsof hij zich afvroeg welk onderdeel van hem hij zou breken. Hij deed zijn mond open, bracht een geluid voort tussen een boos gekef en een oprisping, spuwde droog op de grond en liep achteruit en sloeg de deur bijna dicht. Op het moment dat de slag had moeten klinken, minderde de deur ineens vaart en ging met een zacht maar resoluut dubbel klikje dicht. De ontmoeting bracht Bond in een goed humeur. Goldfinger had om een of andere reden besloten hem niet te doden. Hij wilde ze levend hebben. Bond zou spoedig weten waarom, maar in ieder geval was het Bond’s bedoeling zo lang mogelijk in leven te blijven. Daartoe diende ook het op hun plaats zetten van Klusjesman en welke andere Koreanen ook, want die wezens stonden in de rangorde der zoogdieren naar Bond’s schatting aanmerkelijk lager dan de apen. Tegen de tijd dat Bond een uitstekend maal was gebracht, benevenst alle andere dingen waar hij om gevraagd had, zijn horloge inbegrepen, was hij niets meer over zijn situatie te weten gekomen dan dat zijn kamer dichtbij een water lag en niet ver van een spoorbrug. Aangenomen dat het een kamer in New York was, moest het de Hudson of de East River zijn. De lijn was geëlektrificeerd en naar het geluid te oordelen een ondergrondse, maar Bond’s kennis van de plattegrond van New York was niet toereikend om hem te identificeren. Zijn horloge was blijven stilstaan. Toen hij de Koreaan vroeg hoe laat het was, kreeg hij geen antwoord. Bond had de hele maaltijd verorberd, rookte een sigaret en zat aan een groot glas whisky-soda te nippen toen de deur openging. Goldfinger kwam binnen, alleen. Hij was gekleed zoals men van een zakenman verwacht en maakte een ontspannen en opgewekte indruk. Hij deed de deur achter zich dicht en bleef er met zijn rug naar toe staan. Hij keek Bond onderzoekend aan. Bond rookte door en keek beleefd terug.

Goldfinger zei: ‘Goedemorgen, Mr. Bond. Ik zie dat u zichzelf weer in de hand hebt. Ik hoop dat u liever hier zit dan dood bent. Om u de moeite te besparen een hoop conventionele vragen te stellen, zal ik u vertellen waar u bent en wat er met u gebeurd is. Dan zal ik u een voorstel doen waarop

ik een ondubbelzinnig antwoord verwacht. U bent intelligenter dan de meesten, dus ik hoef u maar éen korte waarschuwing te geven. Probeer geen domme dingen te doen. Val me niet aan met een vork of met een mes of met die fles. Als u dat doet, zal ik u hiermee doodschieten.’ Uit Goldfinger’s rechtervuist stak als een zwarte duim een klein pistool. Hij stak de hand met de revolver weer in zijn zak. ‘Ik gebruik die dingen heel zelden. In de gevallen dat het nodig was heb ik nooit méér nodig gehad dan éen .25-patroon voor een • dodelijk schot. Ik schiet op het rechteroog, Mr. Bond. En ik mis nooit.’ Bond zei: ‘Maak u geen zorgen. Ik mik niet zo goed met een whiskyfles.’ Hij trok zijn broekspijp wat op en sloeg zijn ene been over het andere. Hij ging gemakkelijk zitten. ‘Ga verder.’

‘Mr. Bond,’ zei Goldfinger op minzame toon. ‘Ik ben, behalve in metaal, nog in vele andere materialen expert, en ik heb een zuiver gevoel voor alles wat zuiver goud is. Vergeleken met die zuiverheid, die waarde, is mensenmateriaal vaak van zeer laag allooi. Maar zo nu en dan kom je een brok van deze materie tegen dat althans bruikbaar is voor het ruwe werk. Klusjesman is een voorbeeld van wat ik bedoel - gewone, onbewerkte klei, geschikt voor beperkte exploitatie. Op het laatste moment heeft mijn hand geaarzeld het stuk gereedschap te vernietigen, dat uzelf zou kunnen zijn. Misschien heb ik een fout begaan door mijif hand te weerhouden. In ieder geval zal ik alle nodige stappen nemen om mij te beschermen tegen de consequenties van mijn impuls. U zei iets, dat u het leven heeft gered. U stelde voor dat Miss Masterton en u voor mij zouden werken. In het normale geval zou ik geen van beiden kunnen gebruiken, maar heel toevallig sta ik op het punt iets nieuws te ondernemen, waarbij uw beider diensten mij van enig nut zouden kunnen zijn. Dus ik heb het risico genomen. Ik heb u beiden de nodige kalmerende middelen toegediend. Ik heb uw rekeningen betaald en uw bagage uit het Bergues-hotel gehaald, waar Miss Masterton onder haar werkelijke naam bleek te zijn ingeschreven. Ik heb namens u een telegram naar Universal Export gestuurd, dat men u een betrekking in Canada had aangeboden, en dat u daarheen vloog om de voorstellen te bestuderen, en dat u Miss Masterton als uw secretaresse meenam. De verdere bijzonderheden zou u schrijven. Een nogal slap telegram, maar voor de korte periode waarin ik uw diensten nodig heb, zal het wel genoeg zijn.’ (Toch niet, dacht Bond, tenzij je in de tekst een van die onschuldige zinnetjes inlaste waaraan M kon zien dat het. telegram authentiek was. De Dienst wist inmiddels al dat hij onder controle van de vijand werkte. De machine moest al heel hard draaien.) ‘En mocht u denken, Mr. Bond, dat ik niet genoeg voorzorgen heb genomen, dat men u op het spoor zal komen, laat ik u dan zeggen dat uw ware indentiteit of de macht en de middelen van uw lastgevers mij niet in het minst meer interesseren. U en Miss Masterton zijn volkomen verdwenen, Mr. Bond. En ik ook, en mijn personeel ook. Op de luchthaven zal men verzoeken om inlichtingen omtrent het Harkness Pavilion verwijzen naar het Presbyterian Hospi-tal. Aldaar zal men nooit gehoord hebben van Mr. Goldfinger, noch van zijn patiënten. De FBI en de CIA hebben geen dossier van mij, want ik heb geen criminele loopbaan. Bij de immigratiedienst heeft men ongetwijfeld bijzonderheden over mijn komen en gaan gedurende een aantal jaren, maar daar zal men niets aan hebben. Wat mijn huidige verblijfplaats betreft en de uwe, Mr. Bond, we bevinden ons nu in het magazijn van de Hi-Speed Trucking Corporation, een vroeger achtenswaardig concern waarvan ik de eigenaar ben en dat volledig is ingericht als het geheime hoofdkwartier van de onderneming die ik heb genoemd. Miss Masterton en u zullen in dit kwartier geconsigneerd blijven. Hier zult u wonen en werken en mogelijk, hoewel ik persoonlijk twijfel aan Miss Masterton’s neigingen in die richting, elkaar beminnen.’

‘En waar zal ons werk in bestaan?’

‘Mr. Bond…’ Voor het eerst zolang Bond Goldfinger kende, kwam er iets van leven op het grote, mollige gezicht. Een ‘bijna roofzuchtige blik deed zijn ogen gloeien. De fijnbesneden lippen vormden een gelukzalig boogje. ‘Mr. Bond, mijn hele leven ben ik verliefd geweest. Ik ben verliefd geweest op goud. Ik houd van de kleur ervan, de glans, de goddelijke zwaarte. Ik houd van de substantie goud, de molligheid ervan die ik op de tast zo nauwkeurig heb leren bepalen dat ik het allooi van een baar goud tot op éen karaat nauwkeurig kan schatten. En ik houd van de warme, scherpe geur, die het verspreidt als ik het omsmelt tot een echte gouden stroop. Maar bovenal, Mr. Bond, houd ik van de macht die alleen goud aan de eigenaar ervan verschaft - de toverkracht van beheerste energie, van veeleisende arbeid, van de mogelijkheid iedere wens en luim te kunnen uitleven en, zo nodig, lichamen, harten, en zelfs zielen te kopen. Ja, Mr. Bond, ik heb mijn hele

leven voor goud gewerkt en het goud heeft, op zijn beurt, voor mij gewerkt en voor de ondernemingen waaraan ik mij heb verbonden. Ik vraag u,’ Goldfinger keek Bond ernstig aan, ‘is er éen andere stof ter wereld die de eigenaar ervan zó rijk beloont?’

‘Menigeen is rijk en machtig geworden zonder een ons van het goedje te bezitten. Maar ik voel wel aan wat u bedoelt. Hoeveel heeft u bij elkaar weten te krijgen en wat doet u ermee?’

‘Ik heb een hoeveelheid ter waarde van ongeveer twintig miljoen pond, ongeveer zoveel als een klein land. Het is nu allemaal in New York. Ik sla het op waar ik het nodig heb. Mijn goudschat is zoiets als een composthoop. Ik manoeuvreer ermee over het aardoppervlak en waar ik het verkies uit te strooien, begint dat stukje grond te groeien en te bloeien. Ik haal de oogst binnen en trek weer verder. Op het moment stel ik me bijvoorbeeld voor, een zekere Amerikaanse onderneming aan te moedigen en vruchtbaar te maken met mijn gouden compost. Daarom zijn de baren goud in New York.’ ‘Welke ondernemingen kiest u uit? Wat trekt u erin aan?’ ‘Ik verbind me met elke onderneming die mijn goudvoorraad kan vergroten. Ik investeer, ik smokkel, ik steel.’ Goldfinger maakte een licht handgebaar en hield ze op overtuigende wijze operi. ‘Als u mijn vergelijking wilt volgen: beschouwt u de geschiedenis eens als een trein die door de tijd rijdt. Vogels en andere dieren worden verschrikt door hét gefluit en gedender van de passerende trein, ze vliegen of rennen er angstig voor weg of drukken zich tegen de grond in de mening dat ze zich verschuilen. Ik ben als de havik die de trein volgt - gereed omlaag te schieten op alles dat door de trein, door de gang der historie, wordt opgejaagd. Om u een eenvoudig voorbeeld te geven: de gang der historie brengt een man voort die de penicilline ontdekt. Tegelijkertijd brengt de historie een wereldoorlog tot stand. Velen sterven of zijn bang te sterven. Penicilline kan ze redden. Door omkoperij in enkele militaire takken van dienst op het vaste land, leg ik een penicillinevoorraad aan. Ik versnijd het met een of ander onschadelijk poeder of een vloeistof en verkoop het met enorme winst aan de mensen die ernaar smachten. Bergrijpt u wat ik bedoel, Mr. Bond? Je moet wachten op je prooi, ze zorgvuldig in het oog houden en dan naar beneden schieten. Maar zoals ik zeg, ik zoek zulke ondernemingen niet op. Ik laat ze door de trein der historie naar me toe jagen.’

‘Wat is uw laatste prooi? Wat krijgen Miss Masterton en ik ermee te maken?’

‘De laatste prooi, Mr. Bond, is inderdaad de laatste. Het is ook de grootste.’ Goldfinger’s blik was nu leeg, naar binnen gekeerd. Zijn stem werd diep, bijna plechtig bij zijn visioen. ‘De mens heeft de Everest beklommen en is op de bodem van de Oceaan afgedaald. Hij heeft raketten de ruimte in geschoten en het atoom gesplitst. Hij heeft uitvindingen gedaan, ideeën ontwikkeld, gecreëerd op elk gebied van het menselijk streven, en overal heeft hij getriomfeerd, records verbeterd, wonderen bewerkt. Ik zei: op elk gebied. Maar éen gebied is verwaarloosd, Mr. Bond. Dat ene gebied is de menselijke activiteit die in de wandeling misdaad wordt genoemd. De zogenaamde misdaden die door de individuele mensen worden begaan - ik doel uiteraard niet op hun idiote oorlogen, hun onbehouwen afslachting van elkaar - zijn van miserabele omvang: kleine bankberovingen, nietige zwendelaffaires, armzalige vervalsingen. En toch ligt enkele honderden kilometers hier vandaan de gelegenheid tot de grootste misdaad in de geschiedenis voor het grijpen. Het toneel ligt klaar, de enorme beloning is aangeboden. Alleen de acteurs ontbreken. Maar de impresario is in ieder geval hier, Mr. Bond’ -Goldfinger stak een vinger op en wees op zijn borst - ‘en heeft zijn stuk gekozen. Vanmiddag nog zal de tekst aan de hoofdrolspelers worden voorgelegd. Dan zullen de repetities beginnen en binnen een week zal het gordijn opgaan voor de eerste, enige voorstelling. En dan zal het applaus volgen, het applaus voor de grootste onwettige stunt aller tijden. En, Mr. Bond, de wereld zal van dat applaus nog eeuwen nadaveren.’ Nu brandde er een flauwe vlam in Goldfinger’s fletse ogen en zijn roodbruine wangen hadden wat meer kleur dan gewoonlijk. Maar hij was nog kalm, ontspannen, diep overtuigd. Hier geen spoor, overwoog Bond, van de krankzinnige, de visionair. Er stond Goldfinger een fantastisch plan voor ogen, maar hij had de kansen gewogen en wist dat de kaarten goed lagen. Bond zei: ‘Nou, voor den dag ermee. Wat is het, en wat moeten wij eraan doen?’

‘Het is een beroving, Mr. Bond. Een beroving zonder tegenstanders, maar die een weloverwogen uitvoering eist. Er zullen heel wat paperassen en administratieve bijzonderheden in het oog moeten worden gehouden. Ik wilde dat zelf doen, tot u mij uw diensten aanbood. Nu zult ii het doen, met Miss Masterton als secretaresse. Voor dit werk bent u al enigszins beloond

met uw leven. Als de operatie succesvol is verlopen, zult u een miljoen pond in goud ontvangen. Miss Masterton zal een half miljoen krijgen.’

Bond zei enthousiast: ‘Dat is tenminste een voorstel. Wat gaan we doen? De maan halen?’

‘Ja.’ Goldfinger knikte. ‘Dat is precies wat we gaan doen. We gaan voor vijftien miljard dollar ongemunt goud binnenhalen, ongeveer de helft van de wereldvoorraad. We gaan, Mr. Bond, Fort Knox innemen.’